Stenogram : Het opnieuw uitstellen van de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten
11 Het opnieuw uitstellen van de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten
Vergaderjaar 2024-2025
Vergaderingnummer 35
Te raadplegen sinds
2025-03-24Inhoudsopgave
Gerelateerde informatie
Toon alle items in vergaderingHandelingen TK 2024-2025, 35
Het opnieuw uitstellen van de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten
Aan de orde is het debat over het opnieuw uitstellen van de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het debat over het opnieuw uitstellen van de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten. Ik heet de leden van de Kamer van harte welkom. Ik heet de minister in vak K van harte welkom. Ik heb ook meteen een mededeling. Het kan zijn dat wij moeten schorsen in verband met een nog te voeren tweeminutendebat JBZ-Raad, oftewel asiel, omdat de minister aansluitend naar Brussel moet. De verwachting is dat dit tussen 15.05 uur en 15.15 uur plaats zal moeten vinden. Ik zal de Kamer daarvan op de hoogte houden, maar dan is dit alvast de vooraankondiging.
Dan heet ik nu mevrouw Patijn van de fractie van GroenLinks-PvdA van harte welkom en geef ik haar het woord voor haar bijdrage. Gaat uw gang.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Ook als een werkgever volgens de regels werkt, is het leven van een arbeidsmigrant zwaar. Je deelt een kamer met een vreemde en een keuken en badkamer met zes anderen, de werkdruk is hoog en in de plaats waar je woont, hoor je er niet bij. Je probeert zo veel mogelijk geld naar huis te sturen, maar het leven in Nederland is duur en het minimumloon is laag. Als je mazzel hebt, kan je één keer per jaar naar huis, waar je familie en vrienden steeds meer vreemden zijn geworden. Aangrijpend is de eenzaamheid. Nog heftiger zijn de vele, vele verhalen van de mensen die werken via foute uitzendbureaus, waar onderbetaling, uitbuiting en oplichting aan de orde van de dag zijn. Daarbij zijn mensen gereduceerd tot gebruiksvoorwerp, met de arbeidsmigranten als importproduct van de handel in werk.
Terwijl we dat allemaal weten, gebeurt er niets. Het blijft bij onderzoek en praten. Waar is de daadkracht van deze minister? De wet die eindelijk een vergunningsplicht voor uitzendbureaus zou invoeren, is voor de tweede keer uitgesteld. Het uitstellen van de Wtta is onacceptabel. Kan de minister uitleggen hoe dit kon gebeuren? Hoe kon het dat de minister er zo laat pas achter kwam dat Justis de wet niet kon uitvoeren? Waarom is er niet eerder naar alternatieven gekeken? En kan de minister vertellen wanneer de wet wel in werking zal treden? Vier jaar na het rapport-Roemer lijken de problemen alleen maar groter. Maatregelen kunnen niet langer uitblijven.
Voorzitter. In Den Haag, Rotterdam, Rozenburg, Tilburg, Boxtel, Horst aan de Maas en vele andere plaatsen kan niet gewacht worden op de Wtta. Er móét iets gebeuren, dan maar op lokaal niveau. Neem Zaanstad, waar lokaal vestigingsvergunningen voor glazenwassers zijn vereist. Is de minister bereid om een pilot op te starten met de VNG om lokaal vestigingsvergunningen in te voeren voor uitzendbureaus? Is hij bereid daarbij het geld voor extra handhavingscapaciteit, dat de minister bedacht heeft voor de Arbeidsinspectie, in te zetten voor lokale handhaving?
Schijnzelfstandigheid van de arbeidsmigranten groeit. We weten dat arbeidsmigranten met busjes naar de Kamer van Koophandel gebracht worden en door een tussenpersoon ingeschreven worden als zzp'ers. Deze mensen zijn geen ondernemers. Dit zijn mensen die rechteloos gemaakt worden met dit soort handelingen. Is de minister bereid om de beleidsregels voor inschrijving bij de Kamer van Koophandel zo aan te passen dat mensen zich pas kunnen inschrijven als ze bij een gemeente ingeschreven staan in het bevolkingsregister?
Voorzitter. Een van de problemen is de onbekendheid van arbeidsmigranten met hun rechten. De website workinnl.nl is onbekend bij arbeidsmigranten. Zou het niet mooi zijn als op de loonstroken van mensen standaard een verwijzing naar de website staat? En is de minister bereid werkgevers die werken met arbeidsmigranten, hiertoe te verplichten?
Tot slot heb ik nog één punt. Op dit moment worden wel boetes opgelegd voor overtredingen van de Wet minimumloon, maar vordert de Arbeidsinspectie niet dat werknemers alsnog het juiste loon doorbetaald krijgen — bizar! Zo heeft de arbeidsmigrant niets aan de handhaving. Kan de minister aangeven waarom dit nu niet mogelijk lijkt en wat ervoor nodig is om dit toch mogelijk te maken?
Voorzitter. Wij doen concrete voorstellen die relatief makkelijk in te voeren zijn. Ik stel voor dat de minister stopt met studeren en praten, en gaat handelen. Zorg dat werkgevers hun rol gaan pakken. Zorg dat werkgevers mensen zelf in dienst nemen. Zorg dat de economie aangepast wordt. Kies voor arbeidsmigranten en niet voor een lageloneneconomie waarvan alleen de aandeelhouders profiteren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan nodig ik nu de heer Aartsen van de fractie van de VVD uit voor zijn bijdrage. Gaat uw gang.
De heer Aartsen (VVD):
Dank, mevrouw de voorzitter. De VVD baalt ervan dat deze wet, deze noodzakelijke wet, voor een tweede keer is uitgesteld. Dat is echt een zware tegenvaller, helemaal nadat wij nota bene als Kamer zelf hebben moeten bidden en smeken om een uitvoeringstoets, die niet standaard was meegestuurd. Dat is jammer, want daardoor zetten we de boel echt op achterstand. Wat ons betreft moet er echt iets gaan gebeuren om de malafide uitzendbureaus te gaan aanpakken. Die problemen zijn veel en veel te groot geworden. Ze zorgen namelijk voor grote problemen voor arbeidsmigranten zelf — mevrouw Patijn beschreef dat heel keurig — maar het zorgt er ook voor dat er oneerlijke concurrentie plaatsvindt met al die ondernemers die het wel goed doen, die wel hun beste beentje voorzetten en ervoor zorgen dat ze zich netjes aan de regels houden en een goede situatie creëren. Daarnaast zien we dat de maatschappelijke problemen rondom het thema arbeidsmigratie steeds groter worden. Denk aan dakloosheid, verslavingsproblematiek en verloedering van wijken. Door deze Wtta nu weer uit te stellen, komen de oplossingen daarvoor niet dichterbij.
Ik wil eigenlijk drie punten maken in dit debat. Allereerst: laten we ervoor zorgen dat we het uitstel van deze wet tot een minimum weten te beperken en van uitstel geen afstel komt. Op dit moment zijn er twee mogelijke toelatingsinstanties in beeld: SZW zelf en de Dienst Justis. Mijn vraag aan de minister is: waarom gooien we niet alle ballen op de uitvoeringsorganisatie binnen SZW zelf? Ik bedoel dat we die keuze nu al maken en zeggen: laten we dat spoor volgen en alle effort erop inzetten om dat mogelijk te maken. Ik denk dat dat veel effectiever is. Kan de minister ook toezeggen dat een inwerkingtredingsdatum van bijvoorbeeld 1 maart 2026 wel haalbaar is, als 1 januari niet haalbaar is? Kan hij iets meer zeggen over het beeld dat hij nu zelf heeft ten aanzien van de inwerkingtredingsdatum?
Een ander punt. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Kamer en kabinet. Het gaat over de wetsbehandeling. Ik zou het zonde vinden als we door onduidelijkheid over de uitvoering niet kunnen doorgaan met een goede, inhoudelijke wetsbehandeling. Dat is spannend; dat geef ik eerlijk toe. Maar ik wil wel kijken of we dat als Kamer kunnen doen. Ik kijk dan ook naar de minister. De minister zal dan duidelijkheid moeten geven, in ieder geval over welke richting hij op wil met de uitvoering. Maar hij zal ook een aantal waarborgen duidelijk moeten maken. Een van de waarborgen die wij bijvoorbeeld willen, ziet op: hoe houd je de kosten van zo'n TI goed in de hand, zodat ondernemers niet te maken krijgen met blanco cheques? Dat kun je aan de voorkant organiseren zonder dat dat in het wetstraject en in de uitvoering problemen oplevert. Ik ben benieuwd welke de ambitie de minister zou hebben ten aanzien van de inhoudelijke behandeling van deze wet hier in de Kamer. Tot slot moeten we zorgen dat we in de tussentijd blijven doorgaan met de aanpak van misstanden. Ik zou het zonde vinden als we blijven wachten tot deze wet er eindelijk is.
Er zijn een aantal concrete dingen die we kunnen doen. Ik zou ze graag even willen aflopen. Een optie is namelijk om te kijken of we de keurmerken SNA en SNF niet breder kunnen toepassen. Ik geef gelijk toe: dat is suboptimaal. Maar iets is beter dan niets. Is de minister bereid om de cao-partners op te roepen om die twee keurmerken in ieder geval zo snel als mogelijk in alle cao's toe te gaan passen waar veel gebruik wordt gemaakt van arbeidsmigranten? Een ander punt is de Arbeidsinspectie zich direct op sectoren te laten richten waar deze situaties voorkomen. Een ander punt dat wij graag zouden willen, is tempo maken met het aanpakken van doordetacheringderdelanders. De minister geeft nu aan dat we daar pas in de zomer van 2025 duidelijkheid over krijgen, terwijl de Kamer al een aantal keren heeft gezegd: laten we die Europese implementatiewet nou aanpassen. Dat kunnen we hier gewoon doen. Ik kan het wetsartikel bijna aanwijzen. Dan is het aan Brussel om daar vervolgens iets van te vinden. Maar ik ben ervan overtuigd dat wij kunnen staan voor onze eigen nationale competentie door te zeggen dat we dit soort doordetacheringen van mensen van buiten de Unie naar binnen de Unie niet meer in Nederland willen hebben. Laten we hier in de Kamer ook een beetje politiek lef tonen om dat te doen.
De voorzitter:
Kijk, daar was de punt. Er zijn twee collega's die graag een vraag willen stellen. Ik heb niet gezien wie er als eerste was, dus misschien kan er een soort van gentlemen's agreement zijn. Nu niet naar elkaar wijzen, want dat helpt de voorzitter niet! De heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Volgens mij haakten we aan op hetzelfde punt, want we liepen tegelijkertijd naar voren.
