Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Voorhang ontwerpbesluit tot wijziging van het Bbl t.b.v. het verder aanscherpen van de grenswaarde voor de milieuprestatie van woonfuncties en kantoorfuncties en het regelen van de grenswaarden voor de milieuprestatie voor andere gebruiksfuncties (Kamerstuk 28325-274)
2024D28468 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties
de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening over de brief inzake Voorhang ontwerpbesluit tot wijziging
van het Bbl t.b.v. het verder aanscherpen van de grenswaarde voor de milieuprestatie
van woonfuncties en kantoorfuncties en het regelen van de grenswaarden voor de milieuprestatie
voor andere gebruiksfuncties (Kamerstuk 28 325, nr. 274).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Peter de Groot
Adjunct-griffier van de commissie,
Morrin
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
I. Antwoord / reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA zijn positief over de hogere milieuprestatie-eisen
die voorgesteld worden. In het ontwerpbesluit lijkt een goede balans te zijn gevonden.
Er rest deze leden nog een enkele vraag.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de Minister in de brief stelt
dat extra duurzaamheidseisen van gemeenten en provincies de standaardisatie en industrialisatie
van de bouw in de weg zit. Deze leden vinden het belangrijk om de bouw te versnellen,
maar ook dat er ambitieuze milieudoelen worden gesteld. Het feit dat decentrale overheden
het nodig vinden om extra eisen te stellen geeft ogenschijnlijk aan dat de richtlijnen
van het Rijk nog niet ambitieus genoeg zijn. Zij vragen de Minister of zij denkt dat
met de voorgestelde richtlijnen in het ontwerpbesluit minder gemeenten additionele
eisen zullen stellen in het bouwbesluit. Welke afspraken heeft de Minister hierover
heeft gemaakt met gemeenten en provincies?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de Voorhang ontwerpbesluit tot
wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna Bbl) t.b.v. het verder aanscherpen
van de grenswaarde voor de milieuprestatie van woonfuncties en kantoorfuncties en
het regelen van de grenswaarden voor de milieuprestatie voor andere gebruiksfuncties.
Deze leden hebben hierover een aantal vragen.
4.159 Artikel milieuprestatie
De leden van de NSC-fractie lezen in artikel 4.159 milieuprestaties het begrip «verliesoppervlakte».
Wat is de definitie van het begrip «verliesoppervlakte» volgens de Minister?
De leden van de NSC-fractie lezen in artikel 4.159 milieuprestaties over «schaduwkosten»
en hoe hier gewerkt wordt met een prijspeil uit 2019. Is volgens de Minister een peildatum
die vijf á zes jaar voor de geplande ingangsdatum van de wet ligt gebruikelijk? Zo
niet, kan de Minister verklaren waarom niet?
2.1.2 Bepaling haalbare milieuprestatie-eisen
De leden van de NSC-fractie lezen dat om een gebouw duurzaam te maken er vaak meer
materialen nodig zijn, zoals zonnepanelen en installaties of isolatie en dergelijke.
Voorziet volgens de Minister de milieuprestatie-eis ook in situaties (mogelijk in
de toekomst) waarbij juist minder materialen gebruikt worden? Kan de Minister het
antwoord toelichten?
De leden van de NSC-fractie lezen over «merk ongebonden generieke milieuverklaringen».
Wat zijn «merk ongebonden generieke milieuverklaringen» volgens de Minister en hoe
verschillen deze van de «branchegemiddelde milieuverklaringen»?
De leden van de NSC-fractie zijn benieuwd wat volgens de Minister de verwachting is
voor de haalbaarheid van de milieuprestatie-eisen die nu soepeler gesteld zijn voor
kleinere woningen (met name appartementen) als de bouwkosten en rentekosten onverhoopt
weer stijgen.
2.2 Introductie milieuprestatie-eisen andere gebruiksfuncties
De leden van de NSC-fractie lezen dat gesteld wordt dat er nog geen ervaring is met
het werken met milieuprestatie-eisen met betrekking tot «andere gebruiksfuncties».
Hoeveel jaar verwacht de Minister nodig te hebben om hier eerst ervaring mee op te
doen alvorens tot eisen te komen?
2.3 Soepelere milieuprestatie-eis kleine woonfunctie en kantoorfunctie niet-compacte
gebouwen
De leden van de NSC-fractie vragen zich af waarom bij de woonfunctie uitgegaan wordt
van het gebruiksoppervlak terwijl bij de kantoorfunctie wordt uitgegaan van de verhouding
gebruiksoppervlak/schiloppervlak. Kan de Minister dit verklaren?
