Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de nadere reactie op de aangenomen moties van het lid Joseph n.a.v. het plenaire debat over oversterfte (Kamerstuk 25295-2178)
2024D22470 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Medische
Zorg over de brief van 15 april 2024 Nadere reactie op de aangenomen moties van het
lid Joseph n.a.v. het plenaire debat over oversterfte (Kamerstuk 25 295, nr. 2178).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Agema
Adjunct-griffier van de commissie,
Abma-Mom
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
II. Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben de reacties op de aangenomen moties van lid Joseph
naar aanleiding van het debat over oversterfte gelezen en hebben hierover op dit moment
geen aanvullende vragen of opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de nadere reactie op de aangenomen
moties van het lid Joseph naar aanleiding van het plenaire debat over oversterfte.
Zij hebben hierbij nog een enkele vraag.
Met betrekking tot de motie over een onafhankelijk en integraal wetenschappelijk onderzoek
naar de redenen en oorzaken van oversterfte sinds 2020, hebben de leden van de VVD-fractie
inmiddels kennisgenomen van het advies van de begeleidingscommissie van ZorgOnderzoek
Nederland en het gebied Medische Wetenschappen (ZonMw). De leden van de VVD-fractie
begrijpen waarom de begeleidingscommissie geen noodzaak ziet voor een overkoepelend
integraal onderzoek en hebben om dezelfde reden de motie niet gesteund.
De leden van de VVD-fractie hebben meermaals gevraagd naar de effecten van maatregelen
die zijn genomen tijdens de coronapandemie. De leden van de VVD-fractie vragen de
Minister wanneer de uitkomsten van het onderzoek naar deze middellangetermijneffecten
verwacht worden
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat het advies met betrekking tot de vraag naar
een overkoepelende duiding van de resultaten van het deelprogramma oversterfte, is
om te wachten tot alle onderzoeksresultaten van lijn 3 beschikbaar zijn. Kan de Minister
een inschatting geven wanneer dit ongeveer zal zijn? En is de Minister het eens met
dit advies om te wachten? Zo nee, waarom niet?
Tot slot gebruiken de leden van de VVD-fractie dit schriftelijk overleg om nog een
vraag te stellen over de reactie op vragen die door genoemde leden zijn gesteld tijdens
het plenaire debat over oversterfte. Wanneer is duidelijk of de planning voor het
komen tot een centraal vaccinatieoverzicht haalbaar is? En kan de Minister aangeven
hoe groot de vertraging in de realisatie en implementatie kan zijn, indien het niet
mogelijk blijkt om financiële middelen hiervoor vrij te maken?
Vragen en opmerkingen NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de nadere reactie op de aangenomen
moties van het lid Joseph naar aanleiding van het plenaire debat over oversterfte.
Tijdens het debat over oversterfte heeft de NSC-fractie samen met andere fracties
een motie ingediend voor een integraal onderzoek naar oversterfte die met een ruime
meerderheid door de Kamer is aangenomen. Sinds 2020 is oversterfte aanhoudend aanwezig
in Nederland, waarmee er een nieuwe dreiging is ontstaan in de volksgezondheid. COVID-19
is een onderdeel van deze oversterfte, echter de wetenschap kan niet alles verklaren
vanuit de acute fase van COVID. Dit kunnen we niet onopgemerkt voorbij laten gaan.
De hogere sterfte behoeft grondiger onderzoek, we praten immers over mensenlevens.
Wat zijn de oorzaken en de gevolgen voor mens en maatschappij? Wat kunnen we hiervan
leren voor de toekomst? Kunnen we effectieve (preventieve) maatregelen nemen? Wat
betekent dit voor het overheidsbeleid, een volgende pandemie, de volksgezondheid,
maar ook bijvoorbeeld voor de pensioenen?
De leden van de NSC-fractie begrijpen uit de reactie van de Minister dat zij de wens
om onderzoek te doen naar en verklaringen te vinden voor oversterfte ondersteunt.
De Minister wijst op diverse onderzoeken die hebben plaatsgevonden en nog lopen, gefinancierd
via ZorgOnderzoek Nederland en het gebied Medische Wetenschappen (ZonMw). De Minister
geeft daarbij aan dat ze er belang aan hecht om de uitkomsten van het lopende onderzoek
te betrekken bij de afweging om nieuw onderzoek te laten verrichten. Daarnaast heeft
de Minister op 29 mei 2024 een advies van ZonMw naar de Tweede Kamer gestuurd, waarin
het bestuur van ZonMw adviseert geen overkoepelend integraal vervolgonderzoek naar
oversterfte uit te (laten) voeren. Met de aangenomen motie vanuit de Tweede Kamer
is het volgens de leden van de NSC-fractie echter niet de vraag of we een nieuw onderzoek moeten verrichten zoals de Minister en het bestuur van ZonMw
lijken te stellen, maar is het de vraag wanneer het nieuwe integrale onderzoek naar oversterfte gaat starten. Deelt de Minister deze
mening?
De leden van de NSC-fractie horen graag wat de Minister als beperkingen ziet van een
integraal onderzoek en wat er volgens de Minister nodig is om een integraal onderzoek
te laten slagen. De leden van de NSC-fractie kijken graag naar wat er wel kan ten
behoeve van de volksgezondheid. Graag ontvangen deze leden hier een antwoord op van
de Minister.