Maar als ChristenUnie willen we dat er snel stappen gezet worden, want het duurt gewoon veel te lang. Volgens mij hoor ik mijn collega zeggen: desnoods behandelen we het en dan moet de minister er maar gaandeweg voor zorgen dat er voor de behandeling duidelijkheid is. Ergens kan ik u daarin wel vinden, maar ik vraag me af of hoe serieus u daarin bent. Ik denk namelijk dat ik er dan ook een motie over wil indienen, om er toch een richting in te schieten. Ik kom namelijk net uit een asieldebat, en daar speelt eigenlijk dezelfde situatie. Er zijn wetsvoorstellen waarvan iedereen zegt: uitvoeringstechnisch blaas je hiermee de rechtspraak en de IND-keten op. Maar het wordt toch doorgezet, omdat we het belangrijk vinden. Daar heb ik wat vraagtekens bij.
De heer Aartsen (VVD):
Dat is een beetje een manke vergelijking, maar goed.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Maar naar analogie daarvan vind ik wel: datgeen wat je belangrijk vindt, geef je voorrang en snelheid. We hebben geen noodwet ... Ik bedoel: de coalitie heeft in al haar wijsheid geen noodwet arbeidsmigratie afgekondigd. Dat is prima, maar dit is heel urgent. Ik zou graag aan de heer Aartsen willen vragen of dat een retorisch betoog was. Of kunnen wij hierbij als Kamer gewoon het kabinet bijsturen? Dan zeggen we: "We gaan dit wetsvoorstel gewoon snel behandelen. We weten dat er nog wat haken en ogen zijn. Maar wanneer we deze norm stellen, weten de mensen in ieder geval waar ze aan toe zijn. Daarmee kunnen we zorgen dat de uitbuiting en ook de afwenteling op de maatschappij eindelijk tot een einde komen." Kunt u mij daarin volgen en steunen?
De voorzitter:
Ik ga de heer Ceder nog even onderbreken of eigenlijk de heer Aartsen. Ik ben heel soepel qua interrupties, maar ze moeten wel wat korter zijn. Ik hoop dus dat u en de andere Kamerleden die uitnodiging tot u nemen.
De heer Aartsen (VVD):
Ik kan voor een groot gedeelte meegaan in het betoog van de heer Ceder. Ik zou het zonde vinden als wij wachten tot er een ei is gelegd ten aanzien van welke instantie de uitvoering exact gaat doen. Het zou voor de wet natuurlijk niet uit moeten maken of organisatie A of organisatie B de wetten uitvoert. Ik ben bereid om daarvan te zeggen: ik laat me over de twijfels die ik heb graag overtuigen door de minister, en als ze mij voldoende waarborgen geeft om te zorgen dat het in die uitvoering goed gaat, dan kunnen wij alvast starten met de inhoudelijke bijdrage. Daar zeg ik dan wel bij: dan vind ik dat de minister ook moet leveren ten aanzien van een aantal inhoudelijke waarborgen.
Een van de vragen die ik had en nog steeds heb, gaat over het betalen van leges. We weten nu niet of dat €10 of €100 of €10.000 aan leges is voor die toelatende instantie. Dat zijn wel belangrijke zaken voor mij om te weten voordat ik voor een wetsvoorstel stem, want ik wil weten welk tarief wij ondernemers gaan vragen. Dan hoef ik het exacte eurobedrag niet te weten, maar ik wil wel de juiste waarborgen in die wet zien en ik wil ook de antwoorden van de minister zien, die ook onderdeel uitmaken van de wetsgeschiedenis, om te weten: hoe gaan we dat afkaderen en hoe zorgen we ervoor dat dat niet een koekoeksjong wordt dat steeds groter wordt, terwijl de factuur vervolgens naar goedwillende ondernemers wordt gestuurd? Als de minister mij tijdens de wetsbehandeling antwoord kan geven op dat soort inhoudelijke vragen — dat kan schriftelijk, dat kan plenair, dat kan allebei — ben ik bereid om er ook een stukje versnelling op te zetten. Ik zou het namelijk zonde vinden als wij de vertraging laten voortduren vanwege het niet plenair behandelen hiervan.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat is in ieder geval een stap in de juiste richting. Ik denk dat het belangrijk is om duidelijkheid te geven aan de bedrijven. Tegelijkertijd zijn leges voor zover ik weet bijna altijd kostendekkend. Die worden ook vastgesteld in lagere regelgeving, dus dat weerhoudt volgens mij het inhoudelijke debat niet, maar ook gewoon het vaststellen van de wet niet. Ik meen te proeven dat de heer Aartsen zegt dat als ik met een voorstel kom om 'm snel te behandelen, de VVD dan zegt: daar gaan we voor, mits er duidelijkheid komt over de waarborgen of de toezegging dat het in lagere regelgeving vastgesteld wordt. Dat staat een inhoudelijke behandeling dus niet in de weg.
Dan kom ik dus toch bij het punt dat de heer Aartsen aangeeft dat het belangrijk is dat het qua uitvoering klopt. Maar dat vindt de coalitie toch niet per se? Nogmaals, ik kom net uit een asieldebat waarin dat het argument is, maar er wordt gewoon gas gegeven. Ik zeg niet dat dat mijn punt is, maar ik hoor hier een terughoudendheid die ik niet vind passen bij een coalitie die zegt: lef en trots hebben, is soms ook doorpakken. Ik vraag me af of dat ook voor arbeidsmigratie geldt, want juist daar is de urgentie, gezien de aantallen, misschien wel het hoogst.
De heer Aartsen (VVD):
Volgens mij hoort de heer Ceder mij niet. Ik zeg juist: laten we proberen ook met deze wet door te pakken. De enige voorwaarde die ik daaraan stel, is dat de minister in antwoord op reële, inhoudelijke vragen tijdens die wetsbehandeling — ik vind namelijk dat we wetten wel fatsoenlijk moeten behandelen — dan niet tegen mij zegt: sorry, geacht Kamerlid, daar kunnen we nog geen antwoord op geven, want dat ligt nog bij de uitvoering. Dan wil ik dat hij mij daar inhoudelijk comfort op biedt, dat we daar inhoudelijk over kunnen discussiëren en dat we dat kunnen afkaderen, omdat het belangrijk is dat het onderdeel uitmaakt van de wetsgeschiedenis. Maar nogmaals, dat kost ons een dagje of één, twee, maximaal, en dan hebben we die wet behandeld in het nieuwe jaar. Alleen, dan vind ik het wel belangrijk — vandaar mijn oproep — dat het kabinet zegt: wij zijn bereid ons niet te verschuilen achter de uitvoering, maar een aantal piketpalen te slaan bij die wetsbehandeling. Wat mij betreft kunnen we het dan snel behandelen.
De heer Van Kent (SP):
De SP is het met de VVD eens dat die wet er snel moet komen ...
De heer Aartsen (VVD):
Mooi.
De heer Van Kent (SP):
… maar er is wel vertraging. Ik wil de VVD vragen of ze de minister, samen met de SP, ertoe wil oproepen om serieus werk te gaan werken van het uitzendverbod in de vleessector, want het is een ongelofelijke, onmenselijke puinhoop in de slachthuizen. De gesprekken daarover zijn op 3 juni van dit jaar gestart. Is de heer Aartsen het met ons eens dat dat uitzendverbod er na een jaar toch echt wel moet komen? Als het op 3 juni volgend jaar niet is geregeld en niet is opgelost, dus als er dan nog steeds malafide uitzendbureaus zijn, moet dat verbod er komen. Is de heer Aartsen dat met ons eens?
De heer Aartsen (VVD):
Zover zijn wij als VVD niet. De Wtta-eis is de facto een uitzendverbod, maar dan voor partijen die er een potje van maken, in plaats van voor hele sectoren. Dat vind ik net een andere benadering. Daarom roepen wij het kabinet er samen toe op om ervoor te zorgen dat die wet er snel komt, omdat we dit dan in ieder geval kunnen organiseren. Daar geef ik op dit moment even voorrang aan.
De heer Van Kent (SP):
Volgens mij begrijpt de heer Aartsen het niet. De wet is uitgesteld. Volgens mij is het onze ereschuld om er in de tussentijd voor te zorgen dat er wel degelijk wordt ingegrepen. De vleessector heeft al honderdduizend kansen gehad. Het zijn halve criminelen; het zijn misdadige uitzendbureaus. Zo ontslaat bijvoorbeeld Horizon of Flexcraft meer dan de helft van de mensen op staande voet. Die werken dan bij Vion, een van de grootste slachthuizen in Nederland. Wanneer is voor de VVD dan de maat vol? Wanneer zegt de VVD dan: er moet een verbod komen op het gebruikmaken van uitzendkrachten, want wij accepteren niet dat mensen nog langer zo worden misbruikt in die slachthuizen?
De heer Aartsen (VVD):
De maat ís al vol. Als mensen nu de wet overtreden — de heer Van Kent gebruikte het woord "misdadig" en het concept van "misdaad" is dat je de wet overtreedt — moet de Arbeidsinspectie, de politie of een andere instantie daarop afstappen om de wet te handhaven. Alles wat de heer Van Kent opnoemt, mag nu al niet. Daarom ook mijn pleidooi zojuist: laten we kijken of we ervoor kunnen zorgen dat we de Arbeidsinspectie gericht op dat soort sectoren afsturen en dat we daar gericht op gaan handhaven. Want als die wetten nu al worden overtreden, moet daar nu al op worden ingegrepen. Ik zal ook nog een aantal andere voorstellen doen om die problemen aan te pakken, maar mijn prioriteit is nu echt om ervoor te zorgen dat we de Wtta snel kunnen invoeren. Dit vind ik nog een aantal stappen te ver gaan.
De voorzitter:
Afrondend op dit punt.
De heer Van Kent (SP):
Dit is al jaren het verhaal. Steeds krijgt de sector een nieuwe kans. Steeds worden er gesprekken georganiseerd, nu ook weer. Op 3 juni zijn de gesprekken begonnen. Toen is afgesproken dat we ervoor zouden zorgen dat die malafide uitzendbedrijven er binnen een jaar uit zouden zijn, dat we die niet meer zouden terugzien bij de slachthuizen. Als die afspraak na de zoveelste kans niet wordt nagekomen, is het minimale toch wel dat er vanaf 3 juni volgend jaar een uitzendverbod in de vleessector komt? Want ze hebben de boel keer op keer geflest en verprutst en ze hebben arbeidsmigranten daarvoor de rekening laten betalen. Als de VVD daar weer van wegkijkt, maakt de VVD zich er medeverantwoordelijk voor dat die situatie blijft voortbestaan.