2.4 Minimum gebruiksoppervlakte voor milieuprestatie-eis
De leden van de NSC-fractie lezen dat bouwwerken met een industriefunctie of een overige
gebruiksfunctie, als zij kleiner dan 50 m2 zijn, niet hoeven te voldoen aan milieuprestatie-eisen. Omdat het hier nutsvoorzieningen,
fietsenstallingen en schuurtjes kan betreffen waar voor een deel voertuigen/hulpmiddelen
met een accu gestald kunnen worden, is de vraag of de brandveiligheid van deze ruimten
en het gebruik van benodigde materialen niet ook in beeld zou moeten zijn. Welke risico’s
brengt het volgens de Minister met zich mee om deze eisen buiten beschouwing te laten?
2.6.1. Nieuwe Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken
De leden van de NSC-fractie lezen dat aangegeven wordt dat de herziene Europese standaard
(vertaald via de herziening van de Nederlandse bepalingsmethode) over de hele levensduur
van een bouwproduct strekt. Hoe wordt volgens de Minister in dit licht van een materiaal
bepaald of die hergebruikt kan worden en zijn ontwikkelingen hierin voorzien? Immers,
wat nu nog niet hergebruikt kan worden kan wellicht na een innovatie wel weer hergebruikt
worden.
3. Verhouding tot ander recht
De leden van de NSC-fractie merken op dat wetgeving op het vlak van duurzaamheid en
circulariteit constant in beweging is. Kan de Minister aangeven welke herzieningen,
nieuwe wetgeving, of dergelijke wij de komende vier jaar tegemoet kunnen zien? Kan
de Minister een kalender overleggen zodat de Kamer tijdig en optimaal beïnvloedingsinstrumenten
kan inzetten?
4. Gevolgen van dit besluit
De leden van de NSC-fractie lezen dat er gesproken wordt over hogere bouwkosten de
komende vijf jaar. Omdat vooral goedkope en betaalbare woningen gebouwd moeten worden
tot 2031 is de vraag wat het verwachte effect is op de bouwproductie en de haalbaarheid
van de bouwaantallen uit de Woondeals. Kan de Minister aangeven of er middelen zijn
in de begroting die erin voorzien om stagnatie van bouw door deze hogere bouwkosten
te dempen? Zo ja, welke middelen en zijn deze toereikend?
De leden van de NSC-fractie vragen zich af of de Minister kan aangeven of er middelen
zijn voorzien in het Klimaatfonds voor circulaire materialen-gebruik?
De leden van de NSC-fractie lezen dat er gesproken wordt over hogere ontwerp, ontwikkel-,
en advieskosten gedurende de eerste drie jaar. Kan de Minister antwoord geven op de
volgende vragen: kunnen de sectoren deze extra kosten dragen? Is er voldoende capaciteit
aanwezig? Zo niet, hoe wordt voorkomen dat schaarste van capaciteit/deskundigheid
leidt tot vertraging van de bouw? Op welke manier kan kennis gedeeld worden in regio’s
om concurrentie op schaarse kennis te voorkomen?
De leden van de NSC-fractie lezen dat circa 1.116 milieuverklaringen vervroegd moeten
worden afgeschreven. Aangegeven wordt dat geen kosteninschatting gegeven kan worden
in verband met onvoldoende data. Kan de Minister aangeven hoe dit probleem in de toekomst
voorkomen wordt, aangezien wijzigingen ook in de toekomst te verwachten zijn waardoor
milieuverklaringen (deels) wederom vervroegd afgeschreven moeten worden?
De leden van de NSC-fractie vragen zich af waarom er geen mkb-toets is uitgevoerd.
Kan dit alsnog worden uitgevoerd?
De leden van de NSC-fractie vragen zich af waarom het herziene besluit direct van
toepassing wordt op lopende projecten. Kan de Minister aangeven of dit wel/niet leidt
tot vertraging in het bouwproces en hoe dit voorkomen kan worden. Kan de Minister
aangeven wat consequenties zijn voor het buiten beschouwing laten van lopende projecten?
De leden van de NSC-fractie vragen zich af hoe bepaald is dat de aanpassingskosten
door de gekozen overgangsperiode van een jaar nihil zijn. Kan de Minister hier enkele
rekenvoorbeelden over delen?
Internetconsultatie
De leden van de NSC-fractie vragen zich af op welke termijn beleidsmonitoring en evaluatie
uitgevoerd zullen worden. Kan de Minister deze vraag beantwoorden en aangeven hoe
de Kamer hierbij meegenomen wordt?
De leden van de NSC-fractie vragen zich af of de Vereniging Nederlandse Gemeenten
(VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) concreet hebben aangegeven gerust te zijn
op een haalbare implementatie (inclusief handhaving) door de gemeenten. Kan de Minister
dit bevestigen?
Brief bij voorhang ontwerpbesluit
De leden van de NSC-fractie lezen: «De periode tot medio 2025 zullen we gebruiken
om samen met deze partijen inzichtelijk te maken welke randvoorwaarden nodig zijn
om de verduurzaming te versnellen.» Kan de Minister aangeven en onderbouwen of, wanneer
je nu pas de randvoorwaarden gaat bedenken, het optuigen van een systeem niet te vroeg
is?
Algemeen
De leden van de NSC-fractie vragen zich af of er sprake is van een nationale kop op
Europese regelgeving. Zo ja, wat is hier de reden van? Wat zijn consequenties van
een zuivere implementatie zonder nationale kop? Kan de Minister deze vragen beantwoorden?
De leden van de NSC-fractie vragen zich af of het met deze wijziging wel of niet mogelijk
is dat gemeenten lokaal extra eisen stellen boven op de Bbl. Waarom wel of niet? Indien
wel, wat zijn hier dan effecten van op zowel verduurzaming als nieuwbouw? Heeft de
Minister hier rekenvoorbeelden bij? Kan de Minister ook aangeven voor wiens rekening
de extra kosten zijn?
De leden van de NSC-fractie vragen zich af of de referentiewoningen op basis waarvan
grenswaarden bepaald zijn ook representatief voor recent gerealiseerde gebouwen zijn.
Kan de Minister deze vraag beantwoorden?
De leden van de NSC-fractie vragen of de Minister kan uitleggen wat de stand van zaken
is van het opzetten van de productielijnen voor circulaire materialen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Voorhang ontwerpbesluit tot
wijziging van het Bbl t.b.v. het verder aanscherpen van de grenswaarde voor de milieuprestatie
van woonfuncties en kantoorfuncties en het regelen van de grenswaarden voor de milieuprestatie
voor andere gebruiksfuncties. Deze leden onderschrijven het belang van het aanscherpen
van de grenswaarde voor milieuprestaties voor woonfuncties, kantoorfuncties en andere
gebruiksfuncties. Wel hebben zij nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie merken op dat de Minister de relatief sterkere stijging
van de milieubelasting van biobased materialen ten opzichte van reguliere bouwmaterialen
als gevolg van de invoering van de nieuwe bepalingsmethode heeft geadresseerd. Als
oplossing, is er gekozen voor «variant 1» waarbij er een andere weging geldt voor
alleen de milieucategorie landgebruik. Deze leden vragen zich af welke neveneffecten
deze keuze heeft, specifiek op de weging van reguliere bouwmaterialen. Zij vragen
zich af of met de keuze van variant 1 ook de CO2 opslag van biobased materialen voldoende meegewogen wordt, en als dat niet het geval
is, welke mogelijkheden de Minister ziet om dit alsnog voor elkaar te krijgen. Verder
vragen zij zich af waarom er niet gekozen is voor de derde variant, zoals veel experts
opperden.
De leden van de D66-fractie merken op dat circulariteit geen onderdeel lijkt te zijn
van de milieuprestatie-eisen. Deze leden vragen zich af waarom hiervoor is gekozen,
terwijl tegelijkertijd duidelijk benoemd wordt dat er stevige ambities liggen op de
normering voor circulair bouwen. Zij vragen zich dan ook af hoe het aanscherpen van
de grenswaarde voor milieuprestatie-eisen voor gebouwen gaat helpen om circulaire
bouwmaterialen te bevorderen.
De leden van de D66-fractie vragen zich af hoe de Minister eventuele bovenwettelijke
eisen bovenop het Bouwbesluit door gemeenten en provincies waardeert. Deze leden merken
op dat deze bovenwettelijke eisen standaardisatie in de bouw belemmeren. Hoe kijkt
de Minister hiernaar?
