Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Fiche: Voorstel Omnibus I (CSRD & CSDDD) (Kamerstuk 22112-4012)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4048
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 8 mei 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft een aantal
vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp over
de brief van 24 maart 2025 over het Fiche: Voorstel Omnibus I (CSRD & CSDDD) (Kamerstuk
22 112, nr. 4012).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 mei 2025. Vragen en antwoorden
(, voorzien van een inleiding,) zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, A. de Vries
De griffier van de commissie, Meijers
1
Welke Amerikaanse bedrijven vallen onder de reikwijdte van de CSDDD?
Antwoord
De Europese Commissie heeft toegezegd een lijst met niet-EU ondernemingen op te stellen
die aan de omzetcriteria (meer dan EUR 450 miljoen netto omzet binnen de Europese
markt) voldoen en zodoende onder de verplichtingen van de CSDDD vallen. Het kabinet
beschikt nog niet over deze gegevens.
2
Waarom beschouwen Amerikaanse politici de CSDDD als strijdig met Amerikaanse rechtsprincipes?
Antwoord
Het is niet aan het kabinet om te speculeren over de standpunten van Amerikaanse politici
en de achtergrond daarvan.
3
Welke elementen van CSDDD worden genoemd als strijdig met de fiduciary duty van bestuurders?
Antwoord
De gangbare definitie van het begrip fiduciaire plicht roept het bestuur van een onderneming op om te handelen in het belang van de onderneming
en niet in het eigen belang van de bestuurders. Het Nederlandse ondernemingsrecht
hanteert het Rijnlands model: het bestuur moet handelen in het belang van de vennootschap,
de door de vennootschap gedreven onderneming en al haar belanghebbenden. De CSDDD
past in dat kader, omdat het grote ondernemingen oproept om zich juist rekenschap
te geven van de mensenrechten en het milieu in hun activiteitenketens. Het kabinet
ziet vanuit deze benadering geen elementen waar de CSDDD strijdig zou zijn met een
fiduciaire plicht of het Rijnlands model.
4
Wat is de kritiek van de Verenigde Staten op de verplichting tot klimaattransitieplannen?
Antwoord
Twee in het oog springende initiatieven die een beeld geven van de kritiek vanuit
de Verenigde Staten zijn de voorgestelde Protect USA Act, ingediend door Senator Hagerty,
om Amerikaanse bedrijven te beschermen tegen buitenlandse regelgeving, omdat hij stelt
dat de klimaat- en duurzaamheidswetgeving van de EU een ideologisch gedreven inmenging
in de Amerikaanse soevereiniteit is.1 Het wetsvoorstel zou: 1) helpen voorkomen dat bepaalde entiteiten uit de Verenigde
Staten worden gedwongen om te voldoen aan buitenlandse regelgeving omtrent gepaste
zorgvuldigheid; 2) verbieden dat negatieve maatregelen worden ingesteld tegen zo een
entiteit wegens handelen of nalaten dat verband houdt met buitenlands regelgeving
omtrent gepaste zorgvuldigheid; en 3) instellen dat dergelijke entiteiten civiele
rechtszaken mogen instellen wanneer zij benadeeld worden. Het wetsvoorstel richt zich
niet alleen op de CSDDD, maar ook op eventuele opvolgers, en nationale IMVO-wetten
van lidstaten die voor de CSDDD zijn aangenomen.
Daarnaast heeft een aantal Congresleden de VS-regering opgeroepen om te verduidelijken
dat Amerikaanse bedrijven niet gebonden zouden moeten zijn aan klimaattransitieplannen
zoals ze vereist worden door de CSDDD.2
5
Welke juridische risico’s voorzien Amerikaanse bedrijven als gevolg van CSDDD?
Antwoord
Het kabinet kan niet spreken voor het Amerikaanse bedrijfsleven. Wel hebben Esso Nederland
B.V. (onderdeel van ExxonMobil) en de American Chamber of Commerce in the Netherlands gereageerd op de stakeholderconsultatie voor de Wet Internationaal Verantwoord Ondernemen.
Zij noemen onder andere het risico voor bedrijven op overlappende en mogelijk conflicterende
regelgeving binnen en buiten de EU, en waarschuwen voor rechtszaken die kunnen worden
gestart door derden.
6
Zijn er mogelijkheden opgenomen om de richtlijnen buitenwerking te stellen of bedrijven
uit te zonderen als er de nationale veiligheid of de economische veiligheid in het
geding is?
Antwoord
De CSDDD bevat geen algemene bepaling om de richtlijn buiten werking te stellen of
ondernemingen uit te zonderen, ook niet als de nationale veiligheid of de economische
veiligheid in het geding is. Wel bieden de EU-Verdragen in nauw omschreven gevallen
mogelijkheden om met een beroep op de nationale veiligheid van het EU-recht af te
wijken. Het kabinet verwacht op basis van het Impact Assessment van de originele CSDDD
overigens geen substantiële effecten op de nationale veiligheid of economische veiligheid.
7
Klopt het dat Nederland de positie van Frankrijk deelt en zich verzet tegen het schrappen
van geharmoniseerde bepalingen over civiele aansprakelijkheid?
Antwoord
Dat klopt. Zoals aangegeven in het BNC-fiche vindt het kabinet dat het schrappen van
de bepalingen over EU-brede civiele aansprakelijkheid harmonisatie binnen de EU, en
daarmee een gelijk speelveld voor ons bedrijfsleven, ondermijnt. Frankrijk heeft zich
hier ook kritisch over uitgesproken.
8
Over de beslisnota (p.6–7): Klopt het dat Nederland de Franse positie deelt?
Antwoord
Het kabinet staat net als Frankrijk in het algemeen positief tegenover voorstellen
die simplificatie bevorderen en regeldruk terugdringen. Zoals aangegeven in de beantwoording
van vraag 7 verzet Frankrijk zich net als dit kabinet tegen het schrappen van de EU-brede
civiele aansprakelijkheid.
9
Hoe gaat u ervoor zorgen dat Nederlandse bedrijven die een Amerikaanse moeder hebben
en mogelijk conflicterende verplichtingen hebben door de Protect USA Act toch aan de CSDDD-wetgeving voldoen? Is dit betrokken bij het onderdeel «Gevolgen
voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten»? Zo ja, op welke wijze en zo nee,
waarom niet
Antwoord
De Protect USA Act is momenteel nog in voorbereiding (zie details in beantwoording vraag 4). Omdat de
Protect USA Act nog een voorstel is, zijn de eventuele gevolgen voor bedrijven die ook aan de CSDDD
moeten voldoen en de impact op concurrentiekracht en geopolitieke aspecten momenteel
nog niet goed in te schatten.
10
Het doel van het voorstel is om het midden- en kleinbedrijf (MKB) te ontzien, hoe
wordt dat vormgegeven? Hoe moet het feit dat ondernemingen contractuele garanties
moeten vragen van zakenpartners verderop in de keten in dat kader gezien worden? Hoe
raakt dit het MKB uiteindelijk toch nog?
Antwoord
In het voorstel is een bepaling opgenomen om te waarborgen dat ondernemingen, bij
het in kaart brengen van de keten, van directe zakenpartners met minder dan 500 werknemers
in principe niet meer informatie opvragen dan is gespecificeerd in de CSRD richtlijn
bedoelde standaarden voor vrijwillig gebruik. Dat vermindert de regeldruk voor het
midden- en kleinbedrijf (mkb). Deze beperking is echter niet absoluut. In sommige
gevallen mogen bedrijven meer informatie opvragen. Dit is het geval wanneer de informatie
noodzakelijk is voor de diepgaande beoordeling van de activiteitenketen, als er indicaties
van negatieve effecten zijn of omdat de standaarden de betrokken effecten niet bestrijken,
en de informatie niet op andere wijze verkregen kan worden. Het voorstel introduceert
daarnaast een verplichting voor ondernemingen om contractuele garanties te vragen
van directe zakenpartners, die overeenkomstige garanties moeten vragen van hun zakenpartners
(«contractual cascading»). Contractuele garanties kunnen ook aan het mkb worden gevraagd, wat het mogelijke
risico op afwenteling op hen kan vergroten. De Europese Commissie signaleert in het
Staff Working Document dit risico op afwenteling op het mkb die vaak directe zakenpartners zijn, ook als
daar geen risico’s zitten. Zoals opgenomen in het BNC fiche zal het kabinet aandacht
vragen voor deze aandachtspunten bij de Commissie en waar nodig voorstellen doen die
regeldrukvermindering behouden en bijdragen aan de effectiviteit van de CSDDD, duidelijkheid
scheppen voor ondernemingen en het mogelijke risico op afwenteling van risico’s op
(kleinere) ondernemingen verkleint
11
Hoe breed is de toegankelijkheid tot het klachtenmechanisme van het Duitse Lieferkettengesetz? Lijkt dat meer op de bredere of de nauwere/simpele versie van de stakeholders die
misstanden kunnen melden?
Antwoord
Het klachtenmechanisme van het Lieferkettengesetz valt niet onder verantwoordelijkheid van het kabinet. Uit de FAQ over het Lieferkettengesetz3 uit 2021 staat over de toegankelijkheid van het klachtenmechanisme het volgende:
«Companies should, however, form as comprehensive an overview as possible concerning
their supply chains, in order to insure that all persons potentially impacted by their business activities have access to the complaints
procedure.»
Volgens artikel 14 lid 2 van de CSDDD mogen de volgende partijen misstanden melden
onder de klachtenprocedure:
– natuurlijke of rechtspersonen die worden getroffen of redelijke gronden hebben om
aan te nemen dat zij getroffen kunnen worden door een negatief effect en de namens
hen optredende legitieme vertegenwoordigers, zoals maatschappelijke organisaties en
mensenrechtenverdedigers;
– vakbonden en andere werknemersvertegenwoordigers die natuurlijke personen vertegenwoordigen
die in de betrokken activiteitenketen werkzaam zijn, en
– maatschappelijke organisaties die actief zijn op en ervaring hebben met aanverwante
gebieden indien de klacht betrekking heeft op een negatief milieueffect.
Dit is een brede groep en lijkt daarmee op de brede groep die onder het Lieferkettengesetz
een klacht mogen indienen.
Volgens artikel 26 lid 1 van de CSDDD mogen «natuurlijke en rechtspersonen» bij een
toezichthoudende autoriteit gemotiveerde bezwaren indienen. Dit is ook een manier
voor stakeholders om misstanden te melden waar de vraagsteller naar vraagt.
Het Omnibus I voorstel past wel de definitie van stakeholders aan, maar dit zorgt
niet voor verandering in artikel 14 of 26 over welke partijen een klacht mogen indienen
bij de onderneming of een melding bij een toezichthouder mogen doen. Het Omnibus I
voorstel brengt dus geen verschil in welke stakeholders misstanden kunnen melden via
de klachtenprocedure of bij de toezichthouder.
12
Is de evaluatie van de werking van het Duitse Lieferkettengesetz en andere nationale wetgeving op het gebied van internationaal maatschappelijk verantwoord
ondernemen (IMVO) meegenomen bij het maken van de CSDDD en/of bij het maken van de
Omnibus?
Antwoord
Het kabinet is er niet mee bekend of de evaluatie van het Duitse Lieferkettengesetz en andere nationale wetgeving op het gebied van internationaal maatschappelijk verantwoord
ondernemen (IMVO) door de Commissie is meegenomen bij het opstellen van de voorstellen
voor de CSDDD of de Omnibus I. In het Staff Working Document bij de Omnibus I en de overwegingen bij de CSDDD is hier geen melding van gemaakt.
13
Hoe lang duurt het uitvoeren van een impact assessment op een voorstel als de Omnibus
doorgaans?
Antwoord
De duur van dit proces is afhankelijk van de omvang en complexiteit van het voorstel.
14
Heeft de Europese Commissie de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
(OESO) of het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Mensenrechten
(OHCHR) geconsulteerd over hun wijzigingsvoorstellen?
Antwoord
De Europese Commissie onderhoudt contacten met verschillende stakeholders. Het is
het kabinet niet bekend in hoeverre de OESO en de OHCHR zijn geconsulteerd bij de
wijzigingsvoorstellen. In het begeleidende Staff Working Document wordt hier geen melding van gemaakt.
15
Wat is de impact van het beperken van gepaste zorgvuldigheid tot directe zakenrelaties
(tier-1) op de effectiviteit van de richtlijn – dat wil zeggen, de mate waarin de
wet zijn doel nog kan bereiken?
Antwoord
Zoals in het BNC-fiche weergegeven zorgt de beperking tot tier 1 voor regeldrukvermindering.
Dat kan in beginsel gesteund worden. In het Staff Working Document staat ook dat een strikte beperking tot tier 1 negatieve gevolgen zou hebben op de effectiviteit van de richtlijn,
en bij bedrijven kan leiden tot verminderde weerbaarheid, reputatierisico’s, en minder
synergiën en efficiëntie in de waardeketen. Het begrip plausibele informatie (waarover
uitgebreider in antwoord op vraag 40) wordt door de Commissie geïntroduceerd met als
doel om deze negatieve gevolgen te corrigeren. Zoals weergegeven in het BNC fiche
heeft het kabinet vragen en aandachtspunten bij dit voorstel, onder meer op het gebied
van de effectiviteit hiervan. Zo kan het begrip «plausibele informatie» onvoldoende
duidelijk zijn voor bedrijven (zie ook antwoorden op vraag 23, 62 en 100). Ook kan
er afwenteling plaatsvinden naar het Europese mkb, wat negatieve gevolgen heeft voor
het gelijke speelveld en de regeldruk. Om deze aandachtspunten te adresseren, zal
het kabinet waar nodig aanpassingen voorstellen die regeldrukvermindering behouden,
maar bijdragen aan de effectiviteit van de CSDDD, duidelijkheid scheppen voor ondernemingen
en het mogelijke risico op afwenteling van risico’s op (kleinere)ondernemingen verkleint.
