Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda voor de Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 17 en 18 oktober 2024 (Kamerstuk 21501-02-2935)
2024D37621 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben
de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over onder meer de Geannoteerde
agenda voor de Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 17 en 18 oktober 2024
(Kamerstuk 21 501-02, nr. 2935).
De voorzitter van de commissie,
Aukje de Vries
De griffier van de commissie,
Meijers
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Algemeen
Economische betrekkingen EU-ASEAN-landen
Vooruitblik EU-beleid investeringsbeschermingsovereenkomsten
Handelsrelaties EU-Moldavië
Lunch over EU-China handelsrelaties
Voortgangsrapportage handelsakkoorden
Verslag Raad Buitenlandse Zaken Handel van 30 mei 2024
Appreciatie voorstel besluit Gemengd Comité CETA inzake aanvullende voorschriften
voor het midden- en kleinbedrijf (mkb)
Overig
II. Antwoord / Reactie van de Minister
III. Volledige agenda
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Algemeen
De leden van de PVV-fractie willen de Minister bedanken voor de geannoteerde agenda
en de diverse bijbehorende documenten die zijn verstrekt ter voorbereiding op de informele
Raad Buitenlandse Zaken Handel. Zij hebben de stukken met aandacht gelezen en willen
hun waardering uitspreken voor de gedetailleerde informatie en de voorbereiding op
belangrijke onderwerpen die tijdens de Raad aan de orde zullen komen.
De leden van de VVD-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van de Geannoteerde
agenda voor de Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 17-18 oktober 2024, d.d.
3 oktober 2024, het Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 30 mei 2024,
d.d. 7 juni 2024, de Appreciatie voorstel besluit Gemengd Comité CETA inzake aanvullende
voorschriften voor het midden- en kleinbedrijf (mkb), d.d. 25 juli 2024 en Antwoorden
op vragen van de commissie van de V-100 over het thema Gevolgen van voorgestelde Europese
wetgeving Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, d.d. 12 juli 2024.
Zij bedanken de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp voor de toezending
hiervan. De leden van de VVD-fractie hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA hebben kennisgenomen van de agenda van de
informele Raad Buitenlandse Zaken Handel.
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract hebben het Verslag Raad Buitenlandse
Zaken Handel met interesse gelezen en hebben naar aanleiding hiervan nog de volgende
vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda, maar
lezen hierin niet of de Minister voornemens is deel te nemen. Zoals bekend zijn deze
leden geen voorstander van deelname aan informele Raden in Boedapest. Hiermee draagt
Nederland immers bij aan het circus dat premier Orbán van het voorzitterschap maakt,
en mede gelet op de ondermijnende openstelling van het Schengengebied voor Russische
immigratie zonder de normale veiligheidschecks zou het een beroerd signaal zijn op
ministerieel niveau naar Boedapest af te reizen. Zij roepen de Minister daarom op
om thuis te blijven en een ambtelijke afvaardiging deel te laten nemen.
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda, het
verslag van de vorige raad, de appreciatie van het CETA-voorstel en de voortgangsrapportage
handelsakkoorden en hebben hierover een aantal vragen.
Economische betrekkingen EU-ASEAN-landen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben nog enkele vragen en opmerkingen over
de voorliggende geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel
van 17 en 18 oktober 2024. De Raad zal spreken over de economische betrekkingen tussen
de EU en de ASEAN-landen. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien dat de onderhandelingen
over CEPA, het handelsverdrag tussen de EU en Indonesië, in een vergevorderd stadium
zijn, maar hebben gegeven recente ontwikkelingen grote zorgen over de duurzaamheidsambities
van het verdrag en de mate waarin mensenrechten, waaronder werknemersrechten, kunnen
worden verzekerd. Graag ontvangen de leden hierover een update. Hoe wordt bijvoorbeeld
omgegaan met de Indonesische Omnibuswet, die vakbondsrechten ondermijnt, tegenmacht
vanuit maatschappelijke organisaties bijna onmogelijk maakt en naar waarschijnlijkheid
niet in overeenstemming is met de ILO-conventies over vrijheid van vereniging? Hoe
staat het met de uitvoering van het zogenaamde Sustainability Impact Assessment en van de Human Rights Impact Assessment met betrekking tot CEPA? Hoe staat het met de inspraak van het maatschappelijk middenveld
en vakbonden in de onderhandelingen over dit verdrag? Kan de Minister uitspreken dat
Nederland niet zal instemmen met een CEPA-verdrag dat niet onder de ILO-normen valt?
Kan de Minister, gegeven de link tussen het CEPA-verdrag en het UPOV verdrag dat het
intellectueel eigendom van zaden vastlegt, een appreciatie geven van de impact van
CEPA op voedselzekerheid?
Vooruitblik EU-beleid investeringsbeschermingsovereenkomsten
Verder zien de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat er tijdens de informele Raad
zal worden stilgestaan bij het EU investeringsbeschermingsbeleid. De leden van deze
fractie vragen zich af hoe Nederland erop gaat toezien dat handelsgerelateerde wetgeving,
zoals de ontbossingswet en de CSDDD, wordt geborgd in het EU beleid omtrent handelsakkoorden
of andere investeringsovereenkomsten.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de EU sinds 2015 inzet op moderne EU-investeringsbeschermingsovereenkomsten
met derde landen, maar dat tot op heden geen enkele nieuwe EU-investeringsbeschermingsovereenkomst
in werking is getreden, omdat hier ratificatie door alle 27 EU-lidstaten voor is vereist.
Voorts lezen zij dat tijdens de Raad zal worden gesproken over mogelijke manieren
om de gebrekkige voortgang te adresseren. Zij vragen of de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingshulp nader kan ingaan op wat haar inzet hierop is en of zij
kan aangeven wat het knelpunt hierbij is.
Kan de Minister daarnaast aangeven welke mogelijkheden zij ziet om bestaande EU-investeringsbeschermingsverdragen
te moderniseren en hoe andere EU-lidstaten hier tegenaan kijken? Ook vragen de leden
van de VVD-fractie of de Minister al concrete opties ziet voor het aangaan van mogelijk
nieuwe EU-investeringsbeschermingsakkoorden.
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract vragen of de Minister een overzicht
kan geven van alle handelsakkoorden waarin een ISDS-mechanisme is opgenomen. Tevens
vragen zij of de Minister het eens is met de leden van de fractie van Nieuw Sociaal
Contract dat er geen nieuwe akkoorden meer gesloten moeten worden die een dergelijke
clausule bevatten.
Welke mogelijke manieren om de «gebrekkige voortgang» op EU investeringsbeschermingsovereenkomsten
te adresseren komen er tijdens de Raadsvergadering aan bod, zo vragen de leden van
de Partij voor de Dieren-fractie. Hoe verhouden deze opties zich tot het EU-recht
dat bepaalt dat investeringsbescherming en -geschillenbeslechting nationale goedkeuring
vereist? Wanneer kan de Tweede Kamer de goedkeuringswetten voor de EU-investeringsbeschermingsovereenkomsten
met Singapore en Vietnam verwachten?
Voortgangsrapportage handelsakkoorden
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben daarnaast vragen over de Mercosur-onderhandelingen
die in de voortgangsrapportage worden genoemd. Omwille van de verwachte impact van
het verdrag op natuur, klimaat en milieu zijn moties van de leden Ouwehand en Teunissen
aangenomen waarmee de Kamer zich uitsprak tegen het splitsen van het verdrag, én tegen
een verdrag waar landbouw in zit (een vergelijkbare motie werd ingediend in februari
2024). In het najaar van 2023 volgde ook de motie Teunissen c.s. waarmee werd verzocht
dat de regering zou eisen dat de ontbossingsverordening niet zou worden ondermijnd
tijdens de onderhandelingen over het Mercosur-verdrag. Kan de Minister vertellen hoe
op dit moment uitvoering wordt gegeven aan deze moties, en kan de Minister vertellen
welke afspraken er zijn gemaakt over EU-Mercosur binnen de coalitie, specifiek over
de onderwerpen waar deze moties op toezien (splitsing, landbouw, ontbossing)?
Uit de voortgangsrapportage handelsakkoorden blijkt dat er reeds vier ronden hebben
plaatsgevonden inzake de heronderhandelingen van het bestaande investeringsbeschermingsovereenkomst
tussen Nederland en Nigeria, zo constateren de leden van de Partij voor de Dieren-fractie.
Kan de Minister de Kamer informeren over de stand van zaken in deze onderhandelingen?
Welke economische sectoren zijn volgens de Minister gebaat met een hernieuwde overeenkomst?
Is de Minister bekend met het feit dat het bestaande verdrag tot nu toe uitsluitend
door olie- en gasbedrijven Shell en Eni is gebruikt voor ISDS-claims? Waarom denkt
de Minister dat juist deze bedrijven extra bescherming nodig hebben?
Wat gaat de Minister doen om het nieuwe verdrag in lijn te brengen met de klimaatdoelstellingen
van Parijs? Blijft Nederland inzetten op bescherming van investeringen in fossiele
brandstoffen, of is de Minister bereid deze sector van verdragsbescherming uit te
sluiten, zoals haar voorganger ook wilde onder het gemoderniseerde Energiehandvestverdrag?
Hoe zorgt de Minister voor inspraakmogelijkheden voor het maatschappelijk middenveld,
zowel in Nederland als in Nigeria? Hoe gaat de Minister voor transparantie en inspraakmogelijkheden
zorgen in de heronderhandelingen met Ghana?
