Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ronnes over het bericht ‘Kraakactie in Mill tegen uitsterfbeleid woonwagens’
Vragen van het lid Ronnes (CDA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Kraakactie in Mill tegen uitsterfbeleid woonwagens» (ingezonden 5 oktober 2018).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
18 oktober 2018).
Vraag 1
Kent u het bericht «Kraakactie in Mill tegen uitsterfbeleid woonwagens»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het feit dat in Mill een locatie is gekraakt door woonwagenbewoners
uit een andere gemeente, als protest tegen het uitsterfbeleid dat de gemeente volgens
hen voert op het gebied van woonwagenbewoning?
Antwoord 2
Woonwagenbewoners mogen gebruik maken van hun recht op demonstratie binnen de geldende
wettelijke kaders. Het uitsterfbeleid van woonwagenstandplaatsen zoals enkele gemeenten
dat hebben gevoerd in de voorbije jaren staat op gespannen voet met de mensenrechten
van woonwagenbewoners. Echter het beleidskader gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid,
dat ik op 12 juli 2018 aan uw Kamer stuurde, geeft geen grond om het recht in eigen
hand te nemen en zonder toestemming of benodigde vergunningen zich te vestigen op
standplaatsen. Dit heb ik ook aangegeven in mijn brief van 12 oktober 2018 aan uw
Kamer bij de nulmeting van woonwagenstandplaatsen «Woonwagenstandplaatsen in Nederland».
In het beleidskader wordt aangegeven dat samenwerking en een goede communicatie van
groot belang is voor het vormgeven van het gemeentelijk standplaatsenbeleid. Ik vind
dat de huidige acties niet bijdragen aan de door mij gewenste constructieve dialoog
tussen de woonwagenbewoners en de gemeente.
Vraag 3
Deelt u de visie dat het op 12 juli 2018 aangeboden beleidskader voor gemeentelijk
standplaatsenbeleid verwarring heeft veroorzaakt bij betrokkenen, nu zij zich beroepen
op aanbevelingen uit genoemd beleidskader? Zo ja, bent u bereid een nadere verduidelijking
aan betrokkenen te zenden?
Antwoord 3
De kern van het beleidskader gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid is dat
bij de ontwikkeling van het lokale woonbeleid rekening gehouden wordt met de gerechtvaardigde
woonbehoefte van woonwagenbewoners om te wonen in een woonwagen. Het beleidskader
verduidelijkt de kaders die gelden voor gemeenten bij het vormgeven van het beleid
voor woonwagens en standplaatsen in hun gemeente.
Het lokale beleid dient erop gericht te zijn dat op een redelijke termijn het aanbod
aan standplaatsen beter is afgestemd met de behoefte er aan.
In het beleidskader wordt de gemeenten aanbevolen om het beleid vorm te geven in overleg
met alle betrokkenen. Voor de verdere implementatie zijn gemeenten afhankelijk van
meerdere partijen, waaronder de woningcorporaties. Het beleidskader geeft individuele
woonwagenbewoners geen recht om illegaal een standplaats in gebruik te nemen, toe
te eigenen of illegale activiteiten te ontplooien.
De komende tijd zal ik in gesprek treden met gemeenten en organisaties van woonwagenbewoners,
gericht op nadere toelichting van het beleidskader.
Vraag 4
Deelt u de conclusie dat het innemen van een woonwagenstandplaats altijd binnen het
vastgestelde lokale woonbeleid moet passen en dat het innemen van standplaatsen buiten
dat beleid ongewenst en onwettig is?
Antwoord 4
De gemeente is verantwoordelijk voor het vaststellen van het lokale woonbeleid binnen
de geldende mensenrechtelijke kaders. Het zich vestigen op een woonwagenlocatie in
strijd met dit woonbeleid zonder de noodzakelijke toestemming of vergunning is ongeoorloofd
en illegaal.