16
Uit de beslisnota blijkt dat de inbreng van VNO NCW een centrale rol speelde bij het
bepalen van het kabinetsstandpunt – is bij de besluitvorming ook rekening gehouden
met de standpunten van andere bedrijvenorganisaties, bedrijven, vakbonden en maatschappelijke
organisaties? Zo ja, welke, en op welke manier?
Antwoord
Gedurende het implementatietraject van de CSDDD zijn zowel stakeholders uit het bedrijfsleven
als stakeholders uit het maatschappelijk middenveld regelmatig betrokken. Ook bij
het besluitvormingstraject over de inzet tijdens de onderhandelingen over het omnibusvoorstel
zijn verschillende partijen (VNO-NCW/MKB-NL, MVO Nederland, MVO Platform, Milieudefensie
en de vakbonden FNV en CNV) informeel geconsulteerd. Daarnaast is schriftelijke input
ontvangen van De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), Evofenedex, Techniek Nederland,
een aantal bedrijven, Fair Wear Foundation en VNO-NCW/MKB-NL. Deze input is deels
openbaar gemaakt door de betrokken organisaties. Daarnaast is een publicatie van UN
Global Compact Nederland geraadpleegd.4
17
Klopt het dat in de besluitvorming alleen de input van VNO NCW is meegenomen en niet
de andere input vanuit het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties?
Antwoord
Dat klopt niet. Zie ook de beantwoording van vraag 16.
18
Hoe vaak is er met VNO NCW overlegd over de CSDDD, graag te splitsen in de tijd vooraf
aan het besluiten over de CSDDD en sindsdien?
Antwoord
Gezien het onderwerp van deze feitelijke vragen wordt dit antwoord afgebakend tot
de besluitvorming over de onderhandelingsinzet voor de CSDDD-aanpassingen in het Omnibus I-voorstel.
Voorafgaand aan het bepalen van het kabinetsstandpunt over het voorstel is naast de
informele bijeenkomst (zie beantwoording vraag 16) één keer afzonderlijk gesproken
met VNO-NCW/MKB-NL, op ambtelijk niveau. Sinds de publicatie van het BNC-fiche is
ook één keer afzonderlijk met VNO-NCW/MKB-NL gesproken. Daarnaast is er na besluitvorming
nog een informele stakeholderbijeenkomst georganiseerd op 24 april met aanwezigheid
van VNO-NCW/MKB-NL.
19
Is het kabinet bekend met het standpunt van VNO NCW over de aangenomen CSDDD? Zo ja,
kan zij dat noemen? Is dit verschillend van het standpunt dat VNO NCW heeft ingenomen
in de onderhandelingen voor het Omnibuspakket?
Antwoord
VNO-NCW heeft zich gedurende de onderhandelingen over de CSDDD in algemene zin uitgesproken
voor IMVO-wetgeving op Europees niveau. Volgens VNO-NCW was dit essentieel om te voorkomen
dat er een lappendeken aan nationale wetgeving kwam. Het standpunt van VNO-NCW over
de aangenomen CSDDD verschilt op een aantal specifieke punten van het standpunt over
het omnibusvoorstel, mede omdat het omnibusvoorstel de aangenomen CSDDD wijzigt en
deze voorstellen dus van elkaar verschillen.
20
Kunnen wij het paper van VNO NCW, waarop u een groot gedeelte van uw overweging baseert,
ontvangen?
Antwoord
Ja, die kunt u ontvangen. Bij de standpuntbepaling over het omnibusvoorstel is een
breed spectrum aan bronnen geconsulteerd. Er is geen specifieke bron geweest die bepalend
was voor de overwegingen.
21
Hoeveel EU landen hebben hun eigen nationale IMVO-wet?
Antwoord
Frankrijk (sinds 2017) en Duitsland (sinds 2021) zijn de EU-lidstaten met nationale
IMVO-wetgeving. Daarnaast hebben ook Noorwegen, een lidstaat van de Europese Economische
Ruimte, en Zwitserland in 2021 een nationale IMVO-wet aangenomen. In Nederland is
de Wet zorgplicht kinderarbeid (Wzk) in 2019 in het Staatsblad gepubliceerd. De wet
is echter niet in werking getreden. Het is de bedoeling dat de Wzk zal worden vervangen
door de implementatiewet van de CSDDD.
22
Wat zijn de gevolgen van het schrappen van de uitvoeringsplicht van het klimaattransitieplan
voor het behalen van de beleidsdoelen van dit kabinet op het gebied van klimaat en
groene groei?
Antwoord
Het is op basis van het Impact Assessment van de Europese Commissie van de oorspronkelijke
CSDDD niet bekend wat de gevolgen zouden zijn voor de emissiereductie van bedrijven
van specifiek de uitvoeringsplicht daarin, en het is ook nog niet bekend wat de gevolgen
zullen zijn van het omnibusvoorstel hiervoor.
23
Klopt het dat het beperken van de zorgplicht tot directe zakenrelaties ertoe kan leiden
dat bedrijven vaak zullen handelen bij risico's verderop in de keten pas als gevolg
van berichten in de media en informatie die is verzameld via klachten? Hoe helpt dit
bedrijven om te komen tot een gestructureerde risicoanalyse, preventie van risico's,
en een goed risicobeheer?
Antwoord
Het kabinet heeft vragen en aandachtspunten bij het voorstel van de Commissie, waarbij
de zorgplicht van bedrijven in principe tot directe zakenrelaties wordt beperkt en
bedrijven alleen bij «plausibele informatie» risico’s dieper in de keten moeten adresseren.
De gevolgen hiervan zijn nog niet geheel duidelijk, maar onder andere kan afwenteling
plaatsvinden naar het Europese mkb, wat negatieve gevolgen zou hebben voor het gelijke
speelveld en de regeldruk. Om deze aandachtspunten te adresseren, zal het kabinet
waar nodig aanpassingen voorstellen die regeldrukvermindering behouden, maar bijdragen
aan de effectiviteit van de CSDDD, duidelijkheid scheppen voor ondernemingen en het
mogelijke risico op afwenteling van risico’s op (kleinere) ondernemingen verkleint.
24
Klopt het dat de jaarlijkse kostenbesparing voor de grootste 300 EU-ondernemingen
die onder het toepassingsgebied vallen, geraamd worden op 480 000 euro per onderneming?
Hoe verhoudt dit zich tot de winst van deze 300 grootste bedrijven?
Antwoord
Zoals aangegeven in het BNC-fiche heeft de Europese Commissie geen impact assessment uitgevoerd voor het Omnibus I voorstel. In het Staff Working Document5 gaat de Commissie voor de huidige CSDDD uit van EUR 320 miljoen aan jaarlijkse kostenbesparingen
(totaal, voor alle ondernemingen die onder de CSDDD vallen gecombineerd) en EUR 90 miljoen
eenmalige kostenbesparing. In de tabel op pagina 42 van het Staff Working Document is een schatting gegeven van een jaarlijkse kostenbesparing van EUR 480.000 voor
de 300 grootste EU-ondernemingen. De Commissie zet dit niet af tegen de winst van deze groep bedrijven. Het
kabinet beschikt niet over de winstgegevens van de genoemde 300 grootste EU-ondernemingen
om deze jaarlijkse kostenbesparing verder in perspectief te plaatsen.
25
Zijn er berekeningen gemaakt van de financiële schade van het niet doen van gepaste
zorgvuldigheid in de gehele keten? Klopt het dat het niet doen van gepaste zorgvuldigheid
in de gehele keten ertoe kan leiden dat risico's – zoals onvoorziene juridische problemen
of aansprakelijkheid, logistieke en operationele problemen, en reputatieschade – niet
goed worden voorzien? Zijn dit risico's die hoge kosten met zich kunnen meebrengen?
Zou het wel doen van gepaste zorgvuldigheid in de gehele keten ertoe leiden dat deze
kosten voorkomen worden?
Antwoord
De Europese Commissie heeft bij het omnibusvoorstel voor zover het kabinet bekend
geen onderzoek laten uitvoeren naar de financiële schade van het niet doen van gepaste
zorgvuldigheid. Onderzoek uit 2010 laat zien dat risico’s als gevolg van «slechte
leverancierspraktijken» en verstoringen in de toeleveringsketen ondernemingen gemiddeld
0,7% van hun omzet kunnen kosten. Dit is onderzoek op basis van drie gevallen en moet
dan ook met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.6 Tegelijkertijd kan ook niet categorisch gesteld worden dat het toepassen van gepaste
zorgvuldigheid door een onderneming zulke kosten volledig kan voorkomen.
26
Voorziet het kabinet mogelijke negatieve gevolgen voor het MKB van de Tier 1-benadering?
Antwoord
Ja. In het BNC-fiche wordt naast potentiële regeldrukvermindering ook gewezen op het
mogelijke risico op afwenteling van lasten op kleine(re) bedrijven die directe zakenrelaties
zijn. Zie ook de beantwoording van vraag 10 en 15.
27
Kunt u aangeven of er in de aanloop naar dit nieuwe Commissievoorstel sprake is geweest
van lobby vanuit het bedrijfsleven richting de Europese Commissie? Kan de Kamer een
overzicht ontvangen van contacten die er, zowel fysiek als schriftelijk, tussen de
Commissie en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven zijn geweest over dit voorstel?
Kan de Kamer ook stukken ontvangen over de inhoud van deze contacten?
Antwoord
Het kabinet heeft geen overzicht van lobby vanuit het bedrijfsleven richting de Europese
Commissie afgezien van de informatie over stakeholderconsultatie die is weergegeven
in het begeleidende Staff Working Document7. Hierin zijn geen individuele stakeholders benoemd.
28
Kunt u aangeven of er in de aanloop naar dit BNC-Fiche sprake is geweest van lobby
vanuit het bedrijfsleven richting de Nederlandse regering? Kan de Kamer een overzicht
ontvangen van contacten die er, zowel fysiek als schriftelijk, tussen de regering
en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven zijn geweest over dit voorstel? Kan de
Kamer ook stukken ontvangen over de inhoud van deze contacten?
Antwoord
Ja, er is sprake geweest van lobby over de CSDDD-delen van het Omnibusvoorstel vanuit
het bedrijfsleven richting de Nederlandse regering. Ook vanuit andere partijen is
er gelobbyd. Zie de beantwoording van vraag 16 en de beslisnota (p.5–6) bij het BNC-fiche
voor een overzicht van de betrokken partijen en de input die is ontvangen.
29
Over de beslisnota (p.1): Wat is handelingsoptie 1?
Antwoord
Handelingsoptie 1 was inzet op behoud van de oorspronkelijke richtlijntekst van de
CSDDD.
30
Over de beslisnota (p.5–6): Kunnen wij de input vanuit bedrijfsleven en maatschappelijke
organisaties, waar in de nota naar wordt verwezen, ontvangen?
Antwoord
Deze input is weergegeven in de beslisnota (p.5–6).
31
Zijn de risico's die ACM signaleert ten aanzien van de effectiviteit en uitvoerbaarheid
van de voorgestelde beperking tot tier-1 meegenomen bij de standpuntbepaling? Zo ja,
op welke manier?
Antwoord
Ja. ACM is actief om input gevraagd. De ACM heeft geen uitvoerige analyse van de effectiviteit
en uitvoerbaarheid van deze beperking kunnen uitvoeren, maar wel eerste bespiegelingen
gedeeld. Die zijn meegewogen in de standpuntbepaling. Zie ook de beslisnota op p.4.
32
Sluit de voorgestelde beperking tot tier-1 aan op internationale standaarden zoals
de OESO-richtlijnen en UNGP's?
Antwoord
De voorgestelde beperking wijkt deels af van de internationale standaarden zoals de
OESO-richtlijnen en de UNGP’s, die geen inperking tot tier 1 bevatten maar aan bedrijven
vragen om hun inspanningen te richten op de ernstigste risico’s in hun waardeketen.
De inperking tot tier 1 is niet absoluut, want als een onderneming over plausibele
informatie beschikt moet deze wel verderop in de keten kijken, zoals uitgebreider
beschreven in antwoord op vraag 40.
33
Op welke rechtsgrondslagen zijn de wijzigingen in CSRD en CSDDD gebaseerd?
Antwoord
De rechtsbasis van de voorgestelde wijzigingen in de CSRD en CSDDD zijn de artikelen 50
en 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
34
De Europese Commissie bundelt in het voorstel Omnibus I aanpassingen van meerdere
richtlijnen en verordeningen in één wetgevingsinitiatief. Hoe wordt in deze aanpak
de parlementaire controle – zowel nationaal als Europees – op afzonderlijke onderdelen
geborgd?
