Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 725 XX Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie (XX) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 4
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 2 juli 2025
De vaste commissie voor Asiel en Migratie, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 22 mei 2025 voorgelegd aan de Minister van Asiel en Migratie. Bij
brief van 30 juni 2025 zijn ze door de Minister van Asiel en Migratie, mede namens
de Ministers voor Asiel en Migratie beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Vijlbrief
Adjunct-griffier van de commissie, Nouse
Vragen en antwoorden
Vraag (1):
Wat zijn de verwachte kosten van de invoering van het EU Asiel- en migratiepact (hierna:
pact) in 2026 en waar worden deze meegenomen?
Antwoord:
De financiële consequenties van de invoering van het EU Asiel- en migratiepact zijn
door middel van uitvoeringstoetsen in kaart gebracht. In het Nationaal Implementatieplan
dat op 6 december 2024 met uw Kamer is gedeeld, is inzicht gegeven in de uitvoeringskosten
die op dat moment in beeld waren.
In de memorie van toelichting van het wetsvoorstel, dat later dit jaar naar de Kamer
zal worden gestuurd, zullen de kosten nader worden geactualiseerd en toegelicht.
Vraag (2):
In hoeverre is er uitvoering gegeven aan verscheidene moties die oproepen de leefomstandigheden
van kinderen in de asielopvang te verbeteren?
Antwoord:
Zoals uw Kamer bekend is staat de asielopvang al geruime tijd onder grote druk. Het
COA doet er alles aan om de veiligheid en het welbevinden van kinderen op alle opvanglocaties,
ook op noodopvanglocaties, te waarborgen. Het betreft immers een kwetsbare doelgroep.
De afgelopen periode zijn verschillende moties ingediend die oproepen om de omstandigheden
voor kinderen in de opvang te verbeteren. Hierover voer ik doorlopend met COA het
gesprek. Zo is het streven dat op iedere locatie een contactpersoon kind aanwezig
is. De contactpersoon kind is coördinerend in het organiseren van activiteiten, begeleiding
en voorlichting voor kinderen. Verder wordt bij het oprichten van noodopvanglocaties
waar mogelijk rekening gehouden met het inrichten van kindvriendelijke voorzieningen.
Tevens heeft het COA onlangs een inventarisatie gestart naar de situatie van kinderen
in de (asiel)opvang. Het doel hiervan is in kaart te brengen welke locaties wel of
niet voldoen aan de diverse standaarden om kinderen op te vangen en wat ervoor nodig
is om verbeteringen hierin te realiseren. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar voorzieningen,
aangeboden activiteiten en welzijn op de locaties, maar wordt ook bijvoorbeeld de
toegang tot onderwijs en zorg betrokken. De uitkomsten van dat onderzoek worden deze
zomer verwacht.
Vraag (3):
Kan toegelicht worden waar de € 115 miljoen die is gereserveerd voor nieuwe wetgeving
die naar verwachting in werking gaat treden in de praktijk naartoe gaat?
Antwoord:
In de memorie van toelichting van de twee wetsvoorstellen die naar de Kamer zijn gestuurd
(de asielnoodmaatregelenwet en het tweestatusstelsel) wordt ingegaan op de verwachte
uitvoerings- en implementatiekosten bij de verschillende organisaties. In de ontwerpbegroting
2026 zal nader worden ingegaan hoe de 115 mln. de komende jaren over de verschillende
prioriteiten en organisaties wordt verdeeld.
Vraag (4):
Kan worden toegelicht wat de reden is van het niet doorgaan van de aangekondigde bezuinigingen
op VluchtingenWerk Nederland, wat uit de begroting blijkt?
Antwoord:
Voor 2025 is een bedrag van circa 13 miljoen euro voor VWN beschikbaar op de begroting
van AenM, terwijl VWN voor 2025 een subsidie van 34 miljoen euro heeft aangevraagd.
In lijn met de systematiek in eerdere jaren, is voor 2025 het volledig beschikbare
budget (ca. 13 miljoen euro) aan VWN beschikt.
In 2023 en 2024 is later een aanvullend subsidiebedrag toegekend doordat bij de voorjaarsnotabesluitvorming
extra middelen voor VWN beschikbaar zijn gesteld. Zo is in 2024 in aanvulling op de
12,4 miljoen euro voor VWN een aanvullende subsidie verstrekt bij de voorjaarsnota
van 10 miljoen euro en een loonprijsbijstelling van 0,6 miljoen euro, waardoor in
totaal ca. 23 miljoen euro subsidie aan VWN is toegekend.
Omdat Rijksbreed bezuinigingen zijn ingezet heb ik voor 2025 kritisch gekeken naar
de hoogte van het subsidiebedrag voor VWN. Ik heb naar aanleiding hiervan besloten
om VWN dit jaar geen aanvullend bedrag bovenop het reeds beschikbare bedrag van circa
13 miljoen euro toe te kennen.
De afbouw van de subsidie aan VWN betekent dat de organisatie enkele taken niet meer
of slechts gedeeltelijk kan blijven uitvoeren. De afbouw van VWN is daarbij nog steeds
aan de orde en is in eerste instantie gericht op het bedrag dat VWN ontvangt bovenop
het beschikbare budget in de Rijksbegroting. Ik streef ernaar uw Kamer zo spoedig
mogelijk te informeren over de wijze van afbouw en de gemaakte keuzes in de dienstverlening
aan VWN.
Vraag (5):
Kan uitgelegd worden wat er nodig is als de gelden die niet geraamd zijn voor de opvang
van Oekraïense ontheemden in 2027, nog wel nodig zijn?
Antwoord:
Op dit moment zijn middelen opgenomen voor een RTB + 1 jaar, oftewel tot en met 4 maart
2027. Op de Aanvullende Post staan middelen gereserveerd voor het geval de richtlijn
met een jaar wordt verlengd. Voor het geval de Richtlijn Tijdelijke bescherming wordt
verlengd zijn er middelen gereserveerd op de Aanvullende Post voor de rest van 2027
(1,6 mlrd.) en de eerste maanden van 2028 (1 mlrd.). Onder voorwaarden kunnen ook
nu al locaties van voorbij 4 maart 2027 worden gefaciliteerd.
Vraag (6):
Kunt u aangeven hoeveel structurele financiering noodzakelijk is om de vaste voorraadcapaciteit
van 41.000 plekken te realiseren en kunt u aangeven hoeveel vaste plekken er op dit
moment zijn?
Antwoord:
Op peildatum 23 mei 2025 heeft het COA ongeveer 37.380 reguliere opvangplekken. De
kosten voor een structurele vaste voorraad van 41.000 plekken zijn ongeveer 1,3 miljard
euro.
Vraag (7):
Kan per begrotingsartikel worden uitsplitst welk deel van de meerjarige verhogingen
in deze suppletoire begroting betrekking heeft op reeds bestaand beleid, welk deel
op (nog niet aangenomen) wetgeving en welk deel op autonome ontwikkelingen zoals hogere
instroom of cao-lasten?
Antwoord:
Een overzicht van de meerjarige (beleidsmatige) aanpassingen in deze suppletoire begroting
per begrotingsartikel is opgenomen in tabel 1 (p. 5) van de memorie van toelichting.
De gereserveerde middelen voor de (nog niet aangenomen) wetgeving bedraagt € 115 miljoen
structureel (regel 11). De meerjarige mutatie als gevolg van autonome ontwikkelingen
zijn in tabel 1 weergegeven onder de Meerjaren Productie Prognose (regel 3) en de
loon- en prijsbijstelling (regels 9 en 10). De overige meerjarige regels (6 en 8)
hebben betrekking op overheveling van budgetten van de begroting van JenV en betreffen
continuering van reeds bestaand beleid.
Vraag (8):
Op welke wijze zijn de € 115 miljoen aan «middelen ten behoeve van aanstaande wetgeving»
onderbouwd? Kan per wetsvoorstel een indicatieve uitsplitsing worden gegeven en worden
toegelicht welke risico's er worden gezien als deze wetgeving niet vertraagd of in
gewijzigde vorm wordt aangenomen?
Antwoord:
De financiële consequenties van de wetsvoorstellen voor de uitvoeringsorganisaties
zijn door middel van uitvoeringstoetsen in kaart gebracht. De uitkomsten van de uitvoeringstoetsen
zijn opgenomen in de memorie van toelichting van de verschillende wetsvoorstellen.
Bij de implementatie van de maatregelen zal de keten ondersteund worden en zal worden
voorzien in de benodigde middelen om de beoogde wijzigingen mogelijk te maken. De
kosten worden gedekt uit de € 115 miljoen die vanaf 2025 structureel beschikbaar is.
Indien de wetgeving later in werking treedt, of wordt gewijzigd, heeft dit ook invloed
op de verwachte kosten en de jaren waarin deze kosten gemaakt worden. Dit jaar zal
een evaluatie plaatsvinden van de daadwerkelijke kostenontwikkeling
Vraag (9):
Kunt u toelichten hoe deze suppletoire begroting zich verhoudt tot de aangekondigde
bezuinigingen vanaf 2027 op onder meer Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en
Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA)? Worden verplichtingen aangegaan die structureel
niet houdbaar zijn?
Antwoord:
De financiering van de Migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose
(MPP). Het kabinet heeft op basis van de MPP-raming 2024-II de meerjarige budgetten
van de IND en het COA bijgesteld. De middelen bij de IND zijn verhoogd: in de periode
2025–2028 oplopend naar 590,4 mln. aanvullend in 2028 met een afloop naar 374,1 mln.
aanvullend vanaf 2029. Hierbij is de verwachting dat de IND de komende jaren middelen
nodig heeft het verwerken van de aanvragen uit het MPP en het terugbrengen van de
bestaande voorraad. In deze suppletoire begroting zijn er geen middelen toegevoegd
aan de begroting van het COA vanaf 2027. Er worden geen verplichtingen aangegaan die
structureel niet houdbaar zijn.
Vraag (10):
Hoeveel structurele verplichtingen worden met deze begrotingswijziging aangegaan die
langer doorwerken dan 2025? Wordt hierbij voorzien in een afbouw- of exitstrategie
voor tijdelijke programma’s?
Antwoord:
In de A&M begroting zijn, naast structurele middelen voor de IND ter hoogte van 374
miljoen euro, de uitgaven voor de opvang van asielzoekers voor 2025 en 2026 bijgesteld
op basis van het mediaanscenario van de meest recente Meerjaren Productie Prognose
(MPP). Het bijstellen van de incidentele middelen betreft met name het COA, inclusief
de meerkosten voor crisisnoodopvang. Met deze wijzigingen, worden geen verplichtingen
aangegaan die langer doorwerken dan 2025. Door middel van de opdracht of de subsidie
die het ministerie aan de organisaties verstrekt, kan worden gestuurd op de uitgaven
en verplichtingen. Er wordt structureel gemonitord of de verplichtingen die het ministerie
en de uitvoeringsorganisaties meerjarig aangaan, binnen de beschikbare financiële
kaders passen. Indien nodig wordt er bijgestuurd.
Vraag (11):
Kan worden uitgesplitst waarvoor de extra € 54,6 miljoen aan baten en lasten bij de
IND in 2025 wordt ingezet? Hoeveel daarvan betreft afkoop van dwangsommen, uitbreiding
personeelsformatie (en op welke posten), tijdelijke inhuur of digitaliseringsprojecten?
Antwoord:
De extra 54,6 miljoen aan baten en lasten bij de IND in 2025 volgt uit de verwerking
van de MPP 2024-II (33,8 miljoen) en een mutatie aan de dwangsommenvoorziening (20
miljoen). Deze middelen worden ingezet voor het behoud en de beperkte werving van
personeel, die bijdragen aan het verwerken van de huidige voorraad en nieuwe aanvragen,
en als dekking voor toekomstige dwangsomkosten.
Vraag (12):
Klopt het dat dwangsommen op basis van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen
geraamd zijn op € 20 miljoen voor 2025 en € 50 miljoen voor 2026? Wordt hierbij uitgegaan
van gelijkblijvende wachttijden en werkdruk?
Antwoord:
In 2024 heeft de IND ca. 36 mln. aan dwangsombetalingen uitgekeerd waarvan ca. 27
mln. is betaald aan bestuurlijke dwangsommen en ca. 9 mln. is betaald aan rechterlijke
dwangsommen. Momenteel heeft de IND te maken met hoge bestaande voorraad, waarvan
een groot deel van de aanvragen niet binnen de wettelijke termijn kunnen worden afgehandeld.
Ondanks de inspanningen die zijn gedaan om de interne processen te verbeteren zal
de IND door alle veranderingen (maatregelen vanuit het regeerprogramma en invoering
van het Asiel- en Migratiepact) ook in 2025 en 2026 te maken hebben met oplopende
voorraden. Het kabinet heeft in de eerste suppletoire begroting aanvullende middelen
beschikbaar gesteld ter hoogte van 20 miljoen euro in 2025 en 50 miljoen euro in 2026
voor toekomstige dwangsombetalingen. Dit komt bovenop de bestaande reservering op
de AenM-begroting van 30 miljoen euro in 2025.
Vraag (13):
Welk effect verwacht u van het wetsvoorstel dat dwangsommen afschaft? Worden hierna
nog aanvullende middelen vrijgemaakt voor schadevergoeding op andere juridische gronden?
Antwoord:
Voor zover er wordt gedoeld op de «Wet herziening regels niet tijdig beslissen in
vreemdelingenzaken» die o.a. voorziet in een afschaffing van de bestuurlijke dwangsom
in alle vreemdelingrechtelijke zaken, kan worden gemeld dat deze wet op 15 april jl.
in werking is getreden.
Volgens deze wet is de IND geen bestuurlijke dwangsom meer verschuldigd in zaken waarvan
de beslistermijn nog niet was verstreken op de dag van de inwerkingtreding (hierna:
iwt) van de wet én in oude zaken waarvan de beslistermijn al was verstreken voor de
iwt, maar waarin nog geen geldige ingebrekestelling (hierna: IGS) was ontvangen vóór
de iwt. Gelet op de huidige voorraden en het nog moeten betalen van bestuurlijke dwangsommen
in oude zaken, zal het nog enige tijd duren voordat het effect van deze wet zichtbaar
wordt.
De IND richt zich op het voldoen aan de verplichtingen uit de Wet Dwangsommen en het
kabinet heeft hier aanvullende middelen voor beschikbaar gesteld. Daarnaast is de
inzet van het kabinet om ook de rechterlijke dwangsom af te schaffen.
Vraag (14):
Kan worden aangeven welk deel van de geraamde verhoging van € 779 miljoen voor het
COA in 2025 betrekking heeft op reguliere opvang, welk deel op tijdelijke noodopvang
en welk deel op crisisnoodopvang?
Antwoord:
De kosten voor opvang worden geraamd aan de hand van de Meerjarige Productie Prognose
(MPP). Op basis van de MPP is er door het Kabinet voor 2025 779,4 miljoen euro toegevoegd
aan de begroting van het COA. Hiervan is 815,3 miljoen euro in 2025 toegevoegd aan
het (crisis)noodopvangbudget en 35,9 miljoen euro in mindering gebracht op het budget
voor reguliere opvang.
Vraag (15):
Hoeveel opvangplekken (structureel, tijdelijk en crisis) zijn op basis van deze begrotingsmutatie
voorzien in 2025, en hoe verhoudt zich dat tot de doelstellingen onder de Spreidingswet?
Antwoord:
De basis van de begrotingsmutatie 2025 ligt in de MPP 2024-II. Vanuit de MPP is het
kabinet uitgegaan van een gemiddelde bezetting, cf. het mediaan scenario, van 83.125
personen. De huidige bezetting (peildatum 23 mei 2025) laat zien dat er 36.170 personen
in de reguliere opvang verblijven en 33.910 in de noodopvang.
Op 23 december heb ik uw Kamer geïnformeerd over de per provincie genomen verdeelbesluiten
(Kamerstuk: 19637–3339). Gemeenten hebben voorafgaand aan deze genomen besluiten via
de Provinciale Regietafels 82.000 plekken aangeboden en ook nog eens 8000 kansrijke
initiatieven. De hiermee bijna 90.000 plekken uit deze verslagen zijn onderdeel van
de verdeelbesluiten, die inclusief de restopgave optellen tot in totaal 101.000 opvangplekken
die op 1 juli 2025 gerealiseerd dienen te zijn door gemeenten.
Vraag (16):
Wat is de gemiddelde kostprijs per opvangplek waarvoor in deze begrotingswijziging
middelen zijn gereserveerd? Kan dit worden uitgesplitst naar reguliere, tijdelijke
en crisislocaties?
Antwoord:
De gemiddelde kostprijzen waarvoor in deze begrotingswijzigiging middelen zijn gereserveerd
zijn voor een reguliere opvangplek 32.448 euro per plek. Daarnaast is in totaal 1,515
mld. gereserveerd voor de meerkosten van de (crisis)noodopvanglocaties.
Vraag (17):
Welk percentage van de huidige opvangplekken is gebaseerd op contracten van minder
dan één jaar, één tot drie jaar, en langer dan drie jaar?
Antwoord:
Het is niet mogelijk om op basis van contractduur percentages weer te geven. Het is
wel mogelijk om een indicatie te geven van het aantal opvangplekken (bedden) dat binnen
de gegeven termijnen sluit. De peildatum voor onderstaande cijfers is 27 mei 2025.
Hierbij moet worden opgemerkt dat de hieronder weergegeven aantallen snel kunnen wijzigen
en dat een groot deel van de langlopende contracten indien nodig tussentijds kan worden
opgezegd.
Sluit over
% NTC
minder dan één jaar
35%
één tot drie jaar
28%
langer dan drie jaar
37%
Eindtotaal
100%
Vraag (18):
Klopt het dat het COA op dit moment slechts in beperkte mate langjarige contracten
kan afsluiten met gemeenten, mede vanwege de begrotingssystematiek? Wat zijn de juridische
en budgettaire belemmeringen daarbij?
Antwoord:
Voor het COA blijft de mogelijkheid om een basisvoorraad aan opvangplekken te financieren
binnen het beschikbare kader.
