Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : 36640 (R2201) Nota naar aanleiding van het verslag inzake Wijziging van de Rijkswet consulaire bescherming EU-burgers voor de vaststelling en afgifte van een Europees noodreisdocument
36 640 (R2201) Wijziging van de Rijkswet consulaire bescherming EU-burgers voor de vaststelling en afgifte van een Europees noodreisdocument
Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 31 januari 2025
Inhoudsopgave
blz.
A.
Algemeen
2
1.
Inleiding
2
2.
Hoofdlijnen van dit voorstel
4
2.1
Algemeen
4
2.2
EU-noodreisdocumentrichtlijn
4
2.2.1
Situaties waarin een EU-noodreisdocument wordt afgegeven
4
2.2.2
De aanvraagprocedure voor een EU-noodreisdocument
4
2.2.3
Facultatieve afgifte van EU-noodreisdocumenten
6
2.2.3.1
Familieleden van niet-vertegenwoordigde EU-burgers
8
2.2.3.2
Andere categorieën
9
2.3
Toepassingsbereik Rijkswetgeving Aruba, Curaçao en Sint-Maarten Bonaire, Sint Eustatius
en Saba
10
3.
Verhouding tot hoger recht en nationale regelgeving
10
3.1
EU-recht
10
3.2
Nationale regelgeving
10
4.
Gevolgen (m.u.v. financiële gevolgen)
10
5.
Uitvoering
10
6.
Financiële gevolgen
10
7.
Advies en consultatie
10
8.
Overgangsrecht en inwerkingtreding
10
B.
Artikelsgewijze deel
10
Artikel I, Wijzigingsonderdeel A
10
Artikel I, wijzigingsonderdeel B
10
Artikel I, wijzigingsonderdeel C
10
Artikel I, wijzigingsonderdeel D
10
Artikel 5a
10
Artikel 5b
10
Artikel 5c
11
Artikel 5d
11
Artikel 5e
11
Artikel 5f, Eerste lid
11
Artikel 5f, Tweede lid
11
Artikel 5f, Derde lid
11
Artikel I, wijzigingsonderdeel E
11
Artikel II
11
A. Algemeen deel
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Rijkswet
consulaire bescherming EU-burgers voor de vaststelling en afgifte van een Europees
noodreisdocument. Naar aanleiding hiervan hebben zij enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging
van de Rijkswet consulaire bescherming EU-burgers voor de vaststelling en afgifte
van een Europees noodreisdocument. Deze leden hebben verder geen vragen over de wetswijziging.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel
en hebben een enkele vraag.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het aanhangige
wetsvoorstel en danken de regering voor het toezenden daarvan. De voornoemde leden
hebben nog enige vragen en opmerkingen.
De leden van de SGP-fractie vragen naar de reden waarom de richtlijn nu en nu pas
geïmplementeerd wordt? Dit is op tijd voor de deadline van inwerkingtreding, maar
het heeft even geduurd sinds het aannemen van de richtlijn. Kan de regering dit kort
toelichten?
1. Antwoord van het kabinet:
Na het aannemen van de richtlijn heeft de Europese Commissie technische specificaties
voor de uitvoering van de richtlijn vastgesteld op 9 december 2022. Hierna is de omzettingstermijn
van de richtlijn van start gegaan. De regering heeft vervolgens onderzocht of de richtlijn
omzetting behoefde. Hieruit bleek dat voor volledige implementatie van de richtlijn,
nationaalrechtelijke bepalingen over de termijn waarbinnen een EU-noodreisdocument
(EU-NRD) moet worden verstrekt, aanvullende eisen voor de gegevensbescherming en het
vaststellen van een tarief voor de afgifte van een EU-noodreisdocument noodzakelijk
zijn. De regering heeft ervoor gekozen om voor een goed overzicht ook alle andere
verplichtingen uit de richtlijn die implementatie behoeven, specifiek te regelen in
een nieuw hoofdstuk 3 van de Rijkswet consulaire bescherming EU-burgers. Dit heeft
tot enige vertraging in de voorbereiding van het wetsvoorstel geleid.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe bij het toezenden van de aanhangige stukken
rekening is gehouden met de motie van het lid Van der Lee (Kamerstuk 34 808, nr. 11)? Kan de regering nog toelichten waar de opties voor de lidstaten zijn om keuzes
te maken in de implementatie?