Antwoord
Gelet op de rechtsgrondslagen van de voorstellen onder het Omnibus I-pakket wordt
de voorgestelde wetgeving volgens de gewone wetgevingsprocedure vastgesteld. In het
kader van die procedure is het Europees Parlement betrokken bij de onderhandelingen
en dient het uiteindelijk in te stemmen met de vaststelling van de wetgeving.
Op nationaal niveau wordt die parlementaire controle geborgd door het eerder naar
de Tweede Kamer toegezonden BNC-fiche en het schriftelijke en/of mondelinge debat
over dat fiche. Ook wordt uw Kamer op de hoogte gehouden van belangrijke stappen in
het wetgevingsproces voor herziening van de CSDDD, onder meer via de geannoteerde
agenda’s voor de RBZ Handel. Na aanvaarding van de (al dan niet gewijzigde) Omnibusvoorstellen
op Europees niveau zal het Nederlandse parlement nog moeten instemmen met het wetsvoorstel
voor de implementatie van de CSDDD.
35
Klopt het dat het «stop the clock»-voorstel reeds is geagendeerd voor onderhandeling met het Europees Parlement en
dus feitelijk onomkeerbaar is? Kan het kabinet ruimte creëren voor een paar weken
uitstel zodat de Tweede Kamer nog een behandelvoorbehoud kan maken, zoals eerder verzocht
door de Commissie Financiën?
Antwoord
Ik verwijs u naar mijn brief van 7 april jl. (Kamerstuk
36 712, nr. 2), waarin ik de Kamer heb geïnformeerd dat het Poolse EU-voorzitterschap voornemens
was om op korte termijn tot definitieve besluitvorming over te gaan voor een gedeelte
van het Omnibus I-pakket, het «stop-the-clock»-voorstel en het voornemen van het kabinet om daarmee in te stemmen. Over het formele
behandelvoorbehoud van de Commissie Financiën bent u door de Minister van Financiën
geïnformeerd via de geannoteerde agenda van de Eurogroep en informele Ecofinraad van
11–12 april 2025 over het voornemen om wat de CSRD betreft in te stemmen met het «stop-the-clock»-voorstel en ook tijdens het Commissiedebat op 2 april jl. heeft u hierover van gedachten
gewisseld Kamerstuk
21 501-07, nr. 2112. Met mijn brief wilde ik uw Kamer ook tijdig informeren over besluitvorming op het
CSDDD deel van het voorstel, zodat de Kamer het indien gewenst kan bespreken.
Het Europees Parlement (EP) heeft eerder op 3 april jl. zonder wijzigingen ingestemd
met het «stop-the-clock»-voorstel. Op 14 april jl. werd het voorstel in de Raad als hamerstuk aangenomen.
Nu de posities van het EP en de Raad overeenkomen met het voorstel van de Europese
Commissie, zijn er voor dit onderdeel van het eerste omnibuspakket geen onderhandelingen
nodig via trilogen.
36
Wat is de nieuwe toepassingstermijn van CSDDD voor bedrijven?
Antwoord
De CSDDD wordt, ook al in de oorspronkelijke richtlijn, gefaseerd toegepast. Als het
Commissievoorstel op dit punt ongewijzigd wordt overgenomen worden de verplichtingen,
afhankelijk van de omvang van de onderneming, toegepast vanaf juli 2028 of 2029.
37
Hoe wordt het MKB meegenomen met deze veranderingen?
Antwoord
Het Nederlandse mkb wordt geïnformeerd en geconsulteerd over de voorgestelde veranderingen
via gesprekken op ambtelijk niveau met vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, zoals
VNO-NCW/MKB-NL en MVO Nederland. Ook zal het MVO Steunpunt de ontwikkelingen rondom
de omnibus meenemen in de voorlichting.
38
Hoeveel capaciteit in FTE verwachten bedrijven boven de 1000 mensen gemiddeld voor
onderzoek en rapportageverplichting nodig te hebben?
Antwoord
Als de vraag vanwege de nadruk op rapportageverplichting mag worden opgevat als verwijzend
naar de CSRD: het kabinet heeft na publicatie van het Omnibus I voorstel geen bedrijfseffectentoets
laten uitvoeren voor de wijzigingen in de CSRD waaruit blijkt hoeveel capaciteit in
fte ondernemingen met meer dan 1.000 medewerkers gemiddeld nodig hebben voor onderzoek
en rapportageverplichting. Ook de Commissie heeft de lasten voor de ondernemingen
niet in fte’s onderzocht. Het is ook in grote mate afhankelijk van de aard van de
onderneming hoeveel fte’s nodig zijn.
39
Kan een overzicht worden gegeven van de verschillen tussen het nieuwe CSDDD voorstel,
het oude CSDDD voorstel en de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake
IMVO?
Antwoord
Er is geen volledig overzicht of analyse beschikbaar. De door de Commissie BHO gevraagde
input aan de OESO zal mogelijk meer inzicht kunnen geven.
Zoals het kabinet u op 12 april 2024 informeerde, is in de oorspronkelijk vastgestelde
CSDDD de conformiteit met de OESO-richtlijnen ten opzichte van het CSDDD-voorstel
versterkt. Daarbij moet aangetekend worden dat de vrijwillige normen van de OESO-richtlijnen
in veel opzichten opener zijn dan in het geval van wetgeving. Van volledige conformiteit
is dus geen sprake.
Het Omnibus I-voorstel past de CSDDD slechts op een aantal punten aan. De CSDDD blijft
ook na aanpassing voorschriften bevatten op elk van de zes stappen van de OESO-richtlijnen.
De punten waarop het omnibus I-voorstel de CSDDD aanpast zorgen wel voor meer verschillen
met de OESO-richtlijnen. Op de volgende onderwerpen wijkt het omnibusvoorstel volgens
het kabinet meer af van de OESO-richtlijnen dan de oorspronkelijke CSDDD:
– De inperking van de risicoanalyse tot directe zakenrelaties. De OESO-richtlijnen bevelen
bedrijven aan om naar de gehele keten te kijken en op basis daarvan de belangrijkste
risicogebieden te prioriteren;
– Het voorstel om de monitoringcyclus aan te passen naar één keer in de vijf jaar in
plaats van jaarlijks. Volgens de OESO-richtlijnen is gepaste zorgvuldigheid een continu
proces;
– De definitie van stakeholders en wanneer zij betrokken moeten worden. De OESO-richtlijnen
gaan uit van mensen of groepen met belangen die geschaad (kunnen) worden door de activiteiten
van een onderneming. Dat is opener geformuleerd dan de definitie in het omnibusvoorstel
(zie vraag 91 en 92). Waar betekenisvolle betrokkenheid van stakeholders volgens de
OESO-richtlijnen een essentieel onderdeel van het gepaste zorgvuldigheidsproces is,
is dit met het omnibusvoorstel niet voor alle stappen een vereiste.
40
Wanneer moeten bedrijven verder dan tier-1 kijken?
Antwoord
Wanneer zij over «plausibele informatie» beschikken die wijst op een negatief effect
dat optreedt bij of door een indirecte zakelijke partner moeten ondernemingen verder
dan de tier 1 zakenrelaties kijken.
41
Welke definitie voor tier-1 wordt gehanteerd?
Antwoord
Het omnibusvoorstel spreekt van «directe zakenpartners» in het voorstel tot wijziging
van artikel 8 van de CSDDD. De definitie van «directe zakenpartners» in de CSDDD wordt
niet gewijzigd door het omnibusvoorstel en luidt (artikel 3 sub f onder i):
«een entiteit waarmee de onderneming een commerciële overeenkomst heeft met betrekking
tot de activiteiten, producten of diensten van de onderneming of waaraan de onderneming
diensten verleent op grond van punt g) («directe zakenpartner»)
42
Kunt u het juridische criterium «plausibele informatie» nader toelichten en daarbij
meenemen wie het hoe moet toetsen?
Antwoord
Plausibele informatie wordt in overweging 21 (een overweging is niet juridisch bindend)
van het omnibusvoorstel als volgt uitgelegd:
Met «plausibele informatie» wordt informatie met een objectief karakter bedoeld aan
de hand waarvan de onderneming kan concluderen dat er een redelijke mate van waarschijnlijkheid
is dat die informatie waar is. Dit kan het geval zijn wanneer de betrokken onderneming
een klacht heeft ontvangen of in het bezit is van informatie – door bijvoorbeeld geloofwaardige
berichten in de media of van ngo’s, meldingen van recente incidenten, of via recurrente
problemen op bepaalde locaties – over waarschijnlijke of daadwerkelijke schadelijke
activiteiten op het niveau van een indirecte zakelijke partner.
De onderneming is als eerste verantwoordelijk om te bepalen of zij over plausibele
informatie beschikt. Uiteindelijk zal de toezichthouder dit ook kunnen toetsen, als
zij onderzoek doet naar de uitvoering van de verplichtingen door de onderneming.
43
Bij het niet verder mogen vragen dan de vrijwillige standaarden, maakt men dan niet
van een voormalig minimum nu een maximum?
Antwoord
Het is niet duidelijk wat wordt bedoeld met «voormalig minimum». De beperking tot
deze vrijwillige standaarden kan inderdaad gezien worden als een maximum aan informatie
die mag worden opgevraagd bij kleinere bedrijven. Dit is echter geen absoluut maximum
omdat er ook uitzonderingen in het voorstel zijn opgenomen (zie ook de beantwoording
op vraag 10).
44
Welke voorwaarden zijn verbonden aan het hervatten van een opgeschorte zakenrelatie
nu het beëindigen voor opschorten is vervangen?
Antwoord
In overweging 23 bij het omnibusvoorstel (een overweging is niet juridisch bindend)
staat hierover het volgende uitgelegd:
Ondernemingen kunnen zich in situaties bevinden waarin hun productie sterk afhankelijk
is van inputs van een of meer specifieke leveranciers. Tegelijkertijd is het zo dat
een onderneming, wanneer aan de bedrijfsactiviteiten van dit soort leveranciers ernstige
negatieve effecten verbonden zijn (met inbegrip van kinderarbeid of aanzienlijke milieuschade)
en de onderneming zonder succes alle due diligencemaatregelen heeft uitgeput om deze
effecten tegen te gaan, als uiterste maatregel de zakelijke relatie moet opschorten
terwijl zij met die leverancier aan een oplossing werkt, zo mogelijk door deze opschorting
als extra drukkingsmiddel te gebruiken.
Hieruit maakt het kabinet op dat een opgeschorte relatie mag worden hervat wanneer
er een oplossing is gevonden voor de (ernstige) negatieve gevolgen die ten grondslag
lagen aan het opschorten van de relatie.
45
Klopt het dat bedrijven nog steeds een klimaattransitieplan moeten opstellen, maar
in de gewijzigde wet niet langer een inspanningsverplichting hebben om te proberen
dit plan uit te voeren? Hoe draagt het maken van een plan, dat zij niet verplicht
worden uit te voeren, bij aan effectiviteit voor bedrijven?
Antwoord
Het klopt dat ondernemingen onder het voorstel nog steeds verplicht zijn om een klimaattransitieplan
op te stellen, maar de verplichting om deze naar beste vermogen uit te voeren wordt
inderdaad geschrapt. Dat neemt niet weg dat ondernemingen in het klimaattransitieplan
uitvoeringsmaatregelen moeten opnemen die blijk moeten geven van de inspanning om
bij te dragen aan de bestrijding van klimaatverandering. Het kabinet zal de Commissie
vragen te verduidelijken hoe van ondernemingen verwacht wordt dat zij hun transitieplan
naar beste vermogen uitvoeren, ondanks dat het omnibusvoorstel dit niet verplicht.
De verplichtingen om een klimaatplan op te stellen, jaarlijks te actualiseren en om
er acties in op te nemen behelzen een verantwoordelijkheid van bedrijven om een bijdrage
te leveren aan het tegengaan van klimaatverandering. Dit bevordert bovendien transparantie
voor consumenten en beleggers, wat ondernemingen kan stimuleren om het plan daadwerkelijk
uit te voeren. Het kabinet zal in lijn hiermee de Commissie vragen om te verduidelijken
hoe ondernemingen moeten onderbouwen dat sprake is van in lijn zijn met de gestelde
klimaatdoelen.
46
Wanneer is er sprake van dat verderop in de keten negatieve gevolgen plaatsvinden
en een onderneming dus verder dan tier-1 moet kijken? Kunt u een concreet voorbeeld
geven?
Antwoord
Zoals ook genoemd in het antwoord op vraag 40 dient een onderneming verder te kijken
dan de directe zakenrelaties wanneer zij over plausibele informatie beschikt die wijst
op een negatief effect dat optreedt bij of door een indirecte zakenrelatie. Het kabinet
vraagt aan de Europese Commissie om duidelijkheid te scheppen over wat onder «plausibele
informatie» verstaan moet worden om daarbij een voorbeeld te kunnen geven.
47
Op wat voor manier komt het regeldruk voor bedrijven ten goede om de ketenzorgplicht
te beperken tot tier-1? Vraagt het voorstel bedrijven op deze manier om allerlei werk
te verzetten, juist daar waar helemaal geen risico’s zitten?