Het is de inzet van het kabinet om de instroom van asielzoekers te beperken en de
doorstroom van statushouders uit de opvang te bevorderen. Om die reden is het de verwachting
dat de opvangbehoefte zal dalen.
Vraag (19):
Zijn in de aanvullende begrotingsmiddelen middelen gereserveerd om het COA in staat
te stellen meerjarige of langjarige contracten met gemeenten aan te gaan? Zo ja, op
welke begrotingsartikelen is dat zichtbaar?
Antwoord:
De MPP-raming heeft bij het COA geleid tot een budgetverhoging van 779,4 mln in 2025
en 401,5 mln. in 2026. Na 2026 zijn er geen aanvullende begrotingsmiddelen toegevoegd
aan het begrotingsartikel van het COA. De (meerjarige) afspraken die COA maakt met
gemeenten moeten binnen de door uw kamer geautoriseerde begrotingsstanden passen.
Vraag (20):
Kan worden bevestigd of het binnen de huidige begrotingsregels mogelijk is voor het
COA om contracten aan te gaan met een looptijd van 10 jaar of langer, mede wanneer
deze locaties later ook kunnen worden ingezet voor andere doelgroepen, zoals statushouders
of studenten?
Antwoord:
Het COA kan verplichtingen aangaan die passen binnen de door uw Kamer geautoriseerde
begrotingskaders. Als er budgettaire ruimte is binnen deze kaders dan is het voor
het COA mogelijk om contracten aan te gaan met een looptijd van 10 jaar of langer.
Vraag (21):
Zijn er cijfers beschikbaar over de gemiddelde kostprijs per opvangplek bij korte
contracten (≤ één jaar) in vergelijking met contracten van vijf jaar of langer? Indien
ja, kunt u deze vergelijking delen?
Antwoord:
In 2024 bedroegen de kosten per bewoner voor contracten met een looptijd van 5 jaar
of langer (reguliere opvang) € 33.200. De kosten per bewoner voor contracten korter
dan 5 jaar (waaronder vaak sprake van noodopvang) bedroegen in 2024 € 67.400
Vraag (22):
In hoeverre zijn in deze begrotingsmutatie ook middelen opgenomen voor het toekomstig
gebruik van opvanglocaties voor Oekraïense ontheemden na 4 maart 2026? Klopt het dat
gemeenten bij verlenging van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) slechts zekerheid
hebben voor een periode van RTB + 1 maand?
Antwoord:
Zie het antwoord bij vraag 5.
Vraag (23):
In hoeverre leidt het ontbreken van structurele financiering voor langjarige opvangcontracten
tot hogere kosten per plek, doordat gemeenten terugvallen op tijdelijke of ad-hoclocaties?
Is hier recent onderzoek naar gedaan?
Antwoord:
Tot en met 2024 heeft het tekort aan beschikbare plekken tot hogere kosten per plek
geleid. Het COA was genoodzaakt gebruik te maken van dure én snel beschikbare noodopvangplekken,
zoals cruiseferry’s en hotels. Kortdurende opvang is per definitie duurder. Het ontbreken
van structurele financiering speelde daarin geen rol. Met de inwerkingtreding van
de spreidingswet zijn meer gemeenten bereid gevonden om opvanglocaties beschikbaar
te stellen, dan wel te ontwikkelen. Er is hier recent geen onderzoek naar gedaan.
Vraag (24):
Kan worden aangeven hoeveel opvangplekken de afgelopen drie jaar zijn weggevallen
doordat tijdelijke contracten afliepen en niet konden worden verlengd bij gebrek aan
financiële zekerheid?
Antwoord:
Financiën hebben de afgelopen jaren geen rol gespeeld bij het aflopen van tijdelijke
contracten. Oorzaken voor het aflopen van contracten waren gelegen in zaken als: gebrek
aan lokaal draagvlak voor opvanglocaties of er was sprake van een andere bestemming
van de locatie.
Vraag (25):
Zijn in deze begrotingswijziging middelen opgenomen die gemeenten compenseren voor
de opstartkosten van opvanglocaties die vervolgens maar kort in gebruik zijn?
Antwoord:
Er zijn geen geoormerkte middelen opgenomen die gemeenten compenseren voor de opstartkosten
van opvanglocaties die vervolgens maar kort in gebruik zijn. Gemeenten die zelf opvang
organiseren ontvangen hiervoor financiering vanuit het COA.
Vraag (26):
Wordt bij het aangaan van nieuwe contracten standaard getoetst of locaties inzetbaar
zijn voor meerdere doelgroepen (statushouders, studenten, spoedzoekers), zodat het
risico op leegstand en verspilling wordt beperkt? Wordt deze toetsing structureel
bekostigd?
Antwoord:
Voor het COA blijft de mogelijkheid om een basisvoorraad aan opvangplekken te financieren.
Het is de inzet van het kabinet om de instroom van asielzoekers te beperken en de
doorstroom van statushouders uit de opvang te bevorderen. Om die reden is het de verwachting
dat de opvangbehoefte zal dalen. Het kabinet wil om op doelmatige wijze om gaan met
publieke middelen. Zodra opvang voor asielzoekers niet langer nodig is, is de inzet
dat de locaties ingezet worden voor andere (gemeentelijke) doelgroepen. Met dit aspect
wordt bij het aangaan van nieuwe contracten rekening gehouden door het COA.
Vraag (27):
Kan worden toegelicht welke middelen in deze begrotingswijziging zijn opgenomen voor
de Dienst Identificatie en Screening Asielzoekers (DISA)? Zijn de beoogde doelstellingen
en capaciteitsdoelen voor 2025 gekwantificeerd?
Antwoord:
Per 1 januari 2025 zijn de taken en activiteiten ten aanzien van de Identificatie
en Registratiewerkzaamheden (I&R) voor asielaanvragers door de politie overgedragen
aan de nieuw opgerichte Dienst Identificatie en Screening Asielzoekers (DISA). In
de 1e suppletoire zijn de I&R middelen van de politie (16,8 mln.) structureel overgeheveld
naar de DISA. Op basis van de MPP-raming wordt dit budget verhoogd omdat de komende
jaren meer aanvragers moeten worden geregistreerd en geïdentificeerd. Voor 2025 en
2026 betreft dit € 8,8 mln. In combinatie met de incidentele middelen die reeds op
de A&M begroting beschikbaar, heeft DISA in 2025 ruim 30 mln. beschikbaar voor de
inrichting van de nieuwe organisatie en de uitvoering van hun taak
De DISA is met deze middelen adequaat ingericht op de verwerking van maximaal 42.000
eerste asielaanvragers op jaarbasis, waarvan minimaal 90% van de aanvragers binnen
24 uur wordt geregistreerd en geïdentificeerd. Dat zijn tevens de voornaamste doelstellingen
voor de DISA in 2025.
De uiteindelijk te realiseren verwerkingscapaciteit van de DISA in 2025 en 2026 wordt
ingericht op basis van de daadwerkelijke instroom in een optimale verhouding tussen
vaste en flexibele capaciteit. De DISA werkt continu aan procesverbeteringen. In 2025
staat het implementeren van een nieuw I&R-proces centraal, waarin verdere automatisering,
digitalisering en vereenvoudiging het mogelijk maken met dezelfde capaciteit meer
werk te doen.
Vraag (28):
Welke prestatie-indicatoren gelden voor de DISA in 2025, en hoe wordt geëvalueerd
of de beoogde versnelde identificatie leidt tot kortere procedures of snellere overdrachten
in Dublin-zaken?
Antwoord:
DISA is ingericht om een maximale instroom van 42.000 asielzoekers per jaar te verwerken.
Daarnaast wordt minimaal 90% van de asielzoekers binnen 24 uur geïdentificeerd en
geregistreerd. De IND is verantwoordelijk voor de inhoudelijke asielprocedures, waaronder
de Dublinprocedure, die volgen na de registratie van de asielaanvraag die in het I&R
proces wordt geregistreerd. Door aanvragers binnen 24 uur te identificeren en te registreren,
worden achterstanden voorkomen en kan de IND na afronding van het I&R proces direct
een spoorbepaling doen en de vervolgprocedure starten.
Zoals vermeld in het nationaal implementatieplan Migratiepact gaat de IND vanaf 12 juni
2026 het screenings- en registratieproces van de DISA overnemen. De IND verwacht dat
dit tot een efficiëntere procedures gaat leiden en een betere aansluiting op het asielproces.
Vraag (29):
Zijn er afspraken gemaakt met ketenpartners over de rolverdeling en samenwerking met
de DISA? In hoeverre is dit al operationeel?
Antwoord
Ja. De DISA is als uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Asiel en Migratie
onderdeel van de migratieketen. Zij vervult een belangrijke rol bij de start van de
asielprocedure, het vergaren van benodigde informatie en het toeleiden van deze informatie
naar de vervolgprocessen. Per 1 januari 2025 zijn deze werkzaamhedentaak door de DISA
overgenomen van de politie, die voorheen verantwoordelijk was voor de identificatie
en registratie van asielzoekers. Per 1 januari is de DISA volledig operationeel in
Ter Apel, de overname van het proces in Budel wordt voor de zomer afgerond. De informatie
die binnen het I&R proces wordt opgehaald wordt gedeeld met verschillende ketenpartners,
waaronder de KMar, de IND, politie, COA en DT&V. Hierover zijn samenwerkingsafspraken
gemaakt.
Vraag (30):
In hoeverre zijn de financiële en capacitaire verplichtingen voortvloeiend uit het
pact al verdisconteerd in deze suppletoire begroting? Kunt u aangeven welke artikelen
of posten daartoe zijn opgehoogd?
Antwoord:
De uitvoeringsgevolgen van het asiel- en migratiepact zijn nog niet verdisconteerd
in deze suppletoire begroting. In de memorie van toelichting van het wetsvoorstel,
dat later dit jaar naar de Kamer zal worden gestuurd, zullen de uitvoeringskosten
nader worden toegelicht.
Vraag 31):
Wordt reeds in deze begrotingswijziging geanticipeerd op verplichtingen zoals grensprocedures,
grensdetentie, de solidariteitsbijdrage en capaciteitsverhoging bij IND en COA?
Antwoord:
De financiering van de IND is gekoppeld aan de Meerjaren Productie Prognose (MPP).
De nieuwe instroom in combinatie met de bestaande werkvoorraad bij de IND vraagt om
een hogere inzet van de IND waarvoor enerzijds meer capaciteit nodig is en anderzijds
in moet worden gezet op een efficiëntere manier van werken. In deze begrotingswijziging
zijn de financiële effecten hiervan structureel met ca. 374 mln. verwerkt.
Tevens zorgt de huidige instroom er voor dat, in combinatie met de beperkte uitstroom
van vergunninghouders naar gemeenten, de bezetting bij het COA zal toenemen in de
komende jaren. De begroting is bijgesteld op deze verwachting. De benodigde middelen
zijn in deze begroting t/m 2026 verwerkt.
De begroting voor Asiel en Migratie omvat een apart budget voor de solidariteitsbijdrage
voor gemeenten die asielzoekers opvangen. In de begroting voor 2025 is 11 miljoen
euro incidenteel overgeheveld naar het gemeentefonds voor deze bijdrage.
De huidige Nederlandse asielgrensprocedure voldoet grotendeels aan de relevante bepalingen
van de nieuwe asielprocedureverordening en terugkeergrensprocedure. De verwachting
is dat de verplichte toepassing van de grensprocedure zal leiden tot een verdubbeling
van het aantal zaken dat in de grensprocedure wordt afgehandeld. Elke lidstaat dient
een toereikende capaciteit te hebben aan opvang en personele middelen aan de buitengrens.
Naar verwachting heef Nederland voldoende capaciteit beschikbaar om te voldoen
De uitwerking van de maatregelen uit het hoofdlijnenakkoord, die o.a. toezien op grensprocedures
en grensdetentie, moet op termijn invulling gaan geven aan het beperken van de instroom.
Vraag (32):
Heeft u een risicoanalyse gemaakt van extra lasten als gevolg van implementatie van
het pact per 2026–2027? Zijn deze kosten inmiddels voorzien in de meerjarenraming?
Antwoord:
De financiële consequenties van de invoering van het EU Asiel- en migratiepact zijn
door middel van uitvoeringstoetsen in kaart gebracht, ook bij de IND. Indien nodig,
zal een aanvullende uitvoeringstoets gedaan worden om de gevolgen van de wetgeving
bij de IND te actualiseren.
In het Nationaal Implementatieplan dat op 6 december 2024 met uw Kamer is gedeeld,
is inzicht gegeven in de uitvoeringskosten die op dat moment in beeld waren. In de
memorie van toelichting van het wetsvoorstel, dat later dit jaar naar de Kamer zal
worden gestuurd, zullen de kosten nader worden geactualiseerd en toegelicht en budgettair
worden verwerkt.
Vraag (33):
Hoeveel statushouders zijn de afgelopen vijf jaar op vakantie en/of familiebezoek
gegaan naar het land dat zij zijn ontvlucht? Wat is hun herkomst? In hoeveel gevallen
is de verblijfsvergunning ingetrokken wegens vakanties naar het land van herkomst?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 269 op de vragen naar aanleiding
van de Begroting Justitie en Veiligheid 2025 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025,
36 410 VI, nr. 27). In verband met de gegeven behandelingstermijn is het niet mogelijk de cijfers te
actualiseren.
De IND werkt samen met de KMar en andere ketenpartners om te controleren of vreemdelingen
met een asielvergunning naar hun herkomstland zijn gereisd. Als wordt geconstateerd
dat vreemdelingen met een asielvergunning hun herkomstland hebben bezocht, dan start
de
IND in de regel een herbeoordelingsprocedure. In deze procedure wordt individueel
beoordeeld of de asielvergunning kan worden ingetrokken. Intrekken kan als de grond
voor verlening is komen te vervallen en gebleken is dat bescherming niet langer nodig
is. Het is mogelijk om cijfers te geven over het aantal intrekkingen op grond van
terugkeer naar het herkomstland vanaf 2022. Cijfers van voor 2022 zijn niet beschikbaar
omdat terugkeer naar het land van herkomst als onderdeel van de intrekking/niet-verlengingsgronden
onder artikel 32, eerste lid, onder c, Vreemdelingenwet niet apart geregistreerd werd
in het registratiesysteem van de IND.
In 2022 zijn 10 asielvergunningen ingetrokken vanwege terugkeer naar het land van
herkomst. De herkomst van deze vreemdelingen is als volgt: Ugandese, Turkse, Somalische,
Eritrese, Staatloos, Burger van Trinidad en Tobago, Iraakse en Afghaanse nationaliteit.
In 2023 zijn minder dan 10 asielvergunningen ingetrokken vanwege terugkeer naar het
land van herkomst. De herkomst van deze vreemdelingen is als volgt: Syrische en Saoedi-Arabische
nationaliteit.1
Vraag (34):
Hoe vaak moet de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) een geplande uitzetting afbreken
als gevolg van geweld, misdragingen, intimidaties of andere manieren van frustratie
van het terugkeerproces? Welke kosten brengt dit met zich mee?
Antwoord:
In 2024 zijn in totaal 3.240 door de DT&V geboekte vluchten geannuleerd. Dit betreft
zowel vluchten ten behoeve van zelfstandig vertrek als uitzettingen. In circa 2.340
gevallen is de annulering te relateren aan het handelen van de vreemdeling. De meest
voorkomende situaties zijn onttrekken aan overheidstoezicht (1.520) en het indienen
van nieuwe procedures (610). Verzet kort voorafgaand aan de vlucht komt minder vaak
voor (160). De kosten van annuleringen hangen nauw samen met individuele eigenschappen
van een zaak en raken diverse uitvoeringsorganisaties zoals de DT&V, de KMar en de
Dienst Vervoer en Ondersteuning. Er is daarom geen overkoepelend beeld van deze kosten.
Gezien de weerbarstigheid van terugkeerprocedures werkt de DT&V in de regel met tickets
die wijzigbaar dan wel annuleerbaar zijn. De keuze voor een ticket, uiteenlopend van
niet wijzig- of annuleerbaar tot kosteloos volledig annuleerbaar, wordt gemaakt op
basis van ervaringscijfers.
Vraag (35):
Hoeveel asielverzoeken (eerste aanvragen en nareis) zijn er dit jaar tot nu toe ingewilligd?
Wat is het percentage?
Antwoord:
Er zijn 2.280 eerste asielaanvragen ingewilligd in 2025 (peilmoment: 19 mei 2025).
Dat is 32% van het totaal aantal afgehandelde eerste asielaanvragen.
Er zijn 6.780 MVV-nareisaanvragen (exclusief 8 EVRM nareisaanvragen) ingewilligd in
2025 (peilmoment 19 mei 2025). Dat is 89% van het totaal aantal afgehandelde nareisaanvragen.2
Vraag (36):
Hoe verhoudt ons inwilligingspercentage zich tot andere Europese landen?
Antwoord:
Om de inwilligingspercentages van EU-lidstaten onderling te kunnen vergelijken, dient
gebruik te worden gemaakt van de gegevens in Eurostat.
De definities van Eurostat verschillen van de nationale definities. De Eurostat-tabellen
met asielafdoeningen in eerste aanleg bevatten het totaal aantal afdoeningen van eerste
asielaanvragen, herhaalde asielaanvragen en herplaatsing (relocatie). Deze aantallen
kunnen niet worden onderscheiden naar type aanvraag. Voorts is buitenbehandelingsteling
vanwege de Dublinverordening niet in de Eurostat-cijfers opgenomen.
Zie de tabel in de bijlage voor het inwilligingspercentage van asielaanvragen in eerste
aanleg van de 27 EU-lidstaten, per kwartaal voor het jaar 2024.