Op basis waarvan hecht de Minister belang aan de waarde van investeringbeschermingsovereenkomsten
in het algemeen? Hoe dragen deze overeenkomsten volgens de Minister bij aan het behalen
van internationale doelstellingen op het gebied van klimaat, mensenrechten en duurzame
ontwikkeling?
In hoeverre geeft het Nederlandse bedrijfsleven aan dat deze overeenkomsten belangrijk
zijn bij het nemen van investeringsbeslissingen? Hoe bepaalt de Minister de prioriteiten
voor investeringsovereenkomsten? Kan de Minister eventuele afgenomen enquêtes onder
het bedrijfsleven met de Kamer delen?
Is de Minister op de hoogte van het gebrekkige bewijs dat investeringsovereenkomsten
ook daadwerkelijk leiden tot meer investeringen?1
Is de Minister bekend met het rapport «Paying polluters: the catastrophic consequences
of investor-state dispute settlement for climate and environment action and human
rights» van de UN Special Rapporteur on the issue of human rights obligations relating
to the enjoyment of a safe, clean, healthy and sustainable environment?2
Hoe beoordeelt de Minister de conclusie van het rapport: «het ISDS-systeem, met zijn
wortels in kolonialisme en extractivisme, is niet geschikt voor het doel van de 21e eeuw, omdat het de belangen van buitenlandse investeerders boven de rechten van staten,
mensenrechten en het milieu zet»?
Hoe beoordeelt de Minister de daaropvolgende aanbeveling dat «alle staten onmiddellijk
hun blootstelling aan toekomstige ISDS-claims elimineren», door bijvoorbeeld geen
nieuwe verdragen met ISDS af te sluiten en bestaande verdragen met ISDS op te zeggen?
Is de Minister het ermee eens dat het bieden van investeringsbescherming voor fossiele
brandstoffen niet in lijn is met de doelstellingen van het klimaatverdrag van Parijs?
Hoe kijkt de Minister aan tegen de voorstellen die momenteel ter discussie liggen
bij de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) om deze voordelen
voor investeringen in fossiele brandstoffen af te schaffen dan wel te reduceren, bijvoorbeeld
via een zogenaamde «carve-out»?
Met welke landen wil Nederland nog meer een investeringsbeschermingsovereenkomst (her)onderhandelen?
Klopt het dat Kenia onlangs de overeenkomst met Nederland heeft opgezegd? Van welke
landen heeft Nederland nog meer een verzoek tot opzegging ontvangen? Hoe heeft Nederland
daarop gereageerd?
Handelsrelaties EU-Moldavië
De leden van de D66-fractie lezen in de aangepaste agenda dat het Hongaarse voorzitterschap
de handelsrelaties met Moldavië van de agenda heeft gehaald. Kan de Minister toelichten
met welke redenatie het Hongaarse voorzitterschap dit heeft gedaan, zo vragen deze
leden. Voorts lezen deze leden dat het kabinet voorstander is van het onderzoeken
of wederzijdse tariefliberalisering mogelijk is, op voorwaarde dat Moldavië de EU-regelgeving,
inclusief dierenwelzijn en milieuwetgeving, overneemt en implementeert. Kan de Minister
bevestigen dat dit betekent dat indien Moldavië voldoet aan deze voorwaarden, het
kabinet voorstander is van verdere tariefliberalisering, zo vragen deze leden. Zo
niet, wat moet er volgens het kabinet uit het onderzoek komen om wel voorstander te
zijn, zo vragen de leden van de D66-fractie.
Lunch over EU-China handelsrelaties
De leden van de PVV-fractie maken zich ernstig zorgen over de escalerende handelsoorlog
met China en de gevolgen hiervan voor de Nederlandse industrie, landbouw en het midden-
en kleinbedrijf (MKB). De mogelijke Chinese maatregelen tegen Europees varkensvlees,
die volgen op de EU-importheffingen op elektrische voertuigen, hebben direct invloed
op Nederlandse boeren. Producten zoals varkenspoten en -koppen, die in Europa niet
meer worden gegeten, leveren boeren 10 tot 15 euro extra op per varken. Een mogelijke
Chinese heffing zou deze inkomsten vrijwel volledig wegnemen. Daarnaast heeft China
al maatregelen genomen tegen Europese cognac en dreigt er een heffing op Europees
zuivel. Elke verdere stap van de EU kan leiden tot zwaardere sancties vanuit China,
met grote gevolgen voor verschillende sectoren, inclusief de Nederlandse landbouw.
De leden van de PVV-fractie stellen de vraag aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingshulp: welke acties onderneemt de Minister, samen met de Europese Commissie,
om verdere escalatie van de handelssancties tussen de EU en China te voorkomen, en
hoe worden de belangen van Nederlandse boeren en het MKB in dit proces beschermd als
zij nadeel ondervinden van nieuwe sancties van China?