Antwoord
Volgens de Commissie worden de mogelijke lasten voor bedrijven onder de wetgeving
significant verminderd door deze aanpassingen, doordat er minder due diligence verplichtingen zijn voorbij tier 1. Voornamelijk doordat leveringsketens voorbij
tier 1 steeds complexer worden. Tegelijkertijd is de daadwerkelijke lastenverlichting
volgens de Commissie waarschijnlijk beperkt, onder meer omdat de Commissie ervan uitgaat
dat ondernemingen waarschijnlijk al vrijwillig gepaste zorgvuldigheid uitvoeren voorbij
tier 1 in lijn met de internationale standaarden, en dat ook zullen blijven doen (Staff Working Document p. 36).
Een strikte beperking tot tier 1 zou volgens de Commissie negatieve gevolgen hebben
voor de effectiviteit van de gepaste zorgvuldigheid aangezien de voornaamste risico’s
voor mensenrechten en het milieu voornamelijk verder upstream en downstream in de
waardeketen plaatsvinden (zie hierover ook het onderzoek genoemd in antwoord op vraag 48).
Het voorstel beoogt dit te corrigeren door toe te voegen dat een onderneming wél verder
in de waardeketen moet kijken als deze over plausibele informatie van (mogelijke)
misstanden beschikt.
De Commissie geeft aan in het Staff Working Document dat het vaak Europese mkb-bedrijven zijn die tier 1 leveranciers zijn van ondernemingen
die onder de wetgeving vallen, terwijl zij vaak laagrisico zijn.
48
Wat betekent het als de wet zich alleen richt op directe leveranciers (tier-1) voor
ambitieuze bedrijven die directe zakelijke relaties hebben dieper in de toeleveringsketen?
Bijvoorbeeld bedrijven die werken met leveranciers van halffabricaten of grondstoffen?
Zullen zij benadeeld worden vergeleken met bedrijven die alleen werken met leveranciers
van eersterangs- of eindproducten?
Antwoord
Bedrijven met directe zakenrelaties dieper in de toeleveringsketens lopen mogelijk
een hoger risico op het ontdekken van misstanden, net als bedrijven die in risicovollere
sectoren opereren.
49
Hoeveel gevallen van misstanden rapporteren rond IMVO komen vanuit de bredere groep
stakeholders die nu buiten de versimpeling vallen?
Antwoord
Op basis van het omnibusvoorstel en de begeleidende informatie is van sommige organisaties
niet duidelijk of zij binnen of buiten de reikwijdte van het begrip stakeholder vallen.
Het gaat dan bijvoorbeeld om internationale vakbondskoepels, of inheemse organisaties.
Het is op voorhand niet te zeggen in hoeveel gevallen mogelijke misstanden rondom
IMVO aan het licht komen door groepen of individuen die buiten het begrip stakeholder
uit het Omnibus-voorstel vallen. Overigens blijft het bedrijven vrij staan ook relevante
stakeholders te betrekken die buiten de definitie vallen.
Verder blijft op grond van artikel 26 lid 1 – dat ook in het Omnibusvoorstel ongewijzigd
blijft – het recht bestaan voor natuurlijke personen en rechtspersonen om bij een
toezichthouder gemotiveerde bezwaren in te dienen wanneer zij op basis van objectieve
omstandigheden redenen hebben om aan te nemen dat een onderneming de krachtens deze
richtlijn vastgestelde nationaalrechtelijke bepalingen niet naleeft.
50
Tot welk niveau in de keten is gepaste zorgvuldigheid nog verplicht?
Antwoord
De gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen staan uitgewerkt in artikelen 5 en 7 tot
en met 16 van de CSDDD. Het omnibusvoorstel wijzigt alleen voor de risicoanalyse in
artikel 8 iets op het «niveau van de keten», namelijk dat bedrijven alleen op het
niveau van hun eigen activiteiten, die van hun dochterondernemingen en die van hun
directe zakenrelaties een diepgaande beoordeling van de risico’s moeten doen. Wanneer
bedrijven over «plausibele informatie» beschikken die wijst op een negatief effect
dat optreedt bij of door een indirecte zakelijke partner moeten zij verder dan de
tier 1 zakenrelaties kijken (zie ook het antwoord op vraag 40).
51
Hoe wordt het MKB meegenomen met deze veranderingen?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 37.
52
Wat is de nieuwe monitoringfrequentie van gepaste zorgvuldigheid?
Antwoord
De Commissie stelt voor om één keer in de vijf jaar de activiteiten en genomen maatregelen
inzake gepaste zorgvuldigheid te beoordelen. In de huidige CSDDD moet deze beoordeling
jaarlijks worden gedaan.
53
Wanneer moeten bedrijven alsnog tussentijds monitoren?
Antwoord
Ondernemingen moeten in sommige gevallen nog wel tussentijds monitoren. Monitoring
dient direct plaats te vinden zodra zich een significante wijziging heeft voorgedaan
en steeds wanneer er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat zich nieuwe risico’s
op nadelige gevolgen kunnen voordoen (artikel 15 CSDDD).
54
Welke wijzigingen worden voorgesteld voor het klimaattransitieplan?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 45.
55
Wat vervalt in de uitvoering van het klimaattransitieplan?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 45 en 54.
56
Wat verandert er aan de boeteregeling in de CSDDD?
Antwoord
In het voorstel wordt de bepaling over de vaststelling van de boetehoogte gewijzigd.
In de eerste plaats worden de koppelingen met de omzet en de bepaling over een maximumboete
van minimaal 5% geschrapt. Daarmee is er geen sprake meer van een geharmoniseerde
boetepaling. De Commissie zal, in samenwerking met de lidstaten, toezichthoudende
autoriteiten van handvatten voorzien voor het bepalen van de hoogte van de geldboeten.
Ook is het niet toegestaan om als lidstaat een maximumlimiet voor geldboetes op te
nemen in de nationale implementatiewetgeving, wanneer dit toezichthouders kan belemmeren
om rekening te houden met specifieke verzachtende of verzwarende omstandigheden. Wat
dit in de praktijk betekent is voor het kabinet niet duidelijk. Hierover zal bij de
Commissie om opheldering worden gevraagd.
Om een gelijk speelveld op de interne markt te waarborgen en bevorderen, heeft uniforme
handhaving en sanctionering in de lidstaten de voorkeur van het kabinet. Het kabinet
zal tijdens de onderhandelingen dan ook inzetten op harmonisatie, bijvoorbeeld door
een EU-breed (maximum-/minimum)percentage op te nemen in de richtlijn of door harmonisering
via de richtsnoeren. Zie ook het antwoord op vraag 131.
57
Wat is de status van de verplichting tot collectieve vertegenwoordiging van benadeelden?
Antwoord
In de huidige CSDDD is een verplichting opgenomen voor lidstaten om te voorzien in
de mogelijkheid voor benadeelden om zich te laten vertegenwoordigen door een vakbond
of een NGO. Deze organisatie kan vervolgens vorderingen bij de civiele rechter namens
hen instellen. De Commissie stelt voor om deze verplichting voor lidstaten te schrappen.
In Nederland is deze mogelijkheid sinds 1 januari 2020 geregeld in de Wet afwikkeling
massaschade in collectieve actie (WAMCA). Voor de Nederlandse situatie verandert er
dus niets met deze voorgestelde wijziging, behalve dat het niet langer Europees geharmoniseerd
is. Het kabinet is voorstander van het behoud van de EU-brede civielrechtelijke aansprakelijkheid,
omdat dit harmonisatie en het gelijke speelveld bevordert.
58
Wat is de nieuwe deadline voor richtsnoeren gepaste zorgvuldigheid?
Antwoord
De deadline voor oplevering door de Europese Commissie van de algemene richtsnoeren
over het uitvoeren van gepaste zorgvuldigheid wordt in het voorstel met een halfjaar
vervroegd, naar 26 juli 2026.
59
Wat gebeurt er met het rapport over aanvullende regels voor de financiële sector?
Antwoord
Artikel 36 van de huidige CSDDD stelt dat de Europese Commissie uiterlijk 26 juli
2026 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indient over de noodzaak om
aanvullende vereisten inzake passende zorgvuldigheid vast te stellen voor gereglementeerde
financiële ondernemingen. Dit verslag moet melding maken van de verschillende opties
voor dergelijke vereisten inzake gepaste zorgvuldigheid en de gevolgen daarvan, in
overeenstemming met de doelstellingen van deze richtlijn. Deze bepaling is geschrapt.
60
Wat is de herzieningsfrequentie van risicoanalyses in waardeketens?
Antwoord
Zie de antwoorden op vragen 52 en 53.
61
Wat is de verwachte administratieve lastendaling in euro’s en FTE’s voor de overheid
en toezichthouders als gevolg van de voorgestelde wijzigingen in de CSDDD?
Antwoord
Hierover valt op dit moment geen eenduidig beeld te schetsen. Pas na definitieve vaststelling
van de aangepaste CSDDD is het opportuun om de balans op te maken wat dit betekent
voor de verwachte administratieve lasten voor de overheid en toezichthouders.
62
Verschuift met het voorstel om alleen na plausibele informatie verder in de keten
te kijken, de wet naar een reactieve aanpak, waarbij grondige evaluaties pas plaatsvinden
nadat potentiële schade is gesignaleerd? Kan dit leiden tot hogere herstelkosten in
vergelijking met een proactieve, op preventie gerichte, risicogebaseerde aanpak, gebaseerd
op de UNGP's en de OESO-richtlijnen?
Antwoord
Het doel van gepaste zorgvuldigheid zoals vastgelegd in de OESO-richtlijnen is in
de eerste plaats preventief. Door risico’s voor mens en milieu te voorkomen of tijdig
te beperken kunnen herstelkosten en lange termijn schade afgewend of geminimaliseerd
worden
Het is nog onduidelijk wat precies de gevolgen van de nieuwe aanpak van de Commissie
zijn waarbij bedrijven alleen bij «plausibele informatie» risico’s dieper in de keten
moeten adresseren. Daarom zal het kabinet bij de Commissie hierop doorvragen en waar
nodig aanpassingen voorstellen die regeldrukvermindering behouden, maar bijdragen
aan de effectiviteit van de CSDDD, duidelijkheid scheppen voor ondernemingen en het
mogelijke risico op afwenteling van risico’s op (kleinere) ondernemingen verkleint.
63
Hoe ziet het kabinet de voorgestelde wijziging over het verwijderen van de regels
voor civiele aansprakelijkheid die toegang tot het recht voor benadeelden in productielanden
kan verslechteren t.o.v. de verplichting in VN-richtlijnen voor bedrijfsleven en mensenrechten
(UNGPs) waarin staat dat staten, dus ook Nederland en de EU27, belemmeringen voor
toegang tot recht moeten verminderen?
Antwoord
Het voorstel schrapt de geharmoniseerde EU-brede civiele aansprakelijkheid (artikel 29
lid 1 CSDDD). De Europese Commissie geeft hierbij in het Staff Working Document aan dat dit de lasten voor bedrijven kan verlichten, aangezien ze mogelijk worden
onderworpen aan rechtszaken van een minder grote groep eisers. Anderzijds kunnen rechtszaken
volgens de Commissie ook meer gefragmenteerd worden, met verschillende slachtoffers
die bedrijven individueel aanklagen in plaats van via gebundelde procedures middels
vakbonden of maatschappelijke organisaties. Het kabinet heeft geen zicht op hoe dit
in andere lidstaten nationaalrechtelijk is geregeld. Desalniettemin hecht het kabinet
waarde aan harmonisatie, ook op dit punt in het voorstel. Verschillende nationale
aansprakelijkheidsegels tussen lidstaten vergroten het risico op fragmentatie en dragen
niet bij aan geharmoniseerde toegang tot het recht.
64
Op grond van welke redenen wordt de urgentie voor deze voorstellen door de Commissie
zo hoog geacht dat er geen ruimte is voor een impact assessment?
Antwoord
De Europese Commissie onderbouwt de keuze om geen nieuw impact assessment uit te voeren
door te wijzen op urgentie van het voorstel in het licht van de concurrentiepositie
van de Unie. Daarnaast benoemt de Commissie dat er al uitgebreide impact assessments
zijn gedaan voor de wetgevende voorstellen van de CSRD en de CSDDD. In het kader van
de betere regelgeving-agenda van de Commissie is volgens het Staff Working Document een derogatie verleend om geen impact assessment te doen, maar de analyse op te nemen
in het Staff Working Document van de Commissie. Zie ook het antwoord op vraag 71.
65
Op grond van welke redenen wordt de urgentie voor deze voorstellen door de Commissie
zo hoog geacht dat er geen ruimte is voor een gedegen beraadslaging door de Europese
lidstaten in de Raad, waar door het Poolse voorzitterschap wordt gestuurd om al in
mei tot een positie te komen?
Antwoord
Het Poolse voorzitterschap bepaalt tijdens zijn termijn de agenda van de Raad. De
Europese Commissie heeft daarover geen zeggenschap. Het Poolse voorzitterschap richt
zich onder andere op het versterken van het concurrentievermogen van de EU via het
terugdringen van overregulering.8 De behandeling van het stop-the-clock-voorstel is met de hoogste prioriteit door het voorzitterschap behandeld om bedrijven
de nodige rechtszekerheid te bieden met betrekking tot hun rapportage- en due diligence-verplichtingen.9 Hier is een breed draagvlak voor. Of de planning van het Poolse voorzitterschap haalbaar
is hangt ervan af of het er tijdig in slaagt voldoende draagvlak te vinden voor een
Raadspositie.
66
Hoeveel tijd kost het de Commissie om een impact assessment uit te voeren?
Antwoord
Zie de beantwoording van vraag 13.
