Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Achtste wijziging administratieve samenwerkingsrichtlijn belastingen (DAC9) (Kamerstuk 22112, nr. 3985)
2025D02333 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 21 januari 2025 een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Financiën over het door de Minister
van Buitenlandse Zaken op 6 december 2025 toegezonden fiches op het beleidsterrein
Financiën:
Fiche: Richtlijn betreffende Fiche: Achtste wijziging administratieve samenwerkingsrichtlijn
belastingen (DAC9) (Kamerstuk 22 112, nr. 3985)
De voorzitter van de commissie,
Nijhof-Leeuw
Adjunct-griffier van de commissie,
Van der Steur
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, VVD, NSC en BBB hebben met belangstelling
kennisgenomen van het fiche en hebben hierover enkele vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-en PvdA-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen de Staatssecretaris of hij kan
toelichten hoe bepaald wordt in welk land een multinational na implementatie van het
voorstel aangifte moet doen. Mag de multinational dat zelf bepalen? Welke belastingautoriteit
controleert of de informatieaangifte op tijd is ingediend of niet?
Deze leden zijn verder benieuwd of de vermindering van administratieve lasten voor
multinationals gekwantificeerd kan worden. Klopt het dat er in feite sprake is van
een verschuiving van administratieve lasten, omdat de lasten voor relevante belastingautoriteiten
toenemen, aangezien zij meer informatie moeten gaan uitwisselen? Hoe weegt de Staatssecretaris
de vermindering van lasten voor multinationals in vergelijking met de hogere lasten
voor belastingautoriteiten?
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA lezen dat de implementatie van de richtlijn
zal leiden tot kosten voor de Belastingdienst, hoewel nog niet goed mogelijk is wat
de precieze impact is. Kan de Staatssecretaris de impact wel kwalitatief verder toelichten?
Zijn er bijvoorbeeld gevolgen voor de IV-capaciteit in de komende jaren, en is een
herprioritering in de IV-portfolio noodzakelijk of niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract constateren dat er geen impact
assessment is gemaakt van de gevolgen van de implementatie van de richtlijn voor Nederlandse
uitvoeringsorganisaties, zoals de Belastingdienst. Zij vragen de Staatssecretaris
waarom een dergelijke impact assessment niet is uitgevoerd en of dit wellicht niet
goed mogelijk was. Daarnaast merken deze leden op dat ook een impact assessment van
de gevolgen voor het bedrijfsleven ontbreekt. Zij vragen aan de Staatssecretaris waarom
ook dit niet is uitgevoerd of niet haalbaar werd geacht. Kan dit alsnog gebeuren?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract wijzen erop dat het voorstel een
bevoegdheidsgrondslag bevat voor de Commissie om gedelegeerde handelingen vast te
stellen waarmee snel wijzigingen in het OESO-raamwerk (IF) kunnen worden doorgevoerd.
Deze leden vragen of hiermee een verschuiving van bevoegdheden plaatsvindt van de
nationale wetgever naar de Commissie (voor het aanpassen van de richtlijn) en de OESO
(voor het aanpassen van het xml-schema). Zij vragen de Staatssecretaris of het mogelijk
is om deze bevoegdheid bij de nationale wetgever te laten zodat deze zich kan blijven
uitspreken over de wenselijkheid van wijzigingen in het OESO-xml-schema. Dit zou de
nationale wetgever in staat stellen zelfstandig een afweging te maken tussen de wenselijkheid
van wijzigingen en de behoefte aan equivalentie van regelgeving.
Daarnaast vragen de leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract in hoeverre democratische
waarborgen worden opgegeven wanneer besluitvorming verschuift van het nationale parlement
naar de Commissie, de Raad (met enkel ex post controle) en de OESO (waarbij ex ante
controle wordt uitgeoefend door het kabinet in niet-openbare onderhandelingen). Zij
vragen de Staatssecretaris of hij van mening is dat dit voorstel voldoende democratische
waarborgen biedt?
Voorts merken de leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract op dat dit voorstel
voor onbepaalde tijd zal gelden. Zij vragen of het niet wenselijk is om de geldigheidsduur
van het voorstel te koppelen aan de vijfjaarlijkse evaluatie van de Administratieve
Samenwerkingsrichtlijn. Hiermee kan het functioneren van de gedelegeerde bevoegdheden
periodiek worden getoetst.
Tot slot vragen de leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract in hoeverre belastingplichtigen
voldoende inzicht hebben in welke gegevens, wanneer en met welke belastingautoriteiten
worden gedeeld. Kan er bij een gegevensdeling een melding worden gedaan aan de belastingplichtige?