Lidstaat
2024-Q1
2024-Q2
2024-Q3
2024-Q4
EU-27
53%
53%
50%
50%
België
46%
50%
50%
49%
Bulgarije
87%
79%
48%
12%
Tsjechië
18%
21%
22%
22%
Denemarken
55%
42%
44%
48%
Duitsland
58%
57%
53%
46%
Estland
96%
96%
98%
94%
Ierland
86%
77%
72%
66%
Griekenland
67%
69%
67%
86%
Spanje
48%
55%
54%
62%
Frankrijk
33%
37%
39%
41%
Kroatië
36%
19%
31%
5%
Italië
41%
35%
35%
34%
Cyprus
47%
31%
18%
11%
Letland
25%
25%
27%
34%
Litouwen
50%
41%
47%
54%
Luxemburg
66%
64%
66%
60%
Hongarije
50%
0%
0%
50%
Malta
29%
42%
58%
56%
Nederland
83%
81%
65%
65%
Oostenrijk
74%
76%
72%
61%
Polen
76%
83%
81%
86%
Portugal
0%
0%
0%
5%
Roemenië
31%
34%
29%
41%
Slovenië
48%
45%
42%
44%
Slowakije
33%
50%
67%
33%
Finland
57%
55%
60%
46%
Zweden
31%
35%
37%
35%
Bron: Eurostat, tabel migr_asydcfstq, geraadpleegd op 26 mei 2025
Vraag 37:
Hoeveel asielzoekers komen naar Nederland over land en hoeveel via lucht- of zeehavens?
Antwoord:
In 2023 hebben 38.380 vreemdelingen een eerste asielaanvraag ingediend. Van hen hebben
circa 1.380 vreemdelingen de asielaanvraag ingediend bij de grensdoorlaatposten bij
de grote luchthavens in Nederland en circa 20 bij een zeehaven.
In 2024 hebben 32.180 vreemdelingen een eerste asielaanvraag ingediend. Van hen hebben
circa 1.380 vreemdelingen de asielaanvraag ingediend bij de grensdoorlaatposten bij
de grote luchthavens in Nederland en minder dan 5 bij een zeehaven.
Van de overige vreemdelingen is de wijze van vervoer niet geregistreerd.3
Vraag (38):
Hoeveel arbeidsmigranten, studiemigranten en hoeveel migranten in het kader van gezinsmigratie
zijn er afgelopen 10 jaar naar Nederland gekomen, uitgesplitst naar EU en niet-EU?
Hoeveel procent is hiervan ingewilligd?
Antwoord:
Het Dashboard Migratiemotieven van het CBS geeft inzicht hoeveel migranten de afgelopen
10 jaar naar Nederland zijn gekomen, uitgesplitst naar migratiemotief. Deze cijfers
zien op personen die als ingezetene staan ingeschreven in de BRP. Recentere cijfers
zijn niet beschikbaar.
Arbeid
Studie
Gezin
Jaar van immigratie
EU/EFTA
Niet EU/EFTA
EU/EFTA
Niet EU/EFTA
EU/EFTA
Niet EU/EFTA
2013
21.265
9.095
10.795
10.505
22.155
15.715
2014
28.135
9.530
9.360
10.980
23.640
16.950
2015
28.025
11.090
9.955
13.300
23.895
17.170
2016
30.230
12.490
10.985
14.475
25.650
20.075
2017
35.820
14.830
15.195
16.230
26.855
24.280
2018
39.930
17.620
19.925
17.590
29.170
26.835
2019
44.465
19.910
22.980
19.190
33.015
29.595
2020
36.560
11.545
21.590
12.840
29.385
21.230
2021
40.470
18.070
26.740
18.370
27.735
29.515
2022
46.700
28.745
18.680
20.780
31.630
40.105
2023
n.n.b.
25.945
n.n.b.
22.995
n.n.b.
41.575
Bron: CBS (Dashboard Migratiemotieven)
EU-migranten kunnen zich in beginsel in een andere EU-lidstaten vestigen op grond
van vrij verkeer van personen. Migranten van buiten de EU/EFTA dienen een verblijfsvergunning
aan te vragen bij de IND. De inwilligingspercentages per verblijfsdoel zijn opgenomen
in de Staat van Migratie (2019 t/m 2023) alsmede in Rapportage Vreemdelingenketen
(2018 en eerder).
Vraag (39):
Hoeveel asielzoekers geven geen duidelijkheid over de gevolgde reisroute naar Nederland?
Welke gevolgen heeft het geen duidelijkheid verschaffen aan de IND over de gevolgde
reisroute naar Nederland voor de beoordeling van de asielaanvraag
Antwoord:
Alle asielzoekers wordt gevraagd naar hun reisroute naar Nederland. De gevolgde reisroute
is een van de elementen die bij de beoordeling van de asielaanvraag wordt betrokken,
enerzijds om te bepalen of de vreemdeling aan een ander land kan worden overgedragen
en anderzijds om te kunnen achterhalen of er sprake is van mensensmokkel.
In die gevallen waarin aannemelijk is dat de asielzoeker bewust geen duidelijkheid
geeft over de reisroute of deze anderszins foutieve informatie over de reisroute verschaft
die van negatieve invloed op de beslissing had kunnen zijn, kan de IND artikel 30b,
eerste lid, onder c, van de Vreemdelingenwet toepassen: Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld
in artikel 28 kan worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32,
tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling Onze Minister heeft misleid
door omtrent zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken
of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing
hadden kunnen hebben, achter te houden.
De reisroute wordt in een rapport van gehoor vastgelegd, maar het is niet mogelijk
gestructureerd kwantitatieve informatie te genereren over het aantal asielzoekers
dat geen duidelijkheid geeft over de gevolgde reisroute.
Vraag (40):
Hoeveel asielzoekers dienen een verblijfsaanvraag in waarbij zij geen reis- en identiteitsdocumenten
kunnen overleggen?
Antwoord:
Vanaf 1 januari tot en met 25 mei 2025 heeft de Dienst Identificatie en Screening
Asielzoekers (DISA) circa 6.140 zaken uitgevoerd naar aanleiding van een asielaanvraag
door een vreemdeling. Bij circa 3.890 registraties (63%) kon de vreemdeling geen geldig
reis- of identiteitsdocument overleggen.
Indien een vreemdeling een asielaanvraag indient, wordt altijd naar originele reis-
of identiteitsdocumenten gevraagd. Als deze worden overgelegd dan wel aangetroffen,
stuurt de DISA de identiteitsdocumenten naar de Koninklijke Marechaussee (KMar). De
KMar onderzoekt vervolgens of de documenten echt zijn. Als het een (ver)vals(t) document
is, wordt het in beslag genomen.
Bij de beoordeling van een asielverzoek wordt rekening gehouden met de relevante feiten
en omstandigheden, waaronder ook de documenten – of het ontbreken daarvan.4
Vraag (41):
Hoeveel van de asielzoekers die vanaf 2020 geen geldige reis- en identiteitsdocumenten
hebben overlegd, zijn in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning?
Antwoord:
Bij de beoordeling van een asielverzoek wordt rekening gehouden met de relevante feiten
en omstandigheden, waaronder ook de documenten. Of een asielzoeker zonder geldige
reis- en identiteitsdocumenten in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning
wordt niet apart geregistreerd. Het beschikken over de juiste documenten maakt immers
deel uit van de algehele beoordeling. Bij het verlenen van een verblijfsvergunning
is altijd onderzoek gedaan naar de identiteit en nationaliteit.
Vraag (42):
Hoe vaak zijn bij verblijfsaanvragen vervalste of onjuiste documenten aangetroffen?
Bij hoeveel aanvragen is hierop gecontroleerd?
Antwoord:
In de periode januari 2024 t/m december 2024 is door de KMar in Ter Apel circa 23.740
keer geregistreerd dat een reis- of identiteitsdocument naar aanleiding van een asielaanvraag
is gecontroleerd op echtheid. Als een aanvrager over documenten beschikt, worden deze
altijd gecontroleerd. In circa 440 gevallen was sprake van een vervalst of onjuist
document; dat is circa 2% van het totaal aantal gecontroleerde documenten. In 2024
werden er gemiddeld 1,68 documenten per asielaanvraag overlegd.
In het statistisch jaaroverzicht ECID 2024 was in circa 370 gevallen sprake van een
vals of vervalst reis- of identiteitsdocument. In deze cijfers zijn de als gestolen/vermist
gesignaleerde documenten niet meegenomen, aangezien er in deze zaken niet kon worden
achterhaald of er sprake was van ID-fraude.5
Vraag (43):
Hoe vaak is vorig jaar aangifte gedaan tegen vreemdelingen wegens fraude of het verstrekken
van onjuiste informatie bij een verblijfsaanvraag?
Antwoord:
Uit de handmatig bijgehouden gegevens is gebleken dat in 2024 door de IND circa 60
keer een aangifte is opgemaakt van migratiefraude. Dit heeft geleid tot circa 10 formele
aangiftes die hebben geresulteerd in een verder strafrechtelijk vervolgtraject.6
Vraag (44):
Hoeveel afgewezen/uitgeprocedeerde asielzoekers die van de rechter te horen hebben
gekregen dat zij Nederland moeten verlaten, verblijven er momenteel in Nederland?
Antwoord:
In de caseload van de DT&V zaten op 30 april 2025 10.990 vreemdelingen. Van deze caseload
zijn er 3.290 vreemdelingen juridisch verwijderbaar, wat inhoudt dat er geen juridische
procedures meer lopen. Dit zijn niet allemaal asielzoekers. De caseload bestaat hoofdzakelijk
uit:
• Vreemdelingen die zijn aangehouden in het kader van het binnenlands (mobiel) vreemdelingentoezicht.
• Vreemdelingen aan wie de toegang is geweigerd in het kader van de grensbewaking.
• Vreemdelingen van wie de verblijfsvergunning is ingetrokken.
• Afgewezen asielzoekers die het land moeten verlaten.
Het totaal aantal vreemdelingen dat zich zonder verblijfsrecht in Nederland bevindt,
is niet uit de systemen van de migratieketen te genereren. In het meest recente onderzoek
van het WODC wordt dit aantal in de periode van medio 2017 tot medio 2018 ingeschat
op tussen de ca. 23.000 en ca. 58.000 vreemdelingen. Naar verwachting brengt het WODC
eind 2025 een geactualiseerde illegalenschatting uit.
Inzet van het kabinet is dat deze vreemdelingen terugkeren. Als de vreemdeling geen
gebruik maakt van de mogelijkheden voor zelfstandig vertrek, kan daarbij worden ingezet
op gedwongen vertrek.7
Vraag (45):
Hoeveel vreemdelingen zijn dit jaar aantoonbaar teruggekeerd, uitgesplitst in zelfstandig
en gedwongen vertrek? Hoeveel vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken?
Kunnen deze aantallen worden afgezet tegen de terugkeercijfers van 2015 tot en met
2024?
Antwoord:
De inzet van het kabinet is om vreemdelingen zoveel mogelijk zelfstandig te laten
vertrekken. In 2025, tot en met april, zijn ongeveer 7.130 vreemdelingen die niet
in Nederland mochten blijven vertrokken. Dit zijn niet alleen afgewezen asielzoekers
maar ook mensen van wie de vergunning is ingetrokken of niet meer geldig is en vreemdelingen
die nooit een verblijfsvergunning hebben aangevraagd. Daarvan zijn ongeveer 2.420
vreemdelingen zelfstandig vertrokken en ongeveer 1.990 vreemdelingen gedwongen. Ca.
2.720 vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken.
Zie voorts de tabel zoals hieronder opgenomen.
Jaar
Zelfstandig vertrek
Gedwongen vertrek
Zelfstandig vertrek zonder toezicht
Totaal
2016
6.490
6.400
11.940
24.820
2017
2.820
5.990
12.050
20.750
2018
3.480
5900
12.050
21.420
2019
5.100
6.570
13.940
25.610
2020
5.130
3.880
9.760
18.770
2021
4.710
5.120
8.660
18.480
2022
8.170
2.910
8.150
19.230
2023
8.800
5.130
9.190
23.120
2024
5.950
5.870
9.870
21.690
2025 t/m april
2.420
1.990
2.720
7.130
Bron: KMI. Eindejaarsstanden t/m 2024 en peildatum 30 april 2025 voor 2025. Vanwege
een (technische) kwaliteitsverbetering van de vertrekregistraties kunnen deze cijfers
niet worden vergeleken met de cijfers voor ketenbreed vertrek die zijn gepubliceerd
in 2024 of eerder. Bovengenoemde aantallen zijn wel vergelijkbaar.
Vraag (46):
Hoeveel vreemdelingen zijn dit jaar in vreemdelingenbewaring geplaatst, en hoeveel
van deze vreemdelingen hebben Nederland daadwerkelijk verlaten? Hoe verhoudt dit zich
tot voorgaande jaren?
Antwoord:
Uit gegevens van DJI blijkt dat er in 2024 3.590 vreemdelingen in vreemdelingenbewaring
zijn gesteld8. In 2025 t/m april waren dit er ca. 1.000.
Uit gegevens van de DT&V blijkt dat vreemdelingen waarvan in 2025 t/m april de bewaring
werd opgeheven, in 860 gevallen de vreemdeling Nederland aantoonbaar heeft verlaten.
In 2024 betrof dit 2.310 vreemdelingen. Vreemdelingen die in 2024 in bewaring zijn
gesteld, kunnen vanwege de doorlooptijd van een bewaringsmaatregel onderdeel zijn
van de terugkeercijfers over 2025.
Vraag (47):
Hoeveel van de vreemdelingen die het afgelopen jaar in vreemdelingendetentie hebben
gezeten, zijn daar meer dan één keer vastgezet?
Antwoord:
In 2024 hebben ca. 3.600 individuele vreemdelingen in vreemdelingenbewaring gezeten9. Daarvan zaten ca. 260 vreemdelingen meer dan één keer in vreemdelingenbewaring.
Vraag (48):
Hoeveel van de aan de DT&V overgedragen personen hebben afgelopen vijf jaar daadwerkelijk
Nederland aantoonbaar verlaten? Kunt u dit uitsplitsten naar aantallen overdrachten/vertrekken
per jaar?
Antwoord:
In de periode van 2021 tot en met april 2025 zijn de dossiers van 67.830 personen
aan de DTenV overgedragen. In dezelfde periode zijn 22.530 personen uit de caseload
van de DTenV aantoonbaar uit Nederland vertrokken.
Naast aantoonbaar vertrek vindt ook vertrek zonder toezicht plaats en stroomt een
deel van de vreemdelingen uit de caseload van de DTenV zonder dat vertrek plaatsvindt,
vanwege vergunningverlening of vanwege procedurele/administratieve redenen.
Jaar
2021
2022
2023
2024
2025 t/m april
Instroom
13.790
12.570
17.630
17.350
6.480
Uitstroom categorie
2021
2022
2023
2024
2025 t/m april
Gedwongen vertrek uit Nederland
1.640
1.860
2.370
2.760
1.000
Zelfstandig vertrek uit Nederland
2.120
2.510
3.410
3.370
1.500
Eindtotaal
3.760
4.370
5.780
6.120
2.500
Bron: DTenV, cijfers afgerond op tientallen.
Vraag (49):
Hoeveel vertrekplichtige gezinnen zijn vanuit de gezinslocaties daadwerkelijk teruggekeerd
naar de landen van herkomst? Hoe verhoudt het aantal teruggekeerde gezinnen zich tot
de resultaten van de afgelopen jaren?
Antwoord:
In 2025 t/m april zijn er 10 vreemdelingen uit <5 gezinnen aantoonbaar vertrokken
naar LvH.
In 2024 zijn er 20 vreemdelingen uit 10 gezinnen aantoonbaar vertrokken naar LvH.
In 2023 zijn er 10 vreemdelingen uit <5 gezinnen aantoonbaar vertrokken naar LvH.
Vraag (50):
Hoeveel vertrekplichtige vreemdelingen zijn na hun verblijfsprocedure(s) toch niet
uit Nederland vertrokken of hebben hun vertrekplicht genegeerd? Hoe verhoudt dit percentage
zich tot andere EU-lidstaten?
Antwoord:
Het WODC maakt periodiek een inschatting van het aantal in Nederland onrechtmatig
verblijvende vreemdelingen. Uit dit onderzoek bleek dat de omvang van de populatie
onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen in de periode van medio 2017
tot medio 2018 waarschijnlijk tussen de 23.000 en circa 58.000 vreemdelingen ligt.
Het WODC maakt eind van dit jaar een nieuwe schatting van het aantal onrechtmatig
in Nederland verblijvende vreemdelingen. Over het aantal onrechtmatig verblijvende
vreemdelingen in andere EU-lidstaten zijn geen onderling goed vergelijkbare gegevens
bekend.
EU burgers hebben in beginsel recht op verblijf in andere EU-lidstaten in het kader
van het vrij verkeer van personen.
Niet EU-burgers, ofwel derdelanders, die geen recht meer hebben op verblijf of illegaal
worden aangetroffen, krijgen een terugkeerbesluit. In het terugkeerbesluit staat binnen
welke termijn de vreemdeling uit Nederland moet vertrekken. In 2024 ontvingen ca.
19.060 derdelanders een terugkeerbesluit van de IND, KMar en/of politie.
In 2024 hebben ca. 4.220 derdelanders Nederland aantoonbaar verlaten na ontvangst
van een terugkeerbesluit. Dit wil niet zeggen dat de andere derdelanders hun vertrekplicht
hebben genegeerd. Een hernieuwde verblijfsaanvraag kan bijvoorbeeld leiden tot (al
dan niet tijdelijk) recht op verblijf. Ook kunnen derdelanders zonder tussenkomst
van de overheid zijn vertrokken uit Nederland.
In de EU-27 ontvingen in 2024 ca. 453.380 derdelanders een terugkeerbesluit en vertrokken
125.310 derdelanders na ontvangst van een terugkeerbesluit. Het percentage vertrokken
derdelanders ten opzichte van het aantal uitgereikte terugkeerbesluiten kan niet op
basis van bovenstaande aantallen worden berekend, omdat de aantallen geen cohort vormen.
De uitreiking van een terugkeerbesluit en het vertrek hoeven immers niet in hetzelfde
jaar plaats te vinden.10
Vraag (51):
Hoeveel Syriërs hebben er sinds 2015 een verblijfsvergunning gekregen? Hoeveel daarvan
zijn nareizigers?