67
Kan het kabinet voorbeelden geven van economische, sociale en ecologische gevolgen,
en gevolgen voor het klimaat van het Omnibusvoorstel die door het ontbreken van een
impact assessment niet in kaart zijn gebracht?
Antwoord
Bij het oorspronkelijke CSDDD voorstel is een grondige impact assessment uitgevoerd.10 Het kabinet kan niet speculeren over hypothetische gevolgen van de voorgestelde wijzigingen
in het omnibusvoorstel.
68
Zijn er andere impact assessments voorhanden, zoals van organisaties als de OESO of
de OHCHR? Kunt u een overzicht van de bestaande impact assessments geven van de wijzigingsvoorstellen?
Antwoord
Het kabinet heeft geen overzicht van eventuele impact assessments opgesteld door derden.
69
Wat zijn de uitgangspunten van de betere regelgeving-agenda van de Commissie?
Antwoord
Onder de naam Betere Regelgeving voert de Europese Commissie beleid dat streeft naar
duidelijke en effectieve regelgeving, het voorkomen en verminderen van regeldruk en
het verbeteren van de uitvoering en handhaving.
Centraal staat dat via goede consultaties van belanghebbenden en het uitvoeren van
impact assessments de te verwachten effecten van voorgenomen regelgeving worden meegewogen
bij de besluitvorming over nieuwe regelgeving en dat bestaande regelgeving regelmatig
tegen het licht wordt gehouden.
Daarbij krijgt het bedrijfsleven – en dan vooral het mkb – extra aandacht vanwege
het grote belang dat de Commissie toekent aan Betere Regelgeving en met name het verminderen
van regeldruk, voor het versterken van het verdien- en concurrentievermogen van de
EU. Belangrijk element van het beleid is dat bij het ontwerp van regelgeving die bepaalde
lasten met zich meebrengt, wordt overwogen of het mkb kan worden vrijgesteld of dat
er voor het mkb een afwijkend regime zou kunnen gelden.
70
Op welke wijze zijn de uitgangspunten van de betere regelgeving-agenda van de Commissie
wel en/of niet gevolgd in de totstandkoming van de CSDDD?
Antwoord
De Commissie heeft voor het oorspronkelijke CSDDD-voorstel een impact assessment opgesteld
en daarin een inschatting gegeven van de lasten voor het bedrijfsleven. De Commissie
ging daarin ook in op mogelijke gevolgen voor het mkb. Dit zijn belangrijke onderdelen
van het Betere Regelgeving-beleid. Zie ook het BNC-fiche bij het oorspronkelijke CSDDD-voorstel.11
71
Op welke wijze zijn de uitgangspunten van de betere regelgeving-agenda van de Commissie
wel en/of niet gevolgd in de totstandkoming van de voorstellen voor Omnibus I?
Antwoord
Er is geen impact assessment uitgevoerd door de Europese Commissie. De Commissie onderbouwt
deze keuze met verwijzing naar de urgentie van het voorstel in het licht van de concurrentiepositie
van de Unie. Daarnaast benoemt de Commissie dat er al uitgebreide impact assessments
zijn gedaan voor de wetgevende voorstellen van de CSRD en de CSDDD. In het kader van
de betere regelgeving-agenda van de Commissie is volgens het Staff Working Document een derogatie verleend om geen impact assessment te doen, maar de analyse op te
nemen in het Staff Working Document van de Commissie. In het Staff Working Document staat wat er is gedaan op het gebied van stakeholderconsultaties (p. 10).
72
Kunt u het genoemde werkdocument dat de besparingskosten van de Omnibus uitrekent
met de Kamer delen of naar het document verwijzen?
Antwoord
Het gaat om het document genaamd Staff Working Document Accompanying the documents COM(2025) 80 – COM(2025) 81.
Zie:
https://commission.Europa.eu/publications/omnibus-i_en
73
Is er een kosten-batenanalyse gemaakt van de veranderingen in de CSDDD?
Antwoord
Voor zover bekend heeft de Europese Commissie geen algehele financiële kosten- en
batenanalyse gemaakt. Wel bevat het Staff Working Document een analyse op hoofdlijnen. Daarnaast geeft het BNC-fiche een weging van de verwachte
gevolgen van het Omnibus-voorstel.
74
Kunt een overzicht geven van de uitkomsten van de kosten-batenanalyse?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 73.
75
Wat is de verwachte kostenbesparing per bedrijf van de wijzigingen aan de CSDDD in
het Omnibusvoorstel? Hoe verhoudt die zich tot de omzet van deze bedrijven?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 24. Het kabinet beschikt niet over de omzetgegevens van
alle betrokken ondernemingen.
76
Hoe heeft de Commissie de 320 miljoen euro (totaal, voor alle ondernemingen die onder
de CSDDD vallen gecombineerd) aan jaarlijkse kostenbesparingen en de 60 miljoen euro
eenmalige kostenbesparing die door de wijzigingen aan de CSDDD in het Omnibusvoorstel
volgen berekend?
Antwoord
Ik verwijs hiervoor naar het Staff Working Document waarin de Commissie voor de CSDDD uitgaat van EUR 320 miljoen aan jaarlijkse kostenbesparingen
(totaal, voor alle ondernemingen die onder de CSDDD vallen gecombineerd) en EUR 60 miljoen
eenmalige kostenbesparing. Hiervoor presenteert de Commissie in de tabel op pagina 43
een geschatte kostenbesparing door de voorgestelde wijzigingen aan de verplichtingen
te relateren aan drie verschillende categorieën ondernemingen onder de geschatte 6.000
EU-ondernemingen die onder de reikwijdte van de CSDDD vallen.
77
Hoe is de berekening gemaakt om te komen tot de schatting van een jaarlijkse kostenbesparing
van 320 miljoen euro voor alle ondernemingen die onder de CSDDD vallen? Hoeveel ondernemingen
vallen onder de CSDDD? Hoe staat deze kostenbesparing in verhouding tot hun totale
jaarlijkse winst?
Antwoord
Zie de beantwoording van vragen 24 en 76.
78
Wat is u bekend over de ervaringen van bedrijven met de Noorse IMVO-wet, die een risico
gebaseerde benadering kent en positief wordt geëvalueerd?
Antwoord
De KPMG-evaluatie van de Noorse Transparancy Act stelt dat Noorse bedrijven de doelen van de wet steunen en de verplichtingen helder
en passend vinden. De wet zou hebben bijgedragen aan een aantal tastbare verbeteringen,
zowel binnen bedrijven als in hun waardeketens. Uitdagingen die Noorse bedrijven signaleren
betreffen vooral de druk van rapportageverplichtingen en bijbehorende informatieuitvragen,
en de samenloop met Europese wetgeving die ook Noorse bedrijven zal treffen. Voor
meer details wordt verwezen naar de evaluatie.12
79
Zijn de ervaringen van bedrijven met de vergelijkbare constructie omtrent de tier-1-beperking
in de Duitse IMVO-wet meegenomen bij de standpuntbepaling rondom de wijzigingsvoorstellen?
Zo ja, op welke manier? Bent u op de hoogte van het feit dat deze beperking in de
praktijk vaak leidt tot onnodige vragenlijsten voor directe zakenrelaties?
Antwoord
Dit is op anekdotisch niveau bekend en die ervaringen, evenals andere ervaringen,
bronnen en kennis hebben bijgedragen aan de standpuntbepaling rondom de wijzigingsvoorstellen
en worden meegenomen in de vragen en voorstellen die het kabinet doet op het gebied
van de tier-1-beperking.
80
De Europese Commissie stelt een vrijwillige standaard voor om rapportage over keteninformatie
door kleinere bedrijven te verlichten. Hoe beoordeelt het kabinet het risico dat deze
vrijwillige standaard in de praktijk alsnog leidt tot informele verplichtingen, bijvoorbeeld
via eisen van grote afnemers in de keten?
Antwoord
Het voorstel van de Commissie stelt een beperking voor van wat maximaal aan informatie
mag worden opgevraagd aan het mkb. Met dit voorstel beoogt de Europese Commissie om
lasten voor het mkb te voorkomen. Het kabinet ziet op dit moment geen specifiek risico
dat deze beperking in de praktijk alsnog leidt tot «informele verplichtingen».
81
Hoe hoog is volgens de OESO de regeldruk voor bedrijven in de EU, afgezet tegenover
de regeldruk in de Verenigde Staten, en is deze regeldruk voor bedrijven in de EU
in de afgelopen jaren afgenomen?
Antwoord
Internationaal vergelijken is lastig, want er zijn geen allesomvattende internationale
vergelijkingen voor regeldruk. De OESO hanteert voor regeldruk de Product Market Regulation (PMR) Index. Deze geeft een algemeen beeld van de regeldruk per land. Uit de meest recente publicatie
van de PMR Index13 kan opgemaakt worden dat de regeldruk in de Verenigde Staten per saldo hoger ligt
dan in de EU. De OESO noemt geen EU gemiddelde, maar slechts 4 EU-lidstaten (Cyprus,
Hongarije, Luxemburg en Malta) scoren hoger dan de Verenigde Staten. Alle andere 22 EU-lidstaten
onder de OESO scoren lager. Het rapport laat daarnaast zien dat ten opzichte van 2018
de PMR score van de Verenigde Staten onveranderd is, terwijl 23 van de 26 EU-lidstaten
in 2024 een daling laten zien van de PMR-score ten opzichte van 2018.
82
Kan regelgeving, ondanks de bijbehorende regeldruk, ook een positieve uitwerking hebben
op de economie?
Antwoord
Regelgeving kan een positieve uitwerking hebben op de economie. Zo noemt de impact assessment van de CSDDD dat uit verschillende metastudies over de relatie tussen duurzaamheid
van bedrijven en financiële prestaties blijkt dat er een positieve correlatie is tussen
het feit dat bedrijven aandacht besteden aan de belangen van hun stakeholders, duurzaamheidsrisico’s,
impact en kansen aan de ene kant, en financiële prestaties aan de andere kant. De
impact assessment verwacht dat op de midden- tot lange termijn de voordelen voor bedrijven zullen opwegen
tegen de nadelen, en de economie competitiever zal worden.14
Sinds het aannemen van de CSDDD is de wereld echter veranderd en is ook op korte termijn
een impuls aan de concurrentiekracht van Nederland en de EU nodig. De Commissie is
net als het kabinet van mening dat te veel regelgeving verstikkend kan werken voor
bedrijven en het investeringsklimaat. Daarom is regeldrukvermindering een prioriteit
van het kabinet.
83
Wat zegt de Europese Investeringsbank over de belemmeringen van regeldruk om investeringen
te doen in de EU, afgezet tegenover de Verenigde Staten?
Antwoord
De Europese Investeringsbank publiceert jaarlijks een uitvraag aan ondernemers over
het investeringsklimaat. Uit het onderzoek over 2024 blijkt dat Amerikaanse bedrijven
meer regeldruk ondervinden bij de handel op de Amerikaanse markt, dan Europese bedrijven
die exporteren naar andere Europese landen. Waar het aankomt op regels omtrent de
arbeidsmarkt noemt 61% van de Europese ondernemers dit een obstakel ten opzichte van
70% van de Amerikaanse ondernemers. Op het gebied van regelgeving voor het bedrijfsleven
is dit 66% van de Europese ondernemers tegenover 75% van de Amerikaanse.15
Tegelijkertijd wijst de Europese Investeringsbank in haar analyses ook op structurele
belemmeringen binnen de EU, zoals de complexiteit van regelgeving en de lange doorlooptijden
bij besluitvorming. Daarom is het van belang dat Europa blijft inzetten op regeldrukreductie,
betere regelgeving en snellere procedures.
84
Wat vraagt het kabinet aan de Commissie over de gekozen drempelwaarden?
Antwoord
In de beantwoording van deze vraag wordt aangenomen dat deze vraag de CSRD betreft.
Het kabinet vraagt de Commissie naar de onderbouwing voor de gekozen drempelwaarden
voor de reikwijdte van de CSRD. Ook vraagt het kabinet naar de mogelijke gevolgen
voor de beschikbaarheid van data over duurzame investeringen die investeerders nodig
hebben.
85
Wat zijn de risico’s voor duurzame investeringen volgens het kabinet?
Antwoord
In het BNC-fiche noemt het kabinet dat de Omnibusvoorstellen mogelijke gevolgen hebben
voor de beschikbaarheid van data over duurzame investeringen die investeerders gebruiken.
Het kabinet ondersteunt het terugdringen van rapportagelasten en heeft tegelijkertijd
oog voor het belang van voldoende databeschikbaarheid voor investeerders. Het is daarom
onder andere van belang bij de aangekondigde simplificatie van de ESRS-standaarden te bezien welke datapunten voor investeerders de meest waardevolle zijn,
zodat simplificatie gericht is. Hier zal het kabinet aandacht voor vragen.
86
Wat houdt de uitbreiding van maximumharmonisatie in?
Antwoord
Het voorstel van de Commissie voorziet in een uitbreiding van het aantal bepalingen
waarvoor maximumharmonisatie geldt. Het gaat om bepalingen die de kernaspecten van
het due diligence-proces regelen. Op basis van de huidige CSDDD mogen lidstaten geen verdergaande nationale
regels introduceren ten aanzien van het identificeren en beoordelen van feitelijke
en potentiële negatieve effecten, en de preventie en beëindiging van negatieve effecten.