In welke gevallen kan dit wel en in welke niet? Zij vragen of de Staatssecretaris
kan toelichten welke stappen worden ondernomen om de transparantie en het vertrouwen
van belastingplichtigen in dit proces te waarborgen. Kan het kabinet hierop ingaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van het wijzigen van de richtlijn,
omdat hiermee de regeldruk voor bedrijven beperkt wordt. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat lidstaten zelf effectieve sancties in het leven
moeten roepen in het geval dat bedrijven de hiervoor beschreven regels overtreden.
Welke sancties betreffen dit in Nederland? Is hier aanvullende wetgeving of een wetswijziging
voor nodig?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het van belang is dat één-op-één het IF-raamwerk
wordt overgenomen omdat derde landen ook het IF-raamwerk gebruiken. Welke landen uit
de OESO gebruiken het IF-raamwerk al, en welke (nog) niet? Wat is daarnaast de status
van de kwalificerende overeenkomsten die gesloten dienen te worden met andere jurisdicties?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het rapporteren van additionele informatie nog
niet is opgenomen in de DAC-richtlijn. Wat is de reden dat dit nog niet is gebeurd?
De leden van de VVD-fractie lezen dat deze richtlijn per 31 december 2025 geïmplementeerd
dient te zijn in nationale regelgeving. Is dit voor alle EU-landen een realistisch
tijdspad? Wat zijn de gevolgen als één of meerdere landen in de EU de richtlijn niet
op tijd geïmplementeerd hebben? Welke stappen worden er nu genomen om te zorgen dat
bedrijven eind 2025 duidelijkheid hebben over de informatieaangiftes medio 2026?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het voorstel tot gevolg heeft dat in ieder geval
de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen zal
moeten worden gewijzigd. Welke wijzigingen betreffen dit? Wanneer kan de Kamer het
voorstel tot wijziging van genoemde wet verwachten? Is dit gelijktijdig met of als
onderdeel van het implementatiewetsvoorstel?
Op enig moment in 2025 zullen twee implementatiewetsvoorstellen, DAC8 en DAC9, tegelijk
bij de Tweede en/of Eerste Kamer liggen. De leden van de VVD-fractie lezen dat die
samenloop additioneel beslag zal leggen op het wetgevings- en het parlementair proces
en maakt die processen ook complexer. Kan worden toegelicht wat precies die processen
complexer maakt? En hoe kan die complexiteit worden gereduceerd?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de uitvoering van onderhavig voorstel weliswaar
berust op ingrijpende aanpassingen in systemen, maar dat hiervoor geen aanvullende
IV-inspanningen nodig zijn. Welke systemen dienen aangepast te worden? Kan verder
toegelicht worden waarom deze ingrijpende aanpassingen geen beslag leggen op de IV-capaciteit
van de Belastingdienst?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie lezen dat de Minister schrijft dat er geen kwantitatieve
assessment heeft plaatsgevonden om de regelgevende consequenties voor het bedrijfsleven
in kaart te brengen. De Minister schrijft wel het volgende over de positieve effecten
van de richtlijn:
«Wel kan een kwalitatieve inschatting gegeven worden van de financiële consequenties
van het voorstel. Immers betreft het voorstel een kwalificerende overeenkomst tussen
lidstaten. Hiermee verlaagt het voorstel de regeldruk voor de multinationals die onder
de toepassing van Pijler 2 vallen, doordat zij slechts bij één belastingdienst de
informatieaangifte hoeven in te dienen. De regeldruk die volgt uit een informatieaangifte
is beschreven in de memorie van toelichting bij de Wet minimumbelasting 2024. In de
memorie van toelichting bij de Wet minimumbelasting 2024 is verder aangegeven dat
er voor Nederland circa 3.000 multinationale groepen en binnenlandse groepen onder
de reikwijdte van deze wet vallen met betrekking tot het indienen van de informatie
aangifte.»
De leden van de BBB-fractie zijn blij met de ambitie van het kabinet om de regeldruk
te verminderen, ook in het kader van DAC9. Deze leden hebben enkele vragen.
De leden van de BBB-fractie constateren dat DAC9 voor een deel nieuwe rapportageverplichtingen
introduceert, kan de Minister aangeven of en in welke mate dit de regeldruk voor het
bedrijfsleven verzwaart, zoals de uitbreiding van verplichtingen naar nieuwe, innovatieve
sectoren/producten?
Deze leden vragen tenslotte of de Minister kan aangeven of de rapportage en samenwerkingsvereisten
qua inhoudelijke complexiteit ook toenemen vanwege DAC9?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
R.A. van der Steur, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.