De leden van de D66-fractie vragen zich af hoe de Minister nieuwe innovatieve materialen
gaat stimuleren. Deze leden merken op dat het voor marktpartijen door de hoge kosten
vaak niet interessant is om hiermee aan de slag te gaan, omdat deze nieuwe innovatieve
materialen opgenomen moeten worden in de Nationale Milieudatabase. Hoe kan de Minister
deze en andere drempels, zoals testen op constructie- en brandveiligheid, wegnemen
en het gebruik van nieuwe innovatieve materialen stimuleren?
De leden van de D66-fractie vragen zich tenslotte af hoe de Minister de effecten van
de implementatie van deze nieuwe methodiek gaat monitoren. Hoe gaat de Minister ervoor
zorgen dat de markt goed ondersteunt wordt en voor hen helder is wat de veranderende
Mileuprestatie Gebouwen (MPG) voor deze partijen betekent?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het ontwerpbesluit
tot wijziging van het Bbl t.b.v. het verder aanscherpen van de grenswaarde voor de
milieuprestatie van woonfuncties en kantoorfuncties en het regelen van de grenswaarden
voor de milieuprestatie voor andere gebruiksfuncties. Deze leden zijn verheugd te
lezen dat de Minister opnieuw in gesprek is gegaan met de bouwsector om tot een MPG
te komen en een aangescherpt Bbl dat niet inzet op verdere verduurzaming van de gebouwde
omgeving, en daarbij toepassing van natuurlijke materialen en hout stimuleert. Tegelijk
merken deze leden op dat de voorgestelde wijziging fors afwijkt van het voorstel dat
de leden Grinwis c.s. in hun aangehouden motie hebben gedaan (Kamerstuk 31 209, nr. 252). Zij hebben daarom nog enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister nader toe te lichten welke
aanvullende milieudata worden opgenomen voor landgebruik en waterschaarste om tot
een meer correcte bepaling van de milieuprestatie van duurzaam geteelde biogrondstoffen
waarmee biobased bouwproducten worden geproduceerd, te komen.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering de milieucategorie «landgebruik»
aangepast heeft ten opzichte van het voorstel in de internetconsultatie door als uitgangspunt
de lage weging uit de scenario-analyse van CE-Delft te nemen voor de berekening van
de MPG. In de internetconsultatie was nog het midden-scenario als uitgangpunt genomen.
De Minister zegt daarover: «Deze aanpassing is vanuit het oogpunt van mate van zekerheid
over de robuustheid van de beschikbare milieudata voor landgebruik reëler.» Deze leden
vragen de Minister dit nader toe te lichten.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister de toepassing van de additionele
criteria «toxiciteit en «fijnstofvorming» wenselijk acht. Deze leden onderschrijven
dit. Bouwmaterialen zouden inderdaad geen nadelige gevolgen voor de gezondheid van
bewoners en omwonenden moeten hebben. Het gevolg hiervan is dat de additionele criteria,
behoudens een aanscherping van de categorie «landgebruik», alsnog van toepassing worden
verklaard. Er zit dus veel licht tussen de aangehouden motie en de voorliggende wijziging.
De begeleidende brief beschrijft slechts op hoofdlijnen de noodzaak om alle criteria
van toepassing te verklaren. Daarom vragen zij de regering explicieter toe te lichten
per additioneel criterium wat de noodzaak en reden van toepassen van elk van de additionele
criteria is.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien met interesse uit naar de resultaten die
het onderzoek naar de ongewenste toepassing van module D in de MPG gaan opleveren.
Deze leden vragen de Minister waarom dit onderzoek tot 2027 moet duren en of versnelling
mogelijk is.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er op het gebied van biobased
bouwen Europese regelgeving wordt voorbereid waarop de markt voorbereid moet zijn,
met name de invoering van de Whole Life Carbon norm. Deze leden vragen of in navolging
van Denemarken niet eerder begonnen kan worden met een methode en rapportageverplichting
zodat de markt zich kan voorbereiden op deze regelgeving en niet verrast wordt met
een plotseling in te voeren norm.
Afrondend vragen de leden van de ChristenUnie-fractie naar de uitvoering van de motie
Grinwis c.s. (Kamerstuk 31 209 nr. 253). Deze leden vragen naar de stand van zaken van het opstellen van een uniforme bepalingsmethode
waarin de som van Global Warming Potential-indicatoren op gebouwniveau wordt gerapporteerd,
en of de Minister erop koerst om deze eveneens per 1 juli 2025 in werking te laten
treden.
II Antwoord/reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.E. Morrin, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.