In het Commissievoorstel wordt dit uitgebreid met de bepalingen over het toepassen
van due diligence op groepsniveau en het kennisgevingsmechanisme en de klachtenprocedure.
Tegelijkertijd biedt het voorstel de lidstaten de mogelijkheid om op bepaalde onderwerpen
in het nationale recht strengere of meer specifieke regels vast te stellen, waaronder
maatregelen om risico’s in verband met nieuwe producten of diensten aan te pakken.
Het kabinet is conform Regeerprogramma voornemens de CSDDD lastenluw te implementeren,
zonder nationale koppen.
87
Welke beperkingen gelden voor informatie-uitvragen aan bedrijven met <500 werknemers?
Antwoord
Zie de beantwoording van vraag 10.
88
Hoeveel bedrijven in Nederland passen al vrijwillig gepaste zorgvuldigheid toe voorbij
tier-1 en welke impact heeft het voorstel op deze koplopers?
Antwoord
Er zijn geen data beschikbaar over hoeveel bedrijven in Nederland al vrijwillig gepaste
zorgvuldigheid toepassen voorbij tier-1.
89
Wordt momenteel van bedrijven verwacht dat ze mensenrechten respecteren in hun waardeketens
en daarom op risico gebaseerde gepaste zorgvuldigheid uitvoeren zoals uiteengezet
in de VN-richtlijnen voor bedrijfsleven en mensenrechten (UNGPs) en de OESO-richtlijnen
voor multinationale ondernemingen? Klopt het dat de wijziging in de Omnibus 1 waarbij
gepaste zorgvuldigheid wordt beperkt tot alleen directe zakenrelaties (tier-1) deze
verwachting feitelijk verlaagd?
Antwoord
Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat zij
de OESO-richtlijnen toepassen. Dit houdt in dat bedrijven volgens het proces van gepaste
zorgvuldigheid risico’s voor mens en milieu identificeren en negatieve gevolgen tegengaan
of aanpakken door middel van herstelmaatregelen. Bedrijven worden aangemoedigd om
dit zowel upstream als downstream in de waardeketen te doen. De OESO-richtlijnen erkennen dat het voor de meeste ondernemingen
niet haalbaar is om alle individuele entiteiten waarmee zij een zakelijke relatie
hebben, te beoordelen of met hen samen te werken. Op basis van een risicoanalyse kunnen
zij thema’s waarbij het risico op negatieve gevolgen het hoogst is prioriteren. In
het Omnibus I voorstel wordt getracht dit op een andere wijze behapbaar te houden
voor bedrijven die binnen de reikwijdte vallen.
90
Welke vragen en aandachtspunten heeft het kabinet met betrekking tot de beperking
van gepaste zorgvuldigheid tot tier-1? Kan zij die uitvoeriger met ons delen?
Antwoord
Zoals in het BNC-fiche weergegeven zien die aandachtspunten met name op de gevolgen
voor het gelijke speelveld binnen Nederland en de EU, de duidelijkheid voor het bedrijfsleven,
de mogelijke afwenteling van lasten op kleine(re) bedrijven die directe zakenrelaties
zijn, en de effectiviteit van een benadering gericht op «plausibele informatie». Zie
verder ook de antwoorden op vragen 10, 15, 47 en 48 hierover.
91
Wat verandert er aan de rol van stakeholders in het gepaste zorgvuldigheidsproces?
Antwoord
Het voorstel beperkt het aantal stadia van het due diligence-proces waarbij ondernemingen
stakeholders moeten betrekken. Ondernemingen hoeven dit niet meer te doen bij: i)
het nemen van een besluit om een zakelijke relatie op te schorten of te beëindigen,
en bij ii) het ontwikkelen van kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren ten behoeve
van de monitoring vereist in artikel 15 CSDDD. Daarnaast verduidelijkt het voorstel
dat de onderneming alleen «relevante» stakeholders moet raadplegen. Ook de definitie
van stakeholders wordt aangepast. Zie de beantwoording van vraag 92.
92
Wat is de nieuwe definitie van relevante stakeholders?
Antwoord
Het voorstel definieert niet het begrip «relevante stakeholders». Wel wordt de definitie
van «stakeholders» aangepast. De definitie in het Commissievoorstel luidt:
«de werknemers van de onderneming, de werknemers van haar dochterondernemingen en
van haar zakenpartners, en hun vakbonden en werknemersvertegenwoordigers, en of gemeenschappen
consumenten wier rechten of belangen rechtstreeks worden of kunnen worden beïnvloed
door de producten, diensten en activiteiten van de onderneming, haar dochterondernemingen
en haar zakenpartners, en de wettelijke vertegenwoordigers van die personen of gemeenschappen.»
93
Hoe waarborgt het kabinet dat de duurzaamheidsdoelen van de CSDDD – waaronder het
doel van klimaatneutraliteit – in Nederland alsnog worden bereikt, nu het voorstel
onder meer de uitvoeringsplicht van het klimaattransitieplan laat vervallen?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 22.
94
Hoe is de steun van het kabinet aan de voorgestelde versoepelingen in het klimaattransitieplan
binnen de CSDDD verenigbaar met het wettelijk vastgelegde klimaatdoel voor 2030 uit
de Nederlandse Klimaatwet?
Antwoord
Het is belangrijk om de juiste balans te vinden tussen het beperken van lasten voor
ondernemingen en het blijven nastreven van de onderliggende doelen van wetgeving.
Ook in het omnibusvoorstel behoudt de CSDDD een verantwoordelijkheid van ondernemingen
om een bijdrage te leveren aan het tegengaan van klimaatverandering. Zie verder het
antwoord op vraag 22.
95
Hoe gaat het kabinet meer duidelijkheid scheppen voor ondernemingen en het risico
op afwenteling van risico’s op (kleinere) ondernemingen verkleinen?
Antwoord
Het kabinet verwelkomt het voorstel van de Commissie om informatie-uitvragen aan het
mkb te beperken. Dit voorkomt dat het mkb te veel belast wordt. De beperking van informatie-uitvragen
is echter niet absoluut. In sommige gevallen mogen ondernemingen toch meer informatie
opvragen. Het kabinet zet zich tijdens de onderhandelingen daarom in om waar nodig
aanpassingen voor te stellen die regeldruk beperken en dit risico op afwenteling beperken.
Bijvoorbeeld door op te nemen dat bedrijven eerst op andere wijze moeten proberen
aan deze informatie te komen, bijvoorbeeld via multi-stakeholder initiatieven, stakeholder
consultaties of in gezamenlijkheid met andere ketenpartners.
96
Hoe bent u voornemens om te voorkomen dat MKB'ers te veel verantwoordelijkheid dragen
voor de achterliggende waardeketen?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 10 en 15 en 95.
97
Kunt u nader toelichten welke criteria worden gehanteerd bij het bepalen wanneer zij
«reden hebben» en wiens verantwoordelijkheid dat is?
Antwoord
Het omnibusvoorstel zegt hierover het volgende (zie met name onderstreepte passage):
«Deze beoordelingen zijn, in voorkomend geval, gebaseerd op kwalitatieve en kwantitatieve
indicatoren en vinden onverwijld nadat zich een significante wijziging heeft voorgedaan,
doch ten minste om de vijf jaar plaats en telkens wanneer er redelijke gronden zijn
om aan te nemen dat de maatregelen niet langer afdoende of doeltreffend zijn of dat
er zich nieuwe risico’s op deze negatieve effecten kunnen voordoen.»
De verantwoordelijkheid om dit te bepalen ligt bij de onderneming. Deze afweging van
de onderneming kan op termijn na nationale implementatie ook getoetst worden door
de toezichthouder.
98
Kan het kabinet verduidelijken hoe het voorstel om slechts één keer in de vijf jaar
activiteiten en effectiviteit van genomen maatregelen te monitoren voorkomt dat ondernemingen
risico’s in hun productieketens en activiteiten over het hoofd zien? Wat zijn «genoeg
redenen» voor een onderneming om vast te stellen dat hun maatregelen niet langer effectief
zijn?
Antwoord
In afwijking van de vijfjaarlijkse monitoringverplichting dient monitoring wel direct
plaats te vinden zodra zich een significante wijziging heeft voorgedaan en steeds
wanneer er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat zich nieuwe risico’s op nadelige
gevolgen kunnen voordoen. De Commissie zegt hierover in het Staff Working Document16 (p.38) dat het voorstel erkent dat zakelijke relaties, en de daaraan verbonden risico’s
en negatieve effecten, in de loop van de tijd kunnen veranderen, zoals bij het openen
van nieuwe bedrijfsonderdelen of productielocaties, wanneer nieuwe producten of diensten
worden geïntroduceerd, nieuwe zakenrelaties worden aangegaan of overnames plaatsvinden,
ook binnen een kort tijdsbestek. De genomen maatregelen om negatieve effecten aan
te pakken kunnen onvoldoende effectief blijken, ook voor de volgende vijfjaarlijkse
beoordeling. In dergelijke situaties moet een onderneming het beleid al direct herzien.
99
Kan het kabinet verduidelijken waarom, gezien de vele misstanden die dieper in waardeketens
plaatsvinden, slechts in sommige gevallen het (lokaal) maatschappelijk middenveld
moet worden betrokken bij de gepaste zorgvuldigheid?
Antwoord
Zoals aangegeven in het BNC-fiche kan het kabinet zich vinden in de aanpassing dat
alleen relevante stakeholders worden betrokken bij de gepaste zorgvuldigheid, en ook
in een versimpeling van de definitie van stakeholders. Het is wel van belang dat ondernemingen
stakeholders betrekken die over de juiste kennis en informatie beschikken. In sommige
gevallen is dit het (lokaal) maatschappelijk middenveld. Het betrekken van deze partijen
kan juridische, financiële of reputatierisico’s voor ondernemingen voorkomen. Dit
wordt ook erkend door de Commissie in het Staff Working Document17
(p.38). Het kabinet zal bij de Europese Commissie vragen om verduidelijking of deze
groep stakeholders nog onder de definitie valt.
100
Welk effect heeft het Omnibusvoorstel op de controle over datastromen van bedrijven
over de risico’s in hun keten als gepaste zorgvuldigheid in beginsel wordt beperkt
tot directe zakenrelaties?
Antwoord
Het is mogelijk dat de inperking van de diepgaande risicoanalyse in combinatie met
het concept plausibele informatie ertoe kan leiden dat informatie over risico’s verderop
in de keten minder snel bij bedrijven terecht komt. Het kabinet zal hierop doorvragen
bij de Commissie. Het staat bedrijven overigens nog steeds vrij om, in overeenstemming
met de OESO-richtlijnen, verder in de keten te kijken dan directe zakenrelaties.
101
Bij de monitoring van actieplannen wordt de stakeholderconsultatie geschrapt. Hoe
verhoudt zich dit tot de OESO-richtlijnen, waarin is afgesproken dat stakeholders
bij alle zes de stappen betrokken moeten worden?
Antwoord
Volgens de OESO-richtlijnen behoren ondernemingen in betekenisvolle dialoog te treden
met relevante belanghebbenden of hun wettelijke vertegenwoordigers als onderdeel van
de uitvoering van gepaste zorgvuldigheid. Betekenisvolle stakeholderbetrokkenheid
is volgens de bijbehorende handreiking tijdens het gehele proces van belang. Volgens
het Omnibus I-voorstel hoeven stakeholders niet meer betrokken te worden bij het nemen
van een besluit een zakelijke relatie te beëindigen of op te schorten, en ook niet
bij de ontwikkeling van indicatoren voor de monitoring van de effectiviteit van de
gepaste zorgvuldigheid. Het omnibusvoorstel wijkt op deze onderdelen af van de OESO-richtlijnen.
Het staat bedrijven overigens vrij stakeholders ook in deze fasen te blijven betrekken.
102
Hoe zijn belanghebbenden zoals maatschappelijke organisaties, vakbonden en bedrijven
uit productielanden geconsulteerd over het voorstel?
Antwoord
Zoals ook genoemd in antwoord op vraag 27 heeft het kabinet geen overzicht van lobby
vanuit het bedrijfsleven richting de Europese Commissie afgezien van de informatie
over stakeholderconsultatie die is weergegeven in het begeleidende Staff Working Document18. Hierin zijn geen individuele stakeholders benoemd.
Zie voor meer informatie over consultatie met betrekking tot het Nederlandse besluitvormingstraject
het antwoord op vraag 16.
103
Hoe definieert de CSDDD en de Omnibus de reden om aan te nemen dat getroffen maatregelen
niet langer effectief zijn? Kan het kabinet toelichten hoe dat onder andere blijkt?
Antwoord
Zie de beantwoording van vragen 97 en 98.
104
Waarom is gekozen voor artikel 50 en 114 VWEU als rechtsgrondslag?
Antwoord
Artikel 50 VWEU is de rechtsgrondslag voor het vaststellen van EU-maatregelen gericht
op het bereiken van de vrijheid van vestiging in de interne markt op het gebied van
het vennootschapsrecht. Het is de rechtsgrondslag van de Auditrichtlijn en de Jaarrekeningenrichtlijn,
en vormt voor een deel de rechtsgrondslag van de CSDDD en de CSRD. Artikel 114 VWEU
is een algemene rechtsgrondslag die tot doel heeft de werking van de interne markt
tot stand te brengen of te verzekeren. De CSDDD en de CSRD hebben voor een deel artikel 114
VWEU als rechtsgrondslag. Aangezien de voorstellen de Auditrichtlijn, de Jaarrekeningenrichtlijn,
de CSDDD en de CSRD wijzigen, heeft de Commissie voor dezelfde rechtsgrondslagen gekozen
voor het Omnibus I-voorstel.