2. Antwoord van het kabinet:
De leden van de SGP vragen hoe bij het wetsvoorstel en de memorie van toelichting
rekening is gehouden met de motie van het lid Van der Lee (Kamerstuk 34 808, nr. 11), waarin de regering is gevraagd om zich in Europees verband in te zetten voor meer
transparantie over de door andere lidstaten gekozen lidstaatopties, en de Kamer bij
de behandeling van toekomstige wetsvoorstellen hierover zo volledig mogelijk in te
lichten en wat de optionele bepalingen zijn in de EU-noodreisdocumentrichtlijn.
In de richtlijn wordt de lidstaten een aantal opties gegeven om, naast aan niet-vertegenwoordigde
EU-burgers in een derde land, ook aan bepaalde andere categorieën van personen een
EU-NRD te verstrekken. Zo mag een lidstaat, op grond van artikel 7 van de richtlijn,
bepalen dat een EU-NRD ook kan worden afgeven aan: (a) zijn eigen onderdanen; (b) burgers
van de Unie die niet vertegenwoordigd zijn op het grondgebied van de lidstaten, met
inbegrip van de in artikel 355, lid 2, eerste alinea, VWEU genoemde landen en gebieden
overzee; (c) burgers van een andere lidstaat die vertegenwoordigd is in het land waar
deze burgers het EU-NRD wensen te verkrijgen en waar desbetreffende regelingen tussen
de betrokken lidstaten bestaan; (d) familieleden die geen burger van de Unie zijn
en die burgers van de Unie die niet vertegenwoordigd zijn in een derde land vergezellen,
of burgers van de Unie als bedoeld in punt a), b) of c), indien die familieleden legaal
in een lidstaat verblijven, onverminderd de toepasselijke visumvereisten; (e) andere
personen aan wie die lidstaat of een andere lidstaat op grond van het internationaal
of nationaal recht bescherming moet bieden en die legaal in een lidstaat verblijven.
Nederland heeft in Europees verband actief bijgedragen aan de inspanningen van destijds
het Belgisch Voorzitterschap om de wijze waarop lidstaten omgaan met de lidstaatopties
in de richtlijn inzichtelijk te maken in de Raadswerkgroep Consulaire Zaken (COCON).
Omdat de implementatie van de richtlijn een nationale aangelegenheid is en tot voor
kort nog in gang was, is het tot op heden niet mogelijk gebleken de Kamer te informeren
over de door andere lidstaten gekozen lidstaatopties. Wel kan het Ministerie van Buitenlandse
Zaken delen dat zeven andere lidstaten in een eerder stadium hebben aangegeven om
optie (d) te implementeren en dat drie lidstaten hebben aangegeven te onderzoeken
of deze optie geïmplementeerd zou worden. Verder hebben acht lidstaten aangegeven
de optie niet te zullen implementeren. Over de overige opties die artikel 7 van de
richtlijn biedt, kan worden vermeld dat voor optie a (eigen onderdanen) vijf lidstaten
de intentie hebben uitgesproken om deze optie te implementeren. Daarnaast zijn acht
lidstaten van plan optie b (niet vertegenwoordigde-EU burgers op het grondgebied van
de lidstaten) te implementeren. Voor optie c (vertegenwoordigde EU-burgers waarvoor
een regeling tussen de betrokken lidstaten bestaat) hebben tien lidstaten aangegeven
van plan te zijn deze optie te implementeren. Tot slot hebben acht lidstaten de intentie
uitgesproken om optie e (andere personen aan wie op grond van internationaal of nationaal
recht bescherming dient te worden geboden) te implementeren.
2. Hoofdlijnen van dit voorstel
2.1 Algemeen
2.2 EU-noodreisdocumentrichtlijn
2.2.1 Situaties waarin een EU-noodreisdocument wordt afgegeven
Bestaat er een plicht tot aangifte van de situatie van verlies, diefstal of vernietiging
van een paspoort in Nederland en in de andere EU-lidstaten, zo vragen de leden van
de SGP-fractie? Zo ja, wordt dit meegenomen in de procedure voor het afgeven van het
EU-noodreisdocument?
3. Antwoord van het kabinet:
In Nederland bestaat sinds de wijziging van de Paspoortwet op 1 oktober 20171 geen plicht meer tot aangifte van verlies, diefstal of vernietiging van een reisdocument.
Wel is op grond van artikel 5a van de Paspoortwet bepaald dat de houder wiens (Nederlands)
reisdocument in het buitenland is vermist of mogelijk voorwerp is van fraude, daarvan
melding doet bij de Minister van Buitenlandse Zaken, zodat dit aan de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan worden doorgegeven om in een register
te vermelden.2 Dit doen Nederlanders die bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken een aanvraag
doen voor een nieuw Nederlands paspoort of een nooddocument door een verklaring vermissing
reisdocument te overleggen waarna hun reisdocument ongeldig wordt verklaard.
