Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 725 VI Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 13 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 24 juni 2025
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 22 mei 2025 voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid.
Bij brief van 19 juni 2025 zijn ze door de Minister van Justitie en Veiligheid beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Pool
Adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg
Vragen en antwoorden
Vraag (1):
Welke ketenpartners en uitvoeringsorganisaties worden het hardst getroffen door de
kortingen op subsidies op de begroting Justitie en Veiligheid (JenV-begroting)?
Antwoord:
Er is geen verschil gemaakt in de kortingen op subsidies tussen organisaties. Op alle
budgetten is dezelfde korting toegepast, conform het HLA.
Vraag (2):
Hoeveel geld is er extra nodig om te voorzien in een landelijk gesteund netwerk van
voldoende vrouwenopvang?
Antwoord:
Deze beantwoording is opgesteld door het Ministerie van VWS.
Er zijn signalen dat de capaciteit van de vrouwenopvang onder druk staat. Deze signalen
volgen onder andere uit de monitor die op 31 maart 2025 is verschenen. Gemeenten zijn
op grond van de Wmo 2015 verantwoordelijk voor het organiseren van de vrouwenopvang.
Er kunnen verschillen zijn in tarieven waarvoor deze opvangplaatsen worden ingekocht.
Valente, de branchevereniging voor participatie, begeleiding en veilige opvang, waar
ook het landelijk netwerk vrouwenopvang onderdeel van is, heeft een inschatting gemaakt
dat uitbreiding van 30 crisisopvangplaatsen en 123 vervolgopvangplaatsen benodigd
is en dat de structurele kosten hiervoor 12 miljoen euro betreffen. Hiervoor is momenteel
geen budget beschikbaar.
Vraag (3):
Wat is momenteel het tekort aan opvangplekken voor vrouwen die slachtoffer zijn van
huiselijk geweld?
Antwoord:
Deze beantwoording is opgesteld door het Ministerie van VWS.
De monitor «veilige opvang» geeft inzicht in dat er op dit moment 1.000 opvangplaatsen
zijn. Deze monitor laat ook zien dat de bezettingsgraad hoger is dan 90%. Op basis
van het aantal hotelplaatsingen heeft Valente, de branchevereniging voor participatie,
begeleiding en veilige opvang, waar ook het landelijk netwerk vrouwenopvang onderdeel
van is, een inschatting gemaakt dat er een uitbreiding van 30 crisisopvangplaatsen
en 123ijvervolgopvangplaatsen nodig is.
Vraag (4):
Hoeveel zou een intensivering van het aantal zedenrechercheurs met 10ijextraijfte naar
schatting kosten op jaarbasis?
Antwoord:
Met respectievelijk de motie-Klaver c.s. en de motie-Hermans c.s. zijn aanvullende
financiële middelen beschikbaar gesteld waarmee de zedencapaciteit van de politie
de afgelopen jaren flink is uitgebreid. Een verdere uitbreiding van de formatie van
de zedenteams met 10 fte aan recherchecapaciteit zou € 1,6 miljoen op jaarbasis kosten.
In dat bedrag is geen rekening gehouden met keteneffecten.
Vraag (5):
Hoelang moeten afgestudeerde studenten van de Politieacademie te wachten op hun beëdiging?
Antwoord:
De beëdigingen van aspiranten aan de Politieacademie worden op voorhand gepland en
staan landelijk vast. Alle aspiranten worden op de laatste vrijdag van de introductieperiode
in de eerste twee weken van hun opleiding beëdigd door de Politiechef van de eenheid
waar zij het praktijkdeel van hun basispolitieopleiding zullen gaan volgen. Dit vindt
plaats bij start van de opleiding, niet na afloop.
Vraag (6):
Zijn er grote achterstanden in de beëdiging van afgestudeerde studenten van de Politieacademie?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 5. De beëdigingen worden op voorhand gepland en vinden plaats
bij de start van de basispolitieopleiding.
Vraag (7):
Wat is de prognose op dit moment van het aantal plekken in het gevangeniswezen dat
we de komende jaren tekortkomen, afgezet per jaar?
Antwoord:
Het verschil tussen de nieuwe prognose model Justitiële ketens (PMJ) en de huidige
gefinancierde operationele capaciteit van het Gevangeniswezen bedraagt in 2026 439
plaatsen, in 2027 506 plaatsen, in 2028 660ijplaatsen, in 2029 699 plaatsen en in 2030
803 plaatsen.
Vraag (8):
Wat is de te verwachten capaciteitsinstroom bij de Dienst Justitiële Inrichtingen
(DJI)?
Antwoord:
De verwachting voor de komende jaren is gebaseerd op de ramingen uit het op 21 mei
jl. door het WODC gepubliceerde Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ). De capaciteitsbehoefte
van het gevangeniswezen neemt volgens de raming van het model toe met gemiddeld 1%
per jaar toe in de periode t/m 2030 omdat het aantal vrijheidsstraffen voor volwassenen,
het aantal voorlopig gehechten en de gemiddelde duur van voorlopig gehechten naar
verwachting zullen stijgen. De capaciteitsbehoefte van de forensisch psychiatrische
centra (FPC’s) stijgt naar verwachting met gemiddeld 2% per jaar omdat de verwachte
instroom van ter beschikking gestelden zal toenemen.
De capaciteitsbehoefte van de justitiële jeugdinrichtingen neemt naar verwachting
toe met ruim 2% per jaar omdat verwacht wordt dat zowel het aantal maatregelen tot
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel), het aantal jeugddetenties,
de gemiddelde duur van jeugddetenties en het aantal voorlopig gehechten zullen toenemen.
De verwachte gemiddelde duur van voorlopig gehechten in de justitiële jeugdinrichtingen
blijft vrijwel gelijk in de periode t/m 2030.
Vraag (9):
Kan nader toegelicht worden waar de inhuur van extern personeel bij DJI voor wordt
ingezet? Zijn dit allemaal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers)?
Antwoord:
Personeel dat DJI extern inhuurt wordt voor diverse vraagstukken ingezet. Hierbij
valt te denken aan onder meer het vervangen van ziek personeel, inzet ten behoeve
van het uitvoeren van werkzaamheden in het primair proces (zowel executief als zorgpersoneel),
het voorzien in expertise die (tijdelijk) nog niet of in onvoldoende mate in de eigen
organisatie beschikbaar is. Deze externe inhuur betreft niet alleen zelfstandigen
zonder personeel.
Vraag (10):
Wat betekent het uitblijven van investeringen in het gevangeniswezen? Hoeveel middelen
komt het gevangeniswezen in 2025, 2026 en 2027 naar verwachting tekort?
Antwoord:
De vraag gaat specifiek over investeringen in het gevangeniswezen als onderdeel van
DJI. Er komt op dit moment geen aanvullend budget beschikbaar voor het gevangeniswezen.
Dit houdt in dat er keuzes gemaakt moeten worden. In de vierde voortgangsrapportage
capaciteit DJI wordt u hier verder over geïnformeerd.
Voor noodzakelijke renovaties bedraagt het tekort in 2025 € 7,7 mln., in 2026 € 14,3 mln.
en in 2027 € 15,4 mln. Voor de capaciteitsuitbreiding zoals opgenomen in de PMJ-ramingen
van het WODC loopt het tekort aan plekken op naar 803 in 2030. Om deze plekken te
realiseren is een bedrag van € 25, 3 mln in 2025 oplopend naar € 156,3 mln in 2030
nodig.
Vraag (11):
Kunt u toelichten hoeveel het oplossen van de capaciteitsproblemen in de gevangenissen
kost, ervan uitgaande dat benodigd personeel te vinden is?
Antwoord:
Vanuit de PMJ ramingen komt naar voren dat het tekort aan benodigde plaatsen zal stijgen
tot 803 plaatsen in 2030. Het benodigde bedrag loopt op van 26,5 mln. naar 156,3 mln.
in 2030.
Vraag (12):
Hoeveel politiebureaus staan er op de planning om te sluiten of samen te voegen in
2025 en 2026? Zo ja, welke betreft dit? Zijn er momenteel gesprekken gaande om meer
politiebureaus te sluiten of samen te voegen? Zo ja, welke politiebureaus betreft
dit?
Antwoord:
De transitie in het aantal teambureaus is gestart in 2014. Nog niet alle 167 basisteams
hebben hun nieuwe teambureau, waar nodig ondersteund door politieposten. Het samenvoegen
van bureaus neemt per basisteam een aantal jaren in beslag. Soms is alleen aanpassing
van een gebouw nodig en in andere gevallen is sprake van volledige nieuwbouw voor
het nieuwe teambureau. De sluiting van een politiebureau kan pas als het nieuwe teambureau
gereed is.
De daadwerkelijke projecten worden per jaar vastgesteld voor uitwerking in het komende
jaar. Waarbij plannen en planningen worden regelmatig aangepast op basis van nieuwe
inzichten.
De huisvestingsplannen voor 2025 zijn vermeld in de bijlage van de Verzamelbrief politie
van 11 oktober 2024, 29 628, nr. 1224. Onderstaand overzicht bevat dan ook de bureaus waarover het lokaal gezag de afgelopen
jaren is geïnformeerd door de politie en er een overleg heeft plaatsgevonden (tot
eind 2025).
• Eén op één vervanging van een teambureau in (per saldo geen vermindering van het aantal
politiebureaus): Woerden, Winsum (vervanging van Uithuizen met politiepost in Uithuizen),
Papendrecht, Nijmegen;
• Een vervangend teambureau voor meerdere teambureaus: Groningen Eenrumermaar (als vervanging
van bureaus aan Parkallee en Korreweg);
• Een politiepost ter vervanging van een teambureau: Joure, Roden, Heeze-Leende (vervanging
van Valkenswaard en Maarheeze)
• Een verandering van politiepostlocatie: Wolvega, Dordrecht, Bleskensgraaf, Zwijndrecht.
Voor 2026 en verder geldt dat de politie op diverse locaties nog in gesprek is met
het lokaal gezag over huisvestingsprojecten, die zich in verschillende fasen van het
besluitvormingsproces van de politie bevinden. Een overzicht met de in 2026 e.v. te
sluiten of samen te voegen politiebureaus is op dit moment dan ook nog niet te geven/beschikbaar.
Vraag (13):
Hoe is het bedrag van € 70 miljoen dat structureel wordt vrijgemaakt voor nationale
weerbaarheid opgebouwd? Is het mogelijk dat een deel van dit bedrag naar brandweerkazernes
gaat om die in te richten als noodsteunpunt?
Antwoord:
De invulling van weerbaarheid middelen vanaf 2027 wordt komende periode verder uitgewerkt
in overleg met het Veiligheidsberaad en in afstemming met de VNG. Hierbij kan onder
andere worden gedacht aan het inrichten van noodsteunpunten en de publiekscampagne
inclusief een huis-aan-huis-publicatie.