De heer Aartsen (VVD):
Dat laat ik mij niet zeggen. We hebben als VVD nu tal van voorstellen gedaan om de misstanden aan te pakken. Een van die voorstellen is de versnelling van de Wtta. Ik kom met voorstellen om doordetachering aan te pakken. Wij hebben laatst nog voor het bestuursverbod gepleit. Dat zou ik een goede maatregel vinden, met een afschrikkende werking. Je kunt niet op ieder bedrijventerrein zelf gaan controleren — dat is een onmogelijke taak — dus je moet zorgen voor een fatsoenlijke afschrikking. Daarom hebben wij vorige keer ook gepleit voor meer boetes en voor een bestuursverbod. Dat hele instrumentarium zul je moeten inzetten. Ik zou er vooral voor willen pleiten om de minister er met zijn mensen voor te laten zorgen dat we een versnelling zetten op de behandeling van de Wtta, zodat die maximaal twee maanden vertraging oploopt. Als je daar volle bak mee aan de slag kunt gaan, heb je een structurele en brede oplossing, die volgens mij moet gaan werken.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor de VVD over heel veel haast spreken: opeens moet alles in maart geregeld zijn wat in januari niet geregeld kan worden. Ik ben daar niet zo optimistisch over. Mijn zorg zit dan ook bij de vraag: wat dan wel? We kunnen erop rekenen dat er voor '27 niet gehandhaafd zal worden op de Wtta. Ik denk dat we daar echt van uit moeten gaan. Ik ben benieuwd wat de minister daarover gaat zeggen. Ik hoor concreet alleen niks anders dan voorstellen die eerst uitgewerkt moeten worden en "doordetachering". Wat wilt u nou precies? SNA in cao's? Dat is jaren geleden al gebeurd, alleen heeft de FNV gezegd: wij doen dat niet meer, want dat gaat niet goed met SNA; het certificaat werkt niet. Al dat soort voorstellen bestaan allang of zijn alweer afgeschoten. Wat gaat de VVD uiteindelijk concreet doen om te zorgen dat de positie van mensen beter gaat worden?
De heer Aartsen (VVD):
Laat ik dat eerste voorstel bij de kop pakken. Ik vind dat wij de implementatierichtlijn, de Detacheringsrichtlijn 2020, zouden moeten aanpassen, zodat je de doordetachering van derdelanders kunt tegengaan. Op dit moment is het een nationale competentie om mensen van buiten de Europese Unie, zoals uit Oezbekistan en Moldavië, toe te laten in Nederland. Wij zijn daar in Nederland streng op. We zeggen: we willen dat niet. Maar door een legale maas in de wet gaat dat zo. In de Europese Detacheringsrichtlijn is het namelijk zo dat mensen uit Moldavië en Oezbekistan via Litouwen en Slowakije naar Nederland komen. Ik heb dat laatst "legale mensenhandel" genoemd, omdat het een recept is voor uitbuiting. Op het moment dat mensen hun baan verliezen, moeten ze terug naar het land van herkomst. Dat is een recept voor uitbuiting. Dat moeten we niet willen met elkaar. De minister heeft daarvan gezegd: laat me mijn best doen om te bekijken of dat lukt in Europa. Bij het laatste debat heeft de minister ook gezegd: dat wordt wel heel erg ingewikkeld.
Daarom vind ik dat wij hier politiek lef zouden moeten tonen door die implementatierichtlijn aan te passen, bijvoorbeeld door onomwonden te zeggen dat als het gaat om 130% wml, wij die mensen hier niet willen hebben. Dan weer je hier als het ware een onderkant. Dat zou al heel veel oplossen. Dan zullen juristen zeggen: maar dan wordt Brussel boos. Dan is mijn antwoord als VVD: dan zij dat maar zo. Het staat Brussel vrij om naar een Europese rechter te stappen. Zo werkt onze rechtsstaat. Dan mag de Europese rechter vervolgens zeggen of wij gelijk hadden of niet. Maar in de tussentijd hebben we dan wel die problemen aangepakt.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dat klinkt heel daadkrachtig. Als ik het zo hoor, kan ik niet anders dan concluderen dat dit ook niet geregeld zal zijn voordat de wet op de toelatingsplicht er is. Dat kan niet zo snel ingevoerd worden en zal ook waarschijnlijk niet mogelijk zijn. En als die 130%-grens van het minimumloon dan zo mooi zou zijn, waarom ben je dan niet gewoon veel duidelijker door te zeggen: als je arbeidsmigranten hebt die onder 130% van het minimumloon betaald krijgen, neem je ze gewoon dienst? Dat stelt ook mijn collega Van Kent voor.
De heer Aartsen (VVD):
Het voorstel van de heer Van Kent is een ander voorstel en gaat over een sector, maar ik zou niet weten waarom je die doordetachering van derdelanders niet snel kan aanpakken. Dat is ook mijn vraag: waarom zouden we moeten wachten op een verkenning in 2025? Mijn voorstel zou het volgende zijn. Laten we dat wetsvoorstel door het kabinet laten aanpassen. Desnoods doen we het zelf in de Kamer. Dat is allemaal niet zo heel moeilijk. Nogmaals, ik heb op mijn bureau de wetsartikelen liggen. We kunnen dat gewoon doen. Op het moment dat zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer daarmee instemt, is het wet. Nogmaals, als mensen het daar niet mee eens zijn, mogen ze naar een rechter stappen. De rechter zal er dan wel iets van vinden. Dan horen we dat. Maar wij bepalen hier als wetgever vervolgens hoe dat in de wet wordt gegoten. Ik zou er dus echt voor willen pleiten om niet tot 2025 te wachten met die verkenning, maar het nu al te doen. Juist dan kun je de meest kwetsbaren weren. Dan heb je het over mensen uit Tadzjikistan of Oezbekistan, die hun verblijfsvergunning in Nederland of in de Europese Unie verliezen op het moment dat ze hun baan verliezen. Ik denk dat het verstandig is om dat te doen. Ik hoop dat we elkaar daarop kunnen vinden. Mevrouw Patijn kennende zal dat ongetwijfeld het geval zijn.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. Dan nodig ik nu van harte de heer Ceder van de fractie van de ChristenUnie uit voor zijn bijdrage.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik had gehoopt dat wij hier de behandeling zouden doen van de Wtta. Tot onze spijt is er sprake van verdere vertraging. Dat vind ik jammer, want de nood is hoog. Al jaren pleiten wij in deze Kamer voor het aanpakken van arbeidsmigratie. Samen met de SP heeft de ChristenUniefractie een initiatiefnota ingediend waarin we ertoe oproepen om ook in Europees verband maatregelen te nemen om te voorkomen dat niet bedrijven, maar de overheid meer regie heeft als het gaat om de vraag wie in Nederland in welke sector komt werken, en wat en wanneer, en onder welke voorwaarden. We moeten constateren dat jaren later dezelfde discussies nog steeds aan de orde zijn. Dat vind ik jammer en spijtig, omdat de druk op voorzieningen groeit. De maatschappelijke kosten groeien. Gemeenten klagen over de groeiende dakloosheidsproblematiek. We staan hier tegenover een onmachtig kabinet, dat niet in staat is gebleken om hier voldoende stappen in te zetten.
Dat vinden we ingewikkeld, omdat we juist bij de laatste verkiezingen hebben gezien dat we migratie en het onder controle krijgen daarvan belangrijke onderwerpen vinden. Maar het lukt ons niet als Kamer om leeuw te zijn voor de grootste groep in Nederland, meer dan 750.000 arbeidsmigranten, en tegen het kabinet te zeggen: we gaan nu stappen zetten. Uit mijn interruptiedebat bleek dan ook dat de ChristenUnie voornemens is om tegen dit kabinet te zeggen dat we wel willen dat de Wtta versneld, of in ieder geval snel, ingaat. Wij zien dat wij, als wij op een gegeven moment een norm stellen, daarmee ook ervoor kunnen zorgen dat bedrijven, uitzendbureaus, weten dat dit kabinet klaar is met verantwoordelijkheden en vrijheden geven aan bedrijven en dan helaas moeten constateren dat te velen er misbruik van maken, even los van de vraag hoe wij de handhaving inrichten.
Ik heb een aantal vragen. Dienst Justis is niet geschikt als volledige uitvoerder. Deze conclusie is vrij laat gekomen. Kan de minister reflecteren op het traject van het kiezen van een uitvoerder tot nu toe? Hoe kan het dat Justis medio juli zegt uitvoerder te kunnen zijn, maar dat drie maanden later duidelijk wordt dat dit maar gedeeltelijk klopt? Waren de wederzijdse verwachtingen tussen het ministerie en Justis misschien vanaf het begin verschillend? Hoe willen we dit bij een toekomstige uitvoeringstoetser voorkomen? Waren de eisen die gesteld zijn aan de uitvoerende instantie sowieso misschien niet te hoog? Stelselverantwoordelijkheid voor de uitvoering van een nieuwe wet is nogal wat.
De minister koerst nu aan op het onderbrengen van de toelatende instantie bij het eigen ministerie, maar hoe wordt de onafhankelijkheid van de TI op deze plek geborgd? Er wordt gedacht aan het onderbrengen bij de afdeling DSU, die belast is met het uitkeren van subsidies, maar het reguleren van toelating is natuurlijk wel wat anders. Hoe wil de minister ervoor zorgen dat deze afdeling ook de nieuwe taak goed in de vingers krijgt? De schattingen liggen nu op zo'n 150 fte die nodig zouden zijn. Zijn het allemaal nieuwe mensen die aangetrokken moeten worden? Hoe snel denkt de minister de juiste hoeveelheid mensen te hebben gevonden? Welke planning houdt de minister dan wel aan voor de inwerkingtreding van de wet?
Wij hebben het continu over de commissie-Roemer en we hebben ook telkens het debat over de vraag welke stappen wel en niet zijn uitgevoerd. Mijn vraag is of het voornemen van de minister nog effect heeft op het uitvoeren en het uitrollen van alle aanbevelingen van de commissie-Roemer. We hebben recentelijk nog een debat in de Kamer gehad waarin het ging over de toenemende schreeuw van gemeenten als het gaat om dakloosheid en opvang. Gemeenten voelen zich in de steek gelaten. Wat kan de minister, ook namens het kabinet, toezeggen om, als dit uitgesteld wordt, er in ieder geval voor te zorgen dat gemeenten niet in de kou gelaten worden door de nalatigheid in dit parlement?
Voorzitter. Ik kijk uit naar de beantwoording. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Dan nodig ik nu de heer Van Kent van de fractie van de SP uit voor zijn bijdrage. Gaat uw gang.