Antwoord:
Van 2015 t/m april 2025 zijn circa 70.860 asielvergunningen voor bepaalde tijd verleend
aan Syriërs (inclusief hervestigingen vanuit Turkije en elders). In dezelfde periode
zijn circa 56.800 asiel-verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd verleend aan Syriërs
en zijn 20.330 asielvergunningen voor bepaalde tijd aan Syriërs verlengd. Over dezelfde
periode zijn afgerond 64.060 nareisvergunningen verstrekt aan Syriërs.11
Vraag (52):
Hoeveel Syriërs met een tijdelijke verblijfsvergunning bevinden zich op dit moment
in Nederland? Hoeveel van deze tijdelijke verblijfsvergunningen lopen er dit jaar
af?«
Antwoord:
In december 2024 waren er 71.830 Syrische vreemdelingen bij de IND geregistreerd met
een asielvergunning voor bepaalde tijd (dit is inclusief afgeleide vergunningen).
Van deze tijdelijke verblijfsvergunningen lopen er in 2025 5.600 af en zullen er 15.200
in 2026 aflopen.12
Vraag (53):
Hoeveel van de sinds 2015 naar Nederland gekomen Syriërs hebben inmiddels de Nederlandse
nationaliteit?
Antwoord:
Van de Syriërs die in of na 2015 een verblijfsvergunning hebben aangevraagd, zijn
op peildatum 1 april 2025 65.940 personen genaturaliseerd tot Nederlander. Dat aantal
is inclusief de sinds 2015 in Nederland geboren kinderen die zijn genaturaliseerd
tot Nederlander.
Hierbij wordt opgemerkt dat – in het geval een of beide ouders reeds zijn genaturaliseerd
tot Nederlander op het moment van geboorte – het kind automatisch de Nederlandse nationaliteit
verkrijgt. Deze kinderen zijn niet meegeteld in bovenstaand aantal.13
Vraag (54):
Hoeveel van de in Nederland verblijvende Syriërs hebben met een identiteitsdocument
aan kunnen tonen dat zij de Syrische nationaliteit bezitten?
Antwoord:
In 2024 heeft de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel van
de politie 8.020 IDonderzoeken uitgevoerd naar aanleiding van een asielaanvraag door
een vreemdeling die aangegeven heeft de Syrische nationaliteit te hebben.
Van deze groep heeft ca. 900 vreemdelingen geldige identiteitsdocumenten overgelegd,
dat is 11%14. Indien een vreemdeling een asielaanvraag indient, wordt altijd naar originele reis-
of identiteitsdocumenten gevraagd. Als deze worden overgelegd dan wel aangetroffen
maakt de politie kopieën/scans en geeft de documenten retour. Bij twijfel over de
echtheid van het reis- of identiteitsdocument onderzoekt de KMar of de documenten
echt zijn. Als dit een vals document is, wordt dit in beslag genomen. Bij de beoordeling
van een asielverzoek wordt rekening gehouden met de relevante feiten en omstandigheden,
waaronder ook de documenten (of het ontbreken daarvan)15.
Vraag (55):
Hoeveel Syriërs in Nederland hebben een 1F-status en hoeveel daarvan zijn er uitgezet?
Antwoord:
Van 2014 tot en met 1 mei 2025 is in totaal aan 60 personen met de Syrische nationaliteit
1F tegengeworpen. Van 2014 tot en met 1 mei 2025 zijn er minder dan 5 personen met
de Syrische nationaliteit aan wie 1F is tegengeworpen gedwongen vertrokken en zijn
10 personen zelfstandig vertrokken.
Vreemdelingen aan wie artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen hebben
geen rechtmatig verblijf en dienen Nederland in beginsel te verlaten. De DT&V spant
zich in om het vertrek van deze vreemdelingen te realiseren. Het kan echter zo zijn
dat de terugkeer van een vreemdeling met een 1F-status naar het land van herkomst
ernstig gevaar voor die persoon oplevert (en dus in strijd is met artikel 3 van het
EVRM). Dit houdt in dat de betreffende persoon niet gedwongen naar het land van herkomst
wordt uitgezet. In deze gevallen wordt bezien of vertrek naar een ander land mogelijk
is. Ook kan het zijn dat het 3 EVRM-beletsel na verloop van tijd vanwege gewijzigde
omstandigheden niet langer van toepassing is. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn
als de veiligheidssituatie in het land van herkomst verbetert.16
Vraag (56):
Hoeveel Syriërs zijn er vanuit Nederland en andere landen inmiddels (tijdelijk en/of
permanent) teruggekeerd naar het land van herkomst?
Antwoord:
Er heeft de afgelopen jaren vanuit Nederland geen gedwongen vertrek van Syriërs naar
Syrië plaatsgevonden, vanwege de opgeschorte diplomatieke betrekkingen met de voormalige
Syrische autoriteiten. De Nederlandse inzet richt zich momenteel op het bevorderen
van vrijwillig vertrek.
In 2019, 2020, 2021 zijn elk jaar circa 10 Syrische vreemdelingen zelfstandig teruggekeerd
met behulp van DTenV. In 2022 en 2023 zijn per jaar circa 20 personen en 2024 circa
30 personen zelfstandig teruggekeerd naar Syrië. Sinds de val van het Assad-regime
in december 2024 is er een toename in Syrische vreemdelingen die zelfstandig willen
terugkeren. Dit jaar zijn tot eind april 2025 circa 330 personen zelfstandig teruggekeerd
naar Syrië.
Voor wat betreft terugkeer vanuit andere landen berichtte UNHCR op 25 april 2025 dat
tussen 8 december 2024 en 24 april 2025 – de directe periode na de machtswissel –
via buurlanden naar schatting 443.227 Syriërs waren teruggekeerd. Aangezien het hier
alleen om geverifieerde cijfers gaat, ligt het daadwerkelijke aantal teruggekeerde
Syriërs waarschijnlijk hoger.
Vraag (57):
Hoeveel asielzoekers uit Afghanistan komen er op dit moment Nederland binnen? Hoeveel
Afghanen hebben inmiddels een verblijfsvergunning gekregen? Hoeveel gezinsleden nemen
zij gemiddeld mee?
Antwoord:
In 2024 werden 490 eerste asielaanvragen ingediend door Afghanen. In 2024 werden 270
eerste asielaanvragen van Afghanen ingewilligd. Deze aanvragen kunnen ook voor 2024
zijn ingediend. Voor actuele cijfers over het aantal eerste asielaanvragen door Afghanen
wordt uw Kamer verwezen naar de IND Asylum Trends.
Voor het gemiddelde aantal gezinsleden wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 278
op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2025 (Tweede
Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 36 410 VI, nr. 27). In verband met de korte behandelingstermijn is het niet mogelijk deze cijfers te
actualiseren.
Het gemiddelde aantal aanvragen voor nareis per toegelaten Afghaanse asielzoeker is
in 2023 tot en met november 0,9. Dit gemiddelde ligt hoger dan in de voorgaande jaren.
Dat het gemiddelde op nareis zeer laag was in 2021 en 2022 is verklaarbaar door het
hoge aandeel evacués
in die jaren. De gezinsleden van deze evacués kwamen meestal niet als nareizigers
binnen, maar dienden een zelfstandige eerste asielaanvraag in. Hun aanvragen maken
dus deel uit van de asielinstroomcijfers voor 2021 en 2022.17
Vraag (58):
Hoeveel van de sinds 2015 naar Nederland gekomen Afghanen hebben inmiddels de Nederlandse
nationaliteit?
Antwoord:
Om inzicht te krijgen in het aantal Afghanen dat sinds 2015 naar Nederland is gekomen
en de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, is een complexe analyse nodig die
niet binnen de gestelde antwoordtermijn kan worden gerealiseerd.
Wel biedt het CBS inzicht in het aantal personen met de Afghaanse nationaliteit dat
sinds 2015 de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, ongeacht het moment waarop
betrokkene naar Nederland is gekomen. Voor verkrijging van de Nederlandse nationaliteit
is vijf jaar rechtmatig verblijf in Nederland in beginsel een voorwaarde.
Tabel: Aantal personen met de Afghaanse nationaliteit dat sinds 2015 de Nederlandse
nationaliteit heeft verkregen, 2015–2023 (Bron: CBS, geraadpleegd op 27 mei 2025;
aantallen afgerond op tientallen).
Aantal
2015
510
2016
480
2017
450
2018
390
2019
390
2020
790
2021
790
2022
1.010
2023
1.120
Vraag (59):
Hoeveel asielzoekers en/of statushouders die zich in Nederland bevinden worden vervolgd
en/of zijn veroordeeld voor een terroristisch misdrijf en/of lidmaatschap van een
terroristische organisatie?
Antwoord:
Het aantal asielzoekers en/of statushouders dat wordt vervolgd en/of onherroepelijk
is veroordeeld voor een terroristisch misdrijf en/of lidmaatschap van een terroristische
organisatie kan niet (geautomatiseerd) uit de informatiesystemen van de Rechtspraak
en het OM worden afgeleid. De politie heeft geen grondslag voor het registreren van
de juridische verblijfsstatus van verdachten, omdat de verblijfsstatus niet nodig
is om zicht te krijgen op welke personen betrokken zijn bij criminele activiteiten.
In het rapport «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties
2017–2023» geeft het WODC een overzicht van het aantal geregistreerde misdrijven waarvan
vreemdelingen die verblijven op een COA-locatie, worden verdacht. De rapportage over
2017–2024 zal naar verwachting voor het zomerreces met uw Kamer worden gedeeld. Voorts
wordt uw Kamer jaarlijks geïnformeerd over de stand van zaken in de aanpak van internationale
misdrijven via de jaarlijkse rapportagebrief.18
Vraag (60):
Hoeveel asielzoekers hebben dit jaar en vorig jaar tijdens hun verblijf in Nederland
een misdrijf gepleegd en voor welke delicten? Bij hoeveel asielzoekers is dit bij
de verblijfsaanvraag tegengeworpen en hoeveel van hen hebben Nederland daadwerkelijk
verlaten?
Antwoord:
In 2023 zijn in totaal 3.095 unieke vreemdelingen die dat jaar verbleven in COA-opvang
of in een crisisnoodopvanglocatie verdacht van een misdrijf. Let wel dat een verdenking
niet altijd betekent dat de misdaad daadwerkelijk is begaan door de betreffende vreemdeling.
In het WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties
2017–2023» staan de misdrijven uitgesplitst naar type. De rapportage over 2017–2024
zal naar verwachting voor het zomerreces met uw Kamer worden gedeeld.
De Europese Kwalificatierichtlijn stelt eisen aan het intrekken en weigeren van internationale
bescherming. Als een vreemdeling moet worden aangemerkt als verdragsvluchteling, kan
de vergunning worden geweigerd of ingetrokken als er sprake is van een «bijzonder
ernstig misdrijf». Daarnaast moet er ook sprake zijn van een gevaar voor de gemeenschap.
Als een vreemdeling geen verdragsvluchteling is maar wel in aanmerking komt voor subsidiaire
bescherming, moet sprake zijn van een «ernstig misdrijf». In het geval van een intrekking
van de vergunning moet worden voldaan aan de glijdende schaal. Dit betekent dat hoe
langer de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft, hoe hoger de gevangenisstraf moet
zijn om voor een intrekking in aanmerking te komen.
Het totaal aantal afgewezen asielvergunningen op grond van openbare orde-aspecten
is bekend. In 2023 zijn op grond van openbare orde circa 10 verblijfsvergunningen
asiel ingetrokken en circa 20 asielaanvragen afgewezen. In 2024 zijn op grond van
openbare orde circa 20 verblijfsvergunningen asiel ingetrokken en circa 70 asielaanvragen
afgewezen. Vanaf 2024 is het mogelijk om gevaar voor de openbare orde tegen te werpen
als de aanvraag ook op inhoudelijke gronden wordt afgewezen. Dit heeft geresulteerd
in een groter aantal afwijzingen van asielverzoeken.
Om inzicht te verkrijgen in het vertrek van asielzoekers van wie de asielvergunning
vanwege openbare orde is ingetrokken of afgewezen, is een complexe analyse nodig die
niet binnen de beantwoordingstermijn is te realiseren. Wel zijn cijfers bekend inzake
het vertrek van vreemdelingen in de strafrechtketen, veelal aangeduid als VRIS-ers.19
Tabel: Vertrek van VRIS-ers uit caseload DTenV, 2023–2024 (peildatum: 30 april 2025).
Cijfers afgerond op tientallen.
Totaal
Waarvan
aantoonbaar vertrek
niet-aantoonbaar vertrek
2023
1.140
840 (74%)
290 (26%)
2024
1.230
970 (78%)
270 (22%)
2025 t/m april
370
280 (77%)
90 (23%)
Vraag (61):
Wat is het percentage asielzoekers uit veilige landen? Hoeveel van hen is in aanraking
gekomen met justitie en politie?
Antwoord:
In Nederland is de asielprocedure gedifferentieerd naar een zogeheten sporenbeleid,
waarbij voor specifieke groepen asielzoekers aparte procedures (sporen) worden toegepast.
In spoor 2 stromen asielzoekers in die afkomstig zijn uit een veilig land van herkomst
of die al in een andere EU-lidstaat bescherming hebben. Dit zijn veelal asielzoekers
die via secundaire migratie binnen de EU naar Nederland zijn gekomen. In 2023 stroomde
3% van de eerste asielaanvragen in in spoor 2.
In 2023 zijn in totaal 3.095 unieke vreemdelingen die dat jaar verbleven in COA-opvang
of in een crisisnoodopvanglocatie verdacht van een misdrijf. Let wel dat een verdenking
niet altijd betekent dat de misdaad daadwerkelijk is begaan door de betreffende vreemdeling.
In de top 15 van de uitsplitsing naar nationaliteit staan twee veilige landen van
herkomst, te weten Marokko en Tunesië.
Nationaliteit
Aantal verdachten van een misdrijf
Percentage van totaal
Marokkaanse
400
13%
Tunesische
195
6%
Overige nationaliteiten
2.500
81%
Totaal
3.095
100%
Bron: WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties
2017–2023»
De rapportage over 2017–2024 zal naar verwachting voor het zomerreces door het WODC
worden gepubliceerd.20
Vraag (62):
Wat is de gemiddelde straf die door rechters is opgelegd aan criminele asielzoekers
en statushouders asiel de afgelopen vijf jaar? Voor welke delicten?
Antwoord:
De strafrechtketen registreert de vreemdelingrechtelijke status van veroordeelden
niet. Het WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties
2017–2023» biedt wel inzicht in door de rechtbank afgehandelde misdrijfzaken.
In 2023 heeft de rechter in eerste aanleg 2.665 misdrijfzaken afgehandeld, waarvan
het merendeel vermogensmisdrijven. Bij 96% van de door de rechter afgehandelde misdrijfzaken
was de afdoening een schuldigverklaring.
In 2023 was 86% van de opgelegde straffen (hoofdstraffen plus bijkomende straffen)
een gevangenisstraf of jeugddetentie, 7% betrof een geldboete en 5% een taakstraf.
Hierbij wordt opgemerkt dat deze straffen ook (deels) voorwaardelijk kunnen worden
opgelegd.21
Vraag (63):
Hoeveel houders van verblijfsvergunningen hebben in Nederland een misdrijf gepleegd
en welk deel hiervan is uitgezet?
Antwoord:
De strafrechtketen registreert de vreemdelingrechtelijke status van veroordeelden
niet.
Wel zijn cijfers bekend inzake vreemdelingen in de strafrechtketen (VRIS-ers) die
Nederland moeten verlaten en derhalve instromen in de caseload van de DTenV.
In 2024 zijn 1.410 VRIS-ers ingestroomd in de caseload van DTenV. In 2024 zijn circa
1.230 VRIS-ers uit de caseload van de DT&V vertrokken, waarvan circa 970 (78%) aantoonbaar
en circa 270 (22%) zelfstandig zonder toezicht. Hierbij wordt opgemerkt dat de instroom
en het vertrek geen cohort vormen. Instroom en vertrek kunnen immers in een verschillend
jaar plaatsvinden.22
Vraag (64):
Hoeveel vreemdelingen zijn de afgelopen vijf jaar door de politie aangehouden?
Antwoord:
In onderstaande tabel staat het aantal aangehouden unieke verdachten van een misdrijf.
In de tweede kolom staat het aantal personen dat daarvan niet de Nederlandse nationaliteit
heeft.
Tabel: Aantal aangehouden unieke verdachten van een misdrijf, 2020–2024 (peildatum:
26 mei 2025). Aantallen zijn afgerond op tientallen.
Totaal aantal aangehouden unieke verdachten van een misdrijf
Waarvan niet de Nederlandse nationaliteit
2020
84.750
17.740
2021
82.340
17.530
2022
88.440
21.490
2023
85.110
22.610
2024
81.040
21.370
Ten aanzien van deze aantallen geldt dat dit personen betreft van 12 jaar en ouder.
Personen met een niet-Nederlandse nationaliteit kunnen in Nederland wonen, maar kunnen
ook buiten Nederland woonachtig zijn, zoals toeristen. Deze aantallen verschillen
van de aantallen die in eerdere antwoorden werden gerapporteerd, bijvoorbeeld omdat
betrokkene geen verdachte meer is.
Vraag (65):
Hoeveel asielzoekers/statushouders/uitgeprocedeerde vreemdelingen zijn het afgelopen
jaar in aanraking geweest met justitie en politie?
Antwoord:
De strafrechtketen registreert de vreemdelingrechtelijke status van verdachten niet.
Deze vraag kan daarom maar ten dele worden beantwoord.
In 2023 zijn er in totaal 3.095 unieke vreemdelingen die dat jaar in COA-opvang verbleven
verdacht van een misdrijf. Let wel dat een verdenking niet altijd betekent dat de
misdaad daadwerkelijk is begaan door de betreffende vreemdeling. Overtredingen blijven
in het WODC-rapport buiten beschouwing omdat het gaat om relatief lichte feiten, zoals
openbare dronkenschap en rijden zonder rijbewijs.23
De rapportage over 2017–2024 zal naar verwachting voor het zomerreces met uw Kamer
worden gedeeld.