Vraag (14):
Waar zullen de extra gelden voor de justitiële jeugdinrichtingen (JJI's) van € 9,5 miljoen
in 2025 oplopend naar € 28,3 miljoen vanaf 2027 aan besteed worden? Bij welke programma's
of posten landen deze intensiveringen?
Antwoord:
Op dit moment wordt bezien hoe de gelden kunnen worden ingezet teneinde de capaciteit
bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) te optimaliseren. Ik informeer uw Kamer
hier nader over in de volgende voortgangsrapportage capaciteit DJI die ik nog voor
het zomerreces met uw Kamer deel.
Vraag (15):
Waar worden de middelen van € 30 miljoen per jaar vanaf 2027 ingezet binnen de sociale
advocatuur? Welke onderdelen van het rapport van de Commissie-Van der Meer II worden
hiermee uitgevoerd en welke niet?
Antwoord:
In de brief van de Staatssecretaris Rechtsbescherming van 27 maart jl. over de toekomst
van de sociale advocatuur is een prioritering opgenomen ten aanzien van de opvolging
van de aanbevelingen van de commissie-Van der Meer II in het geval er middelen beschikbaar
zouden komen.1 Ik streef ernaar uw Kamer voor 1 juli a.s. nader te informeren over de nadere invulling
van die 30 miljoen euro.
Vraag (16):
Klopt het dat er pas vanaf 2027 extra gelden bijkomen voor de sociale advocatuur?
Op welke programma's of posten moet daarmee in 2025 en 2026 bezuinigd worden?
Antwoord:
Het klopt dat er vanaf 2027 30 miljoen euro structureel aan extra middelen beschikbaar
is voor de sociale advocatuur. Hiervoor wordt in 2025 en 2026 niet bezuinigd op programma’s
of posten.
Vraag (17):
Hoe is het bedrag van € 300 miljoen voor «Nationale Veiligheid in het HLA» precies
opgebouwd? In welke mate zal dit terechtkomen bij de politie? Is er al duidelijkheid
hoe dit bedrag ingezet zal worden bij de verschillende onderdelen van de politie?
Antwoord:
De € 300 miljoen voor Nationale Veiligheid in het Hoofdlijnenakkoord bestaat uit structureel
€ 166 miljoen voor politie, € 14 miljoen voor keteneffecten die volgen uit de intensivering
bij politie, € 16 miljoen voor DJI en € 104 miljoen voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
De middelen zijn toegekend aan politie en worden ingezet bij de onderdelen die invulling
geven aan de onderwerpen waarover de Kamer is geïnformeerd (Kamerstuk II, 36 600 VI, nr. 31).
Vraag (18):
Waar is de verwachte onderuitputting van € 48 miljoen op de JenV-begroting op gebaseerd?
Antwoord:
De onderuitputting is gebaseerd op de gerealiseerde onderuitputting van de afgelopen
5 jaar, waarbij zowel meevallers bij najaarsnota als slotwet zijn meegenomen. Budgetten
die al geraakt zijn door taakstellingen zoals bijvoorbeeld subsidies, zijn niet meegenomen.
Vraag (19):
Kan inzichtelijk worden gemaakt hoe de loonbijstelling 2025 is opgebouwd en daarmee
vanuit welke bezuinigingen bij de overheidsorganisaties dit voordeel wordt geboekt?
Antwoord:
De loonbijstelling wordt door het Ministerie van Financiën aan de JenV-begroting toegevoegd
op basis van budgetcoderingen en daaraan gekoppelde indexatiepercentages. Er is dus
geen sprake van bezuinigingen bij overheidsorganisaties waardoor dit «voordeel» wordt
geboekt
Vraag (20):
Hoeveel verwacht het Ministerie van JenV in 2025 kwijt te zijn aan externe inhuur?
Worden de doelstellingen daarmee gehaald?
Antwoord:
Voor het kerndepartement, de organisaties met een eigen apparaatsartikel op de JenV-begroting
en de zes agentschappen is 331 miljoen euro aan externe inhuur geraamd voor 2025.
Deze inzet draagt bij aan het behalen van de doelstellingen van JenV.
Vraag (21):
Wat betekent de jaarlijkse prijsbijstelling en wat zijn de gevolgen hiervan?
Antwoord:
Jaarlijks wordt het beschikbare budget op de JenV-begroting verhoogd ter compensatie
van de prijsontwikkeling. Dit wordt de prijsbijstelling genoemd. Het budget wordt
daarmee in lijn gebracht met de gestegen prijzen.
Vraag (22):
Is voor alle HLA-middelen voor de versterking van de nationale veiligheid inmiddels
duidelijk hoe deze worden besteed en op welke begrotingsartikelen van JenV uitgaven
worden gedaan? Zo nee, welk bedrag dient nog nader ingevuld te worden?
Antwoord:
Ja, van het volledige bedrag is nu de besteding bekend en alle middelen zijn nu toegewezen
aan begrotingsartikelen.
Vraag (23):
Kan duidelijk worden uitgelegd wat er wordt bedoeld met de ramingsbijstelling en wat
dit in de praktijk inhoudt?
Antwoord
Een ramingsbijstelling vindt plaats als er (in het geval van inburgering) meer of
minder mensen gebruik gaan maken van een regeling. De effecten van het benodigd budget
voor deze regeling worden dan verwerkt. Dit kan zowel een positieve als een negatieve
bijstelling zijn. Er is dan geen sprake van een bezuiniging of intensivering, maar
van een autonome daling of stijging van de vraag.
Vraag (24):
Worden de gelden voor de griffierechten structureel naar boven gesteld of slechts
incidenteel?
Antwoord:
De raming van de gelden voor de griffierechten is structureel naar boven bijgesteld.
Zoals in de eerste suppletoire begroting 2025 toegelicht is de raming van de griffierechten-ontvangsten
naar boven bijgesteld op basis van de jaarlijkse herijking van de raming (aan de hand
van de gerealiseerde ontvangsten, gerealiseerde instroom en de meest recente uitkomsten
van het Prognosemodel Justitiële Ketens). Het betreft € 24,2 mln. in 2025 met een
oploop naar € 32,1 mln. vanaf 2027.
Vraag (25):
Hoe verklaart u het te hoge eigen vermogen van DJI met de huidige (financiële) tekorten
in het gevangeniswezen?
Antwoord:
Het eigen vermogen van DJI is op dit moment hoog als gevolg van onderuitputting door
vacante functies en vertraagde huisvestingsprojecten die nog niet tot betaling leiden.
Deze kosten zullen de komende jaren alsnog gemaakt worden, aangezien renovaties benodigd
blijven.
Vraag (26):
Wordt de onderbouwing van de besteding van de bedragen van € 30 miljoen voor de sociale
advocatuur en € 70 miljoen voor weerbaarheid vanaf 2027 voorafgaand aan het WGO op
1 juli a.s. naar de Kamer gestuurd?
Antwoord:
Voor een prioritering voor de besteding van 30 miljoen euro voor de sociale advocatuur
wordt u verwezen naar de brief van de Staatssecretaris Rechtsbescherming van 27 maart
jl. over de toekomst van de sociale advocatuur. 2Voor de zomer zal uw Kamer worden geïnformeerd over de nadere invulling van deze middelen,
ik streef ernaar dit voor 1 juli a.s. te doen.
De invulling van de € 70 miljoen voor weerbaarheid vanaf 2027 wordt komende periode
verder uitgewerkt in overleg met het Veiligheidsberaad en in afstemming met de VNG.
Omdat de middelen niet direct beschikbaar zijn is de verwachting dat deze uitwerking
niet voor 1 juli al naar de kamer worden gestuurd.
Vraag (27):
Is inmiddels voor alle middelen die in het hoofdlijnenakkoord zijn gereserveerd voor
de versterking van de nationale veiligheid duidelijk hoe deze worden besteed en op
welke begrotingsartikelen deze uitgaven worden gedaan? Zo nee, voor welk bedrag nog
niet?
Antwoord:
Ja, van het volledige bedrag is nu de besteding bekend en alle middelen zijn nu toegewezen
aan begrotingsartikelen.
Vraag (28):
Kunt u toezeggen dat de toegezegde onderbouwingen conform de werkwijze beleidskeuzes
uitgelegd (CW3.1) voor de garantieregeling Forzo, de overboeking aan Defensie en BZK
voor nationale veiligheid en de structurele middelen voor sociale advocatuur en weerbaarheid
tijdig, dat wil zeggen ruim voor het WGO op 1 juli 2025, naar de Kamer worden gestuurd?
Antwoord:
Voor zowel de garantieregeling Forzo als de structurele middelen voor de sociale advocatuur
zal de toegezegde onderbouwing, conform de werkwijze beleidskeuzes uitgelegd, voor
het WGO op 1 juli 2025 naar de Kamer worden gestuurd. De invulling voor weerbaarheid
vanaf 2027 wordt komende periode verder uitgewerkt in overleg met het Veiligheidsberaad
en in afstemming met de VNG. Omdat de middelen niet direct beschikbaar komen, is de
verwachting dat deze uitwerking niet voorafgaand aan het WGO op 1 juli al naar de
Kamer worden gestuurd. Het geven van een onderbouwing, conform de werkwijze beleidskeuzes,
voor de besteding van de middelen die voor nationale veiligheid aan Defensie en BZK
zijn overgeboekt is aan de Ministers van Defensie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Vraag (29):
Om welke specifieke uitkering inburgeringsvoorzieningen (SPUKS) gaat het op het departement
van JenV?
Antwoord
Sinds het aantreden van het kabinet Schoof maakt Inburgering onderdeel uit van de
portefeuille van de Staatssecretaris van JenV. Zodoende is de inburgeringsbegroting
(incl. de SPUK inburgeringsvoorzieningen) overgeheveld van de SZW-begroting naar de
JenV-begroting.
De SPUK Wi2021 (inburgeringsvoorzieningen) vindt zijn grondslag in artikel 40 van
de Wet inburgering 2021. Deze SPUK kan door gemeenten worden besteed ten behoeve van
inburgeraars aan voorzieningen die bijdragen aan het voldoen aan de inburgeringsplicht,
zoals de taalcursussen, maatschappelijke begeleiding etc.
Vraag (30):
Welk bedrag wordt er voor de loonbijstelling, tranche 2025 en 2026, ingehouden voor
externe inhuur?
Antwoord:
Voor tranche 2025 is in totaal 33,3 miljoen euro niet uitgekeerd aan JenV. De omvang
van tranche 2026 wordt bij Voorjaarsnota 2026 door het kabinet vastgesteld en is daarmee
nog niet bekend.