Vraag 5
Kunt u aangeven op welke gronden de gemeente of andere instanties handhavend kunnen
optreden tegen het op dergelijke wijze kraken van locaties?
Antwoord 5
Indien de acties van de woonwagenbewoners worden aangemerkt als een demonstratie,
kan de burgemeester op basis van de Wet openbare manifestaties ingrijpen indien dat
noodzakelijk is ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer of
ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Op basis van deze gronden kan
een burgemeester de manifestatie zelfs laten beëindigen.
In situaties waarin woonwagenbewoners zich zonder de nodige toestemming of vergunning
op een standplaats vestigen, kan de gemeente handhavend optreden.
Vraag 6
Welke gemeenten hebben inmiddels bij de vaststelling van het lokale woonbeleid rekening
gehouden met de wensen van woonwagenbewoners en binnen welke termijn moeten gemeenten
nieuw beleid vaststellen? Mogen gemeenten daarbij regionaal samenwerken en gemeentelijke
taken overdragen aan een andere gemeente?
Antwoord 6
Het beleidskader is op 12 juli 2018 aan de Tweede Kamer gestuurd. Het is nog te vroeg
om aan te geven hoeveel gemeenten reeds toepassing hebben gegeven in hun beleid aan
de uitgangspunten van het beleidskader. Uiteraard kunnen gemeenten opteren om er regionaal
invulling aan te geven en hun woonbeleid onderling af te stemmen. Kern van de zaak
is dat er voldoende rekening wordt gehouden met en ruimte wordt gegeven aan het woonwagenleven
van woonwagenbewoners.
Vraag 7
Deelt u de visie dat gemeenten waar behoefte is aan standplaatsen vooralsnog alleen
gehouden kunnen worden aan de realisatie van voldoende standplaatsen voor de eigen
gemeentelijke behoefte? Zo ja, klopt het dan dat een claim op een woonwagenstandplaats
buiten de woongemeente per definitie kansloos is?
Vraag 8
Deelt u de gedachte dat een gemeente woonwagenbewoners wel mag weren als die bewoners
van buiten de betrokken gemeente komen, terwijl de gemeente gezorgd heeft voor voldoende
plekken voor woonwagenbewoners uit de eigen gemeente?
Antwoord 7 en 8
Net als bij andere woningzoekenden kan bij schaarste in de huisvestingsverordening
voor een deel van de toewijzingen voorrang worden gegeven aan woningzoekenden met
een maatschappelijke of economische binding aan de gemeente. In het beleidskader is
aangegeven dat het leven in familieverband een kenmerk is van het woonwagenleven waarmee
gemeenten rekening dienen te houden. Dat kan op basis van het criterium maatschappelijke
binding. In het kader van vrijheid van vestiging is het niet mogelijk om woningzoekende
woonwagenbewoners uit andere gemeenten geheel uit te sluiten.
Indien opgelopen achterstanden wat betreft het aantal standplaatsen zijn ingehaald
acht ik het zeer wel mogelijk dat woonwagenbewoners zich melden voor standplaatsen
in andere gemeenten dan die waar zij nu woonachtig zijn. Het zou immers vreemd zijn
vast te moeten stellen dat een woonwagenbewoner nooit kan verhuizen naar een andere
gemeente.
Vraag 9
Acht u het redelijk en acceptabel als gemeenten toch beleid formuleren dat gericht
is op een vermindering van het aantal standplaatsen, als dat de instemming heeft van
de betrokken woonwagenbewoners in die gemeente?
Antwoord 9
Zoals eerder gezegd, is de kern dat het aanbod van standplaatsen in overeenstemming
gebracht moet worden met de vraag, net als gemeenten dat beogen inzake de woningbehoefte
van overige woningzoekenden. Dat kan in bepaalde gevallen er inderdaad toe leiden
dat een gemeente het aantal standplaatsen vermindert of afbouwt indien er ter plaatse
minder of geen behoefte meer aan is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.