Vraag (66):
Hoeveel van de in Nederland gepleegde misdrijven zijn gepleegd door asielzoekers/vreemdelingen/(oud)statushouders?
Antwoord:
Welk aandeel van de veroordelingen specifiek betrekking heeft op asielzoekers of (oud)statushouders,
kan niet worden bepaald omdat de strafrechtketen de vreemdelingrechtelijke status
van verdachten niet registreert.
In 2023 deed de rechter uitspraak in 2.665 zaken waarbij de verdachte ten tijde van
het misdrijf woonachtig was op een COA- of CNO-locatie. Bij 96% (2.560 zaken) werd
de verdachte schuldig bevonden.24
De rapportage over 2017–2024 zal naar verwachting voor het zomerreces met uw Kamer
worden gedeeld.
Vraag (67):
Hoeveel (gewelds)incidenten vonden er afgelopen jaar plaats in de centra voor vreemdelingendetentie
in Rotterdam, Zeist en Schiphol? Om wat voor incidenten gaat dit en welke straffen
zijn hiervoor opgelegd en hoeveel vreemdelingen zijn als gevolg hiervan uit Nederland
verwijderd?
Antwoord:
In 2024 hebben in de detentiecentra voor vreemdelingenbewaring ca. 150 geweldsincidenten
(fysiek geweld) plaatsgevonden. Nagenoeg al deze incidenten vonden plaats in detentiecentrum
Rotterdam. In 2024 ging het in ca. 51% van de gevallen om fysiek geweld tussen ingeslotenen
onderling en in ca. 49% van de gevallen om fysiek geweld tegen personeel.
In 2024 werd twee keer een waarschuwing (voorwaardelijke straf) gegeven; in alle andere
gevallen werden de vreemdelingen in afzondering geplaatst, waarvan ca. 10% op eigen
cel.
Alle vreemdelingen in detentiecentra verblijven daar ter fine van uitzetting. Het
gedwongen vertrek hoeft dus niet direct gerelateerd te zijn aan het geweldsincident
waarbij de vreemdeling is betrokken. Het is op dit moment niet mogelijk om binnen
de gestelde termijn te bepalen hoeveel van de vreemdelingen die een geweldsincident
in een detentiecentrum hebben veroorzaakt, uiteindelijk uit Nederland zijn vertrokken.
Hiervoor is een koppeling van cijfers van DJI en DT&V noodzakelijk. Een dergelijke
koppeling is niet eenvoudig en vereist een privacy impact analyse.
Vraag (68):
Kunt u een overzicht geven van alle asielzoekerscentra in Nederland, inclusief alle
noodopvanglocaties, en hoeveel asielzoekers er op dit moment in alle COA-locaties
verblijven en hun geslacht, leeftijd en land van herkomst?
Antwoord:
De meest actuele informatie over deze onderwerpen is te vinden op de COA website:
COA – Locatiezoeker | www.coa.nl
COA – Capaciteit en bezetting | www.coa.nl
COA – Personen in de opvang van het COA | www.coa.nl
Vraag (69):
Wat is het aandeel alleenstaande mannen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen
binnen de eerste asielaanvragen in Nederland en de EU?
Antwoord:
Om de asielinstroom in Nederland en in de EU te vergelijken dient gebruik te worden
gemaakt van de gegevens in Eurostat.
Eurostat geeft geen inzage in het aandeel alleenstaande mannen in de asielinstroom.
Op basis van gegevens van het COA is het aandeel alleenstaande mannen met een eerste
asielaanvraag in de COA opvang 57,4%. Het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen
binnen de eerste asielaanvragen was in Nederland 12% en in de EU 4% in 2024.
Bij het percentage voor de EU wordt aangetekend dat in sommige lidstaten het toelatingsbeleid
voor amv veelal gebaseerd is op kinderbescherming. In die landen is het aanvragen
van asiel niet nodig om als minderjarige rechtmatig verblijf te krijgen.
Vraag (70):
Hoeveel gezinsleden hebben asielzoekers vorig jaar gemiddeld later overkomen in het
kader van nareis en hoeveel in de reguliere procedures voor gezinsvorming en gezinshereniging?
Hoe verhouden deze aantallen zich tot andere EU-landen?
Antwoord:
Het gemiddeld aantal ingediende nareisaanvragen per toegelaten asielzoeker is als
volgt. In 2024 zijn door een houder van een verblijfstatus asiel gemiddeld 2,0 nareisaanvragen
ingediend. Het gaat hier om het aantal ingediende nareisaanvragen en dus niet om het
aantal ingewilligde aanvragen. Het aantal aangevraagde mvv nareis per jaar is gedeeld
door aantal ingewilligde eerste asielaanvragen in dat jaar. Er is dus geen sprake
van een cohortcijfer.
Voor een nareisaanvraag geldt dat deze door de asielzoeker moet worden ingediend binnen
drie maanden na verlening van diens verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Daarna komt het recht op nareis te vervallen.
Wel kan de toegelaten asielzoeker later nog een reguliere procedure voor gezinshereniging
of gezinsvorming starten. Dit kan ook na enige jaren nog plaatsvinden nadat een asielzoeker
een status voor onbepaalde tijd heeft gekregen of de Nederlandse nationaliteit. Vanwege
de complexiteit kunnen hierover op dit moment geen betrouwbare cijfers worden geleverd.
Wel kan een gemiddelde geleverd worden voor alle niet-Nederlandse referenten, ongeacht
het verblijfsdoel: dit is gemiddeld 1,5.
De gevraagde gegevens over nareis en reguliere gezinsmigratie in andere EU-lidstaten
zijn niet beschikbaar bij Eurostat. Bovendien zouden deze gegevens onderling niet
goed vergelijkbaar zijn omdat iedere lidstaat op eigen wijze invulling geeft aan het
nareis- en reguliere Gezinsmigratiebeleid.25
Vraag (71):
Hoeveel van het totaal aantal reguliere verblijfsprocedures wordt doorlopen door vreemdelingen
die daarvoor ook (één of meerdere) asielprocedures hebben doorlopen?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 301 op de vragen naar aanleiding
van de Begroting Justitie en Veiligheid 2025 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025,
36 410 VI, nr. 27). In verband met de korte behandelingstermijn is het niet mogelijk deze cijfers te
actualiseren.
In 2022 zijn 2.390 reguliere aanvragen ingediend door vreemdelingen die eerder een
asielaanvraag hebben ingediend. In dezelfde periode zijn 123.360 reguliere aanvragen
ingediend door vreemdelingen die geen asielaanvraag hebben ingediend.26
Vraag (72):
Hoeveel immigranten uit islamitische landen zijn vorig jaar tot Nederland toegelaten,
uitgesplitst in aanvragen asiel en regulier? Hoe groot is dit aantal als de Europa-route
wordt meegerekend?
Antwoord:
Zoals in eerdere jaren aangegeven, hanteren het CBS en de migratieketen geen lijst
van «islamitische landen». Voor de beantwoording van eerdere Kamervragen in het kader
van de JenV-begroting omtrent migratie uit «islamitische landen» is gebruik gemaakt
van een lijst van landen waarvan de meerderheid van de inwoners zich tot het islamitische
geloof rekent. Deze lijst is uitsluitend aangemaakt voor het beantwoorden van deze
vragen en heeft zowel voor het CBS als
voor de migratieketen geen inhoudelijke betekenis en is als zodanig ook niet geactualiseerd.
Op basis van de eerder gehanteerde lijst zijn in 2024 van migranten uit deze landen
27.650 aanvragen om een eerste asielvergunning ingewilligd (inclusief nareis) en 29.190
aanvragen om een reguliere verblijfsvergunning ingewilligd.
Ten aanzien van deze aantallen wordt opgemerkt dat personen met de nationaliteit van
een «islamitisch land» niet noodzakelijk zelf moslim zijn; terwijl immigranten uit
een «niet-islamitisch land» het islamitisch geloof kunnen aanhangen. Op basis van
het aantal immigranten uit een «islamitisch land» kunnen dus geen sluitende conclusies
worden getrokken over het aantal moslims dat zich in Nederland vestigt. De zeggingskracht
van de vorenstaande getallen is dus beperkt.27
Vraag (73):
Hoe vaak is door Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV)-plichtige vreemdelingen in
Nederland een aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning ingediend en toch niet
aan het MVV-vereiste is voldaan?
Antwoord:
In 2024 zijn in totaal 17.730 aanvragen voor een reguliere verblijfsvergunning zonder
MVV van vreemdelingen uit MVV-plichtige landen afgehandeld. Daarvan zijn 3.050 aanvragen
afgewezen.
Redenen voor afwijzing van de aanvraag zijn – naast het niet voldoen aan het MVV-vereiste
– bijvoorbeeld het niet hebben van voldoende en duurzame middelen van bestaan, het
niet overleggen van de gevraagde bewijsstukken en documenten ten aanzien van de identiteit
en nationaliteit en de (on)gehuwde relatie met de referent in Nederland.
Vrijstelling van het MVV-vereiste kan op diverse gronden worden verleend, bijvoorbeeld
wanneer een vreemdeling in Nederland is geboren en ook de ouders in het bezit zijn
van een geldige verblijfsvergunning. Ook vreemdelingen die in het bezit zijn van een
geldige verblijfsvergunning van een ander Schengenland zijn onder voorwaarden vrijgesteld
van het MVV-vereiste.28
Een volledig overzicht van vrijstellingsgronden is te vinden op:
www.ind.nl/paginas/mvv-vrijstellingscategorieën.aspx.
Vraag (74):
Hoeveel vreemdelingen zijn vorig jaar vrijgesteld van het MVV-vereiste en op welke
gronden?
Antwoord
In 2024 zijn in totaal 17.730 aanvragen voor een reguliere verblijfsvergunning zonder
MVV van vreemdelingen uit MVV-plichtige landen afgehandeld. Daarvan zijn 12.960 aanvragen
ingewilligd, hetgeen betekent dat deze vreemdelingen zijn vrijgesteld van het MVV-vereiste.
Vrijstelling van het MVV-vereiste kan op diverse gronden worden verleend, bijvoorbeeld
wanneer een vreemdeling in Nederland is geboren en ook de ouders in het bezit zijn
van een geldige verblijfsvergunning. Ook vreemdelingen die in het bezit zijn van een
geldige verblijfsvergunning van een ander Schengenland zijn onder voorwaarden vrijgesteld
van het MVV-vereiste. Er kunnen meerdere vrijstellingsgronden tegelijk aan de orde
zijn.29
Een volledig overzicht van vrijstellingsgronden is te vinden op www.ind.nl/paginas/mvv-vrijstellingscategorieën.aspx.
Vraag (75):
Hoe vaak hebben kennismigranten vorig jaar een verblijfsvergunning gekregen en hoe
vaak is het verblijfsrecht van kennismigranten geweigerd of ingetrokken wegens fraude?
Antwoord:
In 2024 hebben 19.670 kennismigranten een verblijfsvergunning gekregen30.
Het verblijfsrecht van kennismigranten is in 2024 in 230 gevallen geweigerd en in
3.840 gevallen ingetrokken, omdat niet (meer) aan één of meer voorwaarden van de betreffende
regeling is voldaan31. Te denken hierbij valt aan het niet (langer) voldoen aan het looncriterium, voortijdige
beëindiging van het dienstverband/overplaatsing, of het verstrekken van onjuiste gegevens
dan wel achterhouden van gegevens. Doordat er meerdere afdoeningsgronden mogelijk
zijn, is op grond van bestaande registratie niet te genereren hoe vaak het verblijfsrecht
van kennismigranten is geweigerd of ingetrokken specifiek wegens fraude32.
Vraag (76):
Hoe vaak is vorig jaar het verblijfsrecht ingetrokken van EU-onderdanen? Op welke
gronden is dat gebeurd en hoe verhoudt dit aantal zich tot de intrekkingen in omliggende
landen? Hoeveel van de betreffende EU-onderdanen hebben ons land aantoonbaar verlaten?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 306 op de vragen naar aanleiding
van de Begroting Justitie en Veiligheid 2025 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025,
36 410 VI, nr. 27). In verband met de gestelde antwoordtermijn is het niet mogelijk de cijfers van
de IND te actualiseren.
In 2022 is in circa 1.030 zaken het verblijf van een EU-burger beëindigd. In 200 zaken
is het verblijf beëindigd en is vervolgens tot ongewenstverklaring overgegaan. In
de overige 830 zaken is het verblijf beëindigd, omdat niet aan een of meerdere voorwaarden
uit de Richtlijn vrij verkeer van personen is voldaan.
De redenen voor verblijfsbeëindiging zijn een beroep op de algemene middelen, openbare
orde en veiligheid, volksgezondheid of vanwege rechtsmisbruik en fraude. Doordat meerdere
afdoeningsgronden mogelijk zijn, is het op basis van bestaande registraties niet te
bepalen op welke grond de intrekking heeft plaatsgevonden.
Inschrijving bij de IND is voor EU-burgers niet verplicht. Wanneer EU-burgers de intentie
hebben korter dan vier maanden in Nederland te blijven, hebben zij evenmin de verplichting
om zich in te schrijven in de BRP. Dat betekent dat EU-burgers Nederland ook weer
kunnen verlaten zonder dat zij zich hoeven af te melden bij de Nederlandse overheid.
Het totaal aantal vertrokken EU-onderdanen zonder verblijfsrecht in Nederland is dan
ook niet te genereren, omdat deze vreemdelingen niet allemaal in beeld zijn van de
overheid.
Verder kan worden nagegaan hoeveel EU-onderdanen uit de caseload van DT&V Nederland
hebben verlaten. In 2022 zijn circa 540 EU-burgers uit de caseload van DT&V aantoonbaar
uit Nederland vertrokken, waarvan 470 via gedwongen vertrek. In 2023 zijn circa 570
EU-burgers uit de caseload van DT&V aantoonbaar uit Nederland vertrokken, waarvan
550 via gedwongen vertrek. In 2024 zijn circa 720 EU-burgers uit de caseload van DT&V
aantoonbaar uit Nederland vertrokken, waarvan 700 via gedwongen vertrek.
Over de intrekkingen in omliggende landen zijn geen gegevens bekend.33
Vraag (77):
Hoe vaak is vorig jaar een verblijfsvergunning ingetrokken? Op welke gronden is dat
gebeurd?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 310 op de vragen naar aanleiding
van de Begroting Justitie en Veiligheid 2025 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025,
36 410 VI, nr. 27). In verband met de gestelde antwoordtermijn is het niet mogelijk de cijfers te actualiseren.
In 2022 zijn 10.220 reguliere vergunningen ingetrokken. De IND kan een reguliere verblijfsvergunning
intrekken omdat iemand bijvoorbeeld een beroep op bijstand doet, iemand niet meer
voldoet aan de voorwaarden voor het verblijfsdoel of omdat iemand uit Nederland is
vertrokken voordat diens verblijfsvergunning is verlopen.
Omdat de registratie van deze redenen niet eenduidig gebeurt, is het niet mogelijk
cijfers per reden van intrekking uitgesplitst te genereren, maar slechts een totaal.
In 2022 zijn 360 asielvergunningen ingetrokken. Een asielvergunning kan worden ingetrokken
indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden,
de vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is of wanneer
de vreemdeling zijn hoofdverblijf heeft verplaatst. Een asielvergunning voor bepaalde
tijd kan daarnaast nog worden ingetrokken als de grond voor verlening is komen te
vervallen en vanwege het verbreken van het huwelijks- of gezinsleven.
In 2022 zijn 40 asielvergunningen ingetrokken omdat de vreemdeling onjuiste gegevens
heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden. 20 asielvergunningen zijn ingetrokken
omdat de vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is;
20 vanwege het verbreken van het huwelijks- of gezinsleven; 10 vanwege het verplaatsen
van het hoofdverblijf en 270 vanwege het vervallen van de verleningsgrond. Het vervallen
van de verleningsgrond is bijvoorbeeld van toepassing wanneer de vreemdeling terugkeert
naar het land van herkomst.34
Vraag (78):
Hoe vaak wordt een aanvraag om een verblijfsvergunning afgewezen vanwege in het land
van herkomst gepleegde misdrijven of schending van de openbare orde?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 311 op de vragen naar aanleiding
van de Begroting Justitie en Veiligheid 2025 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025,
36 410 VI, nr. 27).
Een aanvraag om een verblijfsvergunning kan worden afgewezen als er gevaar bestaat
voor de openbare orde. Het is voor de afwijzing niet relevant of het misdrijf in Nederland
of een ander land is gepleegd. De plaats waar het misdrijf is gepleegd wordt niet
door de IND geregistreerd.
Voor de reguliere verblijfsdoelen kan niet uit de geautomatiseerde IND systemen worden
gehaald of een aanvraag is afgewezen op grond van de openbare orde. Wel kan het totaal
aantal afgewezen asielvergunningen op grond van openbare orde worden genoemd. In 2022
zijn ca. 20 asielzaken afgewezen op grond van de openbare orde, in 2021 waren dit
ca. 20 zaken. De cijfers zijn afgerond op tientallen. Voorts is in 2022 op 19 vreemdelingen
artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag van toepassing verklaard.35
Vraag (79):
Hoe vaak is actief (door de Vreemdelingendienst) gecontroleerd of bezitters van verblijfsvergunningen
nog aan de gestelde voorwaarden voldoen (zoals in Nederland (samen)wonen)? Hoe verhoudt
het aantal controles zich tot voorgaande jaren? Hoeveel vergunningen zijn op basis
hiervan ingetrokken afgelopen vijf jaar?
Antwoord:
Er bestaan verschillende instrumenten om na te gaan of vergunninghouders nog voldoen
aan de voorwaarden voor hun verblijf in Nederland. Naast de door de IND uitgevoerde
administratieve controles in de systemen, voeren de Afdelingen Vreemdelingenpolitie,
Identificatie en Mensenhandel (AVIM) van de politie in het kader van het binnenlands
vreemdelingentoezicht persoonsgerichte controles uit om na te gaan of vreemdelingen
nog voldoen aan de vereisten voor vergunningverlening. De politie voert deze controles
onder meer uit op verzoek van de IND wanneer sprake is van indicaties van fraude of
misbruik of van het niet naleven van de aan de afgegeven vergunning gestelde vereisten
bij gezinsmigratie.