Vraag (31):
Op welke wijze wordt het inhouden van de loon- en prijsbijstelling opgevangen binnen
de begroting-JenV? Op welke onderdelen wordt als gevolg hiervan bezuinigd?
Antwoord:
Inhouden van de loonbijstelling op externe inhuur betekent dat er minder of indien
mogelijk goedkopere externe inhuur plaatsvindt. Vanwege de aandacht voor de wet DBA
is de verwachting dat de inhuur wordt verminderd. Het inhouden van de prijsbijstelling
betekent dat sommige investeringen zullen vertragen en er keuzes moeten worden gemaakt
om bepaalde uitgaven te verlagen. Alle organisaties die binnen het JenV-terrein vallen
of door JenV worden gefinancierd, krijgen hiermee te maken.
Vraag (32):
Hoe groot is het tekort aan middelen voor DJI om de noodzakelijke renovaties te kunnen
uitvoeren?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 34.
Vraag (33):
Wanneer er geen extra geld beschikbaar komt voor DJI, hoeveel plekken moeten er dan
sluiten in verband met het uitblijven van noodzakelijke renovaties op last van de
brandweer?
Antwoord:
De staat van het vastgoed en de installaties van de inrichtingen zijn veelal einde
levensduur. Op dit moment is de levensduur van de installaties in bijna 70% overschreden.
Het aantal storingen neemt toe. Als vervanging uitblijft, kunnen bij een grote storing
deze installaties op een gegeven moment niet meer gerepareerd worden. Met als (mogelijke)
consequentie dat de locatie ontruimd en buiten gebruik gesteld moet worden. Bijvoorbeeld
een grote lekkage van het dak, uitval van een brandmeldinstallatie of een kapotte
warm water installatie. Of en op welk moment zich dit soort storingen en lekkages
voordoen, is niet precies te voorspellen. Dat kan feitelijk overal gebeuren als er
geen tijdige vervangingen plaatsvinden.
Vraag (34):
Kunt u een prognose maken van wat er per jaar nodig is om de noodzakelijke renovaties
van uit te kunnen voeren? Is het totaalbedrag op te knippen in «jaarlijkse» renovaties?
Antwoord:
Om de Penitentiaire Inrichtingen en andere justitiële inrichtingen van DJI op functioneel
niveau te brengen en te houden ligt er voor DJI een grootschalige renovatieopgave
in de toekomst. Er is hiervoor geen aanvullend budget beschikbaar gekomen, wat betekent
dat er keuzes moeten worden gemaakt t.a.v. het oppakken en uitvoeren van de renovatieopgave.
Tevens wordt verwezen naar het antwoord op vraag 10.
Vraag (35):
Kunt u aangeven hoe het kan dat DJI bijna € 23 miljoen aan eigen vermogen moet afromen?
Waarom zijn deze middelen niet tot besteding gekomen in het gevangeniswezen? Wat gaat
het u met deze middelen doen?
Antwoord
Het afromen van eigen vermogen betreft een wettelijke verplichting conform de Regeling
Agentschappen. Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap, bedoeld om incidentele
financiële tegenvallers op te kunnen vangen, is gebonden aan een maximumomvang van
5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Deze incidentele
middelen worden binnen JenV ingezet voor andere doeleinden.
Het eigen vermogen van DJI is op dit moment hoog als gevolg van vacante functies en
vertraagde huisvestingsprojecten die nog niet tot betaling leiden. Deze kosten zullen
de komende jaren alsnog gemaakt worden, aangezien renovaties benodigd blijven.
Vraag (36):
Kunt u toelichten waarom het bedrag in de toelichting bij ontvangsten onder «Afroming
eigen vermogen DJI» (€ 22, 8 miljoen) verschilt van het bedrag dat in het kasstroomoverzicht
van DJI aan het moederdepartement wordt uitgekeerd (€ 21,3 miljoen)?
Antwoord:
De genoemde € 22,8 mln. was gebaseerd op de concept jaarrekening. Bij de definitieve
Jaarrekening van DJI is € 21,3 mln. afgerekend. Dit is per abuis niet consequent verwerkt
in de stukken.
Vraag 37):
Waar zal de € 30 miljoen investering in de sociale advocatuur precies aan worden besteed?
Antwoord:
Voor een prioritering voor de besteding van de 30 miljoen euro voor de sociale advocatuur
wordt u verwezen naar de brief van de Staatssecretaris Rechtsbescherming van 27 maart
jl. over de toekomst van de sociale advocatuur.3 Voor de zomer zal uw Kamer nader worden geïnformeerd over de nadere invulling van
deze middelen, ik streef ernaar dit voor 1 juli a.s. te doen
Vraag (38):
Kunt u uitleggen waarom er in de tabel staat dat er € 100 miljoen van het budget voor
nationale veiligheid afgaat maar in de toelichting staat dat er structureel extra
miljoenen bijkomen?
Antwoord:
In de tabel staat de afboeking van artikel 92 Nog onverdeeld. De middelen zijn overgeheveld
naar de beleidsartikelen, waarvandaan de uitgaven zullen worden gedaan.
Vraag (39):
Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat DJI € 23 miljoen aan eigen vermogen moet afromen
en niet zijn ingezet ter verbetering van de capaciteitsproblemen in het cellentekort?
Waar komen deze middelen nu wel terecht?
Antwoord:
Zie antwoord op Kamervraag 35.
Vraag (40):
Kunt u aangeven welke gevolgen de bezuiniging bij de DJI van € 23 miljoen heeft voor
de capaciteit van het gevangeniswezen en het personeelstekort? In hoeverre zal het
tekort als gevolg van deze bezuiniging verder oplopen?
Antwoord:
Het betreft geen bezuiniging maar het gaat om het afromen van het eigen vermogen.
Dit is een wettelijke verplichting conform de Regeling Agentschappen. Het eigen vermogen
van een baten-lastenagentschap, bedoeld om incidentele financiële tegenvallers op
te kunnen vangen, is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet,
berekend over de laatste drie jaar.
De afroming betreft incidenteel geld en betekent niet dat er personeel ontslagen hoeft
te worden of gebouwen gesloten moeten worden. Het betreft daarom geen bezuiniging.
Renovaties blijven daarnaast benodigd.
Vraag (41):
Kan inzicht worden gegeven in het geschatte cellentekort voor de jaren 2026, 2027
en 2028?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 7.
Vraag (42):
Welke acties worden momenteel ondernomen om het personeelstekort in het gevangeniswezen
te verminderen?
Antwoord:
DJI onderneemt acties langs meerdere lijnen op het gebied van organisatie en personeel
om het personeelstekort te verminderen. Zo wordt er ingezet op het aantrekken van
nieuw personeel middels wervingsinspanningen en wordt gekeken hoe personeel kan worden
behouden (door investering in ontwikkelingsmogelijkheden, sociale veiligheid etc.)
en wordt er actief gestuurd op verzuimpreventie- en reductie. Daarnaast worden maatregelen
genomen en verkend die invloed hebben op hoe het werk georganiseerd en ondersteund
kan worden.
Vraag (43):
Wat is het verwachte personeelstekort in fte in het gevangeniswezen voor de jaren
2026, 2027 en 2028?
Antwoord:
Dat laat zich lastig voorspellen. We zien over 2024 een hogere instroom dan uitstroom
en wordt er hard gewerkt om die lijn door te trekken. Ondanks dit positieve beeld,
knelt het vinden van nieuw personeel als gevolg van de (regionale) krapte op de arbeidsmarkt
waar ook DJI mee te maken heeft. Dit raakt vooralsnog inrichtingen gelegen in en rondom
de Randstad. Buiten de Randstad is DJI op dit moment goed in staat voldoende personeel
aan te trekken.
Andere factoren van invloed op de personele bezetting en daarmee op eventuele tekorten
variëren van maatschappelijke en demografische ontwikkelingen, continuïteit van de
mate van succes bij werving, ontwikkelingen in de strafrecht- en executieketen tot
persoonlijke situaties van medewerkers.
Vraag (44):
Is er een verklaring voor het feit dat het eigen vermogen van DJI boven de grens van
vijf procent uitkomt?
Antwoord:
Het eigen vermogen van DJI is op dit moment hoog als gevolg van vacante functies en
vertraagde huisvestingsprojecten die nog niet tot betaling leiden. Deze kosten zullen
de komende jaren alsnog gemaakt worden, aangezien renovaties benodigd blijven.
Vraag (45):
Kan er toegelicht worden wat de stijgende trend voor boetes in de periode 2025 tot
en met 2030 inhoudt?
Antwoord:
Met een stijgende trend ofwel beweging wordt bedoeld dat in ieder jaar vanaf 2025
tot 2030 het voorspelde aantal boetes hoger ligt in vergelijking met het voorafgaande
jaar.
Dit vanwege een geraamd positief effect voor extra flitspalen, focusflitsers, flexflitspalen
en jaarlijkse indexatie.
Vraag (46):
Wat betekent het dat de totale kosten voor de NAVO-top «vooralsnog» uitkomen op € 183,4 miljoen?
Gaat u ervan uit dat de uitgaven voor JenV nog verder toenemen, en zo ja, wat is daarvan
de reden?
Antwoord:
De begrote kosten voor de NAVO-top zijn € 183,4 miljoen euro. De voorbereidingen voor
de NAVO-top 2025 zijn vergevorderd en de benodigde veiligheidsmaatregelen zijn concreet
in beeld gebracht. Tijdens de Voorjaarsnota 2024 was deze informatie nog niet volledig
beschikbaar. Op basis van de huidige inzichten wordt dit bedrag als afdoende beschouwd.
Vraag (47):
Door welke «noodzakelijke veiligheidsmaatregelen» zijn de uitgaven voor de NAVO-top
verdubbeld? Waarom waren deze niet eerder voorzien?
Antwoord:
De aanvankelijke schatting van de kosten, zoals gecommuniceerd in juli 2024, waren
gebaseerd op de ervaringen en uitgaven rond de Nuclear Security Summit (NSS). In die
eerste schatting stond al dat het bedrag later kon worden aangepast. Dat is nu gebeurd.
Inmiddels is duidelijk geworden dat de NAVO-top 2025 omvangrijker is qua veiligheidsmaatregelen
en logistiek. Daarbij zijn er ook onderdelen aan het programma toegevoegd vanwege
de internationale geopolitieke ontwikkelingen, die eveneens hebben geleid tot extra
kosten. Deze ontwikkelingen en vereisten konden op het moment van de eerdere inschatting
nog niet volledig worden voorzien. Daarom is het budget inmiddels aangepast.
Vraag (48):
Waar worden de middelen voor de NAVO-top die met deze 1eijsuppletoire worden overgeheveld
naar artikel 31 Politie (€ 20,5 miljoen) aan besteed? Waarom waren deze eerst toebedeeld
aan artikel 36?