Nederlanders die zich bij de vertegenwoordiging van een andere EU-lidstaat melden
voor de aanvraag van een EU-NRD wordt eveneens gevraagd deze verklaring te overleggen.
Naast de verklaring vermissing reisdocument die de aanvrager moet overleggen, raadpleegt
het Ministerie van Buitenlandse Zaken het register paspoortsignaleringen om te zien
of de aanvrager om een bepaalde reden geen recht zou hebben op een paspoort of reisdocument.
Van andere lidstaten is niet bekend of er een plicht tot aangifte van verlies, diefstal
of vernietiging van een paspoort is. Een dergelijke plicht volgt ook niet uit het
Europese recht.
2.2.2 De aanvraagprocedure voor een EU-noodreisdocument
De leden van de VVD-fractie benadrukken dat een goede coördinatie tussen EU-lidstaten
cruciaal is voor het tijdig en correct controleren van de identiteit van aanvragers.
Deze leden vragen de regering hoe deze coördinatie tussen lidstaten wordt gegarandeerd
en welke maatregelen worden genomen om fouten in het proces te voorkomen. Zij vragen
ook hoelang de regering verwacht dat de procedure gemiddeld duurt. Kan dit over het
algemeen sneller dan de maximale zeven dagen?
4. Antwoord van het kabinet:
Op dit moment wordt een EU-NRD – op basis van de algemene coördinatieregels voor consulaire
bescherming van richtlijn (EU) 2015/637 – gemiddeld binnen twee à drie werkdagen afgegeven
door Nederland. Dit zal onder het nieuwe wettelijke kader niet anders zijn. De coördinatie
tussen lidstaten met bijbehorende termijnen wordt beschreven in artikel 4 van de richtlijn.
Met deze procedure en onderling gemaakte afspraken wordt beoogd fouten in het proces
te voorkomen.
De leden van de VVD-fractie zijn ook benieuwd naar de capaciteit en betrouwbaarheid
van andere EU-ambassades in derde landen bij de afgifte van noodreisdocumenten. Zij
vragen de regering of er ambassades zijn van andere EU-landen die mogelijk kwetsbaar
zijn voor externe druk bij het verstrekken van deze documenten. Indien hier mogelijk
sprake van is, welke maatregelen worden getroffen om dergelijke risico’s te mitigeren?
Tot slot vragen deze leden zich af of er andere risico’s bestaan bij EU-ambassades
in derde landen, zoals een gebrek aan personeel of middelen, die zouden kunnen leiden
tot problemen bij het verstrekken van noodreisdocumenten?
5. Antwoord van het kabinet:
Bij de afgifte van een EU-NRD ligt de verantwoordelijkheid van verificatie van de
identiteit en nationaliteit van de aanvrager bij de lidstaat van nationaliteit. Dit
betekent dat een andere EU-ambassade niet zonder de toestemming van de lidstaat van
nationaliteit een EU-NRD kan afgeven. Alleen in uiterst dringende gevallen mag de
bijstandverlenende lidstaat een EU-NRD afgeven zonder voorafgaande raadpleging van
de lidstaat van nationaliteit. Alvorens daartoe over te gaan, moeten de beschikbare
communicatiemiddelen met de lidstaat van nationaliteit zijn uitgeput.
De bijstandverlenende lidstaat stelt de lidstaat van nationaliteit er zo spoedig mogelijk
van in kennis dat een EU-NRD is afgegeven, met vermelding van de identiteit van de
persoon aan wie het EU-NRD is afgegeven. Die kennisgeving bevat alle gegevens die
in het EU-NRD zijn opgenomen.
Doordat EU lidstaten in de regel eerst contact hebben over de afgifte van een EU-NRD,
en de verificatie van de identiteit en nationaliteit plaatsvindt bij de lidstaat van
nationaliteit, vindt er een dubbele verificatie plaats wat bescherming biedt tegen
externe druk. Als in een derde land meerdere EU-lidstaten vertegenwoordigd zijn, waarvan
één met weinig capaciteit voor de afgifte van een EU-NRD, dan kan de aanvrager uitwijken
naar een andere EU vertegenwoordiging.