Het aantal persoonsgerichte controles in de jaren 2020 tot en met 2024 was als volgt:
Aantal persoonsgerichte controles
2020
1.990
2021
2.480
2022
2.450
2023
2.810
2024
2.360
Bron: Politie, eindejaarssstanden
Of een controle door de politie de directe aanleiding is geweest voor het intrekken
van de vergunning kan niet aan de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen
van de IND worden ontleend.
Vraag (80):
Hoe vaak zijn de afgelopen vijf jaar tijdelijke asielvergunningen niet verlengd of
omgezet in vergunningen voor onbepaalde tijd?
Antwoord:
Van de 19.540 afgehandelde aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde
tijd c.q. voor verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel
voor bepaalde tijd die in 2024 door de IND zijn beoordeeld, zijn er 130 afgewezen
en 1.210 niet inhoudelijk afgedaan (bijvoorbeeld verkeerd of te vroeg ingediend, dubbele
aanvraag).
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat vreemdelingen die in het bezit zijn van een
asielvergunning voor bepaalde tijd in sommige gevallen om hen moverende redenen geen
aanvraag doen voor verlenging of omzetting naar een verblijfsvergunning voor onbepaalde
tijd, bijvoorbeeld omdat zij reeds genaturaliseerd zijn of niet meer in Nederland
woonachtig zijn. Deze zaken zijn niet in voornoemde aantallen opgenomen.36
Vraag (81):
Wat is het totaal aantal vreemdelingen dat op basis van een verblijfsvergunning asiel
in Nederland verblijft, uitgesplitst in verblijfsvergunningen voor bepaalde en onbepaalde
tijd?
Antwoord:
Op 1 mei 2025 hebben er 144.200 vreemdelingen in Nederland een verblijfstitel voor
een verblijfsvergunning asiel. Daarvan hadden 123.550 vreemdelingen een verblijfstitel
voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en 20.650 vreemdelingen een
verblijfstitel voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd.
Vraag (82):
Hoeveel landen weigeren momenteel het toelaten van onderdanen in het kader van het
terugkeer- en uitzettingsbeleid? Welke landen zijn dat?
Antwoord:
Vrijwel alle herkomstlanden verlenen consulaire bijstand aan eigen onderdanen die
vrijwillig willen terugkeren, maar bijvoorbeeld niet beschikken over de juiste (reis)documenten.
Daarnaast werkt het merendeel van de herkomstlanden in meer of mindere mate mee aan
gedwongen terugkeer van eigen onderdanen. Het is lastig om een eenduidige lijst te
maken van landen die wel of niet goed meewerken aan terugkeer. Eerder is er sprake
van een glijdende schaal van enerzijds landen die zeer goed meewerken en anderzijds
landen die nauwelijks meewerken en/of zeer passief of traag reageren op verzoeken
in dat kader. Daarnaast verandert de mate van medewerking over de tijd, en kan het
delen van specifieke landen een negatief effect hebben op de lopende trajecten waarmee
het kabinet de terugkeersamenwerking probeert te verbeteren. Het kabinet zet zich
ervoor in om zoveel als mogelijk vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf te laten
terugkeren. In dat kader worden verschillende instrumenten ingezet om de terugkeersamenwerking
te verbeteren, zowel in bilateraal, als in EU verband. Meer specifiek wordt ook verwezen
naar de beleidsagenda van de Taskforce Internationale Migratie, waarover de Kamer
op 23 mei jl. per brief is geïnformeerd.
Vraag (83):
Hoeveel vreemdelingen bevinden zich zonder verblijfsrecht in Nederland maar worden
op grond van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
niet uitgezet?
Antwoord
Artikel 3 EVRM is een absoluut verbod op uitzetting naar een land waar een persoon
een reëel risico loopt op foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of
bestraffing. Echter, op de vreemdeling rust dan nog steeds de verplichting Nederland
te verlaten. In die gevallen wordt bekeken of vertrek naar een ander land mogelijk
is. Ook kan het zijn dat het 3 EVRM-beletsel na verloop van tijd vanwege gewijzigde
omstandigheden niet langer van toepassing is. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn
als de veiligheidssituatie in het land van herkomst verbetert.
Het totaal aantal vreemdelingen dat zich zonder verblijfsrecht in Nederland bevindt
en op grond van artikel 3 EVRM niet naar het land van herkomst kan worden uitgezet,
is niet als zodanig uit de systemen van de migratieketen te genereren. De Nederlandse
overheid heeft immers geen zicht op vreemdelingen die weliswaar in Nederland zijn,
maar zich aan het vreemdelingentoezicht onttrekken. Het aantal vreemdelingen met een
1F-status in de werkvoorraad van de DT&V bedroeg 1 mei 2025 circa 120. Bij 80 van
deze dossiers is ook sprake van een beletsel uit te zetten op grond van artikel 3
EVRM. Buiten vreemdelingen met een 1F-status kan niet uit de systemen van de DT&V
gegenereerd worden of er sprake is van een 3 EVRM-beletsel.
Vraag (84):
Hoeveel criminele vreemdelingen bevinden zich zonder verblijfsrecht in Nederland?
Hoeveel daarvan kunnen niet worden uitgezet en waarom niet? Hoeveel daarvan zitten
in (vreemdelingen)bewaring?
Antwoord:
De overheid heeft geen zicht op alle vreemdelingen die zich onrechtmatig in Nederland
bevinden. Dit is inherent aan onrechtmatig verblijf.
Conform de afspraken in de ketenprocesbeschrijving Vreemdelingen in de Strafrechtketen
(VRIS) [1] draagt de strafrechtketen vreemdelingen met een strafrechtelijke achtergrond
over aan DT&V. Op 1 mei 2025 had de DT&V circa 820 zogeheten VRIS-ers in de caseload.
Nagenoeg alle VRIS-ers verblijven in een locatie van DJI. Vaak in verband met een
(preventieve) hechtenis, gevangenisstraf of maatregel in een penitentiaire inrichting,
maar ook in een detentiecentrum voor vreemdelingenbewaring.
Het uitgangspunt is vanzelfsprekend dat in al deze zaken wordt gewerkt aan terugkeer.
In 2025 tot en met mei zijn circa 370 VRIS-ers uit de caseload van de DT&V vertrokken,
waarvan circa 280 (76%) aantoonbaar en circa 90 (24%) zelfstandig zonder toezicht.
In 2024 was het percentage aantoonbaar vertrek van VRIS-ers 78%.
Het slagen van een uitzetting is afhankelijk van meerdere factoren, waaronder informatie
over identiteit en nationaliteit van betrokkene, de beschikbaarheid van reisdocumenten
en de mate van medewerking door landen van herkomst. Daarnaast kunnen nieuwe verblijfsaanvragen
terugkeer (tijdelijk) frustreren. De opstelling van de vreemdeling kan van grote invloed
zijn op deze factoren.
Vraag (85):
Hoeveel dossiers van vreemdelingen zijn dit jaar en vorig jaar overgedragen aan de
DT&V en welk deel hiervan betreft vreemdelingen die een reguliere verblijfsprocedure
hebben doorlopen?
Antwoord:
In 2024 zijn ca. 17.350 dossiers overgedragen aan de DT&V. In 2025 tot en met april
zijn ca. 6.480 dossiers overgedragen aan de DT&V. In de registratie van de DT&V wordt
geen onderscheid gemaakt naar de verblijfsrechtelijke achtergrond van een vreemdeling
omdat dit niet relevant is in het kader van terugkeer. Het gaat bij terugkeer enkel
om het feit dat vreemdelingen niet (langer) in Nederland mogen blijven.
Vraag (86):
Van hoeveel vreemdelingen die in de Basisregistratie Personen (BRP) staan ingeschreven
hebben gemeenten het vermoeden dat zij feitelijk niet op dit adres of in Nederland
verblijven? Bij welk aandeel hiervan is het verblijfsrecht ingetrokken?
Antwoord:
Op peildatum 11 mei 2025 woonden ca 7.710 personen in Nederland op een adres dat op
dat moment in onderzoek was door gemeenten. Het betreft hier alle personen, ongeacht
nationaliteit. Ca 3.880 personen hiervan hebben een niet-Nederlandse nationaliteit.
Het feit dat een adres in onderzoek is, betekent niet per definitie dat een gemeente
eraan twijfelt of de betrokkene op het adres woont. Wel dat de gemeente in deze gevallen
twijfelt aan de correctheid van een of meer gegevens in het opgegeven adres. Dat kan
bijvoorbeeld ook de schrijfwijze van de straatnaam zijn of een eventuele toevoeging
bij het huisnummer. Het zal echter in veruit de meeste gevallen gaan over twijfel
over wie er op dat adres woont. Het CBS kan niet aangeven van welk deel van deze groep
de verblijfsvergunning is ingetrokken.37
Vraag (87):
Welke organisaties in Nederland houden zich bezig met de behartiging van belangen
van vreemdelingen en worden gesubsidieerd door de Nederlandse overheid? Hoeveel gemeenschapsgeld
ontvangen zij, uitgesplitst naar subsidies door het Rijk en gemeenten?
Antwoord:
Het Ministerie van A&M subsidieert een aantal organisaties die zich inzet voor de
belangen van vreemdelingen. Die inzet is breder dan belangenbehartiging. In de tabel
in de bijlage is weergegeven met welke organisaties A&M op dit moment een subsidierelatie
heeft in het kader van migratie. A&M houdt geen overzicht bij van de subsidierelaties
die gemeenten of andere onderdelen van het Rijk hebben met organisaties.
NOO
Voor het Nationaal Programma Oekraïense Vluchtelingen is voorzien in bijna € 20 mln.
aan subsidies voor niet-gouvernementele organisaties. Onder andere het Nederlandse
Rode Kruis, Vluchtelingenwerk Nederland en Psyglobal ontvangen een subsidie uit dit
budget.
A&M Bestuursdepartement
Vanuit het bestuursdepartement wordt circa € 20 mln. aan subsidies verstrekt aan niet-gouvernementele
organisaties. Dit betreft o.a. Vluchtelingenwerk Nederland, het Nederlandse Rode Kruis
en International Organization for Migration.
DTenV
Vanuit DTenV wordt circa € 10 mln. aan subsidies verstrekt aan niet-gouvernementele
organisaties. Dit betreft o.a. International Organization for Migration, Stichting
Barka en Stichting Wereldwijd.
Vraag (88):
Welke organisaties in Nederland houden zich bezig met de begeleiding van vreemdelingen
naar het land van herkomst? Hoeveel gemeenschapsgeld ontvangen zij, en hoeveel vreemdelingen
laten zij terugkeren uitgesplitst per organisatie?
Antwoord:
Vanuit de rijksoverheid wordt de begeleiding van vreemdelingen naar het land van herkomst
georganiseerd door of in afstemming met de Dienst Terugkeer & Vertrek. Het budget
van de DTenV is in 2025 124 miljoen euro. Op dit moment worden, naast de begeleiding
van de DTenV, projecten uitgevoerd op het terrein van terugkeer van vreemdelingen
naar landen van herkomst door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), Vluchtelingenwerk
Nederland, de Stichting Wereldwijd, de Stichting Sociale Veiligheid Nederland, de
Stichting Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt, Solid Road, de Regenboog Groep
en Barka Nederland.
Daarnaast is het mogelijk dat er andere organisaties actief zijn op dit gebied, op
lokaal niveau bijvoorbeeld in samenwerking met gemeenten, waar de rijksoverheid niet
bij betrokken is. Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de vreemdeling
om Nederland te verlaten wanneer er geen recht op verblijf is.
Ook uit het Europese Asiel, Migratie en Integratiefonds (AMIF) worden subsidies verleend.
In de AMIF programmaperiode 2021–2027 is 58,5 miljoen euro beschikbaar voor projecten
die zich richten op de bevordering van vertrek. Dit betreft enerzijds zelfstandig
dan wel gedwongen vertrek van vreemdelingen die geen recht op verblijf in Nederland
hebben. Anderzijds vreemdelingen die in afwachting zijn van een beslissing op hun
aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, bezwaarschrift of beroep of
van vreemdelingen met een tijdelijk verblijfsrecht. Hiervan is 39 miljoen euro beschikbaar
voor de DTenV en 19,5 miljoen euro beschikbaar voor IOM. Deze middelen kunnen worden
ingezet voor activiteiten zoals het dekken van directe kosten van terugkeer, waaronder
begeleiding van de vreemdeling bij vertrek, de inzet van tolken, vervoer, het verkrijgen
van reisdocumenten en re-integratievoorzieningen. Ook kunnen zij onder andere worden
aangewend voor capaciteitsopbouw en relatiebeheer in derde landen, voor investeringen
in ICT ter ondersteuning van het uitvoeringsproces en voor communicatie en informatievoorziening
over terugkeer.
Meer informatie over het AMIF is te vinden op https://www.uitvoeringvanbeleidszw.nl/subsidies-en-regelingen/emvf-2021….
Vraag (89):
In welke gemeenten wordt opvang verleend aan uitgeprocedeerde vreemdelingen? Kunt
u een overzicht geven van alle locaties, en hierbij aangeven of, en zo ja, hoeveel
vreemdelingen er aantoonbaar zijn vertrokken vanuit deze locaties? Welke kosten werden
hiervoor uitgetrokken?
Antwoord:
Per 1 januari 2025 is de rijksbijdrage aan de Landelijke Vreemdelingen Voorziening
beëindigd. Daarom worden hieronder de laatst bekende cijfers vanuit de LVV per 31 december
2024 beschreven.
Voor zover bekend werd onderdak geboden aan vreemdelingen zonder recht op verblijf
of rijksopvang in de voorzieningen in het kader van het programma Landelijke Vreemdelingen
Voorziening (LVV) en in de nog resterende bed-bad-brood-voorzieningen. Wat betreft
de voorzieningen in het kader van het programma LVV ging het om locaties in de gemeenten
Amsterdam, Eindhoven, Groningen, Rotterdam en Utrecht. Op 31 december 2024 hadden
2.980 personen deelgenomen aan de LVV. Hiervan zijn 2.470 personen uitgestroomd. Voor
980 personen van de uitgestroomde personen werd een bestendige oplossing voor hun
situatie gevonden (verblijf of terugkeer). Hiervan gold voor 240 personen dat zij
uit Nederland zijn vertrokken. Voor 510 personen is het LVV-traject per 1 januari
2025 beëindigd zonder uitkomst.
Omdat de begeleidingstrajecten per geval kunnen verschillen in opzet en duur is er
geen overzicht te geven van de kosten per traject. In de periode 2019 – 2024 ontvingen
de betreffende gemeenten gezamenlijk een bedrag variërend van 14,1 tot 17,3 mln euro
per jaar voor de kosten van onderdak en begeleiding van alle trajecten in de LVV,
deels gefinancierd door het rijk en deels door de gemeenten.
Wat betreft de bed-bad-brood-voorzieningen is er geen volledig beeld van de locaties
en het aantal vreemdelingen waaraan onderdak wordt geboden.38
Vraag (90):
Hoeveel vluchtelingen hebben de Arabische golfstaten, zoals Qatar, Dubai en de Verenigde
Arabische Emiraten, opgenomen?
Antwoord:
Volgens UNHCR werden medio 2024 ongeveer 16.000 ontheemden (vluchtelingen, asielzoekers
en «others of concern to UNHCR») opgevangen in de zes golfstaten (Saudi-Arabië, de
Verenigde Arabische Emiraten, Koeweit, Qatar, Bahrein en Oman).39
Vraag (91):
Hoeveel Dublinclaims heeft Nederland de afgelopen vijf jaar ingediend en bij welke
EU-landen? Wat is het inwillingspercentage van deze take charge claims van de betreffende
landen? Hoe vaak worden deze claims geweigerd? Kunt u dit uitsplitsen per land?
Antwoord:
Hieronder vindt u de cijfers, per lidstaat uitgesplitst, voor de jaren 2020–2024 van
het aantal ingediende claims, het aantal daarop ontvangen claimakkoorden en het percentage
van het aantal akkoorden. Deze cijfers zijn weergegeven in cohorten, wat betekent
dat de akkoorden worden geteld in het jaar waarop de betreffende claim is ingediend.
Naar Hongarije, Griekenland en Italië kan Nederland geen Dublinclaimanten overdragen.
Daarom kunnen geen betrouwbare cijfers geleverd worden over claims en claimakkoorden.
Deze landen zijn daarom niet opgenomen in het onderstaand overzicht. Voor Italië geldt
dit vanaf 2024.40
In dit overzicht vindt u het percentage akkoorden van alle claim-uit zaken (zowel
take back als take charge).
Disclaimer algemeen:
Bron IND (Metis). Standmaand/peildatum: 1-5-2025.
De cijfers kunnen afwijken van eerdere cijfers over eenzelfde periode in vorige rapportages,
omdat de cijfers zijn geactualiseerd. In een aantal zaken worden correcties uitgevoerd
na het verstrijken van de rapportageperiode die pas zichtbaar worden in cijfers met
een latere peildatum. Alle cijfers (zowel de totalen als de verschillende deelcijfers)
zijn afgerond op tientallen. Percentages worden afgerond naar hele getallen. Cijfers
tussen 0–9 worden vermeld als < 10. Door de afrondingen kan een ogenschijnlijk verschil
ontstaan tussen de eindtotalen en de optelsommen van de verschillende deelcijfers.