Antwoord:
De middelen worden door politie besteed ter uitvoering van werkzaamheden voor de NAVO-top.
Bij Voorjaarsnota 2024 zijn middelen voor de NAVO-top toebedeeld aan begrotingsartikel 36
op het onderdeel Nationale Veiligheid en terrorismebestrijding omdat de uitgaven in
het kader van de NAVO-top beleidsmatig onder de verantwoordelijkheid van de NCTV vallen.
Het deel dat hiervan voor politie is bestemd wordt nu overgeheveld naar artikel 31
omdat alle bijdragen aan de Politie via dat artikel verlopen.
Vraag (49):
Waarom wordt het grootste deel van de additionele kosten (€ 81,7 miljoen) voor de
NAVO-top door JenV bekostigd? Waar bestaan deze kosten uit?
Antwoord:
JenV draagt het deel van de additionele kosten die zien op de veiligheid en de openbare
orde ten tijde van de NAVO-top. De kosten bestaan vooral uit beveiligingsmaatregelen,
politiële inzet en specialistische ondersteuning gezien de aard en het internationale
karakter van de top.
Vraag (50):
Worden de € 95,1 miljoen aan arbeidsvoorwaardenmiddelen die met de eindejaarsmarge
in 2025 zijn toegevoegd aan artikel 31 ingezet voor de arbeidsvoorwaarden politie?
Zo, nee waar worden ze dan aan besteed?
Antwoord:
De toegevoegde arbeidsvoorwaardenmiddelen zullen worden besteed op basis van nog te
treffen arbeidsvoorwaardelijke afspraken bij de Politie.
Vraag (51):
Gaat u ervanuit dat de kosten voor de NAVO-top van € 183,4 miljoen voldoende zullen
zijn? Is er een mogelijkheid dat de uitgaven nog verder toenemen, en zo ja, waar worden
die extra kosten uit gefinancierd?
Antwoord:
De totale kosten voor de NAVO-top zijn op € 183,4 miljoen geschat. Op basis van de
huidige inzichten wordt dit bedrag als afdoende beschouwd.
Vraag (52):
Waar worden de middelen voor de NAVO-top die met deze 1e suppletoire begroting worden
overgeheveld naar artikel 31 politie (€ 20.5 miljoen) aan besteed? Waarom vielen deze
middelen eerst onder artikel 36?
Antwoord:
De middelen worden door politie besteed ter uitvoering van werkzaamheden voor de NAVO-top.
Bij voorjaarsnota 2024 zijn middelen voor de NAVO-top toebedeeld aan begrotingsartikel 36
op het onderdeel Nationale Veiligheid en terrorismebestrijding omdat de uitgaven in
het kader van de NAVO-top beleidsmatig onder de verantwoordelijkheid van de NCTV vallen.
Het deel dat hiervan voor politie is bestemd wordt nu overgeheveld naar artikel 31
omdat alle bijdragen aan de Politie via dat artikel verlopen.
Vraag (53):
Worden de € 95.1 miljoen aan arbeidsvoorwaardenmiddelen die met de eindejaarsmarge
in 2025 zijn toegevoegd aan artikel 31 ingezet voor de arbeidsvoorwaarden politie?
Zo nee, waar zijn de middelen dan wel aan besteed?
Antwoord:
De toegevoegde arbeidsvoorwaardenmiddelen zullen worden besteed op basis van nog te
treffen arbeidsvoorwaardelijke afspraken bij de Politie.
Vraag (54):
Kunt u toelichten waarom het budget (tabel politie) zakt vanaf 2027?
Antwoord:
Er zijn een aantal incidentele mutaties t/m 2026. Daarnaast is een efficiencytaakstelling
op politie vanuit het Hoofdlijnenakkoord ingeboekt die in de jaren oploopt naar € 13 miljoen
structureel vanaf 2029.
Vraag (55):
Bij welke posten en programma's zullen de middelen die van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
worden overgeheveld naar JenV voor de aanpak van problematische schulden worden ingezet?
Antwoord:
De middelen die van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn overgeheveld naar Justitie
en Veiligheid voor de aanpak van problematische schulden zijn voor verschillende beleidsinitiatieven
op het JenV-terrein die in het Regeerprogramma zijn aangekondigd:
• Discretionaire ruimte en kosteloze betalingsherinnering – € 10 mln. voor 2026 en € 19 mln.
voor 2027.
• Eén overheidsincasso – € 7 mln. voor 2027
Deze bedragen zijn op de volgende manier opgebouwd:
€ 7 mln. in 2026, € 11 mln. in 2027
kosteloze betalingsherinnering en de discretionaire bevoegdheid, artikel 34 (CJIB,
budgethouder 23)
€ 3 mln. in 2026, € 8 mln. in 2027
kosteloze betalingsherinnering en de discretionaire bevoegdheid, artikel 33 ontvangstenkant
(Boeten en Transacties)
€ 7 mln. in 2027
één overheidsincasso, artikel 34 (CJIB, budgethouder 23)
Daarnaast worden de middelen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook elders ingezet.
Zo is er in 2025 € 3,3 mln. ingeboekt op artikel 32 DGRR (Rechtspleging en Rechtsbijstand)
voor de ontwikkeling van de maatregelen op het gebied van civiele invordering. Dit
betreft o.a. het collectief afbetalingsplan en de zorgplicht gerechtsdeurwaarders.
Dit bedrag loopt op naar € 7,8 mln. in 2026 en 2027. Dit wordt toegelicht op pagina
15 in de memorie van toelichting.
Deze bedragen zijn op de volgende manier opgebouwd:
€ 0,3 mln. in 2025, € 2,8 mln. in 2026, € 2,8 mln. in 2027
zorgplicht gerechtsdeurwaarders, artikel 32 (Rechtpleging en Rechtsbijstand, budgethouder 49)
€ 1 mln. in 2026, € 1 mln. in 2027
Collectief afbetalingsplan, artikel 32 (Rechtpleging en Rechtsbijstand, budgethouder 49)
€ 0,5 mln. in 2026, € 0,5 mln. in 2027
Verdienen aan kosten bij (door)verkoop van (executie)dossiers verbieden, artikel 32
(Rechtpleging en Rechtsbijstand, budgethouder 49)
€ 3 mln. in 2025, € 3 mln. in 2026, € 3 mln. in 2027
Alle kosten rondom invordering herijken en implementeren van het sociaal tarief, artikel 32
(Rechtpleging en Rechtsbijstand, budgethouder 49)
€ 3 mln. in 2026, € 3 mln. in 2027
Pauzeknop voor incasso-activiteiten, artikel 32 (Rechtpleging en Rechtsbijstand, budgethouder 49)
In de memorie van toelichting worden, op pagina 23 eerste alinea, andere jaartallen
gebruikt, deze zijn niet correct. De jaartallen in dit antwoord zijn wel correct.
Voor de maatregelen met structurele financiering zoals de gratis betalingsherinneringen
zijn bij de VJN-besluitvorming geen structurele middelen meer beschikbaar gesteld.
Over de consequenties voor de invoering van dit beleidsinitiatief, zal de TK later
geïnformeerd worden.
Vraag (56):
Hoeveel en welke concrete opties worden momenteel binnen de politie onderzocht ten
aanzien van de toekomst van meldpunt 144?
Antwoord:
Er wordt momenteel een uitvoeringsplan opgesteld, waarin de politie twee opties uitwerkt.
Eén optie is versterking van het meldpunt 144 binnen de Eenheid Landelijke Expertise
en Operaties, waar het meldpunt momenteel beheersmatig is ondergebracht. Een andere
optie is het uitbesteden van de beheerslast en het versterken van 144 met de nodige
waarborgen om de noodzakelijke informatie-uitwisseling tussen de 144 en de politie
te garanderen. Het uitvoeringsplan richt zich in eerste aanleg op deze laatstgenoemde
optie.
Er is op dit moment nog geen besluit genomen. Ik streef ernaar om u vóór Prinsjesdag
nader te informeren over de uitkomsten van het uitvoeringsplan.
Zoals in het regeerprogramma vermeld, werkt het kabinet op basis van de ontwikkelagenda
Politiefunctie (die op 7 december 2023 met de Kamer is gedeeld) opties uit voor samenwerking
met publieke en private organisaties die beter toegerust zijn voor een aantal specifieke
taken. In die context wordt het uitbesteden van 144 onderzocht.
Mocht er tot aanbesteding worden overgegaan, dan zal er sprake zal zijn een regulier
openbaar aanbestedingsproces overeenkomstig met geldende wet- en regelgeving, waarin
partijen kunnen meedingen.
Vraag (57):
In hoeverre klopt het dat er plannen zijn om meldpunt 144 over te hevelen naar externe
partijen, ondanks de eerdere uitdrukkelijke wens van de Kamer om het meldpunt bij
de politie te houden? Aan welke externe partijen wordt er concreet gedacht?
Antwoord:
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar vraag 56.
Vraag (58):
Wordt door u een onafhankelijke effectenanalyse gemaakt van de impact van een overheveling
van meldpunt 144 op het gebied van handhaving, opsporing en veiligheid? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord:
Nee, er wordt geen onafhankelijke effectenanalyse gemaakt.
In het uitvoeringsplan buigt politie zich echter in brede zin over de risico’s van
een uitbesteding en hoe deze beheerst kunnen worden.
Vraag (59):
Klopt het dat een overdracht van meldpunt 144 naar een private partij juridisch gezien
een aanbestedingsplicht met zich meebrengt?
Antwoord:
De mogelijke overdracht van de beheerslast van het meldpunt 144 naar een derde partij
wordt momenteel uitgewerkt in een uitvoeringsplan. In het geval van aanbesteding aan
een private partij is er sprake van een aanbestedingsplicht.
Vraag (60):
In hoeverre hebben heeft u, samen met de politie, al verkennende gesprekken gevoerd
met externe organisaties over overdracht van meldpunt 144? Met welke organisaties
is hierover gesproken?
Antwoord:
In de initiatiefase is er met de Landelijke Inspectie Dierenwelzijn en de Dierenbescherming
gesproken over een mogelijke uitbesteding van de beheerslast van het meldpunt 144.
Vraag (61):
Hoe voorkomt u dat een overdracht van meldpunt 144 wordt aangemerkt als een ongeoorloofde
onderhandse gunning?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 59.
Vraag (62):
Hoe waarborgt u de neutraliteit van de meldpuntfunctie van 144 indien deze in handen
komt van een externe partij?
Antwoord:
Een eventuele uitbesteding kan zich alleen voltrekken wanneer er een partij is die
voldoet aan de gestelde voorwaarden, zoals die uitgewerkt worden in het uitvoeringsplan.
