Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wassenberg over het bericht dat methaanuitstoot door gasindustrie groter is dan gedacht
Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht dat methaanuitstoot door gasindustrie groter is dan gedacht (ingezonden 7 augustus 2018).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 12 oktober
2018).
Vraag 1
Kent u het bericht «Meer methaanuitstoot door gasindustrie in Groningen dan gedacht»,
waaruit blijkt dat aannames rond methaanuitstoot door de gasindustrie niet correct
zijn en dat deze uitstoot te laag wordt ingeschat?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het zeer belangrijk is om methaanemissie goed in kaart te brengen
om de juiste maatregelen te kunnen nemen om de emissie te beperken? Zo, nee waarom
niet?
Antwoord 2
Ja, ik deel die mening.
Vraag 3
Deelt u de mening dat methaanuitstoot het beste kan worden vastgesteld middels objectieve
en controleerbare metingen in plaats van door middel van berekeningen en schattingen
door de sector? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ik ben van mening dat methaanuitstoot het beste kan worden vastgesteld door objectieve
en controleerbare metingen in combinatie met berekeningen en schattingen, omdat dit
complementaire methoden zijn. In afsluiters of pompafdichtingen kunnen soms kleine
lekkages ontstaan, die vanwege de geringe omvang onopgemerkt kunnen blijven. Om dit
soort emissies op te sporen worden gasinstallaties periodiek met nauwkeurige gasmeters
gecontroleerd. Wordt op deze manier een lek gevonden, dan wordt dit lek zo spoedig
mogelijk gerepareerd. Het is dan in de regel niet mogelijk om vast te stellen hoeveel
methaan is vrijgekomen sinds de voorlaatste meting. Daarom wordt een schatting gemaakt
van de jaarlijkse hoeveelheid emissies op basis van een vastgesteld protocol onder
toezicht van SodM.
Vraag 4
Is het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) tot dezelfde conclusie gekomen, toen zij
in 2017 onderzocht of de huidige systematiek van berekeningen en schattingen valide
genoeg is of aangepast moet worden?2 Zo ja, tot welke aanpassingen in de meetsystematiek heeft dit geleid? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 4
De huidige systematiek van het bepalen van de methaanemissies is gebaseerd op internationaal
erkende en gevalideerde methoden en meettechnieken. SodM is na evaluatie tot de conclusie
gekomen dat er geen andere, grootschalig gevalideerde methoden voorhanden zijn en
dat de gebruikte systematiek voldoet.
Er is naar aanleiding van de evaluatie één aanpassing doorgevoerd. Bij de evaluatie
bleek dat NOGEPA-leden soms verschillende kentallen in hun berekeningen gebruikten.
NOGEPA heeft in mei 2018 een aangepaste procedure gepubliceerd, waarin de kentallen
waar mogelijk zijn geharmoniseerd. De e-MJV rapportage van de mijnbouwondernemingen
over 2017 is met deze nieuwe procedure opgesteld. Daarbij heeft SodM gecontroleerd
of de toepassing van het nieuwe protocol zou leiden tot trendbreuken voor wat betreft
de totale uitstoot van methaan. Dit blijkt niet het geval te zijn.
Vraag 5
Kunnen we er vanuit gaan dat het SodM hierbij gebruik heeft gemaakt van objectieve
metingen, naar het voorbeeld van de Norwegian Environment Agency?
Antwoord 5
Ja, zie mijn antwoord op vragen 3 en 4.
Vraag 6
Bent u bereid tot het instellen van een landelijk meetprogramma naar de Nederlandse
methaanemissies en -lekkages? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en op welke wijze?
Antwoord 6
Ik zal met SodM en NOGEPA bezien of een aanvullend meetprogramma nodig is en zo ja
hoe dit vorm moet krijgen. Zie ook mijn antwoord op vraag 9.
Vraag 7
Hoe vordert het beleid om de methaanemissie van de olie- en gasindustrie in Nederland
te verlagen, reeds toegezegd in 2017?3
Antwoord 7
In de afgelopen jaren zijn methaanemissies gereduceerd door maatregelen af te spreken
met mijnbouwondernemingen en deze vervolgens vast te leggen in de mijnbouwmilieuvergunningen
en omgevingsvergunningen. De methaanemissies van de mijnbouwondernemingen zijn hierdoor
sinds 1995 substantieel gereduceerd (van ongeveer 60 kton in 1995 naar ongeveer 12 kton
in 2017 op grond van het Elektronisch milieujaarverslag (e-MJV).
Als invulling van mijn toezegging wordt nu voor het verder terugdringen van methaanemissies
die zijn gerelateerd aan de olie- en gaswinning op het Nederlandse deel van de Noordzee,
gekeken naar de huidige praktijk van het offshoreafblazen in plaats van affakkelen van aardgas.
Vraag 8
Welke maatregelen zijn ondertussen genomen en in hoeverre is er al een daling gereduceerd?
Antwoord 8
Zie het antwoord op vraag 7.
Vraag 9
Worden er hierbij ook gerichte maatregelen genomen voor het tegengaan van methaanlekkages
ter grootte van jaarlijks 3000 tot 17.000 ton methaan uit boorgaten in de Noordzee?
Antwoord 9
In de publicatie2 wordt gesproken over mogelijke lekkage die bij drie buiten gebruik gestelde putten
is vastgesteld. De putten zijn gelegen in het centrale gedeelte van de Noordzee, maar
buiten Nederlands grondgebied. Deze lekkages worden veroorzaakt door een lekkage langs
de put, die is ontstaan toen de put door ondiepe lagen heen werd geboord op weg naar
het dieper gelegen olie of gasreservoir. De ondiepe lagen zijn vanwege hun ondiepe
ligging veelal nog onvoldoende geologische «versteend» en kunnen zogeheten «ondiep
gas» ofwel biogeen gas (moerasgas) bevatten. Vanwege de losse structuur van deze lagen
kan bij een doorboring een lekpad voor het «ondiep gas» vanuit een ondiepe laag omhoog
naar de zeebodem ontstaan.
De publicatie beschrijft vervolgens dat wanneer dit fenomeen zich bij alle buiten
gebruik gestelde putten zou voordoen op de Noordzee (geëxtrapoleerd van de lekkagehoeveelheid
van biogeen gas uit de 3 onderzochte putten) er naar schatting jaarlijks theoretisch
3.000 tot 17.000 ton methaan langs de putten zou kunnen vrijkomen.
Naar aanleiding van de bovengenoemde publicatie2 heeft SodM besloten om TNO te vragen een onderzoek uit te voeren, om vast te stellen
of de genoemde geologische condities van deze ondiepe lagen en aanwezigheid van «ondiep
gas» zich ook op het Nederlandse Continentaal Plat kunnen voordoen. In dit onderzoek
wordt ook gekeken welke putten er zich dan in deze «ondiep gas» gebieden bevinden.
Het onderzoek zal in het eerste kwartaal van 2019 worden afgerond. Indien de resultaten
aanleiding geven tot maatregelen, zal SodM er op toezien dat de olie- en gasoperators
de noodzakelijke maatregelen nemen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.