De heer Van Kent (SP):
Dank, voorzitter. Horizon Flexcraft — ik had het zonet al even genoemd — ontslaat meer dan de helft van de mensen op staande voet. We zien situaties waarbij mensen, arbeidsmigranten, zelfmoord plegen en waarbij ze overlijden in het weiland, terwijl ze daar liggen te slapen, door een hakselmachine. We waren afgelopen maandag in Tiel. Daar zagen we de arbeidsmigranten die afgedankt zijn in tentjes slapen tussen de bossen. Aan de andere kant van het spoor heeft OTTO Work Force een nieuwe locatie in voorbereiding om de business uit te breiden, om het arbeidsmigratieprobleem nog groter te maken en nog meer mensen hiernaartoe te halen. De tijd van praten en papier is echt voorbij. We moeten de uitzendsector de oorlog verklaren. Een van de eerste stappen die de SP, Paul Ulenbelt, toentertijd heeft bedacht was de waarborgsom. Een uitzendbureau moet in ieder geval €100.000 op een geblokkeerde rekening hebben, zodat mensen hun loon betaald kunnen krijgen en boetes geïnd kunnen worden als het misgaat. Daar is toen een wet voor gemaakt. De eerste vraag aan de minister is: wiens schuld is het? Is het Van Gennip? Is het de heer Van Hijum, deze minister? Of is het de lobby van de uitzendsector die ervoor heeft gezorgd dat deze vertraging optreedt?
Wij hebben een ereschuld. Daarom is het onze plicht, vind ik, om in de tijd dat dit uitstel voortduurt andere maatregelen te nemen. Ik sluit me aan bij de voorstellen die GroenLinks-Partij van de Arbeid op dit gebied heeft gedaan en ik voeg er een aantal aan toe. Is die €100.000, die jaren geleden door de SP bedacht is, inmiddels niet te laag? Moeten we dat bedrag niet ophogen naar bijvoorbeeld €150.000? Stel dat je heel veel uitzendbureaus inschrijft bij de Kamer van Koophandel, bijvoorbeeld 300, en dat je 900 mensen uitzendt, die je verdeelt onder die uitzendbureaus. Kan het dan zo zijn dat er, omdat die plicht om €100.000 in kas te hebben na drie jaar vervalt, dan geschoven wordt met mensen tussen al die verschillende ingeschreven uitzendbureaus, vraag ik de minister. 300 klinkt krankzinnig en als heel veel, maar let wel, er zijn 19.000 uitzendbedrijven in Nederland ingeschreven. Het zijn er minimaal 19.000. Is dat een sluiproute om straks die wet te gaan omzeilen? Er is meer tijd, dus is de minister bereid de wet alsnog aan te passen, zodat dat niet mogelijk is? De oplossing is vanzelfsprekend om het vervallen van de verplichting om na drie jaar €100.000 in kas te hebben uit de wet te schrappen. Die €100.000 wordt alleen verplicht voor nieuwe uitzendbureaus die zich inschrijven, maar we hebben er al 19.000, waarvan het grootste deel in meer of mindere mate verrot is. Vindt de minister niet met de SP dat je voor alle uitzendbureaus die €100.000 moet eisen? Is de minister bereid om dat in de wet aan te passen?
Er is uitstel, en ondertussen is er uitbuiting. De SP stelt vandaag voor dat in de tussentijd, tot de wet echt gaat gelden, een uitzendkracht, op het moment dat er overtredingen worden begaan door een uitlener, door een uitzendbureau, waarbij de uitzendkracht nadeel ondervindt, buiten alle nabetalingen en boetesystemen zoals we die nu al kennen, in ieder geval €1.000 schadeloosstelling krijgt. Dat is een stok achter de deur totdat deze wet er is. Zo kunnen we uitzendbureaus dwingen en motiveren om beter met mensen om te gaan. Als ze de fout in gaan, kunnen mensen op voldoende compensatie rekenen.
Over het uitzendverbod in de vleessector is het net al gegaan. 3 juni is de deadline. Toen zijn de gesprekken begonnen. Vindt de minister ook dat er twaalf maanden later, tiktak, op 3 juni een verbod moet komen op uitzendkrachten in de vleessector als het dan niet is opgelost?
Voorzitter. Tot slot. Hoe staat het met het aanpakken van de uitzendbureaus die mensen massaal op staande voet ontslaan? We hebben daar Kamervragen over gesteld. Die zijn beantwoord. Er wordt gewikt en er wordt gewogen, maar ondertussen is dit nog steeds aan de hand. Ik wil van de minister in dit debat heel graag horen hoe dit op hele korte termijn wordt aangepakt.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan nodig ik nu mevrouw Postma van de fractie van NSC uit voor haar bijdrage. Gaat uw gang.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank, voorzitter. Vorig jaar sprak ik op een bijeenkomst van het Leger des Heils een man van een jaar of 30, ogenschijnlijk gezond, maar dat was hij niet. Deze man was naar Nederland gekomen om te werken, zoals zovelen, maar raakte geblesseerd. Naast zijn gezondheid verloor hij in één klap zijn baan en zijn onderkomen. Zijn gezondheid werd er niet beter op. Hij leeft hier in Den Haag op straat, vlak tegenover het Kamergebouw, bij het hertenkamp, waar we helaas meer van zijn lotgenoten kunnen vinden.
Voorzitter. De Wtta is hard nodig. Vandaar ook onze teleurstelling dat de wet is uitgesteld. Enerzijds begrijpen we dat zorgvuldigheid belangrijk is. Anderzijds voelen we de urgentie om heel snel stappen te zetten. Uit de brief van de minister blijkt dat Justis de uitvoering niet kan doen. Andere collega's vroegen er ook al naar. Wanneer krijgen we de stand van zaken over wat er nu wel gaat gebeuren? Kan de minister laten weten waar dit misliep? Wanneer verwacht de minister met de Kamer te delen wat hier wel de oplossing zal zijn? Wanneer is de uitvoering hiervan voldoende opgezet, zodat de wet kan ingaan?
Voorzitter. Bij de overheid gaat het soms ook mis met de inhuur, bijvoorbeeld bij de asielboten van het COA. Mijn collega van de SP heeft hier al eerder schriftelijke vragen over gesteld. Kan de minister een inschatting geven van hoeveel arbeidsmigranten onder de Nederlandse overheid vallen binnen de ketenaansprakelijkheid? Zijn er signalen dat het op andere plekken ook misgaat?
Voorzitter. Dan noem ik de effectenrapportage bij nieuwe bedrijvigheid of "een afwegingskader", zoals in het regeerakkoord staat. De Wtta gaat helpen om malafide uitzenders tegen te gaan. Voordat een nieuw bedrijf zich vestigt, moeten we ons echter afvragen of de huizenmarkt, de publieke voorzieningen en het zorgstelsel in de buurt het aankunnen om deze arbeidsmigranten te bedienen. Het is belangrijk dat de gemeente daar goede handvatten voor krijgt. In mei 2024 publiceerde de VNG een handreiking voor gemeenten om inzicht te krijgen in de huisvestingsopgave van arbeidsmigranten bij nieuwe bedrijvigheid. Hoe kan de minister ervoor zorgen dat het afwegingskader nu echt een belangrijke tool wordt om gemeenten en provincies een goede afweging te laten maken? Kan bij het maken van het afwegingskader gebruik worden gemaakt van de ervaringen van VNG bij het opstellen van de effectenrapportage?
De voorzitter:
Dat geeft aanleiding tot een aantal vragen. Meneer Ceder, mevrouw Patijn krijgt als eerste het woord. Gaat uw gang.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
De heer Ceder heeft een feilloos gevoel voor tegelijk naar voren lopen. Ik hoorde NSC heel duidelijk praten over het belang van die afwegingskaders. Ik denk dat die heel erg belangrijk zijn, maar vooralsnog zijn die niet ingevoerd. Het was alleen een pilot. Het was vrijwillig en niet regionaal. Hoe kijkt NSC ertegen aan? Is NSC bereid om te zeggen: wij willen echt een verplichtend, regionaal afwegingskader, waarbij ook de sociale normen worden meegenomen?
Mevrouw Postma (NSC):
Dank voor die vraag. Wij zien echt de meerwaarde van deze afwegingskaders. Het lijkt ons goed om eerst te kijken of dit vrijwillig kan. Wij zien dat sommige gemeenten dit echt al oppakken als pilots, maar andere gemeenten niet. Een eerste stap zou zijn om te kijken hoe je dat met elkaar kunt verbeteren om te zorgen dat gemeenten echt geënthousiasmeerd worden om dit te gebruiken. We zien ook dat gemeenten die dit inzetten er echt baat bij hebben en goede afwegingen maken. Dus dat zou wat ons betreft de eerste stap zijn. Zeker bij een groot nieuw bedrijf, bijvoorbeeld een grote distributiedoos met arbeiders die daar dan, oneerbiedig gezegd, in zitten, vinden wij het als NSC wel ontzettend belangrijk dat we veel beter met elkaar gaan nadenken over of je dat als gemeente en gemeenschap wel kunt dragen met je voorzieningen en goede woningen, maar ook met de gezondheidszorg en andere publieke voorzieningen waar iemand recht op zou moeten hebben.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dat zijn een heleboel woorden om nee te zeggen tegen een verplichtend karakter. Volgens mij hoor ik u zeggen: eerst nog weer langer de pilot verlengen en vrijwillig. Sorry, ik hoor NSC dat zeggen. Mijn vraag is eigenlijk: nu alles al vertraagd loopt, is het niet verstandig om snel een verplichtend karakter aan dat afwegingskader te geven en te zorgen dat het ook regionaal wordt ingevoerd?
Mevrouw Postma (NSC):
Ik zou heel graag willen dat het regionaal wordt ingevoerd. Ik wil echter eerst even kijken of dit iets is wat wij vanuit het Rijk moeten opleggen of dat dit een stap is die de gemeente zelf wil zetten. Daar wil ik het eerst even laten.
De voorzitter:
Afrondend op dit punt.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik ga in op het laatste punt. Er is een hele pilot geweest. Er is al heel veel duidelijkheid over dat het de wens is van de gemeenten die hebben meegedaan aan de pilot dat het verplichtend wordt. Bijvoorbeeld het Westland doet het niet, waarna de overstroom in huisvesting naar Den Haag en Rotterdam gaat. Het zou mooi zijn als NSC nog eens even heel goed wil gaan praten met die gemeenten en snel tot een beslissing wil komen om wel een verplichtend karakter te geven aan die pilot.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik hoorde niet echt een vraag, maar meer een aanmoediging. Zal ik het zo samenvatten?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik sluit me allereerst aan bij de oproep van mevrouw Patijn. Volgens mij is die informatie al bekend. Er moet gewoon een keus worden gemaakt. Het is echt al bekend wat de verschillen of de nadelen zijn om het lokaal te beleggen en wat de wens is van gemeenten. Misschien komt er vandaag nog een motie. Ik weet het niet. Ik zou NSC willen uitdagen om een weging te maken, want naar mijn idee komt er gewoon niet meer informatie. In het betoog hoor ik een aantal terechte vragen. Deze moeten op dit moment ook worden beantwoord. De visie van NSC op met name de vraag of wij het ons kunnen veroorloven om de Wtta nog langer uit te stellen, is überhaupt noodzakelijk. We zien dat ook op andere onderwerpen alvast wetgeving wordt behandeld vanwege de urgentie. Ik heb de vraag ook aan de heer Aartsen gesteld. Ik vind het van wezenlijk belang dat we hier duidelijkheid over krijgen, ook omdat het met een motie komt. Vindt NSC eigenlijk ook dat het uitstel niet zou moeten kunnen, we voor de snelle behandeling moeten gaan en dat de uitdagingen die er nog zijn óf beantwoord moeten worden óf dat we kijken naar de lagen in de regelgeving óf op een andere wijze later beantwoord moeten worden, zoals we met heel veel andere wetsvoorstellen ook doen? Mijn vraag is of u ons daarin kunt steunen.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik heb net ook even het interruptiedebatje gevolgd dat u had met de heer Aartsen; daar doelt u volgens mij nu ten dele op. Het is ontzettend belangrijk dat deze wet zo snel als mogelijk wordt ingevoerd. Ik vind het belangrijk om daarin het volgende mee te nemen. Het ging er net over — die inschatting kan ik eerlijkheidshalve nog niet goed maken — of die uitvoeringsinstantie eerst in zijn geheel moet staan en dat we daarna de wet behandelen, of dat dat opgesplitst kan worden; zo vat ik het even samen. Dat is een vraag die ik ook graag aan de minister wil stellen. Wat mij betreft gaat het zo snel mogelijk. Wat ik wil — en ik denk de heer Ceder ook, als ik zijn inbreng hoor — is dat we zo snel mogelijk een oplossing met elkaar vinden. Dan moeten we inderdaad gewoon heel pragmatisch denken. Als dit kan voor een goede uitvoering en als dit de snelheid ten goede komt, dan absoluut ja. Als er echter haken en ogen zijn en er daardoor wellicht brokken komen, hoort u twijfel bij mij.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Slechte wetten moeten we niet invoeren. We hebben gezien wat de impact daarvan is. Maar als de vraag erop ziet of we voldoende capaciteit hebben om de handhaving te doen op de wijze die wij zouden willen, dan snap ik die. Maar dat is niet de weging die bij andere onderwerpen in deze Kamer leidend is. Ik snap dus niet zo goed waarom die handhaving bij een van de meest urgente onderwerpen nu wel primair staat. We weten allemaal dat we, als het gaat over de schijnzelfstandigen, qua handhaving ons best zullen doen, maar dat het niet zal gaan zoals we het allemaal graag zouden willen. Maar dat accepteren we hier willens en wetens, omdat we het wel belangrijk vinden om de wet door te laten gaan. Op het vlak van asiel geldt hetzelfde. Qua uitvoering zijn er partijen die al twee jaar roepen: die maatregelen, doe het nou niet, beste mensen …
De voorzitter:
Meneer Ceder, uw vraag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Nou, ik vind het wel belangrijk, omdat … Maar u heeft gelijk, ik zal afronden. Kan ik hieruit concluderen dat handhaving belangrijk is, maar dat het absoluut niet zo kan zijn — dat is ook niet de gang van zaken hier — dat het niet volledig sluitend of dekkend zijn van de handhaving zoals wij die in de perfecte situatie zouden willen, een argument is om deze wet nog langer uit te stellen?
Mevrouw Postma (NSC):
Ik vat het even zo samen: de minister is bezig om ervoor te zorgen dat er een uitvoeringsinstantie komt. Dat moet eerst geregeld worden. Daarna komen er een aantal handhavers bij. Het aantal handhavers zal nooit perfect zijn voor wat we met elkaar willen bereiken; daar zijn we het over eens. Dus dat betekent mijns inziens dat we niet moeten streven naar die perfecte situatie waarin wij beschikken over het aantal handhavers dat we eigenlijk nodig hebben, maar dat we gewoon moeten beginnen. We hebben die wet nodig hebben om te beginnen.
Waar ik wel aan hecht — daar zit even mijn aarzeling en dus ook mijn indirecte vraag aan de minister — is dat het juridisch wel moet kloppen. Als we dat niet goed met elkaar regelen en het raamwerk van die uitvoeringsinstantie niet goed opzetten, krijgen we dat weer op een andere manier terug en hebben we een vertraging. Dat is wat ik bedoel; dat willen wij beiden niet. Maar ik ben het absoluut met de heer Ceder eens dat we zo snel mogelijk elke stap moeten zetten die we kunnen zetten.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank u wel, voorzitter. NSC heeft een aantal amendementen ingediend; dat is nog gedaan door mijn voorganger, de heer Van Oostenbruggen. Daarin laten we zien dat we het belangrijk vinden dat de arbeidsmigranten geregistreerd worden in de BRP, de Basisregistratie Personen. Het tweede amendement dat we hebben ingediend gaat over de zorgplicht voor werkgevers voor het afsluiten van een zorgverzekering. Ik heb in de brief van de minister van gisteren kunnen lezen dat hij wat bezwaren heeft bij de zorg- en meldplicht. Ik wil vooral meegeven dat overal in deze wet haken en ogen zullen zitten en dat de wet dus niet perfect tot uitvoering zal komen, omdat niet alles perfect dichtgeregeld kan worden. Maar dat is geen reden om dingen niet te doen. We moeten stappen zetten. Eigenlijk is dat het interruptiedebatje dat ik net had met de heer Ceder. Ik ben heel benieuwd of de minister ook de voordelen ziet van de plichten die in de amendementen zitten en of de minister alternatieve ideeën heeft over de manier waarop de problemen bij de BRP wel aangepakt kunnen worden.
Voorzitter. We weten dat er nu maatregelen nodig zijn. Daarom ga ik naast het reeds ingediende amendement ook een motie indienen over een plicht voor werkgevers ten aanzien van een correcte registratie in de BRP. Hoewel ik de bezwaren van de minister hoor, zijn er op dit moment geen betere alternatieven. Werkgevers zijn de enigen die arbeidsmigranten gegarandeerd zien. Zij moeten daarin hun verantwoordelijkheid nemen.
Voorzitter, nu echt tot slot. In de vleessector zien we relatief veel misstanden. Duitsland is voor deze sector al met een uitzendverbod gekomen. Ik begrijp dat de minister in het eerste kwartaal van 2025 met het resultaat van een verkenning komt. Voor NSC zijn goeie contracten voor werknemers in deze sector belangrijk. Kan de minister in deze verkenning kijken naar een verplichting voor deze sector om een minimaal percentage arbeidskrachten in dienst te nemen?
De voorzitter:
Bent u klaar?
Mevrouw Postma (NSC):
Ik ben klaar met mijn inbreng, ja.
De voorzitter:
Heel goed.
Mevrouw Postma (NSC):
Maar ik zie een heel enthousiaste ...
De voorzitter:
Ja. Ik zie het ook, maar ik dacht: ik laat u even afronden.
De heer Van Kent (SP):
Ook wat ons betreft was de laatste vraag, over meer mensen in vaste dienst daar, een hele goede. Ik heb nog dezelfde vraag die ik ook eerder stelde. Op 3 juni zijn de gesprekken begonnen. Het doel was, en is, om binnen twaalf maanden geen malafide uitzendbureaus meer te hebben in de vleessector. Vindt Nieuw Sociaal Contract ook dat dat uitzendverbod echt aan de orde moet zijn als dat doel op 3 juni niet bereikt is?
Mevrouw Postma (NSC):
Ik zou echt graag eerst die tussenstap willen, want ik wil de verkenning zien die door de minister gedaan is. Ik ga ervan uit dat die snel naar de Kamer komt. Maar het is absoluut tijd om maatregelen te nemen. Ik weet dat Duitsland die stap heeft gezet. Ik ben heel benieuwd wat de minister daarvan vindt. Ik zal 'm op die manier graag door willen geleiden.
De heer Van Kent (SP):
We zijn al heel coulant. Duitsland heeft het uitzendverbod in de vleessector in de coronatijd ingevoerd. Toen heeft toenmalig SP-Kamerlid Frank Futselaar — hij komt uit Zwolle, zeg ik tegen de minister — het voorstel gedaan om ook in Nederland te komen tot een uitzendverbod. Daar heeft de meerderheid van de Kamer mee ingestemd. Vervolgens zijn er gesprekken gevoerd met de sector. Vervolgens wordt er met papier geschoven en wordt er weer overlegd. Wat de SP betreft was dat verbod er nu al jaren.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Van Kent (SP):
Mijn vraag is: gaat Nieuw Sociaal Contract accepteren dat er op 3 juni nog malafide uitzendbureaus actief zijn in de vleessector of vindt Nieuw Sociaal Contract dan dat er een verbod moet komen?
Mevrouw Postma (NSC):
Malafide uitzendbureaus moet je nooit willen; laten we dat even helder hebben. Ik heb in mijn inbreng gevraagd of er een minimaal percentage aan vast contracten kan komen voor de hele vleessector. Dan kun hen op die manier al een beetje buiten de deur zetten. Ik wil echt eerst even afwachten wat hieruit komt en daar dan een oordeel over vellen.
De voorzitter:
Kort, afrondend.
De heer Van Kent (SP):
Dit is wel een signaal richting de sector van "we kunnen nog wel even doorgaan met polderen, overleggen en met papier schuiven". Als de sector hier van een meerderheid van de Kamer hoort dat dat verbod er komt als het op 3 juni niet geregeld is, dan kunnen we ergens komen. Maar dit soort halfslachtige opstellingen, waar ik ook bij de VVD achter kwam, gaan er niet toe leiden dat die sector echt, met een stok achter de deur, gedwongen wordt om schoon schip te maken.
Mevrouw Postma (NSC):
Nee, zo moet de sector dit absoluut niet gaan interpreteren.
De heer Aartsen (VVD):
Ik heb even een inhoudelijke vraag. Ik hoorde mevrouw Postma zeggen dat ze een motie gaat indienen over de bevorderingsplicht. Maar we hebben gisteren van de minister een brief gekregen waarin hij de opties langsloopt en hij zegt eigenlijk dat de bevorderingsplicht de minst wenselijke is van alle opties die er zijn. Dat kan namelijk alleen in het Burgerlijk Wetboek. Dan moet je een apart wetstraject starten voor het Burgerlijk Wetboek. Dan is het een civielrechtelijke plicht. Dat betekent dat een arbeidsmigrant uit Oezbekistan naar de rechter moet stappen om te gaan klagen dat zijn werkgever zijn inschrijving in de BRP onvoldoende heeft bevorderd. Het is goed dat we hier met elkaar praten over mogelijke oplossingen. Maar is het niet verstandig dat we deze materie bij de daadwerkelijke behandeling van de Wtta bespreken, in plaats van nu een set ambtenaren op pad sturen met iets waarvan de minister eigenlijk "laten we dat niet doen" zegt?