Deze voorwaarden zullen de nodige waarborgen kennen, waarbij kan gedacht worden aan
de voorwaarde dat de noodzakelijke informatie-uitwisseling tussen 144, politie en
andere partners gegarandeerd blijft.
Ook ten aanzien van de bereikbaarheid van het meldpunt kan politie voorwaarden stellen.
Vraag (63):
Hoe borgt u dat de data en informatiepositie van meldpunt 144 niet in handen valt
van één private partij zonder publieke controle, indien de uitbesteding aan een externe
partij zal worden doorgezet?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 62.
Vraag (64):
Wordt overwogen om de informatievoorziening en data-infrastructuur van meldpunt 144
expliciet onder publieke regie te houden, ook bij samenwerking met externe partners?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 62.
Vraag (65):
In hoeverre zijn de brede vertegenwoordigers van de dierenhulpsector, zoals Stichting
DierenLot, Federatie Dierenambulances Nederland en Nederlandse Federatie Dierenhulp
Organisaties, betrokken bij het besluitvormingsproces over de toekomst van meldpunt
144?
Antwoord:
Mocht er tot aanbesteding worden overgegaan, dan zal er sprake zal zijn een regulier
openbaar aanbestedingsproces overeenkomstig met geldende wet- en regelgeving, waarin
partijen kunnen meedingen.
Vraag (66):
Op welke wijze borgt u dat besluiten over meldpunt 144 niet leiden tot een breuk in
de samenwerking tussen politie en de dierenhulpsector?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 62.
Vraag (67):
Waar gaat het geld van de overboeking van artikel 36 naar artikel 31 voor uitgaven
en het aangaan van verplichtingen voor de NAVO-top in de praktijk naartoe?
Antwoord:
De middelen worden door politie besteed ter uitvoering van beveiligingsmaatregelen
voor zowel de NAVO-top zelf als de locatie, het vervoer van delegaties en extra opleiden
en oefenen, ter dekking van aanvullende kosten voor de politieorganisatie als overnachtingen
en catering en kosten voor de projectorganisatie.
Vraag (68):
Waaraan zouden de middelen voor medeoverheden voor de aanpak van ondermijning die
neerwaarts worden bijgesteld (€ 30 miljoen in 2025) worden besteed? Wat zijn de gevolgen
van deze verlaging voor de ondermijningsdoelstellingen?
Antwoord:
De neerwaartse bijstelling van de middelen voor de aanpak van ondermijning heeft geen
direct gevolg voor de ondermijningsdoelstellingen in 2025. Op basis van inzichten
van de afgelopen jaren wordt in 2025 een onderuitputting verwacht. Een inschatting
van deze onderuitputting is alvast ingeboekt bij de Voorjaarsnota.
Vraag (69):
Op welke manier wordt rekening gehouden met de mogelijke toename van de kosten voor
rechtsbijstand voor asielzaken gezien de uitwerking van de nieuwe asielwetgeving?
Antwoord:
In de ontwerpbegroting 2026 zal nader worden ingegaan hoe de beschikbare middelen
voor de uitvoering van de betreffende wetsvoorstellen de komende jaren over de verschillende
prioriteiten en organisaties wordt verdeeld.
Vraag (70):
Houdt het prognosemodel voor de berekening van het budget voor rechtsbijstand ook
rekening met wetgeving die mogelijk op korte termijn wordt doorgevoerd en effect heeft
hierop, zoals de asielwetgeving?
Antwoord:
Ja, het prognosemodel (de PMJ-ramingen) bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft
de capaciteitsbehoefte in de ketens bij ongewijzigd beleid, de zogeheten «beleidsneutrale
raming». Het tweede deel van de PMJ-ramingen betreft de kwantitatieve effecten van
nieuwe wet- en regelgeving evenals andere voorgestelde (beleids-) maatregelen die
naar verwachting invloed hebben op de capaciteitsbehoefte.
Onderdeel van de PMJ-ramingen zijn ook de capaciteitsramingen voor toevoegingen asiel.
Op het moment van het opstellen van de huidige PMJ-ramingen was het te verwachten
effect van het wetsvoorstel tweestatusstelsel en de asielnoodmaatregelenwet op het
terrein van de gesubsidieerde rechtsbijstand nog niet bekend; dit maakt dan ook nog
geen onderdeel uit van de actuele PMJ-ramingen.
Vraag (71):
Kan er inzichtelijk worden gemaakt wat het verwachte budget is voor toevoegingen in
de rechtsbijstand voor de jaren 2026, 2027, 2028 en 2029?
Antwoord:
Zie onderstaande Tabel voor het verwachte budget voor toevoegingen in de rechtsbijstand.
De bedragen zijn uitgedrukt in miljoenen euro’s en geven de stand van zaken weer op
artikel 32 van de JenV-begroting per Voorjaarsnota 2025. Hierbij is nog geen rekening
gehouden met de extra 30 miljoen euro die bij de Voorjaarsnota 2025 beschikbaar is
gesteld. Deze 30 miljoen is gereserveerd op artikel 92 van de J&V begroting.
Tabel verwachte budget voor toevoegingen in de rechtsbijstand
2026
2027
2028
2029
2030
€ 607.398
€ 590.997
€ 578.273
€ 566.070
€ 566.070
Vraag (72):
Welk bedrag is in de Voorjaarsnota 2025 structureel gereserveerd voor sociale rechtsbijstand,
en welk deel daarvan is bestemd voor de sociale advocatuur respectievelijk andere
vormen van rechtshulp zoals sociaal notariële dienstverlening?
Antwoord:
Bij de Voorjaarsnota 2025 is vanaf 2027 30 miljoen euro structureel beschikbaar gekomen
voor de sociale advocatuur. Voor de zomer zal uw Kamer nader worden geïnformeerd over
de nadere invulling van deze middelen, ik streef ernaar dit voor 1 juli a.s. te doen.
Vraag (73):
Hoeveel geld zou het de maatschappij jaarlijks besparen als alle mensen die nu te
weinig geld hebben voor de notaris alle afspraken tijdig vastleggen, waardoor rechtszaken
worden voorkomen en daarmee ook de druk op de sociale advocatuur wordt verlicht?
Antwoord:
Daar kunnen geen uitspraken over gedaan worden omdat dergelijke gegevens niet beschikbaar
zijn, waardoor geen effectvergelijking gemaakt kan worden.
Vraag (74):
Kan worden uitgelegd waarom er bij de rechtsbijstand op basis van de meest recente
prognose van het aantal toevoegingen in asielzaken de geraamde uitgaven aan gesubsidieerde
rechtsbijstand verlaagd? Is er een afname in het aantal zaken?
Antwoord:
In de meest recente prognosemodel justitiële keten wordt voor 2025 en 2026 een lager
aantal toevoegingen in asielzaken geraamd dan eerder geraamd in de ontwerpbegroting
2025 van JenV. Dit wordt veroorzaakt doordat de nieuwe prognose minder zaken raamt
voor 2025 en 2026 ten opzichte van de prognose van vorig jaar.
Vraag (75):
Waaraan zouden de middelen voor medeoverheden op ondermijning die neerwaarts worden
bijgesteld (€ 30 miljoen in 2025) worden besteed? Wat zijn de gevolgen van deze verlaging
voor de ondermijningsdoelstellingen?
Antwoord:
De neerwaartse bijstelling van de middelen voor de aanpak van ondermijning heeft geen
direct gevolg voor de ondermijningsdoelstellingen in 2025. Op basis van inzichten
van de afgelopen jaren wordt in 2025 een onderuitputting verwacht. Een inschatting
van deze onderuitputting is alvast ingeboekt bij de Voorjaarsnota.
Vraag (76): DGRR
Kan er toegelicht worden bij welke arrondissementen de instroom, in met name belasting-
en handelszaken, hoger is?
Antwoord:
De vraag wordt als volgt geïnterpreteerd: Geef een overzicht van het aantal ingestroomde
belastingzaken en handelszaken in eerste aanleg (arrondissementen) voor de gehele
jaren 2022 t/m 2024 en de eerste vier maanden van het jaar 2025?
Belastingzaken:
# Instroom
Gerecht
2021
2023
2024
2025 t/m april
Rechtbank Amsterdam
5.000
4.200
6.100
2.200
Rechtbank Den Haag
9.200
8.800
12.300
2.900
Rechtbank Gelderland
6.700
10.500
12.100
1.900
Rechtbank Limburg
2.100
2.500
8.500
700
Rechtbank Midden-Nederland
5.200
4.400
9.200
2.300
Rechtbank Noord-Holland
8.100
10.900
10.900
2.600
Rechtbank Noord-Nederland
3.400
3.900
5.700
1.400
Rechtbank Oost-Brabant
1.600
2.200
4.800
600
Rechtbank Overijssel
1.100
1.600
6.400
1.100
Rechtbank Rotterdam
4.300
4.400
8.900
2.100
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
7.000
19.600
13.800
2.500
Eindtotaal
53.700
72.900
98.600
20.500
Handelszaken:
# Instroom
Gerecht
2021
2023
2024
2025 t/m april
Rechtbank Amsterdam
64.800
56.600
49.000
19.900
Rechtbank Den Haag
75.900
72.300
82.300
27.200
Rechtbank Gelderland
57.700
53.100
57.900
20.200
Rechtbank Limburg
33.700
31.600
35.200
11.800
Rechtbank Midden-Nederland
65.800
63.200
67.200
23.300
Rechtbank Noord-Holland
49.900
46.700
43.600
15.500
Rechtbank Noord-Nederland
54.800
52.300
54.200
17.800
Rechtbank Oost-Brabant
36.900
36.500
42.200
14.700
Rechtbank Overijssel
33.900
31.200
31.000
9.400
Rechtbank Rotterdam
94.800
87.900
98.400
35.200
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
45.700
44.400
50.300
18.300
Eindtotaal
613.900
576.000
611.200
213.200
Toelichting bij de cijfers4:
• Aantallen zijn afgerond op honderdtallen. Door de afrondingen kan de optelling afwijken
van de som van de (afgeronde) delen. De optelling is in dat geval niet kloppend gemaakt
om zo dicht mogelijk bij de niet-afgeronde aantallen te blijven.
• Deze cijfers zijn indicatief. Ze geven een zo goed mogelijke representatie op basis
van de informatie die op dit moment beschikbaar is uit de voor de Rechtspraak beschikbare
managementinformatiesystemen.
• Het lamicie model, het bekostigingssysteem van de Rechtspraak, is gehanteerd om belastingzaken
en handelszaken te selecteren zoals dat ook wordt gehanteerd in het jaarverslag van
de Rechtspraak.
