Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake Besluit van 21 mei 2024 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 in verband met het aanbieden van praktijkgerichte vakken in de gemengde en theoretische leerweg van het vmbo (Kamerstuk 31289-587)
2024D24359 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
voor Primair en Voortgezet Onderwijs d.d. 31 mei 2024 over het Besluit van 21 mei
2024 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 in verband met het aanbieden
van praktijkgerichte vakken in de gemengde en theoretische leerweg van het vmbo (Kamerstuk
31 289, nr. 587)
De fungerend voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie,
Arends
Inhoud
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
– Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
– Inbreng van de leden van de VVD-fractie
– Inbreng van de leden van de NSC-fractie
II Antwoord/reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het
onderhavige besluit. Zij willen theoretisch en praktisch in het onderwijs en op de
arbeidsmarkt even belangrijk maken. Dit betekent tevens dat zij het systeem willen
afschaffen waarbij scholen bonus- en strafpunten krijgen als leerlingen van niveau
veranderen en dat zij ervoor willen zorgen dat kinderen niet langer vroegtijdig worden
vastgepind op een praktische of theoretische leerroute. Dit kan ook door leerlingen
op het vwo ook mbo-vakken te geven (en omgekeerd), of door theorie- en praktijkgerichte
opleidingen meer te laten samenwerken, bijvoorbeeld in gezamenlijke projecten. Hoe
staat de Minister tegenover deze ideeën en overwegingen?
Het onderhavige besluit beoogt vanaf het schooljaar 2024–2025 een praktijkgericht
vak toe te voegen aan het onderwijsprogramma van de gemengde en de theoretische leerweg
van het vmbo. In dit praktijkgerichte vak zullen leerlingen leren om kennis, inzicht
en vaardigheden toe te passen via levensechte en realistische opdrachten bij bedrijven,
instellingen of overheden. Naast het opdoen van realistische beroepsbeelden vormt
de ontwikkeling van brede metacognitieve vaardigheden zoals plannen, organiseren,
presenteren en samenwerken, een doel van de toevoeging van het praktijkgerichte vak.
Praktijkgericht onderwijs is tevens waardevol voor leerlingen die doorstromen naar
het havo, wat immers de opstap is naar het hoger beroepsonderwijs. De leden van de
GroenLinks-PvdA-fractie waarderen deze bedoeling, maar zij lezen ook dat scholen niet
verplicht zijn om zo’n vak aan te bieden. Kan de Minister een inschatting maken van
het aantal scholen voor vmbo dat daadwerkelijk bij de gemengde en de theoretische
leerweg een praktijkgericht vak gaat aanbieden? Zij vragen dit mede omdat zij met
lede ogen zien dat het al jaren wettelijk mogelijk is gemaakt dat scholieren bij een
vak waar zij goed in zijn een examen afleggen op een hoger niveau, maar dit voor scholen
moeilijk is om deze mogelijkheid te organiseren, zodat deze lang niet altijd wordt
aangeboden. Wat gaat de Minister doen om scholen te stimuleren om wèl de mogelijkheid
van een praktijkgericht vak aan te grijpen?
Het praktijkgerichte vak wordt naar keuze van de school in leerjaar drie of vier afgesloten
met een schoolexamen. Per praktijkgericht vak zijn de eindtermen vastgelegd in de
Regeling examenprogramma’s voortgezet onderwijs, maar aan de scholen is veel ruimte
gelaten om de eindtermen gestalte te geven in het onderwijsprogramma. Niettemin zijn
er zorgen geuit over kwaliteit van de schoolexamens. Wat doet de Minister om deze
zorgen weg te nemen?
De samenwerking met bedrijven en instellingen bij de praktijkgerichte vakken is niet
geformuleerd als een harde eis, maar als een inspanningsverplichting. De leden van
de GroenLinks-PvdA-fractie waarderen betrokkenheid van het bedrijfsleven omdat deze
kan bijdragen aan een betere oriëntatie op de wereld buiten de school en een goede
aansluiting op ontwikkelingen in het beroepenveld, maar zij vrezen ook een risico
van groenpluk: dat werkgevers scholieren een baan aanbieden, nog voordat zij een diploma
behaald hebben, wat leidt tot een ongewenste uitstroom van scholieren. Deelt de Minister
de mening dat deze vorm van voortijdig schoolverlaten niet wenselijk is, ook niet
in tijden waarin het bedrijfsleven een grote behoefte heeft aan werknemers die praktisch
werk verrichten? Welke mogelijkheden heeft de Minister om groenpluk tegen te gaan?