Jaar waarin Dublin-claim is ingediend
2020
2021
2022
2023
2024
Totaal
België
Aantal ingediende claims
180
180
230
450
490
1.710
Waarop ontvangen claim akkoorden
130
130
160
350
370
1.250
Percentage akkoord
72%
72%
70%
78%
76%
73%
Bondsrepubliek Duitsland
Aantal ingediende claims
1.870
1.590
1.850
2.990
2.440
11.440
Waarop ontvangen claim akkoorden
1.380
1.200
1.340
2.190
1.840
8.460
Percentage akkoord
74%
75%
72%
73%
75%
74%
Bulgarije
Aantal ingediende claims
40
60
290
510
420
1.410
Waarop ontvangen claim akkoorden
10
20
180
310
250
810
Percentage akkoord
25%
33%
62%
61%
60%
57%
Cyprus
Aantal ingediende claims
10
30
10
30
30
110
Waarop ontvangen claim akkoorden
<5
10
10
10
10
40
Percentage akkoord
33%
100%
33%
33%
36%
Denemarken
Aantal ingediende claims
80
170
120
80
50
510
Waarop ontvangen claim akkoorden
40
130
80
50
30
340
Percentage akkoord
50%
76%
67%
63%
60%
67%
Estland
Aantal ingediende claims
<5
10
10
10
30
Waarop ontvangen claim akkoorden
<5
<5
<5
10
10
Percentage akkoord
33%
Finland
Aantal ingediende claims
30
10
20
30
30
130
Waarop ontvangen claim akkoorden
20
10
20
30
20
110
Percentage akkoord
67%
100%
100%
100%
67%
85%
Frankrijk
Aantal ingediende claims
630
510
920
1.060
1.040
4.410
Waarop ontvangen claim akkoorden
450
360
660
670
660
2.910
Percentage akkoord
71%
71%
72%
63%
63%
66%
Groot-Brittannië
Aantal ingediende claims
40
40
Waarop ontvangen claim akkoorden
30
30
Waarvan geeffectueerde overdrachten
75%
75%
Ierland
Aantal ingediende claims
10
10
10
10
50
Waarop ontvangen claim akkoorden
<5
<5
<5
<5
<10
Percentage akkoorden
1
IJsland
Aantal ingediende claims
10
10
<5
10
10
40
Waarop ontvangen claim akkoorden
<5
10
<5
<5
10
Percentage akkoorden
25%
Italië
Aantal ingediende claims
1.510
1.450
2.610
1.570
7.170
Waarop ontvangen claim akkoorden
1.240
1.250
2.340
1.400
6.240
Percentage akkoorden
82%
86%
90%
89%
87%
Kroatië
Aantal ingediende claims
100
70
80
640
960
1.980
Waarop ontvangen claim akkoorden
60
50
70
580
820
1.680
Percentage akkoorden
60%
71%
86%
91%
85%
85%
Letland
Aantal ingediende claims
10
10
30
70
30
160
Waarop ontvangen claim akkoorden
10
10
30
60
20
140
Percentage akkoorden
100%
100%
100%
86%
67%
88%
Liechtenstein
Aantal ingediende claims
<5
<5
<5
<5
<5
<10
Waarop ontvangen claim akkoorden
<5
<5
<5
<5
<10
Percentage akkoorden
<5
<5
<10
Litouwen
Aantal ingediende claims
50
30
40
40
20
190
Waarop ontvangen claim akkoorden
50
20
40
40
20
180
Percentage akkoorden
100%
67%
100%
100%
100%
95%
Luxemburg
Aantal ingediende claims
40
30
30
20
30
160
Waarop ontvangen claim akkoorden
40
20
20
10
10
100
Percentage akkoorden
100%
67%
67%
50%
33%
63%
Malta
Aantal ingediende claims
60
70
130
120
70
460
Waarop ontvangen claim akkoorden
40
50
100
90
60
350
Percentage akkoorden
67%
71%
77%
75%
86%
76%
Noorwegen
Aantal ingediende claims
20
10
20
10
20
90
Waarop ontvangen claim akkoorden
10
<5
10
10
10
50
Percentage akkoorden
50%
50%
100%
50%
56%
Oostenrijk
Aantal ingediende claims
150
250
680
930
390
2.490
Waarop ontvangen claim akkoorden
90
170
390
550
220
1.460
Percentage akkoorden
60%
68%
57%
59%
56%
59%
Polen
Aantal ingediende claims
90
100
290
210
200
920
Waarop ontvangen claim akkoorden
80
80
260
190
180
820
Percentage akkoorden
89%
80%
90%
90%
90%
89%
Portugal
Aantal ingediende claims
20
20
30
70
60
220
Waarop ontvangen claim akkoorden
10
10
30
50
60
170
Percentage akkoorden
50%
50%
100%
71%
100%
77%
Roemenië
Aantal ingediende claims
130
170
150
110
110
690
Waarop ontvangen claim akkoorden
90
110
90
80
80
470
Percentage akkoorden
69%
65%
60%
73%
73%
68%
Slovenië
Aantal ingediende claims
140
100
90
110
80
540
Waarop ontvangen claim akkoorden
80
70
60
70
50
350
Percentage akkoorden
57%
70%
67%
64%
63%
65%
Slowakije
Aantal ingediende claims
10
10
10
20
10
70
Waarop ontvangen claim akkoorden
10
10
10
10
10
50
Percentage akkoorden
100%
100%
100%
50%
100%
71%
Spanje
Aantal ingediende claims
560
680
960
1.160
730
4.350
Waarop ontvangen claim akkoorden
390
530
700
740
550
3.080
Percentage akkoorden
70%
78%
73%
64%
75%
71%
Tsjechië
Aantal ingediende claims
30
30
50
60
50
230
Waarop ontvangen claim akkoorden
30
20
40
50
40
190
Percentage akkoorden
100%
67%
80%
83%
80%
83%
Zweden
Aantal ingediende claims
130
100
190
210
150
820
Waarop ontvangen claim akkoorden
80
70
150
160
120
600
Percentage akkoorden
62%
70%
79%
76%
80%
73%
Zwitserland
Aantal ingediende claims
290
260
290
480
440
1.950
Waarop ontvangen claim akkoorden
190
150
170
260
240
1.120
Percentage akkoorden
66%
58%
59%
54%
55%
57%
Totaal aantal ingediende claims
7.400
7.020
9.670
11.440
8.830
46.640
Totaal waarop ontvangen claim akkoorden
4.570
4.490
6.960
7.960
5.780
31.130
Totaal percentage akkoorden
62%
64%
72%
70%
65%
67%
X Noot
1
Indien minder dan 10 claims zijn verstuurd of akkoorden zijn ontvangen is het niet
mogelijk om een percentage te berekenen. Deze velden zijn daarom leeg gelaten.
Vraag (92):
Hoeveel sociale huurwoningen zijn er de afgelopen vijf jaar verstrekt aan statushouders?
Antwoord:
In de tabel als opgenomen in de bijlage staat hoeveel statushouders de afgelopen vijf
jaar door Nederlandse gemeenten zijn gehuisvest in het kader van de taakstelling huisvesting
vergunninghouders. Hierbij wordt benadrukt dat het aantal gehuisveste statushouders
niet gelijk is aan het aantal woningen, omdat meerdere statushouders (bijv. een gezin)
samen gehuisvest worden. Het aantal (sociale huur)woningen dat met het huisvesten
van vergunninghouders gemoeid is, wordt door de rijksoverheid niet geregistreerd.
Informatie over huisvesting en integratie van statushouders is te vinden op de website
van het CBS.
Huisvesting en integratie van statushouders – Asiel en integratie 2025 | CBS
Jaar
Aantal gehuisveste statushouders
2024
30.050
2023
30.680
2022
29.050
2021
22.380
2020
12.010
Bron: Overzicht huisvesting vergunninghouders, eindejaarsstanden. Er zijn kleine verschillen
mogelijk tussen publicaties met een verschillende peildatum, bijvoorbeeld als gevolg
van naregistratie.
Vraag (93):
Kunt u nader toelichten waarom het mediaanscenario van de Meerjaren Productie Prognose
(MPP) leidt tot bijstellingen op het budget van de IND en kunt u de bijstellingen
voor de jaren 2025 en 2026 nader specificeren?
Antwoord:
Normaliter wordt bij het opstellen van een toekomstscenario op basis van de Meerjaren
Productie Prognose gekozen voor het medio scenario. Dit jaar is op basis van de gevolgen
van de ingediende asielwetsvoorstellen en de laatste trends gekozen voor het mediaanscenario.
Het kabinet heeft op basis van de MPP 2024-II het meerjarig budget van de IND bijgesteld
met 33,8 mln. euro in 2025 en 87,6 mln. euro in 2026. Deze middelen worden ingezet
voor het behoud en de beperkte werving van personeel, die bijdragen aan het verwerken
de voorraad en de nieuwe aanvragen.
Vraag (94):
Kunt u de bijstellingen bij het COA voor de jaren 2025 en 2026 nader specificeren
en kunt u daarbij aangeven hoeveel van deze bijstelling gaat naar reguliere opvang,
noodopvang en crisisnoodopvang?
Antwoord:
De kosten voor opvang worden geraamd aan de hand van de Meerjarige Productie Prognose
(MPP). Op basis van de MPP is door het Kabinet voor 2025 779,4 miljoen euro toegevoegd
aan de begroting van het COA. Hiervan is 815,3 miljoen euro in 2025 toegevoegd aan
het (crisis)noodopvangbudget en 35,9 miljoen euro in mindering gebracht op het budget
voor reguliere opvang.
In 2026 is op basis van de MPP 401,5 miljoen euro toegevoegd aan de begroting van
het COA. Hiervan is 757,7 miljoen euro toegevoegd aan het (crisis)noodopvangbudget
en 356,2 miljoen euro in mindering gebracht op het budget voor reguliere opvang.
Vraag (95):
Betekent de afspraak om de Spreidingswet pas, op z'n vroegst, begin 2026 in te trekken
niet dat er ook voor het jaar 2026 geld gereserveerd dient te worden voor de bonussen?
Zo ja, waarom is dat nu niet het geval?
Antwoord:
Conform de spreidingswet worden er per cyclus van de wet bonussen uitgekeerd aan gemeenten
die daar op basis van de gestelde voorwaarden recht op hebben. De eerste cyclus van
de spreidingswet loopt van februari 2024 tot februari 2026. Eenmaal per cyclus worden
deze bonussen uitgekeerd. Voor SPUK 1 is dit in 2025, en voor SPUK 2 en 3 in 2026.
Vraag (96):
Kunt u het bedrag van € 8,8 miljoen (2025 en 2026) voor de DISA nader toelichten en
specificeren?
Antwoord:
Per 1 januari 2025 is de politie gestopt met het uitvoeren van de Identificatie en
Registratiewerkzaamheden (I&R) ten behoeve van asielaanvragers. De hierbij behorende
taken en activiteiten zijn overgedragen aan de nieuw opgerichte Dienst Identificatie
en Screening Asielzoekers (DISA). De DISA wordt gefinancierd op basis van de MPP.
Op basis van de MPP-raming wordt het budget verhoogd omdat de komende jaren meer registraties
worden uitgevoerd door Dienst Identificatie en Screening Asielzoekers (DISA). Voor
2025 en 2026 betreft dit € 8,8 mln.
Vraag (99):
Welke controlemechanismen zijn er om te waarborgen dat het oprichten van de DISA er
daadwerkelijk toe gaat leiden dat er een efficiëntere en effectievere registratie
van asielzoekers plaats gaat vinden?
Antwoord:
De DISA is als uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Asiel en Migratie opgenomen
in het binnen het Ministerie van JenV gebruikelijke sturingsmodel. Via een jaarlijkse
aanschrijving en opdrachtbrief wordt de opgave van de DISA vertaald in heldere resultaatafspraken.
Via periodieke gesprekken binnen de planning- en begrotingscyclus wordt binnen de
sturingsdriehoek op de jaardoelstellingen van DISA gestuurd.
Voor 2025 heeft de DISA in haar jaarplan vier jaardoelen opgenomen: 1) zorgvuldige
en tijdige procesgang, 2) adequate IV-ondersteuning, 3) procesvernieuwing/herontwerp
en 4) inrichting organisatie. Via de jaardoelen stuurt DISA op een verwerking die
meeloopt met de MPP en waarbij ten minste 90% van de aanvragers binnen 24 uur geïdentificeerd
en geregistreerd zijn, zodat maximaal wordt ingezet achterstanden te voorkomen. Daarbij
zet DISA in op verdere automatisering, digitalisering en vereenvoudiging van het uitvoerend
proces, zodat dit flexibel en wendbaar uitgevoerd kan worden. Tot nog toe is de DISA
met deze optimalisaties in staat gebleken om de instroom, een veel gevallen sneller
maar uiterlijk, binnen de gestelde 24 uur te verwerken.
Vraag (100):
Kan toegelicht worden waarom de zorgkosten per ontheemde zijn gestegen en daarom meer
budget nodig is voor de Regeling Medische zorg Ontheemden (RMO) terwijl er in de Kamer
een motie in aangenomen om ontheemden mee te laten betalen aan hun zorgkosten?
Antwoord:
In algemene zin zijn de zorgkosten in Nederland gestegen, onder meer door inflatie.
Daarnaast is de toename te verklaren doordat ontheemden die op een wachtlijst stonden
voor een behandeling deze ondertussen ook hebben gekregen. Tot slot, verblijven ontheemden
met het aanhouden van de oorlog langer in Nederland en wetenzij beter hun weg weten
te vinden in het Nederlandse zorgsysteem.
Vraag (101):
Kunt u het bedrag van € 10,2 miljoen voor taallessen voor ontheemden nader specificeren?
Om hoeveel (extra) kinderen en docenten gaat dit?
Antwoord:
De € 10,2 mln. betreft een correctieboeking voor AenM, die niet correct is toegelicht
in de tekst van de eerste suppletoire begroting. Het gaat om respectievelijk 10 miljoen
voor taalonderwijs van volwassenen en 0,2 miljoen voor het ontwikkelen van competenties
in het kader van de «Skills Alliance». De beleidsverantwoordelijkheid voor de besteding
ligt niet bij AenM, maar bij het Ministerie van OCW. Het bedrag van 10 miljoen euro
is al eerder bij de ontwerpbegroting voor 2025 toegevoegd aan de middelen die gemeenten
ontvangen voor het aanbieden van taalonderwijs aan volwassenen (de WEB-middelen).
Deze zijn bedoeld voor alle niet-inburgeringsplichtigen en dus niet alleen voor ontheemden.
Er wordt niet landelijk geregistreerd hoeveel ontheemden uit Oekraïne taallessen volgen
uit deze middelen en hoeveel docenten ingezet worden om die taallessen te geven. Naar
schatting kunnen circa 5800 ontheemden uit Oekraïne gebruik maken van een laagdrempelige
informele taalcursus die gemiddeld 1.750 euro kost.
Vraag (102):
Kunt u toelichtingen hoeveel de invoering van de asielnoodmaatregelenwet kost?
Antwoord:
De structurele kosten voor de IND voor de uitvoering van de asielnoodmaatregelenwet
zijn op basis van de eerdere analyses door de IND zelf geraamd op 1,5 mln. De rechtspraak
heeft op basis van de eerdere analyses zelf aangegeven dat gaat het om structureel
5,8 mln. met name als gevolg van werklastverzwaring door een toename van het aantal
zaken en een toename van de complexiteit en daarmee de behandeltijd van zaken. De
incidentele kosten bij de IND bedragen 0,6 miljoen. Bij de rechtspraak zijn de incidentele
kosten ca. 5,9 mln. In de memorie van toelichting van het wetsvoorstel zijn de kosten
per maatregel en per organisatie in meer detail toegelicht.
De daadwerkelijke kostenontwikkeling wordt onderzocht in de evaluatie die is toegezegd.
Deze evaluatie zal in 2025 worden uitgevoerd, naar verwachting in het najaar.
Vraag (103):
Kunt u toelichten hoeveel de invoering van het wetsvoorstel tweestatusstelsel kost?
Antwoord:
De financiële gevolgen van de in dit wetsvoorstel opgenomen maatregelen hebben vooral
betrekking op de uitvoering, met name de IND en de rechtspraak. Het kabinet heeft
middelen beschikbaar gesteld om de kosten voor de uitvoering van deze wet te dekken
De Rechtspraak verwacht een substantiële stijging van de werklast. De wet zorgt voor
een toename van het aantal zaken en een toename van de complexiteit en daarmee behandeltijd
van zaken. In het eerste jaar is de omvang van de extra werklast incidenteel geraamd
op € 47,8 miljoen. De structurele kosten vanaf 2027 bedragen € 46,8 miljoen.
De introductie van het tweestatusstelsel leidt voor de IND tot zowel structurele als
incidentele kosten. Op basis van de huidige inzichten en scenario’s zorgt het tweestatusstelsel
voor een structurele toename van de personele kosten van € 25-€ 60 miljoen per jaar.
De daadwerkelijke kostenontwikkeling wordt onderzocht in de evaluatie die is toegezegd.
Deze evaluatie zal in 2025 worden uitgevoerd, naar verwachting in het najaar.
Vraag (104):
Hoe verklaart u de stijging van de gemiddelde zorgkosten per Oekraïense ontheemde?
Antwoord:
In algemene zin zijn de zorgkosten in Nederland gestegen, onder meer door inflatie.
Daarnaast is de toename te verklaren doordat ontheemden die op een wachtlijst stonden
voor een behandeling deze ondertussen ook hebben gekregen. Tot slot, verblijven ontheemden
met het aanhouden van de oorlog langer in Nederland. Dit betekent dat zij beter hun
weg weten te vinden in het Nederlandse zorgsysteem.
Vraag (105):
Hoe wordt gewaarborgd dat de € 115 miljoen aan «middelen wetsvoorstellen» doelmatig
en worden besteed?
Antwoord:
De kosten die voor de implementatie van de reeds aan de Tweede Kamer aangeboden wetsvoorstellen
zijn voorzien, zoals opgenomen in de memorie van toelichting, zijn gebaseerd op uitvoeringstoetsen
die door de organisaties zelf zijn uitgevoerd. De inschatting van de kosten is gebaseerd
op de huidige inzichten. De kostenontwikkeling wordt opnieuw onderzocht in de evaluatie
die in 2025 zal worden uitgevoerd. Daarnaast ben ik voornemens drie jaar na datum
inwerkingtreding een brede evaluatie ten aanzien van de in samenhang genomen maatregelen
uit te voeren om de effectiviteit en doelmatigheid voor de uitvoering in beeld te
krijgen.41
Vraag (106):
Hoeveel structurele opvangplekken zijn er momenteel beschikbaar voor de opvang van
asielzoekers?