Vraag (77):
Wat betekenen de mutaties bij reclassering Nederland en wat wordt hiermee geraakt?
Antwoord:
De mutaties hebben structureel voor € 0,3 miljoen betrekking op de efficiencytaakstellingen
uit het hoofdlijnenakkoord en voor € 0,7 miljoen op verwerking van de ramingen van
het Prognosemodel Justitiële ketens (PMJ). Het is aan de taakorganisatie om de efficiencytaakstelling
in te vullen (€ 0,3 miljoen op een totaal structureel budget van € 182,9 miljoen.
Bij een lagere verwachte instroom voor de reclassering zijn ook minder middelen nodig
om deze te verwerken. Jaarlijks worden de effecten van de PMJ-ramingen bij de geëigende
begrotingsmomenten verwerkt in de begroting.
Vraag (78):
Wat betekenen de mutaties bij het Leger des Heils en wat wordt daarmee geraakt?
Antwoord:
De mutaties hebben structureel voor € 0,05 miljoen betrekking op de efficiencytaakstellingen
uit het hoofdlijnenakkoord en voor € 0,4 miljoen circa 88% op verwerking van de ramingen
van het Prognosemodel Justitiële ketens (PMJ). Het is aan de taakorganisatie om de
efficiencytaakstelling in te vullen (€ 0,05 miljoen op een totaal structureel budget
van € 28,6 miljoen.
Bij een lagere verwachte instroom voor de reclassering zijn ook minder middelen nodig
om deze te verwerken. Jaarlijks worden de effecten van de PMJ-ramingen bij de geëigende
begrotingsmomenten verwerkt in de begroting.
Vraag (79):
Wat betekent de –448 bij mutatie 2027 en mutatie 2028 en mutatie 2029 bij taakstraffen/erkende
gedragsinterventies? Welke mutaties zijn dat en wat wordt daarmee geraakt?
Antwoord:
Het betreft een ramingsbijstelling die op basis van historische onderuitputting is
verdeeld over de JenV-begroting. Deze bijstelling is taakstellend, maar heeft naar
verwachting geen gevolgen voor de taakuitvoering.
Vraag (80):
Hoeveel extra plekken in de JJJI's kunnen naar verwachting tussen 2026 en 2029 gecreëerd
worden met de aanpassingen van het budget?
Antwoord:
Dat is afhankelijk van de wijze waarop het budget wordt ingezet. Zie ook het antwoord
op vraag 14.
Vraag (81):
Wat betekent «vanaf 2027» in de passage over «Bijdrage aan agentschappen»? Kan uiteengezet
worden welk bedrag er jaarlijks bijkomt en welk bedrag er tot en met 2030 in totaal
bijkomt?
Antwoord:
«Vanaf 2027» betekent dat vanaf 2027 het budget jaarlijks structureel met het genoemde
bedrag wordt verhoogd.
Vraag (82):
Waar vond de afgelopen jaren de onderuitputting plaats waar onderaan pagina 23 naar
verwezen wordt?
Antwoord:
Voor een toelichting op de onderuitputting verwijs ik u naar het antwoord op vraag
106.
Het betreft een ramingsbijstelling die op basis van historische onderuitputting is
verdeeld over de JenV-begroting. Deze bijstelling is niet taakstellend, dus heeft
geen gevolgen voor de taakuitvoering.
Vraag (83):
Waarom is ervoor gekozen de korting op de SPUKS voor de jaren 2026 en 2027 niet door
te voeren als het Meerjaren Productie Prognose juist voor deze jaren een daling in
het aantal te huisvesten statushouders verwacht?
Antwoord
De 10%-budgetkorting op de SPUKS en de jaarlijkse ramingsbijstelling op basis van
de meest actuele instroomprognose uit het Meerjaren Productie Prognose worden afzonderlijk
van elkaar verwerkt in de begroting.
De ramingsbijstelling door een lagere instroomprognose is verwerkt in de raming. Voor
de 10%-budgetkorting is intertemporele compensatie gevonden binnen de inburgeringsbegroting.
Voor een structurele dekking van de korting na 2027 zijn beleidsmaatregelen en een
wetswijziging nodig. Om te komen tot een zorgvuldige afweging van beleidsmaatregelen
die zo min mogelijk afbreuk doen aan de ambities van de Wet inburgering 2021, wordt
de uitkomst van de tussenevaluatie – waarin onder andere de betaalbaarheid van het
stelsel zal worden onderzocht – afgewacht. Op basis van de uitkomsten uit de tussenevaluatie
kunnen gefundeerde keuzes ten aanzien van beleidsmaatregelen worden gemaakt, om de
SPUK-korting vanaf 2027 tijdig in te vullen.
Vraag (84):
Waarom is ervoor gekozen de korting op de SPUK voor de jaren 2026 en 2027 niet door
te voeren?
Antwoord
Zie antwoord vraag 83.
Vraag (85):
Kunt u de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting per organisatie/ketenpartner
uitsplitsen?
Antwoord:
Zie onderstaande tabel
Vraag (86):
Waarom stijgt het budget voor externe inhuur met € 17 miljoen? Hoe wordt deze stijging
gefinancierd?
Antwoord:
Deze verhoging is het saldo van een aantal mutaties. Er is op dit budget 23,4 miljoen euro
overgeboekt van beleidsbudget NCTV naar het NCSC voor het uitvoeren voor hun werkzaamheden
in 2025. Daarnaast is er 2,9 miljoen euro middels de eindejaarsmarge overgeheveld
vanuit 2024. Tot slot is er voor de herverkaveling van apparaatsmiddelen naar de begroting
van AenM 13 miljoen euro afgeboekt. De rest bestaat uit kleinere posten ter uitvoering
van opdrachten.
Vraag (87):
Naar welke organisaties naast het kerndepartement is de taakstelling op de apparaatsuitgaven
doorverdeeld en om welke bedragen gaat het daarbij? Hoe is de keuze in de verdeling
vaan organisaties tot stand gekomen?
Antwoord:
In totaal is er voor de Ministeries van JenV en AenM gezamenlijk één apparaatstaakstelling
van ca. € 111 miljoen opgelegd. Bij de verdeling van de taakstelling is ook een gezamenlijke
aanpak gekozen, langs drie lijnen, vanaf 2026:
• 50% (€ 55 miljoen) direct bij het Bestuursdepartement.
• € 32 miljoen op externe inhuur, zowel binnen het Bestuursdepartement als de uitvoering.
• € 24 miljoen efficiencykorting op de uitvoeringsorganisaties. Dit komt effectief neer
op een korting van 0,2%. Er zijn geen uitvoeringsorganisaties uitgezonderd.
De taakstelling is dus voor het grootste deel belegd bij het bestuursdepartement,
effectief ongeveer 16% van het apparaatsbudget. Dat betekent dat het aantal fte’s
wordt verminderd door te prioriteren in de uitvoering van bepaalde (beleids)taken,
door efficiënter te gaan werken en door het terugdringen van de externe inhuur (een
van de doelen vanuit het HLA en het Regeerprogramma). Om de externe inhuur terug te
dringen, zal er een bezuiniging zijn van € 32 miljoen op het apparaatsbudget dat besteed
wordt aan externe inhuur, bij zowel het bestuursdepartement als bij de organisaties.
De bezuiniging op externe inhuur zal bijdragen aan het kabinetsdoel om de externe
inhuur terug te brengen naar de Roemernorm.
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Asiel en Migratie
kennen een groot aantal organisaties waarvan een deel ook aanzienlijk is in budgettaire
omvang. Hierdoor is het totale apparaatsbudget van de organisaties hoog. Er is bij
de JenV- en AenM-organisaties een bezuiniging ingeboekt oplopend tot € 51,8 miljoen
structureel vanaf 2029. De bezuiniging is op basis van het apparaatsbudget naar rato
verdeeld over de organisaties. Naast de genoemde bezuiniging op externe inhuur bestaat
dit uit een efficiencytaakstelling van circa 0,2% van het totale apparaatsbudget,
optellend tot € 24 miljoen. De (beleids)taken van de organisaties zullen onveranderd
blijven. Organisaties zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen efficiencyslag van
0,2%. Verhoudingsgewijs wordt de uitvoering zoveel mogelijk gespaard en ligt de grootste
slag bij het bestuursdepartement.
Onderstaande tabel geeft weer wat het totaalbedrag is van de HLA-apparaatstaakstelling
per organisatie en onderdeel van de Ministeries van JenV en AenM.
Tabel: Verdeling HLA-taakstelling per organisatie en kerndepartement Ministerie van
Justitie en Veiligheid en Ministerie van Asiel en Migratie, bedragen (x € 1.000)
Vraag (88):
Hoe wordt de bezuiniging van 22 procent op de apparaatsuitgaven op het personeel en
materieel op het kerndepartement ingevuld? In hoeverre komt deze terecht bij de uitvoeringsorganisaties
en wat zijn daar de operationele gevolgen van?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 87.
Vraag (89):
Kunt u een overzicht geven van de taakstelling in het kader van de 22ijprocent besparing
op apparaatskosten voor de komende vijf jaar?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 87.
Vraag (90):
Wat is de realisatie van deze taakstelling voor het jaar 2024 en wat is de voortgang
voor 2025?
Antwoord
De HLA-taakstelling van 22% op het apparaatsbudget is vanaf 2025 ingeboekt. De realisatie
in 2024 is dus 0. Voor 2025 dienen JenV en AenM gezamenlijk € 25,2 miljoen te realiseren.
Bij Najaarsnota zal u geïnformeerd worden over de voorlopige realisatie van de taakstelling
in 2025.
Vraag (91):
Welk deel van die taakstelling wordt ingevuld vanuit apparaatsgelden en welk deel
vanuit andere middelen en welke zijn dat?
Antwoord:
De taakstelling is binnen het Bestuursdepartement volledig ingeboekt op de apparaatsbudgetten.
Bij de uitvoeringsorganisaties is de taakstelling ingeboekt op de bijdrage vanuit
het departement aan deze organisaties.
Vraag (92):
Welke ICT-vernieuwingen zullen niet of later plaatsvinden als gevolg van de taakstelling
op apparaatskosten?
Antwoord
Om de taakstelling op de apparaatskosten te realiseren zal er op allerlei verschillende
fronten bespaard moeten worden. In de eerste suppletoire begroting is de taakstelling
vanaf 2026 doorverdeeld naar de verschillende onderdelen van JenV. De taakstellingen
zijn gericht op 2026 en op de jaren daarna. De gevolgen van de taakstellingen worden
in het begrotingsproces 2026 en verder uitgewerkt. Vooralsnog zijn er geen concrete
ICT-vernieuwingen aangewezen als besparing.
Vraag (93):
Welke kaders hanteert u voor het realiseren van de taakstelling op de apparaatsuitgaven?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 87.