Het aantal afgegeven EU-NRD’s door EU vertegenwoordigingen is niet hoog, jaarlijks
worden er rond de 1.000 EU-NRD’s in totaal door alle EU-lidstaten afgegeven. De afgelopen
twee jaar zijn er slechts rond de 50 EU-NRD’s aangevraagd bij Nederlandse vertegenwoordigingen.
De verwachting is dat dit aantal gelijk blijft en EU- vertegenwoordigingen dus sporadisch
een aanvraag ontvangen. Het afgeven van een EU-NRD zal daardoor niet meer druk voor
de consulaire balies opleveren.
De leden van de SGP-fractie waarderen de beperkte geldigheid van het EU-noodreisdocument
in tijdelijke en geografische zin en vragen zij de regering in wat voor gevallen dat
kan zijn bij reizen richting een andere lidstaat dan waar de houder van dit document
verblijft. Deelt de regering de mening dat het in de rede ligt om bij verlies, diefstal
of vernietiging van een paspoort onverwijld naar huis terug te keren en bij de eigen
nationale autoriteiten een regulier reisdocument aan te vragen?
6. Antwoord van het kabinet:
Ja, het EU-NRD is een document voor een enkele reis dat de houder ervan in staat stelt
naar huis terug te keren. Na thuiskomst is het aan de EU-burger zelf om te beslissen
of hij of zij een regulier reisdocument nodig heeft, bijvoorbeeld voor een volgende
reis of ter voldoening aan een eventuele identificatieplicht. Het EU-NRD kan hier
na thuiskomst niet toe dienen.
Het reizen naar een andere lidstaat zou noodzakelijk kunnen zijn bijvoorbeeld in het
geval van een begrafenis. De verwachting is dat dit in de praktijk zeer weinig voor
zal komen. Er worden namelijk slechts in totaal rond de 50 EU-NRD’s per jaar afgegeven
op Nederlandse vertegenwoordigingen.
2.2.3 Facultatieve afgifte van EU-noodreisdocumenten
De leden van de SGP-fractie zien de facultatieve afgifte van EU-noodreisdocumenten
in artikel 7, lid 1 van de richtlijn en hebben een verdere vraag over sub d. De voornoemde
leden vragen de regering hoe dit zich verhoudt tot een noodreisdocument aanvragen
van het eigen land van herkomst. Is dit voor de niet EU-burgers die een EU-burger
vergezellen een keuze tussen beiden of een EU-noodreisdocument indien ze niet eerst
tijdig een noodreisdocument van eigen nationaliteit kunnen aanvragen?
7. Antwoord van het kabinet:
Ja, dit is een keuze voor de familieleden van de EU-burger. Het aanvragen van een
noodreisdocument bij de vertegenwoordiging van het eigen land is een mogelijkheid
als er in het derde land een vertegenwoordiging aanwezig is van het land van de nationaliteit
van de aanvrager.
In zowel het geval de vertegenwoordiging van nationaliteit van de aanvrager een noodpaspoort
verstrekt, als in het geval waarin de vertegenwoordiging van een EU-lidstaat een EU-NRD
zou verstrekken, geldt dat dit reisdocument op zichzelf niet genoeg is om terug naar
de EU te reizen – hiervoor blijven de visumvereisten uit verordening 2018/18063 en richtlijn 2004/38/EG4 onverminderd van toepassing. Dit visum kan alleen worden afgegeven door een vertegenwoordiging
van een EU-lidstaat en wordt geplaatst op het noodreisdocument van het eigen land
of op het EU-NRD.
De leden van de SGP-fractie begrijpen het vereend houden van familieleden voor een
reis en vragen de regering slechts ter verheldering hoe breed de definitie van familieleden
is. Is dit het kerngezin of breder?
8. Antwoord van het kabinet:
Nederland verleent in beginsel consulaire bescherming aan familieleden van niet-vertegenwoordigde
EU-burgers, die legaal in een EU-lidstaat verblijven, op gelijke voet als waarop het
consulaire bescherming verleent aan familieleden van Nederlandse burgers, waarbij
rekening wordt gehouden met de omstandigheden van het concrete geval.5
Nederland kent geen
consulaire wetgeving voor Nederlandse burgers.
