Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van den Hul over verouderde techniekapparatuur in het middelbaar beroepsonderwijs
Vragen van het lid Van den Hul (PvdA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over verouderde techniekapparatuur in het middelbaar beroepsonderwijs (ingezonden 26 september 2018).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
17 oktober 2018)
Vraag 1
Bent u bekend met het item «Mbo wil meer geld voor techniekonderwijs»1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het u bekend dat de in het artikel aangehaalde mbo-instelling werkt met apparatuur
die dateert uit de jaren vijftig? Deelt u de opvatting dat de vaardigheden die studenten
daarmee opdoen niet optimaal aansluiten op de beroepspraktijk?
Antwoord 2
Nee, het Ministerie van OCW beschikt niet over een overzicht van de apparatuur die
bij alle afzonderlijke onderwijsinstellingen aanwezig is. In het middelbaar beroepsonderwijs
zijn de instellingen – net als in het hoger onderwijs – volledig zelf verantwoordelijk
voor beslissingen over de besteding van de lumpsum en welk bedrag ze reserveren voor
hun gebouwen en de inrichting daarvan.
Ik deel de mening dat het voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt belangrijk
is dat studenten toegang hebben tot de nieuwste technologieën.
Vraag 3
Kunt u inzichtelijk maken op hoeveel mbo’s sprake is van dusdanig verouderde apparatuur
dat daarmee de aansluiting op de arbeidsmarkt wordt bemoeilijkt? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, wat betekent dit voor de innovatiekracht van het mbo?
Antwoord 3
Nee, dat is niet mogelijk. Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Op welke wijze draagt u er zorg voor dat alle mbo-studenten zeker zijn van moderne
technische apparatuur die aansluit op de arbeidsmarkt?
Antwoord 4
Dit doe ik op meerdere manieren.
Allereerst wordt in de bekostiging van het mbo rekening gehouden met de relatief hoge
kosten van techniekopleidingen. Voor studenten aan techniekopleidingen geldt een hogere
prijsfactor dan voor studenten aan bijvoorbeeld economische opleidingen. De mbo-sector
heeft de afgelopen jaren als sector elk jaar een positief resultaat behaald. De solvabiliteit
II van de sector was ultimo 2017 0,59. Hieruit concludeer ik dat de sector als geheel
over voldoende financiële middelen beschikt.
Om een goede aansluiting tussen technische opleidingen en de regionale arbeidsmarkt
mogelijk te maken, is intensieve samenwerking tussen het regionale bedrijfsleven en
mbo-instellingen noodzakelijk. Daarom kunnen scholen in samenwerking met bedrijven
en regionale overheden een aanvraag indienen voor het Regionaal investeringsfonds
mbo (RIF). De toenemende technologisering, robotisering en digitalisering van de samenleving
en de snel veranderende beroepenstructuur, maakt het een uitdaging voor scholen om
constant te beschikken over state-of-the-art apparatuur. Door samenwerking van mbo-instellingen
met het regionale bedrijfsleven zijn er veel meer mogelijkheden om mbo-studenten tijdens
hun studie al ervaring te laten opdoen met dergelijke apparaten. Bijvoorbeeld door
lessen te organiseren in de betreffende bedrijven in plaats van op school of doordat
bedrijven oefenapparatuur beschikbaar stellen aan de opleidingen. Zo creëert men een
duurzame oplossing, om langdurig zeker te zijn van up-to-date leermiddelen. Het RIF
is speciaal bedoeld om dit soort samenwerking te stimuleren. Het RIF dekt daarnaast
ook de afschrijving op apparatuur die de school wél zelf wil aanschaffen, gedurende
de looptijd van de subsidiebeschikking. Op dit moment ben ik bezig met een herziening
van het RIF, voor de jaren 2019–2022. Hierover bent u onlangs geïnformeerd.2 Deze vormen van publiek-private samenwerking wordt ook via het Techniekpact extra
gestimuleerd in specifiek de technische sector. Ook hierover bent u dit voorjaar geïnformeerd
met de kamerbrief over het hernieuwde Techniekpact.3
Gezien deze kaders is het voor mbo-instellingen die beschikken over verouderde apparatuur
mogelijk om hun apparatuur te vernieuwen of gebruik te maken van apparatuur bij bedrijven
in hun regio. Ik ken veel voorbeelden van mbo-instellingen die het binnen de geschetste
financiële kaders wel lukt om studenten onderwijs aan te bieden met de nieuwste technologie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.