Vraag (94):
Kunt u een overzicht geven in de ontwikkeling van externe inhuur in de afgelopen vijf
jaar en de doelstelling voor de komende vijf jaar?
Antwoord
De inhuur externen in de periode 2019 – 2024 was inclusief de onderdelen die nu bij
het Ministerie van AenM behoren. De cijfers van 2025–2030 hebben alleen betrekking
op JenV.
Bedragen in € 1.000
2019
2020
2021
2022
2023
2024
Totaal externe inhuur
347.526
383.375
394.851
430.723
497.823
611.550
Totaal uitgaven personeel ambtelijk + externe inhuur
2.583.687
2.830.647
3.005.240
3.196.382
3.601.170
4.138.307
Percentage externe inhuur
13,40%
13,50%
13,10%
13,50%
13,80%
14,80%
Doelstelling voor 2025–2030
Bedragen in € 1.000
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Raming externe inhuur
330.531
287.446
275.465
257.048
254.720
254.720
Deze raming betreft de externe inhuur bij de agentschappen van JenV (DJI, CJIB, NFI,
Justis, Justid en JIO), het kerndepartement en de organisaties met een apparaatsartikel
op de JenV-begroting: Hoge Raad, Raad voor de Kinderbescherming en OM. Het doel is
de externe inhuur terug te brengen naar onder de Roemernorm van 10% van de personele
uitgaven.5
Vraag (95):
Is de taakstelling op de apparaatsuitgaven kerndepartement bij deze eerste suppletoire
begroting inmiddels volledig ingevuld? Zo ja, wat zijn de gevolgen van de taakstelling
op het apparaat voor de verschillende afdelingen van het departement? Bij welke afdelingen
van het departement zijn de gevolgen van de taakstelling op het apparaat het grootst?
Antwoord
De taakstelling is bij de eerste suppletoire begroting budgettair ingevuld. Binnen
het Bestuursdepartement zou dit nog tot verschuivingen kunnen leiden tussen afdelingen
omdat er nog druk gewerkt wordt aan de precieze feitelijke invulling. Bij verdeling
van de taakstelling is rekening gehouden met de grootte van de verschillende afdelingen:
bij afdelingen met grote budgetten is ook een groter deel van de taakstelling belegd.
Relatief is de opgave voor alle afdelingen ongeveer even groot.
Vraag (96):
Waarom is het budget van externe inhuur met € 17 miljoen verhoogd? Hoe wordt deze
toename gefinancierd?
Antwoord:
Deze verhoging is het saldo van een aantal mutaties. Er is op dit budget 23,4 miljoen euro
overgeboekt van beleidsbudget NCTV naar het NCSC voor het uitvoeren voor hun werkzaamheden
in 2025. Daarnaast is er 2,9 miljoen euro middels de eindejaarsmarge overgeheveld
vanuit 2024. Tot slot is er voor de herverkaveling van apparaatsmiddelen naar de begroting
van AenM 13 miljoen euro afgeboekt. De rest bestaat uit kleinere posten ter uitvoering
van opdrachten.
Vraag (97):
Kan worden uitgesplitst wat zal gebeuren met het bedrag, dat na de mutatie die heeft
plaatsgevonden, op de post Onverdeeld (artikel 92) staat?
Antwoord:
Het is de standaard werkwijze om aanvullende middelen eerst op artikel 92 te reserveren,
om na goedkeuring van een bestedingsplan dat voldoet aan CW 3.1 over te hevelen naar
het juiste beleidsartikel. Bij voorjaarsnota zijn middelen voor de sociale advocatuur
en voor weerbaarheid beschikbaar gesteld, in totaal 100 mln. Vanuit eerdere besluitvorming
staan hier nog middelen voor o.a. de taaleis inburgering en voor investeringen bij
politie.
Vraag (98):
Welke mutaties vinden er plaats naast de toevoeging van de loon- en prijsbijstelling
op artikel 92? In hoeverre staan daar nog taakstellingen bij?
Antwoord:
Gereserveerde middelen uit het HLA zijn overgeheveld naar de betreffende budgetten.
De taakstelling als gevolg van het amendement Bontenbal staat nog op artikel 92 en
moet nog worden ingeboekt op de juiste budgetten.
Vraag (99):
Kan worden uitgelegd waar de bezuinigingen van 2026, 2027, 2028 en 2029 onder artikel 3.4.3
het DJI-gevangeniswezen vandaan komen en hoe deze zijn opgebouwd?
Antwoord:
Zie hiervoor het antwoord bij vraag 87.
Vraag (100):
Welke mutaties vinden er plaats naast de toevoeging van de loon- en prijsbijstelling
op artikel 92? In hoeverre staan daar nog taakstellingen bij?
Antwoord:
Gereserveerde middelen uit het HLA zijn overgeheveld naar de betreffende budgetten.
De taakstelling als gevolg van het amendement Bontenbal staat nog op artikel 92 en
moet nog worden ingeboekt op de juiste budgetten.
Vraag (101):
Kan er worden toegelicht waar de mutaties rondom de Voogdijraad Caribisch Nederland
vandaan komen? Wat is de oorzaak van de uitschieter van € 1,6 miljoen in 2030? Wat
zijn de beleidsmatige gevolgen van deze mutaties?
Antwoord:
In de tabel budgettaire gevolgen van beleid betreft het laatste jaar, in dit geval
de kolom «mutatie 2030», zoals gebruikelijk het zogenaamde extrapolatiejaar. In dit
jaar is het budget vermeld in het nieuw opgenomen begrotingsjaar, dat in principe
overeenkomt met het budget in het voorgaande jaar, in dit geval 2029. De mutatie heeft
dus geen beleidsmatige gevolgen.
Vraag (102):
Hoeveel geld wordt er in de jaren 2025 tot en met 2030 per jaar en in totaal bezuinigd
op jeugdbescherming? Waar zullen die bezuinigingen neervallen, bij welke programma's
of posten?
Antwoord
De taakstelling op de subsidiebudgetten zoals opgenomen in het coalitieakkoord is
in de JenV-begroting verwerkt, zoals ik u heb meegedeeld in mijn brief van 13 november
2024 (Kamerstukken II 36 600 VI, nr. 28). Op het terrein van Straffen en Beschermen (artikel 34) loopt deze taakstelling
op tot € 10,1 mln. in 2028, waarvan € 7 mln. op het terrein van jeugd. Vanaf 2029
betreft dit structureel € 7,7 mln. voor artikel 34, waarvan € 4,2 mln. op het terrein
van jeugd. Een recente subsidiedoorlichting op artikel 34 heeft uitgewezen dat er
momenteel geen noodzaak is om in concrete zin subsidieontvangers en uitvoeringsorganisaties
te korten op reeds verleende of voorgenomen subsidies. De taakstelling heeft wel impact
op eventuele incidentele subsidies in de toekomst. Daarvoor is minder budget beschikbaar.
Vraag (103):
Hoeveel geld zal er bezuinigd worden op de Proeftuinen Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming?
Antwoord:
In 2025 zijn er geen voornemens om op de Proeftuinen Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming
te bezuinigen. Nog bezien wordt of in 2026 en eventueel latere jaren subsidies voor
Proeftuinen binnen de begroting worden verleend en in welke vorm dat dan zal zijn.
Vraag (104):
Wat betekent de –729 bij Mutatie 2027 bij jeugdbescherming en jeugdsancties? Welke
mutatie is dat en wat wordt daarmee geraakt?
Antwoord:
Deze mutatie betreft de optelling van twee mutaties op dit terrein. Het gaat hierbij
om overheveling van een structureel budget van € 0,583 mln. naar het Ministerie van
VWS, dat de kinderbeschermingsmaatregelen uitvoert namens het Ministerie van JenV
op Caribisch Nederland. Met dit bedrag worden 5 fte’s bekostigd. Daarnaast is er in
2027 € 0,146 mln overgeheveld naar het budget voor de Voogdijraad Caribisch Nederland
(BES) voor taken op het terrein van kinderalimentatie en jeugdcriminaliteit.
Vraag (105):
Wat betekent de –697 bij Mutatie 2028 en Mutatie 2029 bij jeugdbescherming en jeugdsancties?
Welke mutatie is dat en wat wordt daarmee geraakt?
Antwoord:
Deze mutatie betreft twee mutaties op dit terrein. Het gaat hierbij om overheveling
van een structureel budget van € 0,583 mln. naar het Ministerie van VWS, dat de kinderbeschermingsmaatregelen
uitvoert namens het Ministerie van JenV op Caribisch Nederland. Met dit bedrag worden
5 fte’s bekostigd. Daarnaast is er in 2028 en 2029 € 0,114 mln overgeheveld naar het
budget voor de Voogdijraad Caribisch Nederland (BES) voor taken op het terrein van
kinderalimentatie en jeugdcriminaliteit.
Vraag (106):
Op welke onderdelen van artikel 34.5 Veiligheid Jeugd heeft zich de afgelopen jaren
onderuitputting voortgedaan en ten koste waarvan worden nu de ramingen bijgesteld?
Antwoord:
In de jaarverslagen van de afgelopen jaren kunt u de begrotingsrealisatie per onderdeel
zien.
In 2023 was er op artikel 34.5 Veiligheid Jeugd ten opzichte van de ontwerpbegroting
2023 een onderuitputting van € 1,0 mln op Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s, van € 3,4 mln
op Bijdrage aan medeoverheden, van € 18,9 mln op Opdrachten. Hiertegenover stond een
overuitputting van € 20,8 mln op Bijdrage aan agentschappen en van € 35,0 mln op Subsidies.
In 2024 was er op artikel 34.5 Veiligheid Jeugd ten opzichte van de ontwerpbegroting
2024 een onderuitputting van € 6,8 mln op Bijdrage aan medeoverheden, van € 24,2 mln
op Subsidies en van € 15,8 mln op Opdrachten. Hiertegenover stond een overuitputting
van € 22,6 mln op Bijdrage aan agentschappen en € 0,4 mln op Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s.
Het betreft een ramingsbijstelling die op basis van historische onderuitputting is
verdeeld over de JenV-begroting. Deze bijstelling is taakstellend, maar heeft naar
verwachting geen gevolgen voor de taakuitvoering.
Vraag (107):
Acht u de uitbreiding van de Jeugdinrichtingen van 44 plekken in 2025 naar 83 extra
plekken in 2030 als voldoende om aan de vraag te voldoen?
Antwoord:
De recente prognoses van het WODC geven aan dat de capaciteitsbehoefte van de justitiële
jeugdinrichtingen naar verwachting met ruim 2% per jaar toeneemt (WODC, mei 2025,
Capaciteitsbehoefte Justitiële Ketens t/m 2030). Als die prognose uitkomt zouden 83
extra plekken in 2030 voldoende moeten zijn om aan de vraag te voldoen.