Antwoord:
Als structureel worden beschouwd de reguliere opvanglocaties (alles behalve Noodopvang
en Crisis Noodopvang/TGO), dat zijn 37.380 plekken op 23-05-2025.
Vraag (107):
Hoeveel structurele opvangplekken zullen beschikbaar zijn per 1 januari 2026 mits
alle plannen die nu lopen ook doorgang vinden?
Antwoord:
Als structureel worden beschouwd de reguliere opvanglocaties (allesbehalve Noodopvang
en Crisis Noodopvang/TGO).
Voor de doorkijk van de capaciteit wordt geen onderscheid gemaakt tussen noodopvang
en regulier, deze getallen zijn dus niet beschikbaar. Dit is bij nog te vormen locaties
vaak nog een onderwerp van discussie met gemeenten.
Vraag (108):
Voor hoeveel structurele opvangplekken is er financiering in de huidige begroting
in de jaren 2026, 2027 en 2028?
Antwoord:
Het Kabinet heeft ervoor gekozen om op basis van de MPP 2024-II de middelen voor het
COA tot en met 2026 te verwerken in de eerste suppletoire begroting. In 2026 zal er
hierdoor budgettaire ruimte zijn voor 103.065 plekken. In 2027 en 2028 is er een aflopend
kader. Met gebruik van het prijspeil 2025 kunnen in 2027 27.877 plekken geëxploiteerd
worden. Voor 2028 zijn dit 18.954 plekken. Het kabinet zet er met instroombeperkende
maatregelen een verbeterde uitstroom van statushouders op in dat asielopvangplekken
verminderd nodig zijn.
Vraag (109):
Hoeveel structurele opvangplekken worden gerealiseerd in de 20 meest welvarende gemeenten
(op basis van gemiddeld jaarinkomen)?
Antwoord:
Allereerst wordt opgemerkt dat bij de uitvraag voor opvangcapaciteit niet gekeken
wordt naar de mate van welvarendheid van een gemeente. Met iedere gemeente die capaciteit
beschikbaar stelt, wordt overleg ingepland.
Als structureel worden beschouwd de reguliere opvanglocaties (alles behalve Noodopvang
en TGO).
In de 20 meest welvarende gemeenten gezamenlijk (op basis van gemiddeld jaarinkomen)
worden ca. 220 structurele opvangplekken gerealiseerd (Netto Logistieke Capaciteit,
dus na aftrek van verlies van bedden door verbouwingen, instroomstops etc.).
(bron: CBS,
https://longreads.cbs.nl/materiele-welvaart-in-nederland-2022/inkomen-v…, Tabel in 2.5.1. Gegevens uit 2020)
Vraag (110):
Hoeveel structurele opvangplekken worden gerealiseerd in de 20 minst welvarende gemeenten
(op basis van gemiddeld jaarinkomen)?
Antwoord:
Allereerst wordt opgemerkt dat bij de uitvraag voor opvangcapaciteit niet gekeken
wordt naar de mate van welvarendheid van een gemeente. Met iedere gemeente die capaciteit
beschikbaar stelt wordt overleg ingepland. Als structureel worden beschouwd de reguliere
opvanglocaties (alles behalve Noodopvang en TGO).
In de 20 minst welvarende gemeenten gezamenlijk (op basis van gemiddeld jaarinkomen)
worden ca.5.290 structurele opvangplekken gerealiseerd (Netto Logistieke Capaciteit,
dus na aftrek van verlies van bedden door verbouwing, instroomstops etc.).
(bron: CBS,
https://longreads.cbs.nl/materiele-welvaart-in-nederland-2022/inkomen-v…, Tabel in 2.5.1. Gegevens uit 2020)
Vraag (111):
Hoeveel opvangplekken bieden de 20 meest welvarende gemeenten als het gaat om de opvang
van Oekraïners?
Antwoord:
Voor de opvang van Oekraïners is een gecombineerde resultaats- en inspanningsverplichting
afgesproken. Aan het begin van de crisis in maart 2020 is iedere Veiligheidsregio
opgedragen om 2.000 plekken te realiseren. Dit telt op tot 50.000 plekken. Aanvullende
verzoeken aan de regio's hebben de vorm van een inspanningsverplichting. Deze verdeling
is gebaseerd op inwoneraantal en oppervlakte. Binnen een regio worden soms onderlinge
afspraken gemaakt over de verdeling van de verschillende doelgroepen per gemeente.
Ruim 35.000 ontheemden hebben opvang in eigen circuit gerealiseerd. Daar komt bij
dat er voortdurend locaties openen en sluiten, en een eventuele lijst constant zou
wijzigen. Al met al is een uitsplitsing van de cijfers per regio naar gemeenten dus
lastig te maken.
Vraag (112):
Hoeveel opvangplekken bieden de 20 minst welvarende gemeenten als het gaat om de opvang
van Oekraïners?
Antwoord:
Zie het antwoord bij vraag 111.
Vraag (113):
Hoeveel tijdelijke opvangplekken (tot en met 2028) bieden de 20 meest welvarende gemeenten?
Antwoord:
Allereerst wordt opgemerkt dat bij de uitvraag voor opvangcapaciteit niet gekeken
wordt naar de mate van welvarendheid van een gemeente. Met iedere gemeente die capaciteit
beschikbaar stelt wordt overleg ingepland.
Als tijdelijk worden beschouwd de niet-reguliere opvanglocaties (Noodopvang en TGO).
Verder worden de niet-coa locaties uitgesloten (logeerregeling, hotelregeling, administratief
geplaatsten).
In de 20 meest welvarende gemeenten gezamenlijk (op basis van gemiddeld jaarinkomen)
worden ca. 1.680 tijdelijke opvangplekken gerealiseerd (Netto Logistieke Capaciteit,
dus na aftrek van verlies van bedden door verbouwingen, instroomstops etc.).
(bron: CBS,
https://longreads.cbs.nl/materiele-welvaart-in-nederland-2022/inkomen-v…, Tabel in 2.5.1. Gegevens uit 2020)
Vraag (114):
Hoeveel tijdelijke opvangplekken (tot en met 2028) bieden de 20 minst welvarende gemeenten?
Antwoord:
Allereerst wordt opgemerkt dat bij de uitvraag voor opvangcapaciteit niet gekeken
wordt naar de mate van welvarendheid van een gemeente. Met iedere gemeente die capaciteit
beschikbaar stelt wordt overleg ingepland.
Als tijdelijk worden beschouwd de niet-reguliere opvanglocaties (Noodopvang en TGO).
Verder worden de niet-coa locaties uitgesloten (logeerregeling, hotelregeling, administratief
geplaatsten).
In de 20 minst welvarende gemeenten gezamenlijk (op basis van gemiddeld jaarinkomen)
worden 4.470 tijdelijke opvangplekken gerealiseerd (Netto Logistieke Capaciteit, dus
na aftrek van verlies van bedden door verbouwingen, instroomstops etc.).
(bron: CBS,
https://longreads.cbs.nl/materiele-welvaart-in-nederland-2022/inkomen-v…, Tabel in 2.5.1. Gegevens uit 2020)
Vraag (115):
Hoeveel structurele opvangplekken worden gerealiseerd in de 20 meest welvarende grotere
steden (minstens 100.000 inwoners)?
Antwoord:
Allereerst wordt opgemerkt dat bij de uitvraag voor opvangcapaciteit niet gekeken
wordt naar de mate van welvarendheid van een gemeente. Met iedere gemeente die capaciteit
beschikbaar stelt wordt overleg ingepland.
Als structureel worden beschouwd de reguliere opvanglocaties (alles behalve Noodopvang
en TGO).
Aangezien er slechts 26 gemeenten in Nederland zijn met meer dan 100.000 inwoners,
is ervoor gekozen de top 10 te selecteren om een vergelijk te kunnen maken.
In de 10 meest welvarende steden gezamenlijk (op basis van gemiddeld jaarinkomen)
worden 4.350 structurele opvangplekken gerealiseerd (Netto Logistieke Capaciteit,
dus na aftrek van verlies van bedden door verbouwingen, instroomstops etc.).
(bron: CBS,
https://longreads.cbs.nl/materiele-welvaart-in-nederland-2022/inkomen-v…, Tabel in 2.5.1. Gegevens uit 2020
en
https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2025/10/voorlopige-bevolkingsaantalle…
Vraag (116):
Hoeveel structurele opvangplekken worden gerealiseerd in de 20 minst welvarende grotere
steden (minstens 100.000 inwoners)?
Antwoord:
Allereerst wordt opgemerkt dat bij de uitvraag voor opvangcapaciteit niet gekeken
wordt naar de mate van welvarendheid van een gemeente. Met iedere gemeente die capaciteit
beschikbaar stelt wordt overleg ingepland.
Als structureel worden beschouwd de reguliere opvanglocaties (alles behalve Noodopvang
en TGO). Aangezien er slechts 26 gemeenten in Nederland zijn met meer dan 100.000
inwoners, is ervoor gekozen de top 10 te selecteren om een vergelijk te kunnen maken.
In de 10 minst welvarende steden gezamenlijk (op basis van gemiddeld jaarinkomen)
worden 2.990 structurele opvangplekken gerealiseerd (Netto Logistieke Capaciteit,
dus na aftrek van verlies van bedden door verbouwingen, instroomstops etc.).42
(bron: CBS,
https://longreads.cbs.nl/materiele-welvaart-in-nederland-2022/inkomen-v…, Tabel in 2.5.1. Gegevens uit 2020
en
https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2025/10/voorlopige-bevolkingsaantalle…)
Vraag (117):
Wanneer is de verwachting dat de extra structurele investeringen in het tweestatusstelsel,
de asielnoodmaatregelenwetgeving en de terugkeer en vreemdelingenbewaring, zichzelf
terug hebben verdiend?
Antwoord:
Inzet van deze regering is om grip te krijgen op migratie en de asielinstroom te beperken.
In algemene zin verwacht de regering daarom dat de invoering van een tweestatusstelsel,
samen met het bredere pakket aan maatregelen, leidt tot een substantiële beperking
van de asielinstroom en de nareis van gezinsleden. Als gevolg daarvan nemen naar verwachting
de kosten en de benodigde capaciteit in de gehele migratieketen uiteindelijk af en
is het totaaleffect op de keten positief.
Vraag (118):
Waar wordt het geld dat in 2025 nog in de asielreserve zit aan besteed?
Antwoord:
In 2024 is besloten het restant van de asielreserve (ca. 9 miljoen euro) in te zetten
ter dekking van de asieltegenvallers. Deze middelen zijn niet in 2024 afgeboekt, waardoor
dit nu in 2025 plaatsvindt.
Vraag (119):
Kunt u een overzicht geven van de taakstelling in het kader van de 22% besparing op
apparaatskosten voor de komende vijf jaar?
Antwoord:
In totaal is er voor de ministeries van JenV en AenM gezamenlijk één apparaatstaakstelling
van ca. € 111 miljoen opgelegd. Bij de verdeling van de taakstelling is ook een gezamenlijke
aanpak gekozen, langs drie lijnen, vanaf 2026:
• 50% (€ 55 miljoen) direct bij het Bestuursdepartement.
• € 32 miljoen op externe inhuur, zowel binnen het Bestuursdepartement als de uitvoering.
• € 24 miljoen efficiencykorting op de uitvoeringsorganisaties. Dit komt effectief neer
op een korting van 0,2%. Er zijn geen uitvoeringsorganisaties uitgezonderd.
De taakstelling is dus voor het grootste deel belegd bij het bestuursdepartement,
effectief ongeveer 16% van het apparaatsbudget. Dat betekent dat het aantal fte’s
wordt verminderd door te prioriteren in de uitvoering van bepaalde (beleids)taken,
door efficiënter te gaan werken en door het terugdringen van de externe inhuur (een
van de doelen vanuit het HLA en het Regeerprogramma). Om de externe inhuur terug te
dringen, zal er een bezuiniging zijn van € 32 miljoen op het apparaatsbudget dat besteed
wordt aan externe inhuur, bij zowel het bestuursdepartement als bij de organisaties.
De bezuiniging op externe inhuur zal bijdragen aan het kabinetsdoel om de externe
inhuur terug te brengen naar de Roemernorm.
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Asiel en Migratie
kennen een groot aantal organisaties waarvan een deel ook aanzienlijk is in budgettaire
omvang. Hierdoor is het totale apparaatsbudget van de organisaties hoog. Er is bij
de JenV- en AenM-organisaties een bezuiniging ingeboekt oplopend tot € 51,8 miljoen
structureel vanaf 2029. De bezuiniging is op basis van het apparaatsbudget naar rato
verdeeld over de organisaties. Naast de genoemde bezuiniging op externe inhuur bestaat
dit uit een efficiencytaakstelling van circa 0,2% van het totale apparaatsbudget,
optellend tot € 24 miljoen. De (beleids)taken van de organisaties zullen onveranderd
blijven. Organisaties zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen efficiencyslag van
0,2%. Verhoudingsgewijs wordt de uitvoering zoveel mogelijk gespaard en ligt de grootste
slag bij het bestuursdepartement.
Onderstaande tabel geeft weer wat het totaalbedrag is van de HLA-apparaatstaakstelling
per organisatie en onderdeel van de ministeries van JenV en AenM.
Tabel: Verdeling HLA-taakstelling per organisatie en kerndepartement Ministerie van
Justitie en Veiligheid en Ministerie van Asiel en Migratie, bedragen (x € 1.000)
Vraag (120):
Wat is de realisatie van deze taakstelling voor het jaar 2024 en wat is de voortgang
voor 2025?
Antwoord:
De HLA-taakstelling van 22% op het apparaatsbudget is vanaf 2025 ingeboekt. De realisatie
in 2024 is dus 0. Voor 2025 dienen JenV en AenM gezamenlijk € 25,2 miljoen te realiseren.
Bij Najaarsnota zal u geïnformeerd worden over de voorlopige realisatie van de taakstelling
in 2025.
Vraag (121):
Welk deel van die taakstelling wordt ingevuld vanuit apparaatsgelden en welk deel
vanuit andere middelen en welke zijn dat?
Antwoord:
De taakstelling is binnen het Bestuursdepartement volledig ingeboekt op de apparaatsbudgetten.
Bij de uitvoeringsorganisaties is de taakstelling ingeboekt op de bijdrage vanuit
het departement aan deze organisaties.
Vraag (122):
Welke ICT-vernieuwingen zullen niet of later plaatsvinden als gevolg van de taakstelling
op apparaatskosten?
Antwoord:
Om de taakstelling op de apparaatskosten te realiseren zal er op allerlei verschillende
fronten bespaard moeten worden. In de eerste suppletoire begroting is de taakstelling
vanaf 2026 doorverdeeld naar de verschillende onderdelen van AenM. De taakstellingen
zijn gericht op 2026 en op de jaren daarna. De gevolgen van de taakstellingen worden
in het begrotingsproces 2026 en verder uitgewerkt. Vooralsnog zijn er geen concrete
ICT-vernieuwingen aangewezen als besparing.
Vraag (123):
Welk deel van deze taakstelling valt neer bij elk van de uitvoeringsorganisaties (uitgesplitst
per uitvoeringsorganisatie) en wat zijn hier de operationele gevolgen van?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 119.
Vraag (124):
Hoe verhoudt de taakstelling die neervalt bij uitvoeringsorganisaties zich tot de
eerder aangekondigde bezuinigingen op de uitvoering en de toegezegde extra middelen
aan de IND?
Antwoord:
Zoals in het antwoord op vraag 119 toegelicht ziet de taakstelling bij de uitvoeringsorganisaties
op externe inhuur en efficiency. Door verambtelijking van extern personeel kan bezuinigd
worden op externe inhuur. De efficiencytaakstelling van 0,2% kan ingevuld worden door
efficiënter werken. Hiermee wordt verondersteld dat deze taakstelling geen directe
gevolgen heeft voor de primaire taakuitoefening van uitvoeringsorganisaties, zoals
de IND. Het kabinet heeft o.b.v. de Meerjaren Productie Prognose bij Voorjaarsnota
het budget van de IND met structureel € 374 mln. bijgesteld. Deze middelen worden
ingezet voor het behoud en beperkte werving van personeel, die bijdragen aan het verwerken
van de bestaande aanvragen en aanvragen volgend uit de MPP.
Vraag (125):
Welke kaders hanteert u voor het realiseren van de taakstelling op de apparaatsuitgaven?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 119.
Vraag (126):
Kunt u een overzicht geven in de ontwikkeling van externe inhuur in de afgelopen vijf
jaar en de doelstelling voor de komende vijf jaar?
Antwoord:
In de periode 2019 – 2024 waren het Ministerie van AenM en JenV nog één gezamenlijk
ministerie, hierover is dus ook gezamenlijk gerapporteerd. De cijfers van 2025–2030
hebben alleen betrekking op AenM.
Bedragen in € 1.000
2019
2020
2021
2022
2023
2024
Totaal externe inhuur
347.526
383.375
394.851
430.723
497.823
611.550
Totaal uitgaven personeel
ambtelijk + externe inhuur
2.583.687
2.830.647
3.005.240
3.196.382
3.601.170
4.138.307
Percentage externe inhuur
13,40%
13,50%
13,10%
13,50%
13,80%
14,80%
Doelstelling voor 2025–2030
Bedragen in € 1.000
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Raming externe inhuur
98.408
64.359
26.167
9.655
9.042
9.042
Deze raming betreft de externe inhuur bij de IND, het kerndepartement en de organisatie
met een apparaatsartikel op de AenM-begroting: DTenV. Het doel is de externe inhuur
terug te brengen naar onder de Roemernorm van 10% van de personele uitgaven.43
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, voorzitter van de vaste commissie voor Asiel en Migratie -
Mede ondertekenaar
L.L. Nouse, adjunct-griffier
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Tegen |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Tegen |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Tegen |
FVD | 3 | Voor |
PvdD | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Tegen |
JA21 | 1 | Voor |