Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Helder en Markuszower over het bericht ‘Wonen naast een tbs-kliniek: Hoe een verkrachting het dorpje Oostrum opschudde’
Vragen van de leden Helder en Markuszower (beiden PVV) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over het bericht «Wonen naast een tbs-kliniek: Hoe een verkrachting het dorpje Oostrum opschudde» (ingezonden 6 augustus 2018).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) mede namens de Minister
voor Rechtsbescherming (ontvangen 15 oktober 2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2017–2018, nr. 3013.
Vraag 1
Kent u het bericht «Wonen naast een tbs-kliniek: Hoe een verkrachting het dorpje Oostrum
opschudde»?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Hoe kwalificeert u het optreden van de politie tijdens het verhoor? Gebeurt het vaker
dat slachtoffers op zo’n schandalige manier worden verhoord?
Antwoord 2
Ik vind het van groot belang dat slachtoffers van strafbare feiten op de juiste wijze
worden geholpen. De bejegening van slachtoffers in zedenzaken heeft zowel bij de politie
als het Openbaar Ministerie dan ook continu de aandacht.
Ik kan niet ingaan op een individuele casus. Het is een precaire balans voor de politie
tussen enerzijds het doen aan waarheidsvinding en anderzijds de juiste bejegening
van het slachtoffer. Zedenrechercheurs zijn opgeleid om met dit dilemma om te gaan
en zo zorgvuldig mogelijk te handelen tijdens het verhoor.
Vraag 3
Hoe vaak is het afgelopen vijf jaar voorgekomen dat een slachtoffer van verkrachting
na het verhoor van de politie afzag van aangifte? Bent u bereid deze casussen allemaal
door een externe onderzoekscommissie te laten bekijken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ik zie geen noodzaak om een externe onderzoekscommissie in te stellen. Het belang
van het doen van aangifte is recent onderzocht door het WODC2 waar mee duidelijk is geworden welke maatregelen drempels kunnen wegnemen tot het
doen van aangifte. In mijn beleidsreactie aan uw Kamer heb ik aangegeven welke aanbevelingen
uit het WODC-onderzoek zijn opgepakt. In beleid en instructies van politie en het
Openbaar Ministerie is bijvoorbeeld meer aandacht gekomen voor het bewerkstelligen
van maatwerk. Waar in het informatieve gesprek voorheen een lange lijst met bespreekpunten
werd gebruikt, die – onbedoeld- soms als checklist werd gehanteerd, is er nu een ondersteunend
gespreksformat waarmee bereikt wordt dat de politie in de gesprekken meer uitgaat
van de specifieke wensen en behoeften van een slachtoffer. In de Aanwijzing Zeden
van het Openbaar Ministerie is meer aandacht voor de bescherming van slachtoffers
tegen secundaire victimisatie waarbij specifiek gelet wordt op het beperken van het
aantal ondervragingen en het vermijden van onnodige vertraging van het proces.
De Inspectie Justitie en Veiligheid doet op moment, overeenkomstig de motie van de
leden Kuiken/Buitenweg3 onderzoek naar de manier waarop met slachtoffers van zedenmisdrijven wordt omgegaan.
Hierbij betrekt de Inspectie de werkwijze van alle politie-eenheden.
Na een melding bij de politie, wordt met een slachtoffer een uitgebreid informatief
gesprek gevoerd. Daarin wordt het slachtoffer geïnformeerd over de mogelijkheden van
hulpverlening, het proces van aangifte, slachtofferrechten, het recht op gratis rechtsbijstand
en de mogelijke impact van het strafrechtelijke traject. Het gesprek wordt gevoerd
door gespecialiseerde rechercheurs die hiervoor specifiek getraind zijn. In dit eerste
gesprek kan het slachtoffer direct aangifte doen. In dat geval wordt er een afspraak
gemaakt om de aangifte op te nemen. In sommige gevallen kan de aangifte zelfs meteen
aansluitend op het informatieve gesprek worden opgenomen. Er zijn situaties waarbij
het voor het slachtoffer wenselijk kan zijn bedenktijd in acht te nemen, maar het
is aan het slachtoffer om daarvan gebruik te maken. Als het slachtoffer geen aangifte
doet, gaat het Openbaar Ministerie altijd na of er aanleiding is om ambtshalve over
te gaan tot opsporing en vervolging.
Vanaf het begin dat landelijke informatie van het zedenproces beschikbaar is (gestart
in 2016), is het aantal informatieve gesprekken van verkrachtingszaken gestegen in
2017 met 182 ten opzichte van 2016.