Vraag (108):
Kan nader worden toegelicht hoe het kan dat het eigen vermogen van Justis boven de
grens van vijf procent uitkomt en dat dit wordt afgeroomd met € 6,6 miljoen?
Antwoord
In het Jaarverslag 2024 is de volgende toelichting gegeven:
Op grond van de gemiddelde omzet over de jaren 2022, 2023 en 2024 bedraagt de maximaal
toegestane stand van het eigen vermogen € 3,1 mln.» De stand van het eigen vermogen
ultimo 2024 was € 3,4 mln.
Het positieve exploitatieresultaat ad € 7,3 mln. is de resultante van nieuwe dienstverlening
(€ 2,4 mln), rentebaten (€ 1,6 mln), additionele projecten (€ 0,6 mln) en overige
omzet (€ 1,4 mln), gecombineerd met een lichte stijging van de lasten». Daarnaast
hebben wat kleinere positieve afwijkingen in de baten plaatsgevonden.
In totaal wordt € 7,6 mln. (het positieve exploitatieresultaat +/+ 0,3 mln. surplus
van het eigen vermogen) conform de Regeling Agentschappen teruggeboekt. Voor een deel
is hier al in de begroting rekening mee gehouden, het deel waar nog geen rekening
mee gehouden is betreft de € 6,6 mln.
Vraag (109):
Kunt u aangeven hoe ondanks alle tekorten in het gevangeniswezen het eigen vermogen
van DJI boven de grens van vijf procent komt en daardoor het budget is afgeroomd met
€ 22,8 miljoen?
Antwoord:
Het afromen van eigen vermogen betreft een wettelijke verplichting conform de Regeling
Agentschappen. Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap, bedoeld om incidentele
financiële tegenvallers op te kunnen vangen, is gebonden aan een maximumomvang van
5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar.
Het eigen vermogen van DJI is op dit moment hoog als gevolg van vacante functies en
vertraagde huisvestingsprojecten die nog niet tot betaling leiden. Deze kosten zullen
de komende jaren alsnog gemaakt worden, aangezien renovaties en capaciteitsuitbreidingen
benodigd blijven.
Vraag (110):
Kan nader worden toegelicht hoe het kan dat het eigen vermogen van DJI boven de grens
van vijf procent uitkomt en dat dit wordt afgeroomd met € 22,8 miljoen?
Antwoord:
Zie antwoord op Kamervraag 109.
Vraag (111):
Kan er uit de tabel BDuR geconcludeerd worden dat er geen geld meer naar de BDuR gaat?
Kunt u de (verwachte) korting van 10 procent toelichten
Antwoord:
Op basis van het Hoofdlijnenakkoord worden specifieke uitkeringen –ijwaaronder de Brede
Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR)ij– met 10% gekort. Voor de BDuR betekent dit
een structurele korting van € 27,7 miljoen vanaf 2026. In de Voorjaarsnota zijn geen
middelen vrijgemaakt om deze korting ongedaan te maken.
Vraag (112):
Kunt u toelichten waarom er minder geld gaat naar crisiscommunicatie terwijl er, juist
in verband met nationale veiligheid, een Rijksbrede opgave ligt om de veiligheid en
weerbaarheid te verbeteren en de crisiscommunicatie hier een onderdeel van lijkt te
zijn?
Antwoord:
Zie ook antwoord 13.
Vraag (113):
Kunt u een prognose maken van hoeveel brandweerkazernes er moeten sluiten door de
korting op de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR), als de veiligheidsregio’s
en de gemeenten deze korting niet compenseren?
Antwoord:
De Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR) is een bijdrage die additioneel is
ten opzichte van het gemeentelijk aandeel in de bekostiging van de veiligheidsregio’s.
De bijdrage is dan ook niet gebonden aan taken van de sectoren brandweer en GHOR en
is niet kostendekkend op onderdelen van de bedrijfsvoering van de regio. Het bestuur
van de veiligheidsregio is verantwoordelijk voor de allocatie van de middelen en draagt
zorg voor een sluitende begroting via de gemeentelijke bijdragen. Momenteel zijn er
gemeenten die aangegeven hebben dat ze gaan bezuinigen op hun bijdragen aan de veiligheidsregio’s.
Hoeveel dit er exact zijn en hoe groot deze bezuinigingen zijn is niet bekend. Dit
is aan de gemeenten zelf om hier met de veiligheidsregio’s afspraken over te maken.
Met de brief van 19 mei 2025 (KST 29517–270) bent u geïnformeerd over de begrotingen
en de uitwerking van (voorziene) bezuinigingen op de Veiligheidsregio’s. Het begrotingsproces
is nog gaande en daarom kunnen er nog geen concrete uitspraken worden gedaan. Meer
zicht hierover ontstaat in het najaar van 2025. Voor het begrotingsproces van de veiligheidsregio’s
verwijs ik uw Kamer naar mijn brief van 14 februari 20254. (KST 29517–270).
Vraag (114):
Kan worden toegelicht of de korting van 10 procent op de brede doeluitkering rampenbestrijding
structureel ongedaan wordt gemaakt, bijvoorbeeld via de extra middelen voor weerbaarheid
en hoe wordt er omgegaan in 2026 met de korting van 10 procent?
Antwoord:
Op basis van het Hoofdlijnenakkoord worden specifieke uitkeringen –ijwaaronder de Brede
Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR)ij– met 10% gekort. Voor de BDuR betekent dit
een structurele korting van € 27,7 miljoen. In de Voorjaarsnota zijn geen middelen
vrijgemaakt om deze korting ongedaan te maken.
De invulling van weerbaarheid middelen vanaf 2027 wordt komende periode verder uitgewerkt
in overleg met het Veiligheidsberaad en in afstemming met de VNG. Hierbij kan onder
andere worden gedacht aan het inrichten van noodsteunpunten en de publiekscampagne
inclusief een huis-aan-huis-publicatie. Omdat de middelen niet direct beschikbaar
komen is er nog geen uitwerking van dit bedrag beschikbaar.
Vraag (115):
Wanneer wordt de Kamer nader geïnformeerd over het vernieuwde stelsel bewaken en beveiligen
en hoe is in de voorjaarsnota verwerkt dat dit een generaal dossier is geworden?
Antwoord:
Uw Kamer zal voor het zomerreces worden geïnformeerd over het vernieuwde stelsel via
de halfjaarlijkse voortgangsbrief Bewaken en Beveiligen. Wat betreft het vormgeven
van het generaal dossier bewaken en beveiligen is dit per start kabinet Schoof van
kracht geworden. Het generaal dossier moet wel nader worden vorm gegeven, bijvoorbeeld
het bepalen van de afbakening. Hiervoor is afronding van de transitie naar een nieuw
stelsel beveiligen van personen randvoorwaardelijk.
Vraag (116):
Waarom is het Justicelink project later gestart?
Antwoord:
De feitelijke start van het Justice Link project is een half jaar opgeschoven in de
tijd. Deze latere start wordt enerzijds veroorzaakt doordat de inrichtings- en governancevraagstukken
zorgvuldig worden uitgewerkt wat meer tijd vereist dan aanvankelijk was ingeschat.
Anderzijds is deze latere start het gevolg van de complexiteit rondom het werven en
tijdig beschikbaar krijgen van de benodigde capaciteit. De nieuwe einddatum van fase
0 is hierdoor vastgesteld op eind 2025
Vraag (117):
Kan nader worden toegelicht waar de € 5,4 miljoen voor is die wordt overgeheveld aan
het Miniserie ten behoeve van de inkoopcategorie Vakkennis & Persoonlijke Ontwikkeling
(VP&O)?
Antwoord:
De inkoopcategorie Vakkennis & Persoonlijke Ontwikkeling (V&PO) sluit rijksbrede overeenkomsten
af met als doel het ontsluiten van relevante vakkennis en informatie die overheidsfunctionarissen
nodig hebben voor de uitvoering van hun publieke taak.
De bijdrage van € 5,4 mln. aan het Ministerie van Financiën betreft de doorbelasting
van de kosten van deze rijksbrede overeenkomsten aan JenV ten behoeve van de aangesloten
organisaties in het JenV-domein.
Vraag (118):
Hoeveel extra plekken zijn er exact gecreëerd met de middelen vanuit het amendement
Ellian en per wanneer zijn deze plekken operationeel?
Antwoord:
Er worden verschillende opties verkend om plekken te creëren met de middelen vanuit
het amendement van het lid Ellian (VVD). Ik heb aan het Rijksvastgoedbedrijf gevraagd
te verkennen of er in de PI Zuid – Oost (locatie Ter Peel) in totaal 60 extra plekken
gerealiseerd kunnen worden. Dit betreft (tijdelijke) plekken met een lager beveiligingsniveau.
Daarnaast worden in de PI Haaglanden verschillende tijdelijk plekken gerealiseerd,
onder andere voor kortgestrafte zelfmelders. Er zijn ook andere tijdelijke voorzieningen
op het oog waar mogelijk kortgestrafte zelfmelders geplaatst kunnen worden. Verder
wordt verkend of er extra plekken gerealiseerd kunnen worden. Echter zijn er verschillende
afhankelijkheden, zoals de staat van de panden en het aanpassen van regelgeving die
ook invloed hebben op of een pand daadwerkelijk gebruikt kan worden.
Vraag (119):
Wanneer kan naar verwachting de eigen bijdrage in de forensische zorg worden ingevoerd?
Antwoord:
Tijdens de begrotingsbehandeling van november 2024 heeft het lid Ellian (VVD) een
amendement ingediend om het herinvoeren van de eigen bijdrage zo snel mogelijk te
laten plaatsvinden. Naar aanleiding van het amendement is Tweede Kamer op 2 december
2024 ingelicht over de laatste stand van zaken.
Begin 2025 is in afstemming met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
het CAK gevraagd een impactanalyse uit te voeren naar de uitvoerbaarheid van de eigen
bijdrage, financiële effecten (verwachte kosten en baten) en de gevolgen voor de doelgroep.
Het CAK doet dit op basis van informatie van zorgaanbieders en DJI en zal volgens
planning de impactanalyse vóór het aanstaande zomerreces opleveren. Daarnaast is ook
het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) gevraagd om een impactanalyse uit te
voeren.
De resultaten van de beide impactanalyses zullen de basis vormen voor de vervolgstappen
om de eigen bijdrage voor het verblijf in de forensische zorg te kunnen innen. De
Tweede Kamer wordt via de reguliere voortgangsbrieven forensische zorg geïnformeerd
over de voortgang van het proces.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Pool, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Tegen |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Tegen |
FVD | 3 | Voor |
PvdD | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.