Het antwoord op de vraag van de leden van de SGP-fractie is daarom afhankelijk van
het Nederlandse beleid over het verlenen van consulaire bescherming dat situationeel
wordt bepaald.6 Als een familielid van een niet-vertegenwoordigde EU-burger als bedoeld in artikel 7
van de EU-noodreisdocumentrichtlijn in aanmerking komt voor afgifte van een EU-NRD
door een Nederlandse vertegenwoordiging, dient de lidstaat van nationaliteit van de
niet-vertegenwoordigde EU-burger die het familielid vergezelt, te worden geraadpleegd
over de afgifte van een EU-NRD.7
Indien een familielid van een niet-vertegenwoordigde Nederlandse burger volgens artikel 7
van de EU-noodreisdocumentrichtlijn een EU-NRD aanvraagt bij een vertegenwoordiging van een EU-lidstaat in een
derde land8, dan overlegt deze bijstandsverlenende lidstaat voor eventuele afgifte van een EU-NRD
met het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken. In dat geval zal Nederland
op grond van het staande beleid instemming geven met of bezwaar maken tegen het afgeven
van een EU-NRD.
Verder dient in alle gevallen het desbetreffende familielid volgens artikel 7 van
de EU-noodreisdocumentrichtlijn samen te reizen met een burger van een lidstaat van
de Unie die niet vertegenwoordigd is in een derde land, en zal, zoals in de reactie
op de voorgaande vraag is gesteld, moeten voldoen aan de visumvereisten uit verordening
(EU) 2018/18069 en richtlijn 2004/38/EG.10
Zoals bij bovenstaande antwoorden beschreven, worden er weinig EU-NRD’s aangevraagd.
Alhoewel het al wel mogelijk is op grond van artikel 2 van de Rijkswet consulaire
bescherming EU-burgers, hebben Nederlandse vertegenwoordigingen tot nu toe geen verzoek
van familieleden van EU-burgers voor een EU-NRD ontvangen.
2.2.3.1 Familieleden van niet-vertegenwoordigde EU-burgers
De leden van de VVD-fractie hechten groot belang aan het voorkomen van misbruik van
noodreisdocumenten. De leden hebben geconstateerd dat de regeling ook kan gelden voor
bepaalde familieleden zonder EU-nationaliteit. Hierom vragen deze leden welke stappen
worden genomen om te voorkomen dat niet-EU-burgers zich ten onrechte voordoen als
familieleden van EU-burgers om toegang tot de EU te verkrijgen. Hoe wordt strak toegezien
op het vertrek van niet-EU-burgers na gebruik van het noodreisdocument en op de teruggave
van deze documenten?
9. Antwoord van het kabinet:
Bij de afgifte van een EU-NRD ligt de verantwoordelijkheid van verificatie van de
identiteit en nationaliteit van de aanvrager bij de lidstaat van nationaliteit van
de EU-burger en, in voorkomend geval, van de lidstaat van verblijf van het familielid
zonder EU-nationaliteit. Daarnaast geldt dat een EU-NRD op zichzelf niet genoeg is
om terug naar de EU te reizen, het familielid zonder EU-nationaliteit dient ook een
visum aan te vragen als dit familielid een visumplichtige nationaliteit heeft. De
visumvereisten uit verordening 2018/180611 en richtlijn 2004/38/EG12 zijn onverminderd van toepassing.
De verificatie van zowel de identiteit als het recht op verblijf zijn hierdoor geborgd.
Alle EU-lidstaten (die voor deze lidstaatoptie kiezen) passen deze eisen toe en geven
het EU-NRD alleen af als aan deze eisen voldaan is.
Familieleden van EU-burgers zonder EU-nationaliteit worden, net als aanvragers met
een EU-nationaliteit, erop gewezen dat zij het EU-NRD bij aankomst in de lidstaat
van verblijf dienen te retourneren bij de relevante autoriteiten. Daarbij is het EU-NRD
alleen een reisdocument, bedoeld om terug te keren naar de woonplaats of de lidstaat
van verblijf. Een EU-NRD is alleen geldig voor de duur van de reis naar die lidstaat
en geeft op zichzelf geen recht tot verblijf in een lidstaat.
Bij inreizen in het Schengengebied vanuit een derde land wordt gecontroleerd of iemand
rechtmatig verblijf heeft. De controle op het hebben van rechtmatig verblijf gebeurt
bij inreizen met een EU-NRD op dezelfde wijze als bij inreizen met een regulier paspoort.
Het toezicht op het vertrek van familieleden naar buiten Schengen, binnen de tijd
dat zij legaal in het Schengengebied mogen verblijven, geschiedt dan ook op dezelfde
manier. Zoals hierboven genoemd, geldt dat een EU-NRD op zichzelf niet genoeg is om
terug naar de EU te reizen; hiervoor blijven de visumvereisten uit verordening 2018/180613 en richtlijn 2004/38/EG14 onverminderd van toepassing.