De leden van de PVV-fractie willen in het bijzonder ook de halfgeleidersector benoemen,
die cruciaal is voor de technologische autonomie van Europa en met name Nederland
als een van de belangrijkste spelers in dit veld.
In de context van de strategische afhankelijkheid van China en andere landen voor
essentiële technologieën, is de versterking van deze sector van groot belang voor
de EU. De leden van de PVV-fractie hebben de vraag over hoe de Minister, de Raad en
de Commissie van plan zijn deze sector te ondersteunen en verdere afhankelijkheden
van China, de Verenigde Staten en Taiwan te verminderen.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de toenemende verordeningen en richtlijnen
vanuit de EU een disproportionele druk leggen op Nederlandse bedrijven, met name het
MKB. De recente ontwikkelingen met betrekking tot de Chinese heffingen benadrukken
de kwetsbaarheid van kleine ondernemers in wereldwijde handelsconflicten.
Het is van cruciaal belang dat de regeldruk voor het MKB wordt verminderd en dat zij
ondersteuning krijgen bij de uitdagingen die ontstaan door internationale handelsconflicten.
De leden van de PVV-fractie stellen de vraag aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingshulp: welke specifieke maatregelen zal de Minister voorstellen om
de regeldruk voor het MKB te verlagen en hen beter te beschermen tegen de gevolgen
van internationale handelssancties, zoals die vanuit China?
De leden van de PVV-fractie stellen de vraag: hoe kunnen de Raad en de Commissie ervoor
zorgen dat de administratieve lasten worden verminderd en worden gestroomlijnd?
De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat het van essentieel belang is om de
open strategische autonomie van Nederland en de EU te waarborgen, vooral in het licht
van de afhankelijkheid van China, Rusland en andere BRICS-landen voor grondstoffen
en halffabricaten. De geopolitieke spanningen en de handelsoorlog met China onderstrepen
de noodzaak om nieuwe, stabiele partnerschappen aan te gaan met landen binnen en buiten
deze blokken, om zo de beschikbaarheid van strategische grondstoffen en halffabricaten
te waarborgen. Dit is cruciaal voor de bescherming van de Europese industrie, maar
ook voor de zekerheid van het MKB dat afhankelijk is van grondstoffen voor productie.
Te denken valt bij grondstoffen aan landen zoals de Democratische Republiek Congo
(kobalt), Vietnam (bauxiet, zeldzame aardmetalen en tin), Chili (koper en lithium),
Australië (lithium en nikkel), Brazilië (ijzererts, bio-ethanol en bauxiet), Zuid-Afrika
(platina, palladium en chroom), Kazachstan (uranium), Canada (nikkel, kobalt en uranium),
Indonesië (nikkel), Suriname (olie en gas) en Argentinië (lithium), die allemaal unieke
grondstoffen bieden die cruciaal zijn voor de Europese technologie, energie en industriële
productie.
De leden van de PVV-fractie stellen de vraag aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingshulp: deelt de Minister deze urgentie en kan zij deze overbrengen
aan de andere leden van de Raad Buitenslandse Zaken Handel? Welke concrete stappen
onderneemt de Minister om de commissie te bewegen om grondstoffen- en halffabricatenakkoorden
te sluiten met alternatieve handelspartners binnen en buiten de BRICS-landen, en hoe
wordt daarbij gezorgd dat deze akkoorden bijdragen aan het versterken van de strategische
autonomie van Nederland en de EU?
Tijdens de geplande bespreking van de handelsrelatie met China willen de leden van
de PVV-fractie dat de Raad de concurrentiepositie van Europese bedrijven, en specifiek
het MKB, beter beschermt.
De escalerende sancties van China op Europese sectoren, zoals varkensvlees, cognac
en zuivel, vormen een directe bedreiging voor het Nederlandse bedrijfsleven, met name
voor boeren. Elke verdere stap van de EU op dit vlak kan leiden tot zwaardere sancties
vanuit China. De leden van de PVV-fractie stellen de vraag aan de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingshulp: welke concrete stappen zal de Minister voorstellen om
ervoor te zorgen dat er een gelijk speelveld komt tussen Europese bedrijven en China,
en hoe worden de specifieke belangen van het MKB en de landbouw daarbij betrokken?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de EU binnen de handels- en economische relatie
met China inzet op het verbeteren van het gelijke speelveld. Zij benadrukken het belang
van een gelijk speelveld en het tegengaan van oneerlijke concurrentie en tegelijkertijd
oog te houden voor een open economie en vragen de Minister op welke wijze zij hier
namens Nederland invulling aangeeft. Hoe beoordeelt de Minister de recent genomen
maatregelen tegen China in dit kader? Verwacht zij nog aanvullende maatregelen en
kan zij iets meer toelichting geven op eventuele tegenmaatregelen vanuit China en
de inzet van de EU om een handelsoorlog te voorkomen? Hoe beoordeelt zij de zorgen
van onder andere Duitsland over de negatieve effecten van de genomen maatregelen op
de Duitse auto-industrie? Wat is volgens de Minister het effect op de EU van de maatregelen
die de VS in dit kader hebben genomen om hun industrie te beschermen?
De leden van de VVD-fractie vragen al langer aandacht voor het verkleinen van onze
afhankelijkheid van landen als China, maar ook Rusland, zeker waar het gaat om kritische
grondstoffen en technologieën die mogelijk een veiligheidsrisico kunnen vormen. Hoe
ziet dit kabinet de balans tussen veiligheidsrisico’s en een open economie? Waar zit
de grootste zorg van de Minister op dit punt?
De leden van de VVD-fractie pleiten in het kader van het afbouwen van de strategische
afhankelijkheden al langer voor het inzetten op eigenstandige toegang tot kritieke
grondstoffen en diversificatie van productie stimuleren met landen in Afrika, Zuid-Amerika
en Azië. Voor de leden van de VVD-fractie zijn handelsakkoorden een essentieel onderdeel
van het verkleinen van de afhankelijkheden. Deelt de Minister die mening en kan de
Minister nader toelichten wat er wordt gedaan om het afsluiten van handelsakkoorden
te versnellen, op welke wijze Nederland hieraan bijdraagt en waar de Minister de meeste
kansen ziet?
De leden van de VVD-fractie hebben in het verlengde hiervan zorgen bij ontwikkelingen
op het gebied van handelsakkoorden tussen China en bijvoorbeeld landen in Zuid-Amerika,
Afrika en Azië. Zij vragen de Minister op welke wijze zij probeert te borgen dat de
EU tijdig handelsakkoorden met deze landen sluit zodat deze landen voor hun handel
niet afhankelijk worden van landen als China omdat Europa de handschoen niet op tijd
oppakt.
Een ander punt van aandacht is volgens de leden van de VVD-fractie het houden aan
WTO-afspraken door landen zoals China. Zij vragen de Minister wat de inzet van de
EU hierop is en hoe kan worden gewaarborgd dat China zich aan WTO-afspraken houdt.
Voorts zouden zij willen weten welke mogelijkheden de Minister daarnaast ziet voor
het bevorderen van het innovatie- en concurrentievermogen van de EU in dit kader.
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract begrijpen dat de EU maatregelen
moet nemen om oneerlijke concurrentie van goedkope elektrische auto’s uit China tegen
te gaan en daarmee de ontwikkeling van elektrische auto’s in Europa te stimuleren.
Zij vragen naar de visie van de Minister op het besluit van de EU-lidstaten om de
tarieven op elektrische auto’s uit China te verhogen.
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract vragen welk handelingsperspectief de
Minister ziet voor de EU en Nederland indien China tegenmaatregelen neemt als reactie
op hogere tarieven. Hiernaast vragen zij welke sectoren in Nederland het meest kwetsbaar
zijn voor Chinese vergeldingsmaatregelen.
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract vragen of de Minister inzicht kan geven
in de mogelijke impact op de Nederlandse economie en industrie, zoals de toeleveringsketens
voor de auto-industrie, mochten er Chinese tegenmaatregelen komen.
De Verenigde Staten hebben aangekondigd toe te willen naar een verbod op auto’s met
Chinese software, vanwege risico’s op bijvoorbeeld spionage en het op afstand overnemen
of stilzetten van deze voertuigen. Hoe beoordeelt de Minister deze maatregelen, zo
vragen de leden van de D66-fractie. Voorts vragen zij wat het kabinet voornemens is
om in Brussel voor te stellen om onze afhankelijkheid van dergelijke producten en
diensten uit landen als China en Rusland af te bouwen.
Verslag Raad Buitenlandse Zaken Handel van 30 mei 2024
Concurrentievermogen en de toekomst van EU-handelspolitiek
De leden van de VVD-fractie lezen in het Verslag dat Europees Commissaris Valdis Dombrovskis
bij de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 30 mei 2024 heeft gewezen op het risico
voor betrekkingen met derde landen wanneer de EU breed zogenaamde spiegelmaatregelen
voor geïmporteerde producten zou instellen. Zij vragen de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingshulp hoe zij dit beoordeelt.
De leden van de VVD-fractie lezen in het Verslag dat Nederland aandacht heeft gevraagd
voor effectieve implementatie van defensieve handelsinstrumenten in de EU toolbox
en erop heeft gewezen dat de EU moet blijven werken aan alle drie de pilaren van de
economische veiligheidsstrategie – promote, protect en partner. Zij delen de inzet van de Minister hierop en vragen de Minister of zij nader kan
toelichten welke defensieve handelsinstrumenten zij voor ogen heeft, wat de effecten
hiervan op lange termijn kunnen zijn en welke stappen er volgens haar nog concreet
kunnen worden gezet op het gebied van de economische veiligheidsstrategie. Zij vragen
voorts of de Minister kan toelichten in hoeverre zij bijval heeft gekregen bij het
inzetten op de drie pilaren van deze strategie.
Met betrekking tot de toekomst van de EU handelspolitiek hebben de leden van de PvdD-fractie
de volgende vragen over de onderhandelingen over het EU Mercosur-verdrag.
Op welke manier is het Nederlandse kabinet betrokken bij de recente onderhandelingen
over het EU-Mercosur-verdrag? Op welke manier geeft het kabinet invulling aan de motie
Ouwehand over het niet steunen van een verdrag waar landbouwafspraken onderdeel van
zijn? Welke inspanning doet het kabinet om te pleiten voor het schrappen van de landbouwafspraken?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de besluitvorming over het EU-Mercosur
verdrag? Kan de Minister toezeggen dat goedkeuring en (eventueel tijdelijke) inwerkingtreding
niet zal gebeuren zonder ratificatie van nationale parlementen, conform de motie Teunissen
over het niet splitsen van het verdrag?
Is de Minister bereid om tijdens de informele Raad en marge steun te zoeken bij andere
lidstaten om geen goedkeuring te geven aan EU-Mercosur zolang landbouwafspraken daar
onderdeel van uitmaken, en om steun te zoeken bij andere lidstaten om te voorkomen
dat een EU-Mercosur verdrag mogelijk (eventueel tijdelijk) in werking treedt zonder
ratificatie van nationale parlementen?
Handelsbetrekkingen met Afrikaanse landen
De leden van de VVD-fractie lezen dat met betrekking tot Sub-Sahara Afrika is gesproken
over hoe de EU een aantrekkelijke en betrouwbare partner kan blijven. Zij vragen de
Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp welke kansen zij ziet voor
het samenwerken met Afrikaanse landen in Sub-Sahara Afrika op het gebied van kritieke
grondstoffen en of zij risico’s ziet dat deze landen onder de invloedsferen van derde
landen komen waar het gaat om het samenwerken op het gebied van kritieke grondstoffen
en zo ja, wat er kan worden gedaan om dit risico te mitigeren.
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd om te lezen dat de Europees Commissaris
heeft voorgesteld om meer in te zetten op de synergie tussen financiering, hulp en
handel. Zij delen deze opvatting en vragen de Minister welke mogelijkheden zij hiervoor
nu al ziet op het Afrikaanse continent en welke lessen de EU van Nederland kan leren.
Opvolging WTO MC13 en andere onderwerpen
De leden van de VVD-fractie lezen dat de committering is herhaald om te werken aan
het hervormen en herstellen van het geschillenbeslechtingssysteem zodat dit systeem
per 2024 weer volledig functioneert. Zij hechten hier zeer veel belang aan omdat dit
een belangrijke waarborg is voor het goed functioneren van de Wereldhandelsorganisatie
(WTO). Zij vragen de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp wat momenteel
de status is van de hervormingen van het geschillenbeslechtingssysteem en of de verwachting
is dat het systeem aan het einde van 2024 weer volledig functioneert.
Ook lezen zij dat het tijdens de dertiende Ministeriële Conferentie (MC13) van de
Wereldhandelsorganisatie niet mogelijk bleek om een werkprogramma te starten dat had
moeten leiden tot het verbeteren van de regels voor industriële subsidies. De leden
van de VVD-fractie delen de mening van de regering dat dit een belangrijke Nederlandse
prioriteit is omdat het mondiale gelijk speelveld tussen industriële sectoren steeds
verder onder druk komt te staan. Zij vragen de Minister of er momenteel voortgang
wordt geboekt hierop en welke knelpunten zij ziet die er momenteel toe leiden dat
er nog niet tot een werkprogramma is gekomen.
Appreciatie voorstel besluit Gemengd Comité CETA inzake aanvullende voorschriften
voor het midden- en kleinbedrijf (mkb)
Hoewel de leden van de PVV-fractie de verbeteringen voor het MKB binnen CETA verwelkomen,
blijven zij zeer bezorgd over het investeringsbeschermingsmechanisme (ICS). Het MKB
heeft behoefte aan eenvoudige, betaalbare geschillenbeslechtingsmechanismen, en het
ICS moet vooral toegankelijk zijn voor kleine ondernemers zonder disproportionele
kosten. De leden van de PVV-fractie stellen de vraag aan de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingshulp: welke aanvullende waarborgen kunnen er worden geïmplementeerd
om ervoor te zorgen dat het ICS toegankelijk blijft voor het MKB en dat de beleidsvrijheid
van nationale overheden behouden blijft?
De leden van de VVD-fractie spreken nogmaals hun steun uit voor dit verdrag en zijn
blij om te lezen dat het een positief effect heeft op de bilaterale handel en hebben
geen verdere vragen over de appreciatie van het voorstel.
De regering heeft in het verleden altijd op het standpunt gestaan dat investeringsbescherming
tussen de EU en Canada niet nodig is, omdat beide partijen betrouwbare en eerlijke
rechtssystemen kennen, zo constateren de leden van de Partij voor de Dieren-fractie.
Waarom steunt de regering dan toch de uitbreiding van mogelijkheden om investeringsclaims
te doen buiten de gewone rechter om?
Overig
De leden van de PVV-fractie vinden dat wapenexportbeleid een politieke kwestie is
die primair bij nationale regeringen en parlementen thuishoort. Zij willen dat de
beleids- en afwegingsruimte binnen de acht criteria, waarover momenteel in de EU opnieuw
wordt onderhandeld, worden gegarandeerd en niet door de rechter worden bepaald. Deze
kwestie raakt ook het MKB, onze defensie-industrie dat in de defensiesector actief
is.
De leden van de PVV-fractie stellen de vraag aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingshulp: hoe waarborgt de Minister dat de beleidsruimte voor nationale
regeringen en parlementen in het wapenexportbeleid wordt gewaarborgd in de onderhandelingen
over de acht criteria?
De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat het wapenexportbeleid te verschillend
wordt toegepast in de verschillende EU-lidstaten, waarbij Nederland wederom het strengste
jongentje van de klas is. De Nederlandse defensie-industrie loopt hierdoor miljarden
aan inkomsten mis. De leden van de PVV-fractie stellen de vraag: hoe kan er een echt
gelijkspelveld worden gecreëerd bij de verlening van de exportvergunningen? Wil de
Minister zich inzetten voor uniforme afspraken omtrent de wapenexportvergunningen
die vervolgens gelden voor alle EU-lidstaten?
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie hebben nog enkele vervolgvragen en opmerkingen
over de beantwoording van het vorige commissiedebat over de Raad Buitenlandse Zaken
Handel van 28 mei.
Ten eerste is er toen toegezegd om de Kamer op te hoogte te houden over de voortgang
van de CSDDD-implementatie, inclusief de vormgeving van het toezicht, via de Geannoteerde
Agenda’s van de Raad Buitenlandse Zaken Handel. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
zien in de agenda van nu nog geen update staan, en vraagt zich af of er over het proces
al iets gedeeld kan worden.
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie vinden het logisch en terecht dat er zorgen
zijn over de indirecte effecten van de Europese wetgeving voor het midden- en kleinbedrijf.
Niemand wil dat het MKB moet opdraaien voor de verantwoordelijkheden van de grote
bedrijven. Grote bedrijven mogen die niet afschuiven naar hun kleinere ketenpartijen,
dat is ook nadrukkelijk niet de bedoeling van de Europese wetgeving. Dat geldt voor
het MKB in Nederland, en in internationale ketens. In de antwoorden op 28 mei gaf
de Minister aan dat er al verschillende bepalingen in de CSDDD staan die trachten
het belang van het MKB te adresseren, en verwijst naar de toetsen die plaatsvinden.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af waarom de Minister niet naar
mogelijkheden kijkt in de Nederlandse implementatiewet zelf. Nederland doet een «zuivere»
(en «lastenluwe») implementatie van de wet, maar is het niet juist goed om voort te
bouwen op de specifieke omstandigheden in Nederland en alle ervaringen die hier al
zijn met de OESO-richtlijnen en meteen al het MKB te faciliteren in de conceptwet
die nu geschreven wordt? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien mogelijkheden
in de implementatiewet van de CSDDD om extra accent te leggen op de positie van het
MKB door grote bedrijven te verplichten rekening te houden met de beperkte capaciteit
en middelen van het MKB, en grote bedrijven (financiële) steun te laten bieden aan
het MKB. Kan de Minister aangeven of zij die mogelijkheden ook ziet en of ze deze
zal benutten?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien verder dat de bepaling in de Europese
wet dat de grote bedrijven hun eigen inkooppraktijken (denk bijvoorbeeld aan inkoopprijzen,
levertijden en betalingstermijnen) dienen te analyseren en waar nodig aan te passen,
als van groot belang voor het MKB. Deze bepaling biedt ook mogelijkheden om te verbeteren.
De memorie van toelichting van de implementatiewet dient te verwijzen naar enkele
overwegingen uit de CSDDD die gaan over eerlijke inkoopprijzen, eerlijke inkooppraktijken
en leefbaar loon: recital 34, 46, 47, 54. De leden van de fractie vragen de Minister
of in de conceptwet en concept-Memorie van Toelichting die half november wordt gepubliceerd,
al meteen de juiste verwijzingen naar deze recitals zullen staan.