105
Wat gebeurt er met de verplichting tot beëindiging van zakenrelaties?
Antwoord
In het omnibusvoorstel wordt de verplichting om een zakelijke relatie te beëindigen
als laatste redmiddel geschrapt. Deze is vervangen door een verplichting om de zakenrelaties
op te schorten. Zie ook het antwoord op vraag 44.
106
Hoe draagt dit voorstel bij aan goed risicomanagement van bedrijven en financiële
instellingen zoals banken, verzekeraars en pensioenfondsen?
Antwoord
Financiële instellingen zoals banken, verzekeraars en pensioenfondsen hebben in de
CSDDD al een uitzonderingspositie voor wat betreft het doen van gepaste zorgvuldigheid
door de gekozen definitie van de keten van activiteiten, waardoor het zogenaamde downstream deel voor financiële instellingen niet hun klantrelaties en financieringsprojecten
bevat. Het Omnibus 1 voorstel stelt hier geen wijzigingen in voor. Gepaste zorgvuldigheids-
en transparantievereisten leiden er in brede zin toe dat bedrijven beter zicht krijgen
op waar duurzaamheidsrisico’s zitten in hun bedrijfsmodel en waardeketen. Dit betekent
dat deze risico’s ook beter beheersbaar worden voor bedrijven en de financiers van
deze bedrijven.
107
Wat is het effect van het schrappen van het klimaatplan op de emissiereductie die
bedrijven (moeten) gaan realiseren?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 45.
108
Welke effecten heeft het inperken van de harmonisatie op het gebied van civiele aansprakelijkheid
op het Nederlandse vestigingsklimaat?
Antwoord
Welke effecten dit zal hebben op het vestigingsklimaat is nog niet volledig te overzien.
Bedrijven zullen bij beslissingen over vestiging meerdere overwegingen in beschouwing
nemen. Het toepasselijke aansprakelijkheidsregime is daar mogelijk een van. Vaker
genoemde overwegingen zijn bijvoorbeeld beschikbaarheid van personeel, infrastructuur
en belastingregels.19 Volgens het kabinet is het schrappen van de EU-brede civiele aansprakelijkheid onwenselijk,
omdat bedrijven dan te maken krijgen met uiteenlopende aansprakelijkheidsregimes in
verschillende EU-lidstaten. Het kabinet geeft daarom de voorkeur aan harmonisatie.
Individuele bedrijven kunnen dit verschillend wegen.
109
Voorziet het kabinet het ontbreken van een gelijk speelveld door EU-aansprakelijkheidsregime
als nadelig voor het Nederlandse bedrijfsleven en een stabiel ondernemingsklimaat?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 108, dat eveneens geldt voor de gevolgen voor het Nederlandse
bedrijfsleven en het ondernemingsklimaat.
110
Wat is de positie van het kabinet over de subsidiariteit van de voorstellen?
Antwoord
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van de voorstellen is
positief. De Commissie stelt voor om de omzettingstermijn van de CSDDD voor lidstaten,
alsmede de toepassingstermijn voor de eerste groep ondernemingen met één jaar uit
te stellen. Daarnaast heeft het Voorstel CSDDD tot doel om de zorgvuldigheidsverplichtingen
de daarmee samenhangende bepalingen inzake publieke en private handhaving te vereenvoudigen.
De voorstellen betreffen derhalve aanpassing van bestaande EU-regelgeving en een wijziging
van bestaande EU-regelgeving kan slechts op EU-niveau plaatsvinden.
111
Wat is het oordeel van het kabinet over de proportionaliteit van de voorstellen?
Antwoord
Ook het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van de voorstellen
is positief. Het «Voorstel Aanpassingen CSDDD» heeft tot doel om de regeldruk voor
ondernemingen te verminderen en de zorgvuldigheidsverplichtingen van ondernemingen
te versimpelen en te stroomlijnen. Het voorstel is daar geschikt voor, omdat bepaalde
dwingende zorgvuldigheidsverplichtingen voor ondernemingen worden vereenvoudigd en
beleidsdoelstellingen daarbij zoveel mogelijk intact blijven. De uitbreiding van de
bepalingen over maximumharmonisatie naar alle kernaspecten van het gepaste zorgvuldigheidsproces
in de context van de CSDDD, draagt bij aan de werkbaarheid voor ondernemingen en het
gelijk speelveld binnen de EU. Het voorstel om gepaste zorgvuldigheid te beperken
tot directe zakenrelaties werkt regeldrukverminderend. Tegelijkertijd heeft het kabinet
vragen en aandachtspunten bij de gevolgen voor het gelijke speelveld, afwenteling
op het mkb en de effectiviteit van het voorstel. Om deze aandachtspunten te adresseren,
zal het kabinet waar nodig aanpassingen voorstellen die regeldrukvermindering behouden,
maar bijdragen aan de effectiviteit van de CSDDD, duidelijkheid scheppen voor ondernemingen
en het mogelijke risico op afwenteling van risico’s op (kleinere) ondernemingen verkleinen.
112
Wat is de inschatting van het kabinet over het effect van het voorstel op het daadwerkelijke
aantal tonnen CO2 dat wordt bespaard, het aantal geplaatste zonnepanelen of windmolens, en investeringen
in netverzwaring?
Antwoord
Het kabinet beschikt niet over informatie over de effecten van het omnibusvoorstel
op het aantal tonnen CO2 dat wordt bespaard, het aantal geplaatste zonnepanelen of windmolens, en investeringen
in netverzwaring.
113
Waarom is de vraag of het Voorstel Aanpassingen CSDDD verder gaat dan noodzakelijk,
minder passend, bij een voorstel dat de lasten verlicht?
Antwoord
De vraag of een voorstel verder gaat dan noodzakelijk is, is een vraag die vooral
is bedoeld om te bepalen of de maatregelen proportioneel zijn en – gelet op het te
behalen doel – niet te ingrijpend voor de doelgroep waarop de maatregelen zijn gericht.
Bezien vanuit de lasten voor het bedrijfsleven, is er in de voorstellen geen sprake
van maatregelen die voor het bedrijfsleven belastend zijn, want ze zijn juist gericht
op verlichting van die lasten.
114
Kan een overzicht worden gegeven van de te verwachten budgettaire gevolgen voor Nederland
van de aanpassingen door de Omnibus In nationale implementatiebesluiten?
Antwoord
Het is door het voorstel van het verlengen van de omzettingstermijn en implementatiedatum
met één jaar mogelijk dat budgetten voor onder andere het toezicht gaan verschuiven.
Het kabinet kan pas een volledige analyse maken van de budgettaire gevolgen wanneer
de richtlijn definitief is vastgesteld.
115
Is er een milieueffectrapportage uitgevoerd over de impact van deze deregulering op
klimaatdoelen en milieueffecten, en zo ja, wat waren de uitkomsten? Zo nee, waarom
is daarvan afgezien?
Antwoord
De Europese Commissie heeft voor zover bekend geen milieueffectrapportage uitgevoerd.
Zie ook de beantwoording van de vragen 64, 65 en 71.
116
Zouden regeldruk en/of mogelijke financiële lasten voor burgers, indien zij benadeelde
zijn, kunnen toenemen, nu lidstaten niet meer hoeven te regelen dat benadeelden vertegenwoordigd
kunnen worden door vakbonden of NGO’s (p5)?
Antwoord
In de huidige CSDDD is een verplichting opgenomen voor lidstaten om te voorzien in
de mogelijkheid voor benadeelden om zich te laten vertegenwoordigen door een vakbond
of een ngo. Deze organisatie kan vervolgens vorderingen bij de civiele rechter namens
hen instellen. De Europese Commissie stelt voor om deze verplichting voor lidstaten
te schrappen. Dit zou de situatie in Nederland echter niet wezenlijk veranderen, want
deze mogelijkheid is sinds 1 januari 2020 geregeld in de Wet afwikkeling massaschade
in collectieve actie (WAMCA). Het kabinet verwacht daarom geen toename in regeldruk
en/of financiële lasten voor burgers in Nederland.
117
De financiële consequenties van het vervallen van de verplichting tot uitvoering van
het klimaattransitieplan zijn niet in beeld gebracht. Kan wel een appreciatie of inschatting
worden gegeven van de financiële consequenties hiervan (denk bijvoorbeeld aan de constatering
van De Nederlandsche Bank dat klimaatverandering zich kan vertalen naar risico’s voor
de langetermijnrendementen en de reputatie van pensioenfondsen en verzekeraars)?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 22. Het is niet bekend wat de gevolgen zouden zijn voor
de emissiereductie van bedrijven van de oorspronkelijke CSDDD en het is ook nog niet
bekend wat de gevolgen zullen zijn van het omnibusvoorstel hierop. Dit geldt ook voor
eventuele financiële consequenties.
118
Op pagina 16 schrijft u dat de voorgestelde aanpassingen aan de CSDDD ertoe zullen
leiden dat «ondernemingen die zich aan de OESO-richtlijnen houden... een concurrentienadeel
ervaren» – krijgen bedrijven door de wijzigingsvoorstellen nu te maken met verschillende
benaderingen tussen de CSDDD, CSRD, OESO-richtlijnen, UNGPs en de Nederlandse sectorconvenanten?
Hoe is dit in het voordeel van duidelijkheid en zekerheid voor bedrijven?
Antwoord
De OESO-richtlijnen en UNGP’s blijven het uitgangspunt van het Nederlandse IMVO-beleid,
inclusief de sectorovereenkomsten. Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven
dat zij ondernemen in overeenstemming met die standaarden. Dat maakt het voor hen
ook gemakkelijker om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen onder de CSDDD, CSRD
en andere EU-wetten met gepaste zorgvuldigheidscomponenten. Er zijn vlakken waarop
de OESO-richtlijnen verder gaan dan de CSDDD, zoals de reikwijdte van de risicoanalyse
en de aanbevolen frequentie van monitoring. Na omnibusaanpassingen worden deze verschillen
groter (zie ook het antwoord op vraag 39). Dat kan vanuit kostenperspectief voor sommige
bedrijven (op korte termijn) een concurrentienadeel opleveren. Tegelijkertijd zorgt
toepassing van gepaste zorgvuldigheid volgens de OESO Richtlijnen ook voor baten voor
bedrijven, zie hiervoor antwoord 25. Ook zijn er vlakken waarop de duidelijkheid door
aanpassingen in het Omnibus I-voorstel juist wordt vergroot, bijvoorbeeld doordat
de reikwijdte en de klimaatverplichtingen van de CSRD en CSDDD beter met elkaar in
lijn worden gebracht. Het MVO Steunpunt kan bedrijven voorlichten over gepaste zorgvuldigheid
onder de OESO-richtlijnen en eventuele verschillen met de verplichtingen onder verschillende IMVO-wetten.
119
Op pagina 16 schrijft u dat de voorgestelde aanpassingen aan de CSDDD ertoe zullen
leiden dat «ondernemingen die zich aan de OESO-richtlijnen houden... een concurrentienadeel
ervaren?» Kunt u dit nader toelichten? Kan hier uit opgemaakt worden dat de CSDDD
niet in lijn is met OESO-richtlijnen?
Antwoord
Zoals beschreven in het antwoord op vraag 118, zijn er vlakken waarop de OESO-richtlijnen
verder gaan dan de CSDDD. Via de aanpassingen uit Omnibus I zoals de inperking van
de risicoanalyse, het voorstel om de monitoringscyclus aan te passen en de definitie
van stakeholders, worden deze verschillen groter. Deze punten kunnen vanuit kostenperspectief
voor bedrijven die zich hierop hebben voorbereid (op korte termijn) een concurrentienadeel
opleveren. Het kabinet zal waar nodig aanpassingen voorstellen die regeldrukvermindering
behouden, maar bijdragen aan de effectiviteit van de CSDDD, duidelijkheid scheppen
voor ondernemingen en het mogelijke risico op afwenteling van risico’s op (kleinere)
ondernemingen verkleinen.
120
Op pagina 16 schrijft u dat de voorgestelde wijzigingen kunnen leiden tot financiële
en reputatierisico’s voor ondernemingen – kunt u dit nader toelichten?
Antwoord
Zoals aangegeven in het BNC-fiche kunnen sommige voorgestelde wijzigingen ertoe leiden
dat informatie over risico’s en misstanden in de keten de onderneming minder snel
bereikt. Dit geldt bijvoorbeeld voor de beperking van de definitie van stakeholders,
de tier-1 beperking, en het terugbrengen van de monitoringsfrequentie. Dit kan leiden
tot financiële risico’s omdat het bijvoorbeeld makkelijker kan zijn om financiering
aan te trekken wanneer een onderneming transparant is over de hele keten. Ook kan
dit leiden tot reputatierisico’s wanneer bedrijven publiekelijk geconfronteerd worden
met nieuwe informatie over misstanden. Deze risico’s worden deels ondervangen doordat
ondernemingen vaker moeten monitoren bij significante wijziging en bij nieuwe risico’s.