2.2.3.2 Andere categorieën
De leden van de D66-fractie staan positief tegenover het voornemen van de regering
om nader onderzoek te doen naar het volledig vervangen van het nationale noodreisdocument
door het EU-noodreisdocument. Deze leden vragen de regering of zij in dit onderzoek
de vraag wil meenemen of andere lidstaten zich bij dit initiatief zouden willen aansluiten
met als doel uiteindelijk alle nationale noodreisdocumenten te vervangen voor één
uniform EU-noodreisdocument.
10. Antwoord van het kabinet:
Er zijn op dit moment lidstaten die ervoor kiezen om het EU-NRD ook aan eigen burgers
af te geven. De keuze om dit wel of niet te doen is aan de lidstaten zelf. EU-lidstaten
hebben onderling contact en wisselen kennis en informatie uit over de implementatie
van het nieuwe uniforme EU-NRD. Er bestaan twee verschillende soorten nationale noodreisdocumenten,
het noodpaspoort en het laissez-passer. Het Nederlandse laissez-passer is vergelijkbaar
met het EU-noodreisdocument; dat geldt niet voor het noodpaspoort. De Minister van
Buitenlandse Zaken is daarom alleen voornemens om, in samenspraak met de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, te onderzoeken of het EU-noodreisdocument
net zo flexibel ingezet zou kunnen worden als het Nederlandse laissez-passer en mogelijk
het laissez-passer zou kunnen vervangen. Nederland is derhalve niet voornemens om
onderzoek te doen naar de vervanging van het noodpaspoort door het EU-noodreisdocument.
2.3 Toepassingsbereik Rijkswetgeving Aruba, Curaçao en Sint-Maarten Bonaire, Sint-Eustatius
en Saba
3. Verhouding tot hoger recht en nationale regelgeving
3.1 EU-recht
3.2 Nationale regelgeving
4. Gevolgen (m.u.v. financiële gevolgen)
5. Uitvoering
6. Financiële gevolgen
7. Advies en consultatie
8. Overgangsrecht en inwerkingtreding
B. ARTIKELSGEWIJZE DEEL
Artikel I, Wijzigingsonderdeel A
Artikel I, wijzigingsonderdeel B
Artikel I, wijzigingsonderdeel C
Artikel I, wijzigingsonderdeel D
Artikel 5a
Artikel 5b
De leden van de SGP-fractie vragen bij artikel 5b, lid 1a wat de rol van een ambassade
in het buurland is die mede geaccrediteerd is voor een land. Is een geaccrediteerde
ambassade in een buurland vaak in staat tot het verlenen van noodreisdocumenten? En
hoe verhoudt zich dat tot het opteren voor een noodreisdocument van een ambassade
van een andere lidstaat?
11. Antwoord van het kabinet:
In geval van een geaccrediteerde ambassade in een buurland van het derde land waar
een EU-burger niet vertegenwoordigd is, lijkt de EU-burger juridisch gezien vertegenwoordigd
in dat derde land. De facto is dat echter niet het geval. Bij verlies van het reisdocument
kan die EU-burger bijvoorbeeld niet de grens oversteken naar het land waarin de geaccrediteerde
ambassade zich bevindt. In die gevallen kwalificeert de EU-burger dan ook als niet-vertegenwoordigd,
omdat het criterium voor niet-vertegenwoordigd zijn is gelegen in het wel of niet
fysiek aanwezig zijn van een vertegenwoordiging in het derde land.15
Artikel 5c
Artikel 5d
Artikel 5e
Artikel 5f, Eerste lid
Artikel 5f, Tweede lid
De leden van de SGP-fractie danken de regering voor het vastleggen van de bewaartermijn
voor gegevens en vragen daarover enige verdere uitleg. De termijn voor 180 dagen dient
volgens de regering twee doelen: leges innen en misbruik voorkomen. Welke van deze
twee gronden bepaalt vooral dat de termijn van 180 dagen is gekozen en hoe komt men
tot die 180 dagen, zo vragen de voornoemde leden.
12. Antwoord van het kabinet:
De maximale termijn van 180 dagen is voorgeschreven in artikel 15, vierde lid, van
de richtlijn. Uit de overweging 21 van de richtlijn kan worden opgemaakt dat de termijn
vooral is ingegeven voor een goede toepassing van de richtlijn, waarbij beide doelen
van belang zijn.
Artikel 5f, Derde lid
Artikel I, wijzigingsonderdeel E
Artikel II
De Minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.