Naast de positie van het MKB is de positie van «rightsholders» (mensen/partijen in internationale ketens die geraakt worden door bedrijfsactiviteiten)
cruciaal in de wet, zien de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie. De leden van de
fractie vragen de Minister wat zij doet aan de positie van slachtoffers van bijvoorbeeld
dwangarbeid, kinderarbeid of drinkwatervervuiling in de implementatiewet. Ook hier
dient een specifieke overweging van de CSDDD (recital 65) te worden overgenomen in
de memorie van toelichting, en dient «rightsholders» te worden toegevoegd aan definitie van belanghebbenden in de implementatiewet. Ook
hier vragen de voornoemde leden de Minister of zij op het juist transponeren toe kan
zien.
Verder zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benieuwd hoe Nederland kijkt naar
het voorgenomen uitstel van één jaar van de ontbossingswetgeving. Is Nederland in
gesprek met andere EU lidstaten om te kijken hoe uitstel kan worden voorkomen of geminimaliseerd?
De leden vragen zich af hoe Nederland de voortgang van de Commissie gaat monitoren
en erop gaat toezien dat het uitstel goed benut wordt om voldoende duidelijkheid te
scheppen voor bedrijven bij de implementatie. Gegeven het feit dat Nederland binnen
de EU de grootste importeur van producten met risico op ontbossing is, hoe gaat de
Nederlandse regering een vinger aan de pols houden bij bedrijven in Nederland om er
zeker van te zijn dat bedrijven voldoende voorbereid zullen zijn op het inwerkingtreden
van de wet? Kan Nederland derde landen, waaronder ontwikkelingslanden, ondersteunen
bij de uitvoering? De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA, met de vertraging
die nu wordt opgelopen met de ontbossingswet in het achterhoofd, vragen hoe Nederland
de Commissie erop scherp gaat houden dat wordt voorkomen dat een vergelijkbare vertraging
zich voordoet met andere handelsgerelateerde wetgeving, zoals de CSDDD.
In aanvulling op de agenda hebben de leden van de VVD-fractie nog twee punten uit
de actualiteit die zien op de portefeuille Buitenlandse Handel en die wellicht ook
tijdens de informele Raad aan de orde zullen komen.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Regulation on Deforestation-free products (EUDR), ofwel Europese ontbossingsverordening, waarvan de invoering naar zij hebben
begrepen is uitgesteld. Zij vragen de Minister of dit klopt, wat de redenen voor uitstel
zijn en wat de Nederlandse inzet is. De leden van de VVD-fractie hebben gedurende
dit traject aandacht gevraagd voor de administratieve lasten en het belang dat die
behapbaar blijven voor ondernemers. Klopt het dat de lastendruk een belangrijke reden
is voor het uitstel en deelt de Minister de mening dat dit een kans is om de lastendruk
te verkleinen? Welke aanpassingen moeten er volgens de Minister aan het huidige voorstel
worden gedaan en kan de Minister nader toelichten wat het krachtenveld in deze is?
De leden van de VVD-fractie hebben daarnaast kennisgenomen van het rapport «The future
of European competitiveness- a compretitveness strategy for Europe» van dhr. Mario
Draghi dat op 9 september 2024 is gepubliceerd. Zij vragen de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingshulp hoe zij op het terrein van Buitenlandse Handel het rapport
Draghi en de aanbevelingen apprecieert en of zij verwacht dat dit rapport tijdens
de informele Raad van 17 en 18 oktober 2024 nog aan de orde komt.
De leden van de D66-fractie hebben daarnaast kennisgenomen van de Mission Letter aan
de kandidaat-Eurocommissaris voor Handel en Economische Veiligheid. Hoe kijkt de Minister
naar de opdracht die de kandidaat-Eurocommissaris heeft gekregen, zo vragen deze leden.
II. Antwoord / Reactie van de Minister
III. Volledige agenda
Geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 17 en 18 oktober
2024.
21 501-02, nr. 2935 – Brief regering d.d. 03-10-2024, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
R.J. Klever
Aangepaste agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Handel 17-18 oktober 2024.
21 501-02, nr. 2936 – Brief regering d.d. 04-10-2024, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
R.J. Klever
Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 30 mei 2024.
21 501-02, nr. 2912 – Brief regering d.d. 07-06-2024, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
R.J. Klever
Appreciatie voorstel besluit Gemengd Comité CETA inzake aanvullende voorschriften
voor het midden- en kleinbedrijf (mkb).
35 154, nr. 33 – Brief regering d.d. 25-07-2024, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
R.J. Klever
Antwoorden op vragen commissie van de V-100 over het thema Gevolgen van voorgestelde
Europese wetgeving Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.
36 560 XVII, nr. 10 – Brief regering d.d. 12-07-2024, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
R.J. Klever
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.