De leden van de NSC-fractie zijn het met de Minister eens dat het van belang is de
uitkomsten van de gedane en bijna afgeronde onderzoeken te betrekken bij de opzet
van het nieuwe integrale onderzoek. Een groot deel van de onderzoeken gefinancierd
vanuit ZonMw is al afgerond en de leden van de NSC-fractie hebben begrepen dat Minister
bij alle onderzoeken die nog lopen ook al uitvraag heeft gedaan naar de resultaten
tot nog toe. Kan de Minister de Kamer inlichten over die resultaten? Kan de Minister,
op basis van deze resultaten, een visie schetsen over de te verwachten oversterfte
in de toekomst en hoe de Minister daarnaar wil gaan handelen?
De leden van de NSC-fractie vinden het van belang om niet langer te wachten met het
integrale onderzoek naar oversterfte. De onderzoeken gefinancierd vanuit ZonMw waren
niet integraal maar erg gefragmenteerd. Ze gaan over kleine onderdelen die mogelijk
oorzaak zijn van een deel van de oversterfte, bijvoorbeeld: het effect van uitgestelde
dotteringrepen onder hartpatiënten op de oversterfte in 2021, het effect van leefstijl
in het verleden op oversterfte in 2021, het effect van vermeden huisartsenbezoeken
op oversterfte in 2021. Daarnaast gaan de onderzoeken over een zeer korte tijdsperiode,
namelijk de jaren 2020 en 2021, terwijl we nu al zien dat de oversterfte veel langer
voortduurt. De leden van de NSC-fractie ondersteunen dan ook de suggestie van de ZonMw
onderzoekscommissie om de oversterfte in de jaren 2022, 2023 en 2024 ook te onderzoeken.
Echter de zorgen van genoemde fractie liggen bij het punt dat hiermee de oversterfte
(nog) niet wordt voorkomen en dat er dus haast bij is om over te gaan op preventie
van de oversterfte. Kan de Minister al conclusies verbinden aan de gefragmenteerde
onderzoeken die er nu liggen wat helpend kan zijn voor de toekomst?
Tijdens het debat over oversterfte hebben de leden van de NSC-fractie met andere partijen
ook een motie ingediend om ervoor te zorgen dat data eenvoudig en goedkoop beschikbaar
blijven in de Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) Remote Acces omgeving voor
wetenschappelijke vervolgonderzoeken. Waarbij niet alleen gedacht wordt aan vervolgonderzoek
naar oversterfte, maar bijvoorbeeld ook voor onderzoek naar post-COVID. Ofwel onderzoeken
waarvoor grotendeels dezelfde data nodig is, maar dezelfde onderzoekers weer opnieuw
dezelfde rekeningen moeten betalen voor het inrichten van een nieuwe remote acces
omgeving voor het nieuwe onderzoek. De Minister geeft aan dat het kabinet van mening
is dat het CBS reeds passende invulling geeft aan de wens van de Kamer voor wat betreft
de toegang tot de remote acces omgeving. En dat het CBS niet kan voldoen aan de wens
van de kamer om marginale kosten in rekening te brengen aan onderzoekers, maar dat
het CBS de integrale kostprijs moet doorberekenen. De leden van de NSC-fractie begrijpen
dat het CBS een prijs voor de door hun gemaakte kosten moet doorberekenen aan onderzoekers,
maar hebben niet voor niets de motie ingediend. Hoe verhoudt zich deze stellingname
tot de aangenomen motie?
Onderzoekers die oversterfte hebben onderzocht via financiering van ZonMw zijn tegen
hoge kosten opgelopen in de dataverzameling. Iedere onderzoeker voor zich moest dezelfde
data opvragen, betalen en koppelen. Het gaat daarbij over data uit verschillende bronnen
die ieder op zich weer betaald moeten worden en geüpload in de remote acces omgeving
van het CBS, denk aan kosten voor bij het CBS zelf, Vektis (business intelligence
centrum voor zorg), DHD (zorg voor data) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (RIVM). De kosten stapelen zich op voor ieder afzonderlijk onderzoek. Deelt
de Minister de mening dat dit allemaal kosten zijn die vervolgens niet meer besteedt
kunnen worden aan het onderzoek zelf?
Daarnaast hebben de leden van de NSC-fractie vernomen dat die dataverzameling bij
de eerdere oversterfteonderzoeken ontzettend veel tijd heeft kost, wat ten koste ging
van de tijd die overbleef voor het werkelijk uitvoeren van het onderzoek. Dezelfde
problemen ondervinden de onderzoekers die nu bezig zijn met onderzoek naar post-COVID,
waar dezelfde data voor nodig zijn. Deelt de Minister deze mening? De leden van de
NSC-fractie hebben begrepen dat het «doelbindingsprincipe» hierbij in de weg kan staan
wat wetenschappers ervan weerhoudt om een eerder ingerichte veilige Remote Access
omgeving met data koppelingen te hergebruiken voor gelieerde vervolgonderzoeken. Het
CBS vraagt hen de opstartkosten opnieuw te betalen, alsmede de rekeningen van externe
databronnen als Vektis. Deelt de Minister de mening dat deze dubbele kosten verspilling
zijn van publiek geld? Is de Minister ervan op de hoogte dat dit volgens de onderzoekers
in strijd is met artikel 2 en 5 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)
en kan de Minister hierop reflecteren? Is de Minister het met de leden van de NSC-fractie
eens dat het zonde is van de overheidsgelden als ieder deelonderzoek apart dezelfde
data moet financieren? Kan de Minister aangeven wat het doelbindingsprincipe inhoudt?
Of het doelbindingsprincipe in de voorgenoemde voorbeelden noodzakelijk is? En bij
welk mandaat dit doelbindingsprincipe wordt gehandhaafd en gerechtvaardigd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de nadere reactie op de aangenomen
moties van het lid Joseph n.a.v. het plenaire debat over oversterfte. De leden hebben
geen vragen aan de Minister.
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.Y. Abma-Mom, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.