Mevrouw Postma (NSC):
Ik zal zo mijn tekst even laten rondgaan. Misschien is dat handig. Het is voor NSC belangrijk dat we wel al gaan kijken of hierin stappen gezet kunnen worden en dat het niet zomaar weggelegd wordt. Wij hebben namelijk wel het idee je door de bevorderingsplicht zo veel mogelijk mensen ingeschreven kunt krijgen in de BRP.
De heer Aartsen (VVD):
Maar dan wil ik de NSC-fractie vragen om te reflecteren op de brief die de minister heeft gestuurd. Die zegt dat de minister dat totaal anders ziet. Hij ziet eigenlijk precies het tegenovergestelde van wat de NSC-fractie ziet en zegt: dan moet een arbeidsmigrant zelf naar de rechter stappen. Dat gaat toch nooit gebeuren, vraag ik via de voorzitter aan mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Wij hebben het idee dat we door die bevorderingsplicht juist zo veel mogelijk mensen daar ingeschreven kunnen krijgen. We hadden eerst naar een zorgplicht gekeken, maar die is nog complexer. Wij hadden het idee dat dit juist de manier was om meer mensen ingeschreven te kunnen krijgen in de BRP. We horen vanzelf de appreciatie.
De voorzitter:
Kort, afrondend.
De heer Aartsen (VVD):
Ik ben zeker benieuwd naar de appreciatie, maar ik zou mevrouw Postma willen uitnodigen om te kijken of we in de wet zelf een zorgplicht zouden kunnen opnemen die misschien wel zou kunnen werken, of een informatievoorzieningsplicht of wat dan ook. Maar we moeten niet nu al vooruitlopen op zaken waarvan de minister zegt: civielrechtelijk gaat dat 'm niet worden. Laten we dat proberen te voorkomen met elkaar.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik hoor in andere inbrengen — mevrouw Patijn loopt hier net naar voren, dus ik neem haar even als voorbeeld — ook suggesties om toch te komen tot wat praktische dingen die je nu al kan doen. Ik denk dat wij allemaal de behoefte voelen om stappen te zetten. Een daarvan is kijken wat we nu al kunnen doen en in gang kunnen zetten, zodat we al veel verder zijn als die wet in behandeling komt, hopelijk zo snel mogelijk.
De voorzitter:
Mevrouw Patijn, ik heb het gevoel dat u een vraag gaat stellen.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik hoorde NSC zeggen dat we de mogelijkheid zouden moeten creëren om nog maar een beperkt aantal mensen via uitzendbureaus te laten komen, bijvoorbeeld 70% van de mensen in vaste dienst.
Mevrouw Postma (NSC):
In de vleessector.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Sorry?
De voorzitter:
Mevrouw Patijn, gaat u vooral door met uw vraag en daarna geef ik mevrouw Postma het woord.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Is mevrouw Postma bereid om dan ook meteen vast te leggen dat in sectoren waarin arbeidsmigranten minder dan 130% verdienen, de afspraak geldt dat 70% van die mensen in vaste dienst komt?
Mevrouw Postma (NSC):
Sorry van daarnet, ik was in mezelf aan het praten. Het betrof de vleessector als doelgroep, in het debat dat we hadden over minimaal verplichte percentages. Ik wil wel even kijken naar die percentages, maar het is belangrijk dat het een groot deel is, om te zorgen dat die mensen gewoon een goede arbeidsovereenkomst hebben.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij hebben we als Kamer vorige week een motie aangenomen waardoor dit de norm moet worden per 2028.
De voorzitter:
Het wordt heel ingewikkeld als we hier allemaal met onszelf gaan praten. Mevrouw Patijn, gaat u verder met uw inbreng en negeert u commentaren vanuit de bankjes.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Het gaat erover dat we die 70% met elkaar hebben uitgesproken en dat het belangrijk is dat dat een onderdeel wordt van de norm. Het zou heel mooi zijn om in het verlengde daarvan afspraken te maken. Ik zou het heel mooi vinden om daar samen iets op te ondernemen.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik heb het gehoord.
De voorzitter:
Mevrouw Postma heeft het gehoord. Ik dank u voor uw bijdrage en nodig graag mevrouw Van Dijk van het CDA uit voor haar bijdrage.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. We hebben hier in Den Haag onze mond vol van de menselijke maat, maar behandelen mensen die voor ons werken vaak helemaal niet zo menselijk. Ik heb het vandaag inderdaad specifiek over onze arbeidsmigranten. Nog te vaak lezen we in het nieuws hoe onbeschoft deze mensen behandeld worden door uitzendorganisaties of inleners, en nog te vaak zien we afhankelijkheden van werkgevers die discutabel zijn. Ik doel dan bijvoorbeeld op huisvesting, want ondanks dat het wettelijk verboden is, hebben veel van hen geen gescheiden huurcontract en worden ze na afloop van het arbeidscontract direct op straat gezet.
Een fatsoenlijke werkgever zorgt ook na beëindiging van het contract voor zijn mensen. Juist al die werkgevers die het wel goed geregeld hebben en die arbeidsmigranten wel op de juiste manier huisvesten en behandelen, zijn hier vaak de dupe van, want zij worden er ook vaak op aangekeken dat er zo veel misstanden zijn met arbeidsmigranten. Daarom sta ik hier ook met het nodige ongemak, want de wet die hier paal en perk aan moet stellen, dreigt uit het zicht te verdwijnen naar 2027 of misschien nog later. Sinds we het rapport-Roemer in de hand hebben, weten we wat we moeten doen, maar in de uitvoering loopt het vaak vast. Dat is geen nieuws, want heel vaak lopen goede initiatieven vast op de uitvoering. Overigens zijn problemen in de uitvoering een debat op zich waard. En ja, de uitvoering moet op orde zijn, maar is de ingeslagen weg de juiste? Want eerst was het voorstel om een nieuw zbo in te richten, toen was het Justis die de uitvoering op zich zou nemen en nu is het een vraagteken geworden, en is het misschien wel het ministerie zelf. Bij het helemaal beleggen van de uitvoering bij het ministerie — ik sluit me ook aan bij de vragen die de ChristenUnie hierover heeft gesteld — vragen wij ons af: wat zijn de risico's van zowel het beleid als de uitvoering ten aanzien van toetsing en handhaving op het terrein van arbeidsmigranten in één organisatie beleggen? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Met iedere maand die we verliezen, geven we malafide ondernemers de kans om arbeidsmigranten langer uit te buiten. Daarom heb ik een paar vragen en een paar voorstellen. Er is een top twintig van malafide ondernemingen waarvan breed in de sector bekend is dat ze regels aan hun laars lappen. Zonder Wtta zouden we een begin moeten maken met het opruimen van die rotte appels. Is de minister hiertoe bereid in overleg met de Arbeidsinspectie en/of de Belastingdienst en gemeenten? Dit zou een gerichte invulling kunnen zijn van de uitbreiding van de Arbeidsinspectie vanaf komend jaar.
Dan ondernemingen versneld aan het SNF-keurmerk krijgen. Via bestaande organisaties zoals de Kamer van Koophandel, banken en accountants kunnen we toch veel meer ondernemers dan de huidige 4.000 vragen om het SNF-keurmerk te behalen? Het is goed voor de arbeidsmigrant, goed voor de sector en geeft minder uitvoeringsproblemen als de Wtta straks van start moet. Kunt u daarnaast de sector vragen om transparant te zijn over hoeveel ondernemingen in welke sectoren al een SNF-keurmerk hebben en waar men enorm achterloopt?
Dan de registratie. Er is veel onwetendheid over de manier van registreren, blijkt uit het onderzoek Zicht op arbeidsmigranten. Opvallend is dat een kwart van de respondenten niet eens weet of ze staan ingeschreven. De inrichting van het registratiestelsel is voor veel burgers met een laag inkomen te complex. Hier moeten we op korte termijn echt iets aan verbeteren.
Opvallend en zorgelijk is het grote verschil in mentale gezondheid tussen "gewone" werknemers en onze arbeidsmigranten. We zien dat ze beperkte sociale contacten buiten hun eigen bubbel hebben in combinatie met een beperkte taalbeheersing, maar wel de grote wens om de taal te leren. Taal is helaas een barrière voor contact. Bijna zeven van de tien arbeidsmigranten geven aan de Nederlandse taal graag beter te willen beheersen. De drempels om de taal te leren die ze vaak benoemen, zijn tijd, energie en het best moeilijk vinden van de taal. Kunnen we hier nou niet een slimme combinatie maken van enerzijds de taal leren en tegelijkertijd die mensen breder contacten laten opdoen?
Ten slotte blijkt uit de brief van afgelopen maandag over het weren van malafide uitzenders in de vlees- en pluimveesector dat opdrachtgevers checklists inzetten om te achterhalen of zij werken met malafide uitzendbureaus. Kunnen we deze checklist breder inzetten en ook onderdeel laten zijn van waar de Arbeidsinspectie op gaat controleren?
Dank je wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Dan nodig ik nu de heer Boon van de fractie van de PVV van harte uit voor zijn bijdrage. Gaat uw gang.
De heer Boon (PVV):
Dank u wel. Het overgrote deel van de uitzendbureaus in Nederland levert goed werk en gaat op een fatsoenlijke manier om met hun personeel. Alhoewel veel bureaus goed werk verrichten, stelt de Arbeidsinspectie vast dat er bij uitzendbureaus met buitenlandse werknemers en ongeschoolde arbeid vaker sprake is van malafide praktijken. Fraude en uitbuiting vormen al jarenlang een diepgeworteld probleem binnen deze groep uitzendbureaus. In drie jaar tijd werden bij 1.300 uitzendbureaus overtredingen vastgesteld, wat resulteerde in 1,5 miljoen euro aan boetes. Dit bewijst dat er nog veel misbruik wordt gemaakt van arbeiders. De PVV onderschrijft de harde conclusie van de Arbeidsinspectie dat de aanpak van arbeidsuitbuiting voelt als dweilen met de kraan open.
Een schrijnend voorbeeld van deze misstanden binnen de uitzendbranche is het misbruik van ontslag op staande voet, waardoor kwetsbare werknemers plotseling hun baan en vaak ook hun huisvesting verliezen. Dit soort praktijken zijn onrechtvaardig en veroorzaken maatschappelijke schade. Een kleine groep werkgevers profiteert hiervan, terwijl de lasten worden afgewenteld op onze samenleving. Dit leidt tot overlast, maar ook tot druk op sociale voorzieningen en extra spanning op de woning- en arbeidsmarkt. De PVV pleit daarom voor een harde aanpak van malafide uitzendbureaus en een forse beperking van arbeidsmigratie om deze druk te verlichten en de positie van de Nederlandse werknemers te versterken.
Voorzitter. In het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma is vastgelegd dat deze malafide uitzendconstructies krachtig aangepakt moeten worden en dat de uitzendbranche en wervingsbureaus gereguleerd moeten worden via een toelatingsstelsel, de Wtta. Deze wet biedt de kans om de kleine groep overtreders die structureel misbruik maakt van arbeidsmigranten en regels, van de markt te weren. Dit is niet alleen belangrijk voor de bescherming van kwetsbare werknemers, maar ook om de eerlijke concurrentie voor goedwillende werkgevers te garanderen. Wij zien, net als de minister, de urgentie om deze problemen aan te pakken. Het is positief dat de minister stappen zet. Neem bijvoorbeeld de uitbreiding van de Arbeidsinspectie met 35 fte, specifiek gericht op de uitzendsector. Dit toont urgentie. Wij waarderen de versterking van het toezicht.
De PVV steunt ook de verhoging van boetes voor het inzetten van illegale arbeid tot €11.250 per overtreding. Dit is een krachtig signaal aan malafide uitzendbureaus dat dergelijke praktijken niet zonder gevolgen blijven. Toch vindt de PVV dat de boetes nóg hoger moeten zijn om deze misstanden volledig te ontmoedigen. Wie de regels bewust aan zijn laars lapt, mag hiervoor zwaar worden gestraft. Hoewel zorgvuldigheid belangrijk is bij de invoering van de Wtta, benadrukt de PVV dat verdere vertraging de problemen alleen maar verergert. Daarom verwachten wij dat de minister het tempo hooghoudt en voortvarend werkt aan de invoering van deze wet. Wij kijken uit naar de resultaten van het aanvullende onderzoek en het nieuwe tijdpad dat de minister in januari zal presenteren.
De voorzitter:
U voelt dat heel goed aan. U heeft ook een punt. Meneer Van Kent, gaat uw gang.
De heer Van Kent (SP):
Ik hoop dat de PVV komt met een voorstel om de boetes nog verder te verhogen. De SP staat daar vierkant achter, want dit soort misbruik moet zwaar bestraft worden. Dat was vraag één. Vraag twee. Wij komen met een voorstel om ervoor te zorgen dat in de wet het bedrag van €100.000, dat jaren geleden is bedacht, wordt opgehoogd naar €150.000. Zoals u weet, is dat alleen maar verplicht voor uitzendbureaus die nu nieuw toetreden, en niet voor de 19.000 die er al zijn. Vindt de PVV dat die plicht ook moet gelden voor de al bestaande uitzendbureaus?
De heer Boon (PVV):
Ik begin met de vraag over het verhogen van de boetes. Er is een aangenomen motie, waar onder andere mijn naam onder staat. De minister zou daarop terugkomen, dus dat wachten we nog even af. Ik denk dat wij het voorstel om de inleg te verhogen voor nieuwe bedrijven best wel kunnen steunen. Ik ben ook wel benieuwd hoe de minister daarover denkt. Er is namelijk best wel een flinke inflatie overheen gegaan. Met betrekking tot de vraag wat de gevolgen zijn voor de bestaande uitzendbureaus wil ik eerst even de beantwoording afwachten. Dan kijken wij wat we ervan vinden.
De heer Van Kent (SP):
Wat moet je hiervan zeggen, voorzitter?
De voorzitter:
Ja, dat is aan u.
De heer Van Kent (SP):
Als het niet voor de bestaande uitzendbureaus geldt, dan betekent dat dat ongeveer 19.000 uitzendbureaus of meer gewoon door kunnen gaan op de oude voet. Volgens mij is dat iets wat de PVV niet wil en dat is ook niet wat de SP wil. Ik hoop dus dat we daar samen in op kunnen trekken. Daar komen we dan in de tweede termijn op terug.
De heer Boon (PVV):
Ik sta er niet negatief tegenover; zo moet u mij niet begrijpen. Maar ik ben wel even benieuwd naar wat de gevolgen ervan zijn. De slechte moeten we gewoon aanpakken. Misschien kunnen we hen ook op een andere manier aanpakken, met die 35 fte, met hogere boetes en door hen eventueel echt hoofdelijk aansprakelijk te stellen. Dat heeft allemaal onze steun, maar we zijn wel even benieuwd naar wat de gevolgen voor de huidige uitzendbureaus zijn. Er zijn namelijk ook een hele hoop uitzendbureaus die het goed doen en waar nooit problemen zijn. We willen er toch voor zorgen dat zij niet te veel last krijgen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Boon (PVV):
Ik ga afronden, voorzitter.
Afrondend. De voorgestelde wet is een stap in de juiste richting, maar het is belangrijk dat deze wet effectief is en malafide bedrijven daadkrachtig aanpakt. Hoewel veel werkgevers naar behoren handelen, blijven malafide uitzendbureaus een bron van misstanden en een smet op de sector. De PVV blijft aandringen op een snelle, harde en gerichte aanpak van deze groep, zodat misstanden niet langer voortbestaan en de arbeidsmarkt veiliger en rechtvaardiger wordt.
Tot zover. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Dat geeft aanleiding tot een korte vraag van mevrouw Patijn.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
We hebben het hier over arbeidsmigratie. Arbeidsmigratie drukt zwaar op de economie en de samenleving. Het gaat vaak ook over asielmigratie. Vandaag verscheen in De Groene Amsterdammer een stuk waaruit bleek dat een Facebookpagina is verschenen met heel veel nepnieuws. Daar zou de heer Boon achter zitten. Zou de heer Boon kunnen uitleggen of hij achter dat nepnieuws zit?
De heer Boon (PVV):
Ik zit daar niet achter.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Klopt wat in dat artikel staat, dus dat er nepnieuws is verspreid over overlast met asielmigranten en mensen die roepen dat ze daar last van hebben, terwijl die mensen helemaal niet bestaan? Zijn dat dus nepfoto's?
De heer Boon (PVV):
Heel kort: er is vlak voor dit debat een bericht verschenen van de Groene Amsterdammer waar mijn naam in staat. Ik heb het vluchtig gelezen. Ik ben het niet. Ik ken die pagina's niet. Ik kan er dus weinig over kwijt.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dus u zegt: ik sta daar niet achter, ik ben daar geen onderdeel van, en ik zou daar nooit aan bijdragen?
De heer Boon (PVV):
Precies.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dank u voor deze verheldering.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Op een aantal onderdelen ben ik het niet met de heer Boon eens, maar ik vind wel dat hij een vrij genuanceerd verhaal heeft gehouden. Dat vind ik toch wel spanning opleveren met hoe de PVV eigenlijk kijkt naar migratie. Mevrouw Podt en ik komen net uit een asieldebat. Er was overlapping, waardoor we eerst daar waren en nu hier zijn. Daar ging het eigenlijk over een soortgelijke situatie. Er zijn wetsvoorstellen. De vraag is of dat qua capaciteit kan. Minister Faber zegt eigenlijk "gas, gas, gas", "je moet een beetje lef hebben", "wie niet waagt wie niet wint" — ik parafraseer het even — en "omdat we het zo belangrijk vinden dat we paal en perk stellen aan migratie". Maar bij arbeidsmigratie, de grootste vorm met minimaal 750.000 mensen, merk ik ... We zien de afwenteling van de kosten hiervan op de maatschappij en de druk op de voorzieningen. Gemeenten zeggen: help ons alsjeblieft met dakloosheid en uitbuiting. En dan vind ik die genuanceerde toon wel heel apart. Het lijkt alsof dit, naar analogie, een minder belangrijk onderwerp voor de PVV is. Ik vraag me dus af waar diezelfde energie is gebleven. Of zeg je dat er inderdaad urgentie ligt op asiel en dat we arbeidsmigratie heel rustig moeten afkijken en op de juiste manier de discussie moeten voeren, en dat dat bij asiel een andere afweging is? Of vindt de PVV dat mevrouw Faber naar uw betoog zou moeten luisteren en een pas op de plaats moet maken op het moment dat er kritiek komt en er wordt gevraagd of de uitvoering haalbaar is?
De voorzitter:
Meneer Ceder, de interrupties moeten echt wat korter. Ik heb ook nog een drukkend debat rondom asiel en daarna nog de tweede termijn. We moeten dus een beetje de druk erop houden.
De heer Boon (PVV):
Ik ga de heer Ceder teleurstellen. Als hij een asieldebat wil voeren, moet hij echt bij een asieldebat zijn. Wij zijn hier nu bij een arbeidsmigratiedebat. Ik heb mijn termijn gedaan. Ik heb gevraagd om een snelle, harde en gerichte aanpak van de minister. Meer kan ik niet vragen op dit moment.
De voorzitter:
Meneer Ceder, kort en afrondend.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Het gaat niet me niet om een ander debat. Het gaat mij om waar het vandaag wel over gaat. Wij willen dat deze wet met urgentie behandeld wordt, omdat wij zien dat er onbedoelde effecten zijn van deze vorm van migratie zolang de bedrijven en niet de overheid daar meer handvaten en instrumentarium voor hebben. Mijn vraag is of de PVV dezelfde vragen heeft met betrekking tot handhaafbaarheid, uitvoering, capaciteit. Die vragen stelde u net ook. Wie raakt het en wie raakt het niet? Dat waren terechte vragen, overigens. Mijn vraag is of de PVV-fractie van mening is dat dat voor migratie als geheel geldt. Of maakt u per migratiestroom een bepaalde afweging? Dat wil ik wel graag horen, want bij mij leidt het in ieder geval tot verwarring over het standpunt van de PVV-fractie.
De heer Boon (PVV):
Ik sta hier nu over arbeidsmigratie, de Wtta. Wij willen dat de Wtta goed wordt ingevoerd. We hebben er niks aan. We hebben jarenlang wetten ingevoerd die niet bleken te werken en waar invoeringsinstanties problemen mee gehad hebben. Deze minister heeft op het juiste moment op de rem getrapt. Hij zegt: als we dit invoeren, moet het goed zijn. Daar staan wij achter. De minister voelt de urgentie. In januari — dat is al heel snel — komt hij al met zijn nieuwe plan en de nieuwe uitwerking. Daar wachten wij op.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. Dan ga ik mevrouw Rikkers-Oosterkamp het woord geven. Maar eerst mevrouw Podt. Gaat uw gang.
Mevrouw Podt (D66):
We raken wat meer op leeftijd en dan springen we niet meer zo snel uit die stoel. Excuses daarvoor. Ik ga toch nog heel even verder. Ik vond de vraag van mevrouw Patijn net wel intrigerend. Ik had geen idee waar het over ging, maar ik heb het inmiddels gevonden. Ik ben eigenlijk wel benieuwd. Het ging over allemaal pagina's met politieke berichten over migranten, net als het debat van vandaag. Daar wordt de heer Boon direct aan gelinkt. Ik ben wel heel benieuwd of hij gewoon echt zegt: wat in de Groene Amsterdammer staat, is echt complete flauwekul; ik heb daar gewoon helemaal niets mee te maken.