Het landelijke aantal aangiften gerelateerd aan verkrachtingszaken is gestegen met
39 in 2017 ten opzichte van 2016. In 2016 en 2017 zijn respectievelijk 1.397 en 1.579
informatieve gesprekken gevoerd en respectievelijk 591 en 630 aangiften opgenomen
gerelateerd aan verkrachtingszaken.
Vraag 4
Hoe kwalificeert u het dwingende verzoek van de politie aan het slachtoffer om geheim
te houden dat haar verkrachter een tbs’er was? Hoe vaak in de afgelopen tien jaar
heeft de politie of het openbaar ministerie (OM) zo’n verzoek gedaan?
Antwoord 4
In opsporingsonderzoeken wordt vaker, ook voordat duidelijk is of de juiste verdachte
in beeld is en het bewijs rond is, informatie gedeeld met slachtoffers. Dit gebeurt
om hen zo goed mogelijk op de hoogte te houden van de vorderingen en ontwikkelingen
in een strafrechtelijk onderzoek. Ten aanzien van bepaalde informatie kan het ongewenst
zijn dat deze in media of elders bekend wordt, omdat dit het onderzoek zou kunnen
schaden. Het aantal keren dat politie en/of Openbaar Ministerie in de afgelopen tien
jaar een dergelijk verzoek heeft gedaan, is mij onbekend.
Vraag 5
Deelt u de mening dat dit slachtoffer en haar ouders ook financieel gecompenseerd
moeten worden wegens het optreden van de politie aangezien het trauma van het slachtoffer
hierdoor verergerd is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ik kan niet ingaan op een individuele casus. In zijn algemeenheid en zeker binnen
het strafrecht geldt, dat alleen diegene die als gevolg van een (strafbaar) feit rechtstreeks
nadeel (schade of letsel) ondervindt in aanmerking kan komen voor een schadevergoeding
als slachtoffer.
Vraag 6, 7, 8
oe kwalificeert u de opgelegde gevangenisstraf van slechts drie jaar?
Wat was de eis van het OM? En gaat het OM in hoger beroep?
Deelt u de mening dat een moordenaar die vervolgens tijdens zijn verlof een jong meisje
verkracht een levenslange gevangenisstraf opgelegd moet krijgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6, 7, 8
De eis van het Openbaar Ministerie was drie jaar gevangenisstraf en tbs met verpleging
van overheidswege. Het vonnis van de rechtbank was conform de eis. De verdachte heeft
hoger beroep ingesteld, het Openbaar Ministerie niet.
Het is aan de rechter om te beslissen welke sanctie passend is voor een (nieuw) misdrijf.
Ik kan hierover geen uitspraken doen.
Vraag 9
Beseft u dat zolang u geen einde maakt aan deze al jaren door ons genoemde «proeftuin»,
waarbij de samenleving wordt gebruikt om tbs’ers op onbegeleid verlof te laten gaan
en deze term nu ook door journalisten wordt gebruikt, er opnieuw onschuldige slachtoffers
zullen vallen en dat u voor dit beleid verantwoordelijk bent? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Ik heb de wettelijke taak ervoor te zorgen dat een tbs-gestelde op veilige en verantwoorde
wijze terugkeert in de samenleving. Verlof maakt onderdeel uit van de behandeling
van tbs-gestelden. Elke verlofbeweging wordt getoetst door een interne verloftoetsingscommissie
van een tbs-kliniek en vervolgens door het onafhankelijke Adviescollege Verloftoetsing
Tbs (AVT).
Vraag 10
Deelt u de mening dat dit incident geenszins op zichzelf staat en dat er daarom een
einde moet komen aan dit uiterst gevaarlijke tbs-systeem? Zo nee, bent u bereid alle
verloven in te trekken? Zo nee, bent u dan bereid tbs’ers uitsluitend op begeleid
verlof te laten gaan?
Antwoord 10
Nee, die mening deel ik niet. Het verlofbeleid vormt een belangrijk onderdeel van
het behandeltraject van tbs-gestelden. Juist door de verschillende fasen in het verlof
(begeleid, onbegeleid, transmuraal en proefverlof), kan een tbs-gestelde stapsgewijs
en op gecontroleerde wijze oefenen met het verblijf buiten de tbs-kliniek. Hiermee
wordt de kans op een op de lange termijn veilige en verantwoorde terugkeer in de maatschappij,
vergroot. De Inspectie Justitie en Veiligheid gaat een thematisch onderzoek uitvoeren
binnen de forensische zorg. Dit onderzoek richt zich onder meer op het besluitvormingsproces
bij het toekennen van vrijheden aan tbs-gestelden. Ik wacht de uitkomsten van het
onderzoek af.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Kuiken (PvdA),
ingezonden 6 augustus 2018 (vraagnummer 2018Z14506).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.