De Minister schrijft dat het onderhavige besluit op Caribisch Nederland de facto alleen
van belang is voor de Scholengemeenschap Bonaire op Bonaire, omdat de onderwijsinrichting
en examenstructuur op Bonaire gelijk zijn aan die van Europees Nederland, in tegenstelling
tot die op Saba en Sint-Eustatius. Kan de Minister melden of de Scholengemeenschap
Bonaire er ook voor voelt om een praktijkgericht vak te gaan aanbieden?
Na een aanvankelijke kritische reactie van de VO-Raad, de Stichting Platforms mbo
en Platform-TL op een verschillende invulling van het praktijkgerichte vak in de gemengde
en de theoretische leerweg, heeft de Minister het nieuwe praktijkgerichte vak nader
uitgewerkt en afgelopen jaar wisten deze organisaties te melden dat het onderwijsveld
enthousiast is om het praktijkgerichte vak aan te bieden en drongen zij aan op duidelijkheid
over de voorwaarden om dit te doen. Kan de Minister melden of deze organisaties nu
ook ervaren dat ze de duidelijkheid hebben gekregen waar zij om vroegen?
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie kunnen instemmen met de voorliggende AMvB1. Zij onderschrijven de ambitie van de Minister om een praktijkgericht vak toe te
staan in de theoretische en gemengde leerweg van het vmbo. De leden willen nog wel
opmerken dat zij het van belang achten dat ook in de 320 uren die staan voor het praktijkgerichte
vak, er aandacht wordt besteed aan het verbeteren van de basisvaardigheden. Op welke
manier wordt dit door de Minister geborgd?
De leden van de VVD-fractie lezen dat uitvoering van de AMvB veel capaciteit en een
mogelijke herprioritering bij DUO2 vergt. Kan de Minister toelichten waarom deze wijziging maar liefst 6.000 uren van
DUO vergt en hoe de prioritering bij DUO is aangepast door deze AMvB? Hoeveel kosten
gaan gemoeid met deze 6.000 uren?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het doel is om per 1 augustus 2024 over te gaan
op invoering van de AMvB. Is invoering per 1 augustus 2024 nog haalbaar? Indien dit
niet het geval is, komt daarmee de voortzetting van deze vakken op pilotscholen ook
in gevaar? Hoeveel scholen verwacht u dat gebruik gaan maken van praktijkgerichte
vakken? Welk deel van de leerlingpopulatie betreft dit?
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020
in verband met het aanbieden van praktijkgerichte vakken in de gemengde en theoretische
leerweg van het vmbo. Bijgaand hebben deze leden nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de belangrijkste partners in het veld zich zorgen
maken over de verschillen tussen het praktijkgerichte vak in de gl3 en in de tl4. Daarom vragen deze leden waarom de Minister toch heeft gekozen om het op deze manier
voor beide leerwegen in te voeren.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Minister in de gl meer focus wil voor brede
metacognitieve vaardigheden voor bijvoorbeeld presenteren. Daarbij vragen deze leden
of de Minister hierbij eerst wel goed met de belangrijkste partners in het veld heeft
overlegd over wat deze vaardigheden daadwerkelijk zouden moeten zijn?
De leden van de NSC-fractie constateren dat dit voorstel eerder is ingetrokken door
de voormalig Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs. Daarom vragen deze leden
wat maakt dat dit wetsvoorstel en de huidige situatie voor de Minister anders is.
De leden van de NSC-fractie constateren dat een groot deel van de opzet van dit praktijkgerichte
vak opdrachtsgewijs is. Daarom vragen deze leden waarom de Minister heeft gekozen
voor deze opzet en hoe de Minister daarbij wel de borging van (praktijkgerichte) kennis
over deze brede metacognitieve vaardigheden wil garanderen.
Zij lezen dat in de gl dit vak wordt afgesloten met landelijke examens. Daarop vragen
zij waarom hiervoor niet is gekozen in de tl.
De leden lezen dat er in 2024 een subsidieregeling is om dit op te starten en uit
te rollen, waarbij we na vier jaar dit gaan evalueren. Daarop vragen deze leden of
we hierbij niet wederom een tijdelijke constructie optuigen, waar een select aantal
scholen zich aan zal gaan hechten, waardoor ongeacht de uitslag van de evaluatie bijsturen
of stoppen lastig wordt.
II Antwoord/reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.