De heer Boon (PVV):
Zoals ik eerder heb gezegd: ik heb daar niks mee te maken.
Mevrouw Podt (D66):
Oké. En distantieert u zich ook van de informatie zoals die op die pagina's staat?
De heer Boon (PVV):
Ik heb nog niet alles precies gezien, maar ik sta daar niet achter. Ik ben daar niet van, dus ik weet het ook niet.
Mevrouw Podt (D66):
Nou, dat is een hele geruststelling.
De voorzitter:
Ik dank de heer Boon voor zijn bijdrage. Dan nodig ik nu opnieuw, of eigenlijk alsnog, mevrouw Rikkers-Oosterkamp uit voor haar bijdrage namens de fractie van BBB.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Voorzitter. BBB vindt dat we werk moeten maken van mensen in Nederland aan het werk helpen en krijgen. Het is daarbij van belang dat werk gaat lonen, echt gaat lonen. Want meer dan genoeg mensen willen meer uren, maar onder de streep houden ze er te weinig aan over. Maar we moeten ook heel eerlijk zijn: zelfs als we iedereen die dat in Nederland graag wil, aan het werk krijgen, zal arbeidsmigratie nodig zijn. Dit betekent dat we beter moeten gaan sturen op de migranten die we nodig hebben om onze economie draaiende te houden. Vorige week gaf BBB al aan dat 70% van de arbeidsmigranten terugkeert naar het eigen land als het werk klaar is of naar een ander land gaat voor nieuw werk.
Laat ik dus beginnen met het volgende. Het spanningsveld wordt ook gezien door de minister en het kabinet. In dat licht zal het overheidsbeleid worden doorgelicht, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende sectorale kenmerken. Wat wordt er concreet bedoeld met de "sectorale kenmerken" en wat zijn de kenmerken die in deze doorlichting worden gekoppeld aan de agrarische sector?
Dat brengt ons bij de wet die vandaag voorligt. De arbeidsmigranten, die een belangrijke bijdrage aan onze economie leveren, moeten dit kunnen doen zonder dat zij te maken krijgen met vuile uitzendbureaus, die hun geld verdienen met onderbetaling en het aanbieden van huisvesting die heel ver ondermaats is. Daarom is het wat BBB betreft van groot belang dat deze wet ingaat. Helaas heeft dit proces vertraging opgelopen, omdat er extra onderzoek nodig is naar wie de wet gaat uitvoeren. Om de vertraging het hoofd te bieden, wil de minister de Arbeidsinspectie extra middelen geven om deze malafide uitzenders aan te pakken. Maar hoe gaat dat? De Arbeidsinspectie krijgt er 35 fte bij om overtredingen op te sporen, totdat de wet in werking gaat. Verwacht de Arbeidsinspectie dan ook dat zij deze 35 fte op kan vullen? En waar is dit getal van 35 fte op gebaseerd?
De Arbeidsinspectie is goed, maar onvoldoende om de problemen echt op te lossen. Daar is een stelselwijzing voor nodig, zoals voorgesteld door de Wtta. De uitvoeringsproblemen lijken 'm te zitten in de borgstelling. Door de Wtta wel al in te voeren maar de borgstelling later, zou de stelselwijziging al in gang gezet kunnen worden. Is dit een mogelijkheid? De toelatende instantie, waar de uitvoering van de Wtta onder moet komen te liggen, moet volgens de minister in staat zijn om in afstemming met de minister en beleidsadviseurs een balans te vinden tussen fouten maken in de opstartfase en het laten groeien van de expertise. Wat gaat de minister doen, naast afstemming, om de ruimte die nodig is voor deze balans te vinden?
Voorzitter. Ik ga afronden. Migratie is een heet hangijzer in de maatschappelijke discussie. Iedereen heeft er wel een mening over. Het rapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen laat ons dan ook zien dat we grip moeten krijgen op migratie. Maar het is wel belangrijk dat we niet alle migratie op één grote hoop gooien. Asielzoekers zijn geen arbeidsmigranten. Juist arbeidsmigranten zijn broodnodig in onze samenleving, ook als we ervoor kunnen zorgen dat al onze werklozen in Nederland aan de bak kunnen. Ondanks dat er bij arbeidsmigratie keuzes gemaakt moeten worden, blijft het feit staan dat de arbeidsmigranten die hier werken, dat moeten kunnen doen voor een eerlijk loon, fatsoenlijk onderdak en goede zorg. We betreuren dan ook dat er uitstel is opgelopen met de uitvoering van de Wtta. Maar we begrijpen ook dat zorgvuldigheid moet gaan boven snelheid. We willen hier namelijk niet over anderhalf jaar weer staan met een wet die we toch niet uit kunnen voeren, die dan nog niks helpt en waardoor het nog langer duurt.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef de gelegenheid voor één korte vraag aan mevrouw Patijn.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
85% van wat er in de kassen gebeurt, gaat naar het buitenland. Het draagt voor 1,1% bij aan het bbp. Daar werken 12.000 tot 16.000 arbeidsmigranten. Slechts 4.600 van die arbeidsmigranten wonen in het Westland. De rest woont vooral in Rotterdam en Den Haag. Dit vergt aanpassing van de economie. Dit vergt meer dan alleen maar zeggen: misschien moet er een wet komen. Vindt de BBB niet ook zo langzamerhand dat het tijd is dat er ingegrepen wordt, dat juist deze sectoren veel minder arbeidsintensief moeten worden, dat werkgevers goede werkgevers moeten worden en moeten zorgen dat die mensen vast in dienst komen en goede huisvesting krijgen?
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Wij vinden dat malafide uitzendbureaus aangepakt moeten worden en dat mensen die in Nederland komen werken, goed onderdak en een goed loon nodig hebben. Daarover zijn we het absoluut eens.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik graag mevrouw Podt van de fractie van D66 de gelegenheid voor haar bijdrage. Ik zal haar extra tijd geven om hier te komen. Gaat uw gang.
Mevrouw Podt (D66):
Nou, bedankt, voorzitter! Vorige week stond het verhaal van Rafal Zukowski in het NRC. Rafal kwam als arbeidsmigrant naar Nederland, ongetwijfeld om hard te werken, net als vrijwel alle arbeidsmigranten die hier in Nederland zijn. Maar het ging niet goed met Rafal. Zowel zijn werk- als zijn privéleven hadden een zwaar effect op zijn mentale gezondheid. Ook had hij zware fysieke klachten. Maar hij werkte via een uitzendbureau dat veel druk op hem zette om te blijven werken, ook als het eigenlijk niet ging. Rafal had veel last van depressieve gedachten en vroeg om hulp. Helaas kwam deze hulp voor hem niet op tijd. Rafal maakte een einde aan zijn leven.
Het verhaal van Rafal is bijzonder treurig, maar helaas geen uitzondering. Driekwart van de laagstbetaalde Oost-Europese uitzendkrachten heeft de afgelopen vier weken angst- of depressiegevoelens gehad. Ook verslechtert hun mentale gesteldheid naarmate zij langer in Nederland verblijven. Het aantal zelfdodingen onder Polen in Nederland ligt bijna twee keer zo hoog als onder Nederlanders. Het is dan ook vrij bizar dat de minister van Volksgezondheid eerder aangaf ook te willen bezuinigen op de zorg voor mensen zoals Rafal, die op straat terechtkomen. Hoe kan dat toch? Ik wil graag een reactie van deze minister.
Het verhaal van Rafal laat ook zien dat actie echt nodig is. De wet waar dit debat over gaat, moet er komen. Dat moet zo snel als het kan. Iedereen, de Kamer, de minister, de gemeenten en veel goedwillende werkgevers willen dat deze wet er komt. Des te pijnlijker is het dat het zelfs met zo veel draagvlak ons niet lukt om deze mensen snel te helpen en dat het niet lukt om snel malafide uitzendbureaus aan te pakken.
Tegelijkertijd is dit wel de realiteit. We hebben er niets aan als we een wet hebben die in theorie alle problemen oplost, maar in de praktijk onuitvoerbaar is en alleen schijnbescherming biedt. Dan zijn mensen als Rafal nog steeds niet geholpen. Liever iets later een wet die werkt en goed uitvoerbaar is, dan een wet die niet werkt. Maar dat wil niet zeggen dat we in de tussentijd niets kunnen doen.
Het begint met minder werk dat drijft op een model van uitbuiting van kwetsbare arbeidsmigranten. Deskundigen zeggen dat een hoger minimumloon, eerlijke arbeidsvoorwaarden en minder flexibilisering helpen om een rem op arbeidsmigratie te zetten. Ziet de minister dat ook zo en gaat hij hier ook overkoepelend mee aan de slag?
Eerder dit jaar is er een motie van D66 aangenomen die oproept om te kijken naar hoe de ongewenste instroom van laagbetaalde derdelanders via een A1-verloning afgeremd kan worden. In de brief van deze minister lees ik dat hij vooral bezig is met kijken wat er in Europa geregeld kan worden. D66 is altijd voorstander van goede afspraken maken in Europa, maar dit kan erg lang duren. Bovendien is het niet waar de motie om vraagt. De motie vraagt juist om te kijken wat we binnen Nederland zelf al kunnen doen. Ik noem nog maar even die 125% van het minimumloon. Kan de minister bevestigen dat hij onze motie gaat uitvoeren en kan hij toelichten hoe hij dat gaat doen? Wat is de stand van zaken ten aanzien van de bedrijfseffectrapportage?
Geen tweederangsburgers. Dat was de titel van het rapport-Roemer uit 2020. Dat is wat D66 wil, zo snel mogelijk, maar met goede wetten, wetten die uitvoerbaar zijn. Ik roep de minister dus op om zo snel mogelijk met een nieuw voorstel te komen dat wel uitvoerbaar is. Maar vooral roep ik de minister op om voortvarend aan de slag te gaan met dat wat wel kan. Ik begreep dat het in een interruptiedebatje waar ik niet bij kon zijn, ging over het sneller behandelen van deze wet en om daarbij dan de ruimte te geven aan de minister om dit in te voeren. Dat lijkt mij een uitstekend idee. Graag een reactie daarop.
Laten we er op deze manier samen voor zorgen dat mensen niet meer in dezelfde situatie komen als Rafal.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Dan zijn we aan het eind gekomen van de inbreng van de leden van de Kamer.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
De minister heeft aangegeven vijftien minuten nodig te hebben om de beantwoording van alle vragen voor te bereiden, maar mijn vooraankondiging gaat ook werkelijkheid worden, dus ik schors tot 15.05 uur. Dan gaan we eerst verder met het tweeminutendebat JBZ, ofwel asiel. Daarna zullen wij verdergaan met de eerste termijn van de minister. Ik schors tot 15.05 uur.
De vergadering wordt van 14.52 uur tot 15.08 uur geschorst.