Ook het feit dat bedrijven bij plausibele informatie wel verder moeten kijken dan
directe zakenrelaties, en het feit dat bedrijven ervoor kunnen kiezen om een brede
groep stakeholders te betrekken beperken dit risico.
121
U schrijft dat de verwachte totale besparing van administratieve lasten als gevolg
van de wijzigingen van de CSDDD «beperkt» zijn. Kunt u dit nader toelichten? Hoe verhoudt
dit zich tot de belofte dat de wijzigingsvoorstellen regeldruk tegengaan?
Antwoord
De verwachte totale besparingen in administratieve lasten als gevolg van de wijzigingen
van de CSDDD (inschatting Commissie EUR 320 miljoen) zijn beperkt ten opzichte van
de verwachte besparingen als gevolg van de voorgestelde wijzigingen van de CSRD (inschatting
Commissie EUR 4,4 miljard). De wijzigingsvoorstellen in het Omnibus I-pakket zorgen
niettemin voor een kostenbesparing voor ondernemingen en vermindering van de regeldruk.
122
Zouden regeldruk en/of mogelijke financiële lasten voor burgers, indien zij benadeelde
zijn, kunnen toenemen, nu lidstaten niet meer hoeven te regelen dat benadeelden vertegenwoordigd
kunnen worden door vakbonden of NGO’s?
Antwoord
Zie de beantwoording van vraag 116.
123
Wat is de nieuwe omzettingstermijn voor de CSDDD voor lidstaten?
Antwoord
Met het vaststellen van de «stop the clock» richtlijn20 is de omzettingstermijn van de CSDDD voor lidstaten met één jaar uitgesteld naar
26 juli 2027. U bent over het «stop the clock»-voorstel geïnformeerd per kamerbrief van 7 april 2025 (Kamerstuk 36 712, nr. 2).
124
Hoe voorkomt u dat de implementatie van de CSDDD het onderhandelen van EU-handelsakkoorden
met derde landen bemoeilijkt?
Antwoord
Wanneer de EU nieuwe wetgeving introduceert die handelsstromen van en naar derde landen
kan beïnvloeden, bepleit het kabinet het belang van duidelijke communicatie naar derde
landen en het belang van flankerende maatregelen om derde landen te assisteren in
het implementeren van de wetgeving. Deze assistentie of verdere toelichting over wetgeving
kan in het kader van de onderhandelingen over een handelsakkoord aan bod komen. Wanneer
er al een handelsakkoord is, biedt het daarin ingestelde verdragscomité over handel
en duurzame ontwikkeling de mogelijkheid voor derde landen om dergelijke wetgeving
met de EU te bespreken.
In het geval van de CSDDD is het belangrijk op te merken dat deze wetgeving inhoudt
dat bepaalde bedrijven aan bepaalde eisen moeten voldoen. Deze eisen zijn niet specifiek
gericht op producten. Dat betekent dat er niet direct sprake is van verantwoordelijkheden en implementatieverplichtingen
voor derde landen. Dat is anders dan bij bijvoorbeeld de EU Ontbossingsverordening
of CBAM. Zorgen van derde landen omtrent EU wetgeving, voor zover die opkomen in lopende
onderhandelingen over handelsakkoorden, betreffen dan ook voornamelijk de Ontbossingsverordening,
CBAM en ook de Verpakkingsverordening. Hoewel voor EU-wetgeving de primaire verantwoordelijkheid
bij de EU ligt, treden we wanneer opportuun in gesprek met de betreffende partner
over mogelijke zorgen rondom EU-wetgeving.
125
Op welke wijze is de onduidelijkheid die kan ontstaan over de vraag wanneer ondernemingen
wel of niet beschikken over «plausibele informatie» over misstanden in hun productieketen
meegewogen in de door de Commissie geschatte jaarlijkse kostenbesparing van 320 miljoen
euro en eenmalige kostenbesparing van 60 miljoen euro?
Antwoord
Het is voor het kabinet op basis van de door de Europese Commissie gedeelde documenten
niet duidelijk in hoeverre de Commissie dit heeft meegewogen in haar geschatte jaarlijkse
kostenbesparing.
126
Het voorstel bevat diverse bevoegdheden voor de Commissie om via gedelegeerde handelingen
uitvoeringsdetails vast te stellen. Welke specifieke bevoegdheden worden gedelegeerd,
voor welke termijn en op welke wijze is democratische controle op deze bevoegdheden
voorzien?
Antwoord
Het omnibusvoorstel bevat geen nieuwe bevoegdheden voor gedelegeerde handelingen op
het gebied van de CSDDD, slechts op het gebied van de CSRD.
127
Welke wijziging wordt doorgevoerd aan de civiele aansprakelijkheidsregels in de CSDDD?
Antwoord
Het voorstel schrapt de geharmoniseerde EU-brede civiele aansprakelijkheidsregeling
in de huidige CSDDD, en de bepaling die aansprakelijkheid uitsluit indien de schade
alleen is veroorzaakt door (een) zakenpartner(s) (artikel 29 lid 1 CSDDD). De laatste
bepaling voegde voor de Nederlandse context niets toe, omdat dit op basis van het
huidige aansprakelijkheidsrecht al niet mogelijk is. Ook de verplichting voor lidstaten
om te regelen dat slachtoffers zich bij de rechter kunnen laten vertegenwoordigen
door maatschappelijke organisaties of vakbonden, en de daarbij gestelde voorwaarden,
wordt geschrapt. Tot slot wordt ook de voorrangsbepaling in de CSDDD die regelt dat
de nationale regels ter omzetting van de CSDDD voorrang hebben op ander nationaal
aansprakelijkheidsrecht geschrapt in het voorstel.
128
Uit de beslisnota (p. 5) blijkt dat er informeel contact is geweest met de Nederlandse
Vereniging van Banken (NVB), omdat de NVB nog geen finale positie had. Kan het kabinet
aangeven of de NVB, formeel of informeel, kenbaar heeft gemaakt wat het standpunt
is op deze wijziging in de evaluatiebepaling? Zo ja, welk standpunt is dit?
Antwoord
De NVB heeft geen standpunt bekend gemaakt over het schrappen van de evaluatiebepaling
voor de financiële sector.
129
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de Europese Commissie zo snel mogelijk een duidelijke
en werkbare definitie voor «plausibele informatie» voorlegt, en zo niet welke consequentie
wordt hier dan aan verbonden?
Antwoord
Het kabinet heeft hierover vragen gesteld aan de Europese Commissie. In lijn met het
BNC-fiche zal het kabinet ook waar nodig aanpassingen voorstellen op artikel 8 die
regeldrukvermindering behouden, maar bijdragen aan de effectiviteit van de CSDDD,
duidelijkheid scheppen voor ondernemingen en het mogelijke risico op afwenteling van
risico’s op (kleinere) ondernemingen verkleinen. Het uiteindelijke resultaat van deze
inzet is afhankelijk van onderhandelingen in de Raad en vervolgens van de triloog
tussen Europese Commissie, Europees Parlement en de Raad. Het kabinet zal het eindresultaat
van de onderhandelingen integraal wegen ten opzichte van de appreciatie en inzet in
het BNC-fiche, en uw Kamer hierover te zijner tijd informeren.
130
Hoe wil het kabinet voorlichting aan ondernemers gaan bieden over deze vrijwillige
rapportagestandaard?
Antwoord
Het MVO-steunpunt biedt al informatie aan ondernemingen die vragen hebben over gepaste
zorgvuldigheid. Dit jaar is er ook gestart met voorlichting en informatie over de
CSRD en de daaronder beschikbare rapportagestandaarden. De vrijwillige rapportagestandaarden
vallen hier ook onder en zijn relevant voor (kleinere) ondernemingen in de toeleveringsketen
van CSRD-plichtige ondernemingen die informatieverzoeken hebben voor hun ketenpartners.
131
Ziet het kabinet, door afschaffing van minimumboetes, het risico op een gevaarlijke
race naar de bodem tussen lidstaten, waarbij sancties tegen bedrijven die de wet overtreden
zeer minimaal of louter symbolisch worden?
Antwoord
Door het afschaffen van het minimumpercentage voor maximumboetes ziet het kabinet
vooral een risico op uiteenlopende boetes in verschillende lidstaten en daarmee aantasting
van het gelijke speelveld. Het risico op zeer minimale of louter symbolische sancties
acht het kabinet klein. Sancties moeten op grond van de CSDDD namelijk doeltreffend,
evenredig en afschrikwekkend zijn. Met het omnibusvoorstel wordt dit uitgangspunt
niet gewijzigd.
Het opleggen van boetes zal plaatsvinden door de nationale toezichthouders, die daarbij
de hoogte afstemmen op de ernst van de overtreding. In het voorstel van de Europese
Commissie is opgenomen dat zij in samenwerking met lidstaten richtsnoeren oplevert
met handvatten voor toezichthouders om de hoogte van de geldboetes te bepalen.
132
Hoe draagt het bij aan duidelijkheid voor bedrijven als 27 lidstaten hun eigen sancties
kunnen bepalen met het verdwijnen van de minimumboete uit de Europese wet?
Antwoord
Om een gelijk speelveld op de interne markt te waarborgen en bevorderen, heeft uniforme
handhaving en sanctionering in de lidstaten de voorkeur van het kabinet. De wijzigingsvoorstellen
van de Commissie op het gebied van de boetehoogte ondermijnen de harmonisatie binnen
de EU en vergroten het risico op fragmentatie tussen lidstaten. Het kabinet zal tijdens
de onderhandelingen dan ook inzetten op harmonisatie, bijvoorbeeld door een EU-breed
(maximum-/minimum)percentage op te nemen in de richtlijn of via de nog op te stellen
richtsnoeren.
133
Kan worden verduidelijkt hoe de toezichthouder toetst wanneer een onderneming over
«plausibele informatie» beschikt en beoordeelt of deze informatie plausibel is? Acht
het kabinet de capaciteit van de ACM als beoogd toezichthouder toereikend om deze
beoordelingen te kunnen handhaven? Zorgt het gewijzigde voorstel voor meer of minder
lasten voor de ACM dan het oorspronkelijke voorstel?
Antwoord
De toezichthouder zal dit moeten beoordelen in lijn met de uiteindelijke richtlijntekst
en te ontwikkelen richtsnoeren van de Commissie. Op basis van de tekst van de richtlijn
nadat deze is vastgesteld, zal het kabinet verder werken aan de implementatiewet en
zal de ACM als beoogd toezichthouder een Uitvoerbaarheids- en Handhaafbaarheidstoets
uitvoeren. Daaruit zal volgen wat er aan capaciteit nodig is om de wet te kunnen handhaven.
134
Zijn de zorgen dat de beperkingen aangaande het betrekken van stakeholders in het
omnibusvoorstel er mogelijk toe leidt dat signalen vanuit het maatschappelijk middenveld
in productielanden ondernemingen niet meer bereiken, meegenomen bij de standpuntbepaling?
Zo ja, op welke manier?
Antwoord
Deze zorgen zijn inderdaad meegenomen bij de standpuntbepaling, namelijk als een van
de punten waar het kabinet nog vragen over heeft. Zie ook het antwoord op vraag 99.
135
Kan het kabinet verduidelijken in hoeverre gezien de wijzigingen in het Omnibusvoorstel
de CSDDD effectief blijft in het voorkomen van mensenrechtenschendingen, klimaat-
en milieuschade, zowel in Europa als in productielanden?
Antwoord
Het is aannemelijk dat sommige van de voorgestelde wijzigingen ervoor zorgen dat de
positieve gevolgen van de wetgeving in ontwikkelingslanden verminderd worden. Het
gaat dan met name om beperking van gepaste zorgvuldigheid tot directe zakenrelaties,
wijzigingen bij het betrekken van stakeholders, het minder regulier monitoren van
de effectiviteit van gepaste zorgvuldigheid en het schrappen van geharmoniseerde regels
over civiele aansprakelijkheid. Op de eerste twee punten zal het kabinet met behoud
van regeldrukvermindering de Commissie vragen om verduidelijking en, voor wat betreft
het tweede punt, waar nodig voorstellen doen ter verbetering. Het derde punt kan worden
ondervangen door het feit dat ondernemingen wél regelmatiger moeten monitoren wanneer
zij reden hebben om aan te nemen dat hun maatregelen niet langer effectief zijn. Wat
betreft het laatste punt zet het kabinet tijdens de onderhandelingen in op harmonisatie.
136
Klopt het dat het minder regulier monitoren van de effectiviteit van de gepaste zorgvuldigheidsprocessen
en -maatregelen ertoe kan leiden dat risico’s en misstanden in ontwikkelingslanden
(langer) onbekend blijven en niet worden aangepakt? Zou dit probleem worden verholpen
door vaker dan vijfjaarlijks te monitoren?
Antwoord
Het klopt dat het minder regulier monitoren van de effectiviteit van gepaste zorgvuldigheidsprocessen
en -maatregelen er in beginsel toe kan leiden dat risico’s en misstanden (langer)
onbekend blijven en niet worden aangepakt. Dit risico kan echter worden ondervangen
door het feit dat ondernemingen wél regelmatiger moeten monitoren wanneer zij reden
hebben om aan te nemen dat hun maatregelen niet langer effectief zijn. Hierdoor zal
in sommige gevallen vaker dan vijfjaarlijks bijgestuurd worden. Zie ook het antwoord
op vraag 98.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier