Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 550 XV Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 4
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 3 juni 2024
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 17 mei 2024 voorgelegd aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. Bij brief van 31 mei 2024 zijn
ze door de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Armoedebeleid, Participatie
en Pensioenen beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, L. de Jong
Adjunct-griffier van de commissie, Meester-Schaap
Vraag 1
Hoe ziet het ingroeipad naar 96% vergoeding van de kinderopvang eruit tot 2029?
Antwoord 1
De eerste tranche van het ingroeipad wordt in 2025 ingezet. Hiervoor is € 429 miljoen
gereserveerd op de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Met het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag bepaalt het
kabinet hoe deze middelen precies worden ingezet. Dit besluit wordt begin juni aan
het parlement voorgelegd voor de voorhangprocedure. Het voornemen is dat de vergoedingspercentages
in de komende jaren worden verhoogd. Maar hoe het ingroeipad er in opvolgende jaren
precies uitziet, is ter besluitvorming aan het nieuwe kabinet.
Vraag 2
Wat is het inkomenseffect voor ouders indien de maximumuurprijs voor de vergoeding
van de kinderopvang voor één jaar niet wordt geïndexeerd in 2026? Hoeveel kost dit
gemiddeld per ouder?
Antwoord 2
Voor de beantwoording van deze vraag is uitgegaan van een tarief op de huidige maximum
uurprijs (€ 10,25 in de dagopvang) en de vergoedingspercentages in 2024. Het inkomenseffect
en de kosten per jaar zijn afhankelijk van het indexeringspercentage in 2026, dat
momenteel nog niet bekend is. Op basis van de meest recente CPB-prognose (Centraal
Economisch Plan 2024) is het verwachte indexeringspercentage voor 2026 3,76%.
Naast het indexeringspercentage zijn de effecten sterk afhankelijk van het gebruik
van kinderopvang, alsmede van het ontwikkeling van het tarief van de opvanginstelling.
In onderstaande tabel is een berekening van de jaarlijkse netto-opvangkosten (ofwel
de eigen bijdrage) gemaakt voor huishoudens met twee kinderen die beiden twee dagen
per week gebruikmaken van dagopvang. Dit is gedaan voor verschillende inkomensniveaus.
nettokosten per jaar1
Gezamenlijk inkomen
(2024)
met indexering MUP2
zonder indexering MUP2
verschil
Tot € 28.298
€ 938
€ 1.754
€ 816 (+87%)
130% Wml
€ 1.548
€ 2.342
€ 794 (+51%)
1 x modaal
€ 2.134
€ 2.907
€ 773 (+36%)
1,5 x modaal
€ 3.260
€ 3.992
€ 732 (+22%)
2 x modaal
€ 5.242
€ 5.901
€ 660 (+13%)
3 x modaal
€ 9.310
€ 9.823
€ 512 (+6%)
X Noot
1
Bij 2 kinderen en een totale afname van 1.144 uur dagopvang per kind per jaar (52
weken à 2 dagen van 11 uur) en een instellingstarief van € 10,25.
X Noot
2
Maximum uurprijs
Het voornemen is dat de vergoedingspercentages in de komende jaren, in aanloop naar
het nieuwe kinderopvangstelsel, worden verhoogd. Hoe het ingroeipad er precies uitziet,
is ter besluitvorming aan het nieuwe kabinet. Met ingang van 2027 zullen alle werkende
ouders 96% van de opvangkosten tot aan de maximum uurprijs vergoed krijgen. Vanaf
dat jaar is de stijging van de nettokosten (bij het eerder in het antwoord genoemde
gebruik van kinderopvang) € 816 per jaar, ongeacht de hoogte van het inkomen.
Vraag 3
Wat is de in- en uitstroom van personeel in de kinderopvang in 2023? Hoe verhoudt
zich dat tot eerdere jaren?
Antwoord 3
De instroom van medewerkers is nog altijd hoger dan de uitstroom. De instroom in de
kinderopvang bedroeg in het derde kwartaal van 2023 in totaal 18.910 personen. Daartegenover
stroomden 13.930 personen uit ten opzichte van het jaar daarvoor. Het netto instroomsaldo
was daarmee 4.980 medewerkers. Het verloop van medewerkers in de kinderopvang was
in de periode 2020–2022 circa 11 procent. Dit is vergelijkbaar met het verloopcijfer
van de brede zorg en welzijn sector. Het percentage is vrij stabiel gebleven over
de jaren (2010–2022, Bron: CBS, Statline, geraadpleegd op 21-05-2024). Er zijn dus
geen signalen dat de uitstroom momenteel zorgwekkend hoog is, ook niet ten opzichte
van andere zorgsectoren of voorgaande jaren.
Vraag 4
Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken rondom maatregelen om
werken in de kinderopvang te stimuleren en aantrekkelijker te maken?
Antwoord 4
De Minister van SZW heeft uw Kamer op 4 april jl. geïnformeerd over de laatste stand
van zaken op de aanpak van het personeelstekort in de kinderopvang (Kamerstukken II,
2023–2024, 31 322, nr. 529). Eerder heeft de Minister van SZW uw Kamer geïnformeerd op 26 april 2023 en 5 september
2022 (Kamerstukken II, 2022–2023, 31 322, nr. 488; Kamerstukken II, 2021–2022, 31 322, nr. 463). De voormalig Staatssecretaris van SZW heeft uw Kamer op 29 november 2021 geïnformeerd
over het personeelstekort in de kinderopvang (Kamerstukken II, 2021–2022, 31 322, nr. 437).
Vraag 5
Hoeveel uur per week werkt een gemiddelde pedagogisch (beleids)medewerker?
Antwoord 5
In het vierde kwartaal van 2023 was de deeltijdfactor in de kinderopvang 0,68 (Bron:
CBS, Statline, geraadpleegd op 21-05-2024). Omgerekend naar uren werkten medewerkers
in de kinderopvang gemiddeld 24,5 uur per week (36 uur (1 fte) x 0,68).
Vraag 6
Wat doet u om voltijd werken in de kinderopvang te stimuleren en te belonen?
Antwoord 6
De Minister van SZW heeft vorig jaar subsidie gegeven voor een «proeftuin» om contractuitbreiding
in de kinderopvang te stimuleren. De resultaten van de proeftuin waren veelbelovend.
1 op de 5 medewerkers die meededen aan het onderzoek ging meer uren werken, gemiddeld
5,4 uur per week extra. Bijvoorbeeld om meer geld te verdienen, meer ontwikkelkansen
te krijgen en meer te kunnen doen voor de kinderen op de groep. De resultaten komen
overeen met het vooronderzoek van Kinderopvang werkt!, waaruit bleek dat 1 op de 5
medewerkers in de kinderdagopvang en zelfs 1 op de 3 in de buitenschoolse opvang,
meer uren zou willen werken.
Met de kennis en ervaringen van de proeftuin hebben Stichting Het Potentieel Pakken
en Kinderopvang werkt! een aanpak voor de kinderopvang ontwikkeld in de vorm van een
routekaart met stappenplan. Kinderopvangorganisaties kunnen met behulp van deze aanpak
aan de slag om het gesprek over contractuitbreiding te voeren met hun medewerkers.
De Minister van SZW vindt het van groot belang dat werkgevers en werknemers dit gesprek
gezamenlijk voeren als onderdeel van goed werkgeverschap. Goed werkgeverschap richt
zich daarnaast onder meer op aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden en professionele zeggenschap.
Een combinatiebaan is een van de mogelijkheden om medewerkers in de kinderopvang doorgroei
en contractuitbreiding te bieden. Eind 2023 heeft Kinderopvang werkt! visuals uitgewerkt
van vier persona’s van medewerkers die uiteenlopende behoeften en motivaties hebben
voor een combinatiebaan. Hier heeft de Minister van SZW subsidie voor gegeven. Deze
visuals van persona’s ondersteunen het gesprek tussen werkgevers en werknemers over
de verschillende mogelijkheden voor combinatiebanen.
Ook gaat dit jaar het Nationaal Groeifondsproject «Meer uren werkt!» van start, onder
meer in de kinderopvang. Dit project heeft als doel om het aantal gewerkte uren in
Nederland te verhogen, door zichtbare en onzichtbare drempels weg te nemen in de sociale
omgeving, bij werkgevers en bij deeltijders zelf. Dit kan resulteren in een structureel
hoger bbp, betere kwaliteit van maatschappelijke sectoren en meer economisch zelfstandige
burgers. Het programma kent een integrale aanpak over een langere termijn, met aandacht
voor verschillende groepen deeltijders. De kinderopvang is een van de sectoren die
aan de slag gaat met interventies.
Vraag 7
Naar welke sectoren vertrekken medewerkers uit de kinderopvang?
Antwoord 7
Uit onderzoek van Kinderopvang werkt! blijkt dat medewerkers uit de kinderopvang het vaakst uitstromen naar de sector primair
en speciaal onderwijs (circa 17 procent van de uitstroom), meer dan de instroom vanuit
het primair onderwijs. Naar de zorg en welzijn sector en uitzendbranche stromen ook
medewerkers uit, maar dit staat meer in verhouding met de instroom uit deze sectoren.
Vraag 8
Hoeveel mensen gebruiken de app Toeslagen voor kinderopvangtoeslag?
Antwoord 8
De Kinderopvangtoeslag-app is recentelijk, op 28 februari 2024, uitgebreid naar een
app voor álle toeslagen. Op 1 maart waren er 377.884 unieke actieve app gebruikers.
Dit waren mensen die al van de Kinderopvangtoeslag-app gebruik maakten. Na de lancering
van de app Toeslagen is het aantal gebruikers fors toegenomen. Het aantal unieke actieve
gebruikers lag op 1 mei op 500.787.
Vraag 9
Hoe tevreden zijn mensen die de app Toeslagen gebruiken voor kinderopvangtoeslag?
Antwoord 9
De beoordeling van de app in de app stores is hoog: 4,7 van 5 voor Apple en 4,3 van
5 voor Android. Dit betreft de huidige algemene beoordeling van de brede app Toeslagen
en betreft dus ook de mensen die hem gebruiken voor andere toeslagen dan de kinderopvangtoeslag.
Vraag 10
Hoeveel mensen maken er in 2024 gebruik van de bijstand?
Antwoord 10
Volgens de meest recente voorlopige cijfers van het CBS maakten in februari 2024 403.000
mensen tot de AOW-leeftijd gebruik van de bijstand.
Vraag 11
Wat was de instroom in de bijstand in 2023? Wat was de uitstroom?
Antwoord 11
Het CBS levert per kwartaal gegevens over de instroom in en uitstroom uit de bijstand.
Op dit moment zijn gegevens over de eerste drie kwartalen van 2023 beschikbaar. Onderstaande
tabel toont de aantallen in- en uitstroommomenten van personen per kwartaal.
instroom
uitstroom
1e kwartaal 2023
21.450
18.180
2e kwartaal 2023
19.450
17.370
3e kwartaal 2023
20.940
20.240
Bron: CBS
Vraag 12
Hoeveel mensen die gebruik maken van de bijstand in 2024 zijn in staat om op korte
termijn te werken?
Antwoord 12
Voor mensen die in 2024 gebruik maken van de bijstand is niet bekend op welke termijn
zij in staat zijn om te werken. In de Spiegel Bestaanszekerheid 2022 rapporteert de
Nederlandse Arbeidsinspectie over de uitkomsten van een enquête onder bijstandsgerechtigden.
In deze enquête is mensen gevraagd of zij denken nu of in de toekomst betaald werk
te kunnen verrichten. Circa 13% van de bijstandsgerechtigden geeft aan nu al betaald
werk te verrichten en nog eens 13% heeft nog geen betaald werk maar geeft aan dit
wel te kunnen.
Circa 37% van de bijstandsgerechtigden geeft aan nu geen betaald werk te kunnen verrichten,
maar in de toekomst wel. De overige 38% zegt ook in de toekomst geen betaald werk
te kunnen verrichten. Er wordt verder geen onderscheid gemaakt naar korte, middellange
en lange termijn in deze enquête.
Vraag 13
Hoeveel mensen die gebruik maken van de bijstand in 2024 zijn in staat om op middellange
termijn te werken?
Antwoord 13
Voor mensen die in 2024 gebruik maken van de bijstand is niet bekend op welke termijn
zij in staat zijn om te werken. In de Spiegel Bestaanszekerheid 2022 rapporteert de
Nederlandse Arbeidsinspectie over de uitkomsten van een enquête onder bijstandsgerechtigden.
In deze enquête is mensen gevraagd of zij denken nu of in de toekomst betaald werk
te kunnen verrichten. Circa 13% van de bijstandsgerechtigden geeft aan nu al betaald
werk te verrichten en nog eens 13% heeft nog geen betaald werk maar geeft aan dit
wel te kunnen. Circa 37% van de bijstandsgerechtigden geeft aan nu geen betaald werk
te kunnen verrichten, maar in de toekomst wel. De overige 38% zegt ook in de toekomst
geen betaald werk te kunnen verrichten. Er wordt verder geen onderscheid gemaakt naar
korte, middellange en lange termijn in deze enquête.
Vraag 14
Hoeveel mensen die gebruik maken van de bijstand in 2024 zijn in staat om op lange
termijn te werken?
Antwoord 14
Voor mensen die in 2024 gebruik maken van de bijstand is niet bekend op welke termijn
zij in staat zijn om te werken. In de Spiegel Bestaanszekerheid 2022 rapporteert de
Nederlandse Arbeidsinspectie over de uitkomsten van een enquête onder bijstandsgerechtigden.
In deze enquête is mensen gevraagd of zij denken nu of in de toekomst betaald werk
te kunnen verrichten. Circa 13% van de bijstandsgerechtigden geeft aan nu al betaald
werk te verrichten en nog eens 13% heeft nog geen betaald werk maar geeft aan dit
wel te kunnen. Circa 37% van de bijstandsgerechtigden geeft aan nu geen betaald werk
te kunnen verrichten, maar in de toekomst wel. De overige 38% zegt ook in de toekomst
geen betaald werk te kunnen verrichten. Er wordt verder geen onderscheid gemaakt naar
korte, middellange en lange termijn in deze enquête.
Vraag 15
Hoeveel bijstandsgerechtigden zijn in 2023 gesanctioneerd omwille van een verplichting
uit de Participatiewet?
Antwoord 15
De Participatiewet bevat verplichtingen om mee te werken aan een arbeidsinschakeling
en een inlichtingenplicht. Niet of onvoldoende naleven van deze verplichtingen kan
aanleiding zijn tot vermindering van de uitkering, tot terugvordering van ten onrechte
verstrekte uitkering al dan niet met oplegging van een boete.
Op dit moment zijn gegevens over de eerste drie kwartalen van 2023 beschikbaar. Het
eerste deel van onderstaande tabel toont per kwartaal het aantal bijstandsgerechtigden
van wie de uitkering verminderd is en de reden van deze vermindering. Het tweede deel
toont het aantal debiteuren met een nieuwe vordering naar aard van de overtreding
en opgelegde boetes (met en zonder benadelingsbedrag) wegens overtreding van de inlichtingenplicht.
Reden vermindering
1e kwartaal 2023
2e kwartaal 2023
3e kwartaal 2023
Op het vlak van plicht tot arbeidsinschakeling
450
480
450
Agressie
10
10
10
Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
50
50
60
Niet nakomen tegenprestatie
10
10
10
Niet nakomen verplichtingen plan van aanpak
40
30
40
Niet (voldoende) zoeken naar werk in zoekperiode van 4 weken
0
0
0
Niet (voldoende) zoeken naar scholing in zoekperiode van 4 weken
0
0
0
Niet (voldoende) nakomen van afspraken m.b.t. beheersing van de Nederlandse taal (art.
18b Participatiewet)
0
0
0
Vorderingen wegens overtreden inlichtingenplicht naar aard overtreding
verzwijgen witte inkomsten
1.160
1.080
1.070
verzwijgen zwarte inkomsten
270
230
190
verzwijgen vermogen en/of inkomsten uit vermogen
60
40
60
onjuiste opgave woonadres
170
160
130
onjuiste opgave samenstelling huishouden
160
140
120
Andere overtreding inlichtingenplicht
580
530
520
Opgelegde boetes wegens overtreden inlichtingenplicht
Met benadelingsbedrag
1.140
1.040
910
Zonder benadelingsbedrag
60
50
70
Bron: CBS
Vraag 16
Zijn uitzendbureaus betrokken bij alle op te richten Werkcentra? Zo ja, op welke manier
zijn uitzendbureaus betrokken? Wat is het plan om interventies die bij Werkcentra
verricht worden om cliënten naar werk te begeleiden te toetsen op effectiviteit?
Antwoord 16
Iedere partner die een rol speelt in de arbeidsmarktregio wordt betrokken bij het
Werkcentrum, dit geldt ook voor de uitzendbureaus. Het is aan het Regionaal Beraad
(kernpartners: (centrum)gemeenten, UWV, SBB, sociale partners en onderwijspartijen)
op welke wijze deze samenwerking wordt georganiseerd en welke partijen in de regio
van belang zijn om goed te betrekken in het Werkcentrum. Een goede samenwerking met
(private) uitvoerders, opleidingsinstituten en uitzendorganisaties in de arbeidsmarktregio
is belangrijk. Veel mensen zetten via deze organisaties hun eerste stap op de arbeidsmarkt.
De effectiviteit van de inzet van instrumenten in een Werkcentrum is een verantwoordelijkheid
van de organisatie die het instrument inzet. Het Werkcentrum is een netwerkorganisatie,
wanneer iemand met een ondersteuningsbehoefte via het Werkcentrum wordt doorverwezen
naar een organisaties in dit netwerk (bijvoorbeeld UWV of gemeenten). Voor het organiseren
en inzetten van (gezamenlijke) dienstverlening en instrumenten ontvangen arbeidsmarktregio’s
via de centrumgemeenten impulsmiddelen vanaf 1 januari 2025 door middel van een decentralisatie-uitkering.
In 2027 bekijken gemeenten en Rijk gezamenlijk of de vormgeving van dit financieringsinstrument
bijdraagt aan het beoogde doel van het beleid.
Vraag 17
Wat is de stand van zaken omtrent het amendement De Kort c.s. inzake inclusiviteitstechnologie
(Kamerstuk 36 410-XV, nr. 28)?
Antwoord 17
Samen met het veld en de uitvoering wordt verkend hoe het best uitvoering kan worden
gegeven aan het amendement. Hierbij wordt ingezet op het verbeteren van de arbeidsmarktpositie
van mensen met een functionele beperking en ligt de focus op het ondersteunen van
MKB-werkgevers die willen investeren in zogeheten inclusiviteitstechnologie. Om tot
een doelmatige en effectieve besteding van genoemde middelen te komen is tijd nodig.
Naar verwachting is er aan het einde van de zomer een voorstel. Daarom is in ieder
geval € 2,5 miljoen van de in totaal beschikbare € 5 miljoen via deze eerste suppletoire
begroting doorgeschoven naar 2025.
Vraag 18
Welke wettelijke bezwaren zijn er momenteel voor gemeenten om de gegevens en competenties
van mensen die de Participatiewet instromen aan de voorkant van hun re-integratietraject
op basis van vrijwilligheid en instemming van de cliënt geanonimiseerd te delen met
uitzendbureaus en/of werkgevers als alternatief, parallel traject op een traject vanuit
de overheid of Werkcentrum?
Antwoord 18
Indien er sprake is van een (gepercipieerde) afhankelijkheidsrelatie van de burger
ten opzichte van de overheid, is het niet toegestaan om op basis van toestemming persoonsgegevens
uit te wisselen. De kans is aanwezig dat mensen in dit soort gevallen de toestemming
niet in volledige vrijheid kunnen geven. In algemene zin geldt dat geanonimiseerde
gegevens geen persoonsgegevens zijn en gelden er geen bezwaren om dit soort gegevens
te delen. Wel moet de overheid waakzaam zijn dat persoonsgegevens die zijn geanonimiseerd,
later niet alsnog aan individuen gekoppeld kunnen worden en er alsnog privacyrisico’s
ontstaan. In het betreffend geval kunnen de risico’s op het gebied van privacy onvoldoende
beheerst worden.
Met de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur werken we aan een wettelijke grondslag
om de beoogde gegevensuitwisseling op zorgvuldige wijze mogelijk te maken waarbij
de privacy van betrokkenen beter wordt geborgd én mensen aan werk geholpen worden.
Binnen het programma Verbeteren Uitwisseling Matchingsgegevens (VUM), als onderdeel
van de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur, zijn extra waarborgen ingebouwd
in de techniek en worden aanvullende waarborgen getroffen via een afsprakenstelsel
om de privacy van betrokkenen te beschermen bij het uitwisselen van gegevens.
Vraag 19
Wat is er nodig om één landelijk doelgroepenregister te maken voor alle mensen die
bij verscheidene instanties of overheden geregistreerd staan als kandidaat voor werk
of re-integratie? Welke wettelijke bezwaren of privacy technische bezwaren staan er
nu in de weg om tot een dergelijk register te komen? Welke gelijksoortige bezwaren
staan er aanvullend in de weg om werkgevers toegang te geven tot (geanonimiseerde)
gegevens van kandidaten?
Antwoord 19
Om tot één landelijk doelgroepenregister te komen is het nodig dat een partij wordt
aangewezen als verantwoordelijke voor het register. Daarnaast zal dit register beheerd
en doorontwikkeld moeten worden op een wijze die uitvoerbaar is voor de verschillende
partijen die gebruik zullen maken van het register. Ook zullen alle betrokken instanties
en overheden die vanuit hun wettelijke taak zicht hebben op kandidaten voor werk of
re-integratie dit register moeten vullen en bijhouden. Ten slotte moet het register
kunnen voldoen aan de verschillende gebruikerswensen van de op het register aangesloten
partijen.
Er zijn geen principiële wettelijke of privacy technische bezwaren: het inrichten
van dit register zou wettelijk mogelijk moeten worden gemaakt en de verschillende
risico’s op gebied van informatiebeveiliging en privacy moeten voldoende gemitigeerd
worden. Een praktisch bezwaar is dat een dergelijk register afwijkt van het informatiebeleid
dat gehanteerd wordt door SZW en onze partners. Een belangrijk uitgangspunt daarbij
is dat alleen de gegevens uitgewisseld worden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering
van taken. Ook het programma Verbeteren Uitwisseling Matchingsgegevens (VUM) hanteert
dit uitgangspunt en ondersteunt de verschillende betrokken partijen in deze werkwijze
van gegevensdeling in plaats van applicatiedeling.
In het kader van VUM, als onderdeel van de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur,
wordt gewerkt aan een wettelijke grondslag die het mogelijk maakt om gepseudonimiseerde
gegevens van werkzoekenden die geregistreerd zijn bij het UWV en gemeenten uit te
wisselen met werkgevers. De beoogde inwerkingtreding van de betreffende wetswijziging
is 1 januari 2026. Bij de verdere uitwerking van de wettelijke kaders en de gegevensuitwisseling
is expliciet aandacht voor het borgen van de privacy van betrokkenen én betere mogelijkheden
om mensen aan werk te helpen.
Vraag 20
Hoeveel mensen worden er in 2024 geholpen door gemeentelijke schuldhulpverlening?
Hoe verhoudt dit aantal zich tot de afgelopen jaren?
Antwoord 20
Er is geen compleet overzicht van hoeveel mensen door gemeentelijke schuldhulpverlening
worden geholpen. Uit het jaarverslag van de NVVK 2023 blijkt dat zich in 2023 79.514
mensen met een financiële hulpvraag hebben gemeld. In 2022 waren dat 75.531 mensen.
Een financiële hulpvraag kan een verzoek tot informatie, advies of een hulpvraag gericht
aan een lid van de NVVK zijn. Het antwoord op een hulpvraag is dus niet per se een
schuldregeling, maar kan ook een andere vorm van hulpverlening zijn, zoals budgetadvies
of -beheer en begeleiding. Van alle mensen met een hulpvraag werden in 2023 15.203
mensen geholpen met een betalings- of schuldregeling. In 2022 waren dit 16.423 mensen1.
Vraag 21
Hoeveel mensen maken gebruik van een particuliere schuldhulpverlener?
Antwoord 21
Gemeenten hebben een wettelijke taak om schuldhulpverlening aan te bieden aan hun
inwoners. Zij mogen de uitvoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening door
derden/private organisaties laten verrichten. Het Ministerie van SZW beschikt niet
over cijfers in welke mate gemeenten daarvan gebruik maken en hoeveel mensen door
particuliere schuldhulpverleners worden geholpen.
Vraag 22
Hoeveel mensen zitten er in een Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp)-traject
in 2024?
Antwoord 22
Hier is geen eenduidig antwoord op te geven. Cijfers van het CBS laten zien dat op
1 januari 2023 er in totaal 6.160 huishoudens waren waar ten minste 1 persoon een
Wsnp-traject volgt (er kunnen in één huishouden meerdere mensen in een Wsnp-traject
zitten). In 2023 zijn daarnaast door de rechter in totaal 1.884 schuldsaneringen uitgesproken.
Tot en met april 2024 waren er 761 toelatingen tot een Wsnp-traject.
Vraag 23
Hoeveel mensen ontvingen de afgelopen jaren een sanctie voor het schenden van de taaleis
in de Participatiewet?
Antwoord 23
Voor zover blijkt uit CBS-gegevens leggen gemeenten zeer zelden een sanctie op, in
de vorm van vermindering van de uitkering, vanwege het schenden van de taaleis in
de Participatiewet. Zie hiervoor ook de tabel bij het antwoord op vraag 15.
Vraag 24
Welk percentage van de jongeren die een bijstandsuitkering aanvraagt vindt een baan
of studie binnen de verplichte zoektermijn van vier weken? Indien dit gegeven niet
bekend is: welk percentage van de jongeren meldt zich na vier weken niet om de uitkering
aan te vragen?
Antwoord 24
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het aantal of percentage van de jongeren dat
na aanvraag van een bijstandsuitkering gedurende de vier weken zoektermijn een baan
of studie vindt. Ook is niet bekend welk aandeel van de jongeren na vier weken geen
uitkering aanvraagt.
Vraag 25
Welk percentage van de bijstandsgerechtigden heeft een migratieachtergrond? Hoe verhoudt
dit percentage zich tot het percentage van de Nederlandse bevolking?
Antwoord 25
In de bevolkings- en bijstandsstatistiek wordt geleidelijk het kenmerk «migratieachtergrond»
vervangen door het kenmerk «herkomstland». Ook de begrippen «eerste en tweede generatie»
worden vervangen door respectievelijk het geboorteland van de persoon zelf dan wel
van een van diens ouders. «Herkomstland» wordt daarmee het kenmerk dat weergeeft in
welk land iemand geboren is of waar diens ouders geboren zijn. In de bijstandsstatistiek
over verslagjaar 2023 wordt in een aantal tabellen nog het oude kenmerk «migratieachtergrond»
gehanteerd. Vanaf verslagjaar 2024 zullen alle tabellen het nieuwe kenmerk «herkomstland»
weergeven. We onderscheiden de hoofdgroepen Nederland, Europa (exclusief Nederland)
en buiten Europa. Onderstaande tabel toont de verdeling naar deze hoofdgroepen binnen
de bijstandsgerechtigden en de gehele bevolking in de leeftijd 15 – 65 jaar.
Herkomstland
Bijstandspopulatie (3e kwartaal 2023)
Bevolking 15 – 65 jaar (1 januari 2023)
Nederland
35,3%
69,7%
Europa (exclusief Nederland)
6,4%
9,9%
Buiten Europa
58,2%
20,4%
Bron: CBS
Vraag 26
Welke re-integratiemiddelen staan er allemaal op de SZW-begroting in 2024?
Antwoord 26
Het re-integratiebudget UWV voor de doelgroep arbeidsgehandicapten (onderdeel van
begrotingsartikel 3 en 4) is beschikbaar voor de inkoop van re-integratietrajecten
en scholing voor mensen met een WIA-, ZW-, WAO-, WAZ- of Wajong-uitkering en is gericht
op begeleiding naar werk. Dit budget wordt ook ingezet voor inkoop van re-integratietrajecten
en scholing voor mensen met een WW-uitkering die vanwege een arbeidsongeschiktheidspercentage
van minder dan 35% niet in het tweede jaar ZW of WIA instromen.
Daarnaast zet UWV het re-integratiebudget in voor werkvoorzieningen voor werkenden
met een structurele functionele beperking (onder meer: jobcoaching, gebarentolk, vervoersvoorzieningen
en werkplekaanpassing) en financiert UWV de subsidieregeling voor scholing en re-integratie
van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen (ESB-regeling).
Voor het re-integratiebudget is in 2024 € 193 miljoen beschikbaar en voor de ESB-regeling
is jaarlijks € 14 miljoen beschikbaar.
Individuele Plaatsing en Steun (IPS, onderdeel van artikel 3) is een re-integratiemethode
die is ontwikkeld voor mensen met een (ernstige) psychische aandoening. Het doel van
de tijdelijke regeling voor Individuele Plaatsing en Steun voor de gemeentelijke doelgroep
is om door middel van subsidie de inzet van IPS-trajecten voor de gemeentelijke doelgroep
te bevorderen. Voor IPS is in 2024 € 8,4 miljoen gereserveerd.
Daarnaast lopen de middelen die gemeenten ontvangen voor re-integratie van de doelgroep
Participatiewet via het Gemeentefonds. Voor middelen die onderdeel zijn van de Algemene
Uitkering in het Gemeentefonds, kan niet per beleidsdoel geïdentificeerd worden hoe
hoog het budget is. De middelen voor gemeentelijke re-integratie staan niet op de
SZW-begroting maar hebben wel het doel om mensen duurzaam aan werk te helpen.
Vraag 27
Was er onderbesteding op re-integratiemiddelen op de SZW-begroting van de afgelopen
vijf jaar? Zo ja, hoeveel per jaar? Waardoor ontstond die onderbesteding?
Antwoord 27
UWV heeft de beschikking over een taakstellend re-integratiebudget. Onderstaande tabel
geeft inzicht in de besteding van dit taakstellende budget. UWV zet dit budget in
voor de inkoop van re-integratietrajecten en scholing voor mensen met een WIA-, ZW-,
WAO-, WAZ- of Wajong-uitkering. Dit budget wordt ook ingezet voor inkoop van re-integratietrajecten
en scholing voor mensen met een WW-uitkering die vanwege een arbeidsongeschiktheidspercentage
van minder dan 35% niet in het tweede jaar ZW of WIA instromen.
Daarnaast zet UWV het taakstellende re-integratiebudget in voor de inkoop van werkvoorzieningen
voor werkenden met een structurele functionele beperking (onder meer: jobcoaching,
gebarentolk, vervoersvoorzieningen en werkplekaanpassing). Daarnaast is jaarlijks
circa € 13,3 miljoen uitgegeven aan de subsidieregeling voor scholing en re-integratie
van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen (ESB-regeling).
Realisaties re-integratiebudget WIA/WAO/WAZ/ZW/WW/Wajong 2019–2023 (bedragen x € 1.000)
2019
2020
2021
2022
2023
Begroting1
197.855
194.350
193.318
192.373
188.753
Realisatie2
157.575
156.714
154.101
165.321
173.321
Verschil (realisatie-begroting)
– 40.280
– 37.636
– 39.217
– 27.052
– 15.432
Incidentele inkomsten ESF-subsidie
0
0
17.900
0
9.300
Verschil na correctie ESF middelen
– 40.280
– 37.636
– 21.317
– 27.052
– 6.132
Bron: SZW Jaarverslag 2023
X Noot
1
Deze bedragen zijn exclusief de middelen voor de ESB-regeling van jaarlijks circa
€ 13,3 miljoen.
X Noot
2
In 2021 en 2023 sluiten de beschikbare budgetten niet een op een aan op de uitgaven
aan re-integratie door UWV. Dit wordt verklaard doordat UWV in 2021 en 2023 ESF-gelden
heeft ontvangen.
• Een deel van de onderbesteding wordt veroorzaakt door onderbesteding op het budget
dat gealloceerd wordt voor de inkoop van voorzieningen. Mensen met een beperking hebben
recht op voorzieningen, ook als het re-integratiebudget volledig is uitgeput. Om te
voorkomen dat UWV meer uitgeeft dan het taakstellende budget dat zij ter beschikking
krijgt, wordt de inzet voor voorzieningen geraamd. Het budget dat overblijft kan UWV
inzetten voor de inkoop van re-integratietrajecten en scholing. De raming voor inkoop
van voorzieningen wordt steeds beter, waardoor de onderbesteding van middelen afneemt.
• Voorwaarde voor het kunnen inkopen van re-integratietrajecten en scholing is voldoende
capaciteit voor persoonlijke ondersteuning van mensen met een ZW-, WAO-, WAZ-, WIA-
of Wajong-uitkering. Inkoop van re-integratie is maatwerk en vraagt om persoonlijk
contact met uitkeringsgerechtigden. Sinds 2019 heeft SZW in overleg met UWV ingezet
op het versterken van de persoonlijke dienstverlening aan mensen met een WIA- en Wajong-uitkering.
Mensen komen daardoor beter in beeld, waardoor UWV ook gericht re-integratie kan inkopen
om mensen te ondersteunen naar werk. Dit heeft geresulteerd in een toename van ingekochte
trajecten en een afname van de onderbesteding.
• Daarnaast is op basis van verwachtingen van het UWV met de eerste suppletoire begroting
het budget voor de jaren 2024–2029 aflopend naar beneden bijgesteld (€ 16,6 miljoen
in 2024 aflopend tot € 0 in 2050).
Wat betreft de tijdelijke subsidieregeling IPS voor de gemeentelijke doelgroep zijn
niet alle middelen uitgeput ten opzichte van de beginstand van de begroting 2023.
Deze middelen zijn doorgeschoven naar latere jaren. De oorzaak hiervan is dat deze
regeling later is gestart dan werd beoogd bij het opstellen van de begroting. De complexiteit
van deze regeling zorgde dat het langer duurde om op te starten.
Realisatie tijdelijke subsidieregeling IPS voor gemeentelijke doelgroep (bedragen x € 1.000)
2019
2020
2021
2022
2023
Begroting
0
0
0
0
9.137
Realisatie
0
0
0
0
4.801
Verschil (realisatie-begroting)
0
0
0
0
– 4.336
Bron: SZW jaarverslag 2023
Vraag 28
Worden de activiteiten die gefinancierd worden van re-integratiemiddelen getoetst
op effectiviteit? Zo ja, kan een lijst worden opgesteld op volgorde van effectiviteit
van die activiteiten?
Antwoord 28
Het re-integratiebudget wordt niet alleen ingezet voor de inkoop van activiteiten,
maar ook voor de inkoop van werkvoorzieningen voor mensen met een beperking (onder
meer: jobcoaching, gebarentolk, vervoersvoorzieningen en werkplekaanpassing) en financiering
van de ESB-regeling. Het betreft een taakstellend budget.
Wat betreft activiteiten gaat het met name om de inzet van re-integratietrajecten
en scholing. De effectiviteit van deze activiteiten wordt door UWV gemonitord. Bij
de inkoop van re-integratietrajecten geldt een regime van no-cure/less pay. Een deel
van de uitbetaling aan re-integratiebedrijven is afhankelijk van het resultaat. Daarnaast
worden re-integratiebedrijven in het kader van de aanbesteding periodiek beoordeeld
op resultaat. Bij onvoldoende resultaat kan een re-integratiebedrijf worden verwijderd
uit het inkoopkader.
UWV rapporteert in haar jaarverslag (deel 2) over de resultaten van ingekochte trajecten.
Tabel: resultaten ingekochte re-integratiedienstverlening
Trajecten afgerond in:
2022
2023
Plaatsing als direct doel
4.123
3.707
Afgesloten met baan
2.471
1.984
Afgesloten zonder baan
1.652
1.723
% afgesloten met baan
60%
54%
Dichter bij de arbeidsmarkt als direct doel
24.412
24.192
Succesvol
19.046
18.909
Niet-succesvol
5.366
5.283
% succesvol
78%
78%
Afgesloten scholingen
2.751
2.324
Afgesloten met diploma
2.022
1.586
Afgesloten zonder diploma
729
738
% afgesloten met diploma
74%
68%
Totaal
31.286
30.223
Bron: UWV jaarverslag 2023 (deel 2)
De resultaten van ingekochte re-integratietrajecten per re-integratiebedrijf zijn
niet openbaar. Het is derhalve niet mogelijk om een lijst op te stellen op volgorde
van resultaat. Inzet van re-integratie is daarnaast maatwerk. De mate waarin een ingekocht
traject effectief is, is mede afhankelijk van de afstand tot de arbeidsmarkt en behoefte
van de uitkeringsgerechtigde. Een traject kan daarom in de ene situatie effectiever
zijn dan in een andere situatie, terwijl voor deze andere situatie een heel ander
traject heel effectief is. Het is derhalve niet mogelijk om een lijst op stellen naar
effectiviteit van ingekochte re-integratie instrumenten.
UWV voert in samenwerking met SZW onderzoek uit naar de effectiviteit van de re-integratie
dienstverlening als geheel, waaronder de inzet van voorzieningen. Deze onderzoeken
hebben eind 2022 geleid tot een midterm review WGA-dienstverlening (TK 2021/22, 32 716, nr. 686). Daarnaast volgt medio 2024 een synthesestudie naar de Wajong-dienstverlening en
begin 2025 het eindrapport naar de effectenevaluatie WGA-dienstverlening.
Vraag 29
Kunt u een overzicht geven van alle type subsidies op de SZW-begroting die meer dan
50 miljoen euro in omvang zijn?
Antwoord 29
De subsidiebijlage van de begroting bevat een volledig overzicht van alle subsidies
op de begroting van SZW.
De subsidies van meer dan € 50 miljoen in omvang zijn (jaar 2024):
• Stimuleringsregeling LLO in het midden- en kleinbedrijf (€ 89 miljoen).
• Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (€ 222 miljoen). Deze
subsidieregeling vervalt met ingang van 1 januari 2026.
Vraag 30
Hoeveel mensen werken er bij gemeentelijke organisaties in de schuldhulpverlening?
Hoeveel mensen helpen zij jaarlijks?
Antwoord 30
Gemeentelijke schuldhulpverlening is gedecentraliseerd. Het is aan gemeenten om de
uitvoering van de schuldhulpverlening binnen de wettelijke kaders vorm te geven. Het
Ministerie van SZW beschikt niet over landelijke cijfers over hoeveel mensen werken
bij gemeentelijke schuldhulpverleningsorganisaties.
Het is bij het Ministerie van SZW niet bekend hoeveel mensen gemeenten jaarlijks precies
helpen. Uit het jaarverslag van de NVVK 2023 blijkt dat zich in 2023 79.514 mensen
met een financiële hulpvraag hebben gemeld.
Vraag 31
Hoeveel mensen zitten er minder dan twee jaar in de bijstand?
Antwoord 31
Volgens voorlopige gegevens van het CBS ontvingen 111.050 mensen minder dan twee jaar
aansluitend bijstand eind derde kwartaal 2023. Dat is 28% van alle bijstandsgerechtigden.
Vraag 32
Hoeveel mensen zitten langdurig in de bijstand?
Antwoord 32
Volgens voorlopige gegevens van het CBS ontvingen 286.830 mensen meer dan twee jaar
aansluitend bijstand eind derde kwartaal 2023. Dat is 72% van alle bijstandsgerechtigden.
De helft van alle bijstandsgerechtigden (197.660) zit meer dan vijf jaar in de bijstand.
Vraag 33
Hoeveel mensen maken gebruik van de mogelijkheid van de bijverdiengrenzen in de bijstand?
Antwoord 33
Voor zover bij het CBS bekend, blijkt dat in 2022 bij 14.560 (3,5%) van de 416.970
bijstandsontvangers inkomsten zijn vrijgelaten van verrekening met de uitkering. Het
werkelijke aantal ligt mogelijk iets hoger, omdat voor 59.310 bijstandsgerechtigden
de informatie over een mogelijke vrijlating niet beschikbaar is vanwege een softwarematig
probleem bij een aantal gemeenten dat binnenkort wordt verholpen.
Vraag 34
Bij hoeveel mensen is sprake van intergenerationeel gebruik van de bijstand?
Antwoord 34
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het aantal mensen waarbij sprake is van intergenerationeel
gebruik van de bijstand.
Vraag 35
Hoe vaak en op welke manieren wordt er gesanctioneerd op de bijstand?
Antwoord 35
De bijstand bevat verplichtingen om mee te werken aan arbeidsinschakeling en een inlichtingenplicht.
Bij de oplegging van de medewerkingsverplichtingen wordt rekening gehouden met de
omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de bijstandsgerechtigde. Op niet naleving
van de medewerkingsverplichtingen staat een bestuurlijke sanctie, de maatregel. Dat
is een korting op de uitkering. Bij de oplegging van een maatregel wordt rekening
gehouden met de mate van verwijtbaarheid.
Op niet naleving van de inlichtingenplicht staat als sprake is van benadeling een
punitieve sanctie, de boete. Als geen sprake is van benadeling kan worden volstaan
met een waarschuwing. Bij het vaststellen van het boetebedrag wordt rekening gehouden
met het benadelingsbedrag en de mate van verwijtbaarheid van de bijstandsgerechtigde.
Bij de terugvordering van de benadeling en de boete wordt bij de invordering van het
bedrag ook altijd rekening gehouden met de beslagvrije voet. Dit alles vindt plaats
in het bestuursrecht. Aantallen maatregelen, terugvorderingen en boetes als gevolg
van het niet naleven van verplichtingen zijn opgenomen in het antwoord bij vraag 15.
Wanneer er sprake is van een benadelingsbedrag van € 50.000, dan is het uitgangspunt
dat aangifte wordt gedaan bij het Openbaar Ministerie (OM). De zaak wordt dan verder
afgedaan in het strafrecht en de rechter bepaalt in hoeverre de bijstandsgerechtigde,
naast een terugvordering van het teveel ontvangen bedrag aan bijstand, nog een straf
krijgt. In 2023 werd gemiddeld 25 keer per kwartaal aangifte gedaan.
Vraag 36
Hoeveel mensen vallen er in de Wsnp?
Antwoord 36
In dit antwoord wordt met een «lopende zaak» bedoeld een schuldsaneringszaak die in
een bepaald jaar heeft gelopen. Een zaak die in een bepaald jaar gestart is, telt
mee als lopende zaak in dat jaar. Hetzelfde geldt voor een zaak die in een bepaald
jaar beëindigd is: die telt ook mee in dat jaar.
Onderstaande figuur laat het aantal lopende Wsnp-zaken zien vanaf 2000. In 2023 waren er in totaal
9.183 lopende schuldsaneringen.
Vraag 37
Hoeveel mensen met schulden werden er in de afgelopen vijf jaar geholpen in een minnelijk
traject?
Antwoord 37
Gemeenten kunnen verschillende instrumenten inzetten om mensen met financiële problemen
te helpen. Een minnelijke schuldregeling is daar een van. Minnelijke schuldregelingstrajecten
kunnen bestaan uit saneringskredieten, schuldbemiddelingen en herfinancieringen. Afgelopen
vijf jaar werden volgens de NVVK 83.017 minnelijke schuldregelingstrajecten afgesloten.
In dit aantal zijn geen andere vormen dienstverlening opgenomen, zoals budgetadvies
of -beheer en begeleiding.
Vraag 38
Hoe vaak is er sprake van recidive na een minnelijk traject?
Antwoord 38
Hierover worden geen landelijke cijfers bijgehouden.
Vraag 39
Hoe vaak is er sprake van recidive na een Wsnp-traject?
Antwoord 39
Hierover worden geen landelijke cijfers bijgehouden.
Vraag 40
Kunt u de cijfers van de realisatie van de banenafspraak in de afgelopen vijf jaar
geven van zowel de publieke als de private sector?
Antwoord 40
De resultaten voor de sector markt en overheid voor de banenafspraak van 2015 tot
2022 zijn samengevat in de twee hierna opgenomen tabellen. Hierbij is per sector ook
onderscheid is gemaakt tussen formele dienstverbanden en inleenverbanden over de jaren
heen. De Tweede Kamer is hierover op 6 juli 2023 geïnformeerd (Kamerstukken II 2022/23,
34 352, nr. 299). Begin juli 2024 ontvangt de Tweede Kamer de resultaten van de banenafspraak in
2023.
Tabel 2: Resultaten banenafspraak sector markt ten opzichte van de nulmeting1
Nulmeting
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
Formele dienstverbanden
33.840
+13.186
+25.307
+37.519
+46.218
+51.545
+59.928
+70.388
Inleenverbanden (uitzendrelaties en Wsw-detacheringen)
27.516
+5.772
+5.126
+6.497
+5.611
+2.254
+1.039
+724
Totaal
61.356
+18.957
+30.432
+44.017
+51.829
+53.799
+60.966
+71.113
Doelstelling Sociaal Akkoord
–
(+14.000)
(+23.000)
(+31.000)
(+40.000)
(+50.000)
(+60.000)
(+70.000)
X Noot
1
Door afrondingsverschillen kan het totaal in de tabel afwijken van de som.
Tabel 3: Resultaten banenafspraak sector overheid ten opzichte van de nulmeting1
Nulmeting
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
Formele dienstverbanden
5.134
– 531
+496
+2.465
+4.211
+5.855
+7.094
+8.874
Inleenverbanden (uitzendrelaties en Wsw-detacheringen)
8.689
+4.128
+5.976
+5.475
+5.576
+6.443
+4.748
+1.130
Totaal
13.823
+3.597
+6.471
+7.940
+9.786
+12.298
+11.842
+10.004
Doelstelling Sociaal Akkoord
–
(+6.500)
(+10.000)
(+12.500)
(+15.000)
(+17.500)
(+20.000)
(+22.500)
X Noot
1
Door afrondingsverschillen kan het totaal in de tabel afwijken van de som.
Vraag 41
Kunt u de cijfers van de wachtlijst van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
(UWV) in omvang en duur in de afgelopen vijf jaar geven?
Antwoord 41
De onderstaande twee figuren tonen de ontwikkeling van de voorraad en de achterstand
op WIA-claimaanvragen en op de vraaggestuurde herbeoordelingen voor de periode van
2015 tot en met maart 2024. De achterstanden betreffen het aantal aanvragen waarvoor
de wettelijke termijn van acht weken is verstreken en de totale werkvoorraad betreft
het aantal aanvragen nog binnen de wettelijke termijn plus de achterstanden. De omvang
van de achterstand op WIA-claimaanvragen neemt sinds de eerste helft van 2023 weer
af. Het is voor het eerst sinds 2015 dat
een daling van deze achterstand zichtbaar is. De omvang van de achterstand op herbeoordelingen
is sinds de eerste helft van 2023 stabiel (tussen de 19.000 en 20.000). De kentering
in de omvang van de achterstanden is een resultaat van diverse maatregelen.
In onderstaande tabel staat de ontwikkeling van de doorlooptijden op de WIA-claimaanvragen
en op de vraaggestuurde herbeoordelingen voor de periode van 2019 tot en met 2023.
Tabel: Doorlooptijden in weken
WIA-claimbeoordelingen
Vraaggestuurde herbeoordelingen
2019
8,6
11,5
2020
11,9
16,3
2021
15,1
17,6
2022
17,7
23,0
2023
20,4
31,0
De tabel toont het aantal weken gerekend vanaf de datum van de aanvraag tot aan de
datum van de beslissing. Het gaat daarmee om de werkelijke doorlooptijd in weken.
De wettelijke doorlooptijd kan korter zijn. De wettelijke doorlooptijd is de werkelijk
doorlooptijd minus de periode waarin de beslistermijn is opgeschort of verlengd.
Vraag 42
Hoeveel statushouders zitten er in de bijstand in 2024? Hoe verhoudt zich dat tot
eerdere jaren?
Antwoord 42
Het precieze aantal statushouders dat in 2024 of eerdere jaren bijstand ontvangt is
niet bekend. Divosa doet wel onderzoek waaruit percentages zijn te halen voor 2022
en eerder. Uit de «Factsheet statushouders en gezinsmigranten: rapportage inburgering,
onderwijs, werk en bijstand» dat gebaseerd is op gegevens van 180 gemeenten blijkt
dat het percentage statushouders in de bijstand is afgenomen ten opzichte van eerdere
jaren. In juni 2022 heeft 55,1% van de statushouders een bijstandsuitkering. Dit percentage
was in juni 2021 58,3%. Eind 2018 lag het aandeel statushouders met een bijstandsuitkering
boven de 70%. De daling wordt veroorzaakt door het hogere percentage statushouders
dat betaald werk heeft.2
Vraag 43
Hoeveel statushouders zijn er in 2024 in Nederland?
Antwoord 43
Om inzicht te verkrijgen in het aantal statushouders dat op een bepaalde peildatum
in Nederland verblijft is een complexe analyse nodig die niet binnen de beantwoordingstermijn
is te realiseren. Indien uw Kamer deze informatie alsnog later wenst te ontvangen,
moet dit verzoek aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid gedaan worden.
Vraag 44
Wat behelzen de werkzaamheden van de Taskforce problematisch gedrag anno 2024? Wat
is het budget van de Taskforce?
Antwoord 44
Er vinden geen werkzaamheden meer plaats binnen het kader van de Taskforce Problematisch
gedrag en ongewenste buitenlandse financiering.3 In oktober 2023 heeft de Minister van SZW uw Kamer geïnformeerd over de beperkingen
in de aanpak en het veranderde dreigingsbeeld.4 In voornoemde brief is aangegeven dat alle departementen nog steeds goed samenwerken
in de aanpak van problematisch gedrag en buitenlandse financiering, maar binnen hun
eigen wettelijke grondslag en niet onder de noemer van de Taskforce.
De Taskforce heeft in de vier jaar van haar bestaan niet de beschikking gehad over
een gezamenlijk budget. De leden van de Taskforce hebben in het verleden onderzoeken
of de ontwikkeling van instrumenten binnen de eigen begroting gefinancierd.
Vraag 45
Wat zijn de gemiddelde kosten voor een statushouder per jaar anno 2024? Denk aan huisvesting,
financiële ontzorging en inburgering?
Antwoord 45
De kosten die gemaakt worden voor de verschillende soorten ondersteuning voor statushouders
zijn verdeeld over verschillende departementen. Een overzicht van totale kosten is
daardoor niet te geven. Voor financiering van de taken die voortvloeien uit de Wet
inburgering 2021, zoals het financieel ontzorgen, worden verschillende financiële
instrumenten ingezet. Veel kostenposten worden via het gemeentefonds bekostigd en
zijn daardoor niet te herleiden naar een bedrag per inburgeraar. Enkel de specifieke
uitkering voor inburgeringsvoorzieningen kent een specifiek budget per statushouder.
Voor statushouders uit cohort 2024 gaat het om een totaalbedrag van € 14.484,94 per
persoon, verdeeld over drie jaren.
Vraag 46
Hoeveel statushouders in Nederland hebben betaald werk?
Antwoord 46
Het Centraal Bureau voor Statistiek doet jaarlijks cohortonderzoek over asielzoekers
en statushouders en rapporteert hierover in haar rapportage Asiel en integratie. In
de rapportage Asiel en integratie 2023 zijn de cohortjaren 2014 tot en met 2021 meegenomen.
Hieruit blijkt dat van de mensen die in 2014 statushouder werden na 5 jaar bijna 50%
betaald werk heeft. Na vijf jaar blijft het rond dit percentage schommelen. Dit patroon
is ook zichtbaar bij de cohortjaren 2015 en 2016.
Om de kansen op betaald werk voor statushouders te verbeteren heeft de Minister van
SZW in maart 2023 samen met de partijen uit de Taskforce VIA (Voor een Inclusieve
Arbeidsmarkt) het plan van aanpak «statushouders aan het werk» opgesteld. Hiervoor
heeft het kabinet in juli 2023 € 37,75 miljoen ter beschikking gesteld.
Vraag 47
Welk land in de Europese Unie (EU) heeft de hoogste arbeidsparticipatie van statushouders?
Kunt u die statistiek van duiding voorzien?
Antwoord 47
Volgens de gegevens van Eurostat5 had was de netto arbeidsparticipatie van de statushouders het hoogst in Slovenië.
Eurostat geeft echter aan dat de gegevens met betrekking tot Slovenië op dit onderwerp
«lage betrouwbaarheid» hebben.
Als de landen met «lage betrouwbaarheid» van informatie buiten beschouwing gelaten
worden was volgens Eurostat de netto arbeidsparticipatie van statushouders het hoogst
in Portugal.
Het is niet eenvoudig om de verschillen in participatie van statushouders tussen verschillende
landen te duiden, omdat bekend is dat er zowel verschillen zijn in de samenstelling
van de groep statushouders tussen verschillende landen, als verschillen tussen wetgeving
en beleid. In algemene zin is het belangrijk in te zetten op een snelle start op de
arbeidsmarkt, het leren van de taal en (werk)cultuur en een goede inburgering.
Vraag 48
Hoeveel statushouders verblijven op dit moment in een asielzoekerscentrum wachtend
op huisvesting?
Antwoord 48
Op peildatum 20 mei bevonden zich 19.456 statushouders in de COA opvang.
Vraag 49
Wat is de gemiddelde wachttijd voor statushouders dat zij in een Centraal Orgaan opvang
asielzoekers (COA)-locatie wachten op huisvesting?
Antwoord 49
De gemiddelde periode tussen het verkrijgen van de vergunning en het verlaten van
de opvang bedroeg 168 dagen (24 weken) op peildatum 22 mei 2024. Het is belangrijk
hierbij op te merken dat het om een landelijk gemiddelde gaat en dit gemiddelde is
gemeten op basis van individuele vergunningen.
Vraag 50
Welke gemeenten in Nederland beginnen al in de COA-locatie met de inburgering?
Antwoord 50
Er is op dit moment geen uitputtende lijst van gemeenten die op een COA-locatie met
inburgering beginnen. Daarnaast is het antwoord niet tweeledig, omdat naast ervaren
knelpunten het kunnen starten met inburgering op een COA-locatie ook van verschillende
individuele en tijdelijke factoren af hangt. Voorbeelden hiervan zijn de afstand tussen
de COA-locatie van de individuele statushouder en gekoppelde gemeente, de bereidheid
van de statushouder om te beginnen met vroege start en de capaciteit bij gemeenten.
De inzet is dat gemeenten alvast zo veel mogelijk beginnen met de inburgering vanuit
een COA-locatie, want Minister van SZW vindt het belangrijk dat nieuwkomers snel mee
kunnen doen in de Nederlandse samenleving. Daarom is er de afgelopen periode met partners
gewerkt aan oplossingen voor de ervaren knelpunten bij het uitvoeren van de Vroege
start. Dit zal worden toegelicht toe in de komende uitvoeringsbrief inburgering van
juni 2024.
Vraag 51
Hoeveel personen zijn er op dit moment inburgeringsplichtig onder de Wet inburgering
2021 (Wi2021). Kunt u dit uitsplitsen in asielstatushouders, gezinsmigranten en overige
migranten?
Antwoord 51
Op 1 mei jl. waren er in totaal 72.231 personen inburgeringsplichtig op grond van
de Wi2021. Het betrof 48.745 asielstatushouders, 21.977 gezinsmigranten en 1.509 overige
migranten.
Vraag 52
Hoeveel doorstroomlocaties zijn er op dit moment in Nederland?
Antwoord 52
Er zijn op dit moment twee doorstroomlocaties in Nederland.
Vraag 53
Hoeveel arbeidsmigranten van buiten de EU zijn werkzaam in Nederland?
Antwoord 53
Het CBS Dashboard Arbeidsmigratie niet-EU/EFTA geeft inzicht in hoeveel personen van
buiten de EU/EVA6met het migratiemotief arbeid in Nederland werken, op basis van migratiejaren 1999
tot en met 2021. Hierbij is arbeidsmigratie dus gedefinieerd als personen die vanwege
werk naar Nederland zijn gekomen. Op 31 december 2021 werkten er in Nederland volgens
dit dashboard 86.670 arbeidsmigranten van buiten de EU/EVA in Nederland. Arbeidsmigranten
die vóór 1999 naar Nederland zijn gekomen, worden niet meegeteld in deze statistiek.
Daarnaast betreft dit cijfer alleen personen die als ingezetenen staan ingeschreven
in de Basisregistratie Personen (BRP). Op basis van het vrij verkeer van diensten
waren er volgens het nationale meldloket in 2021 17.234 werknemers met een nationaliteit
van buiten de EU/EVA werkzaam in Nederland. Vanwege verschillende telmethodes kan
er overlap bestaan tussen de groep geteld in het Dashboard en die geregistreerd in
het meldloket. Het Dashboard Arbeidsmigratie wordt komend najaar geactualiseerd en
uitgebreid. De cijfers voor arbeidsmigratie via het vrij verkeer van diensten worden
ieder jaar gepubliceerd in de Staat van Migratie.
Vraag 54
Hoeveel arbeidsmigranten van buiten de EU hebben een tewerkstellingsvergunning die
is uitgegeven in Nederland? In welke andere landen zijn de tewerkstellingsvergunningen
uitgegeven?
Antwoord 54
Voor arbeidsmigranten van buiten de EU die werkzaamheden in Nederland verrichten voor
een in Nederland gevestigde werkgever is in beginsel een vergunning vereist. Daarbij
kan het gaan om een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) als de
arbeidsmigrant langer dan drie maanden in Nederland wil verblijven, of om een tewerkstellingsvergunning
(TWV) bij verblijf van korter dan drie maanden of als een persoon al in het bezit
is van een verblijfsvergunning voor een ander doel dan arbeid (bijvoorbeeld studenten).
Voor bepaalde groepen arbeidsmigranten, met name kennismigranten, bestaat een uitzondering
op de vergunningplicht.
Binnen de termijn van de beantwoording van deze vraag kan niet worden vastgesteld
hoeveel arbeidsmigranten op dit moment met een geldende GVVA of TWV in Nederland werken.
Wel is hieronder voor de jaren 2022 en 2023 weergegeven hoeveel TWV’s zijn verleend
en hoeveel positieve adviezen het UWV heeft afgegeven aan de IND ten behoeve van een
GVVA. Het aantal TWV’s omvat ook vergunningen voor vreemdelingen die om met andere
motieven dan werk naar Nederland zijn gekomen, bijvoorbeeld voor studenten of asielzoekers
die in Nederland werken.
Verleende TWV’s
Positieve adviezen t.b.v. GVVA
2022
12.950
4.010
2023
16.140
4.090
Verleende tewerkstellingsvergunningen en advisering t.b.v. GVVA (bron: UWV). Het UWV
maakt geen onderscheid tussen eerste aanvragen en verlengingsaanvragen.
Op derdelanders die vanuit een andere EU-lidstaat worden gedetacheerd is een ander
regime van toepassing. In het kader van het vrij verkeer van diensten binnen de EU,
kunnen arbeidsmigranten van buiten de EU via detachering ook werkzaamheden in Nederland
verrichten. Het gaat dan om een elders binnen de EU, EER of Zwitserland gevestigde
werkgever, die een dienst verricht voor een in Nederland gevestigde opdrachtgever,
bijvoorbeeld een bouwproject. Deze werknemers zijn vrijgesteld van de tewerkstellingsvergunningsplicht,
zolang zij voldoen aan alle voorschriften inzake verblijf en werkvergunning in het
land waar de werkgever gevestigd is. Volgens het nationale meldloket voor gedetacheerde
werknemers zijn deze werkgevers voornamelijk gevestigd in Polen en Litouwen en hebben
de werknemers in de regel daar hun recht op werk verworven. In een onlangs gepubliceerd
rapport van de Italiaanse oud-premier Enrico Letta wordt gesteld dat oneigenlijk gebruik
van detachering voor derdelanders kan leiden tot oneerlijke concurrentie en slechte
sociale bescherming van de werknemers.7 Dit blijkt ook uit het Adviesrapport «Geen derderangsburgers» van de Adviesraad Migratie.8 Letta en de Adviesraad bevelen daarom onder meer aan om het juridisch kader rondom
detachering van derdelanders te verduidelijken. Zoals ook aangegeven in de kabinetsreactie
op het rapport van de Adviesraad9 verwelkomt de Minister van SZW deze aanbeveling van harte en wordt hier actief op
ingezet binnen de EU.
Vraag 55
Wat is er nodig om een tewerkstellingsvergunningsplicht van een Nederlandse tewerkstelling
voor arbeidsmigranten van buiten de EU, met uitzondering van kennismigranten, mogelijk
te maken? Moeten daar wetten en/of verdragen voor worden aangepast?
Antwoord 55
In de Wet arbeid vreemdelingen is opgenomen dat het een werkgever verboden is een
vreemdeling van buiten de EU in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning
of zonder dat een vreemdeling in het bezit is van een gecombineerde vergunning voor
werkzaamheden bij die werkgever. Een tewerkstellingsvergunningplicht bestaat binnen
de huidige wet- en regelgeving en vereist geen aanpassing van wetten en/of verdragen.
Voor bepaalde categorieën vreemdelingen of werkzaamheden geldt een soepeler toelatingsregime,
waarbij geen tewerkstellingsvergunning nodig is of afgezien wordt van de toets op
prioriteitgenietend aanbod binnen Nederland en de Europees Economische Ruimte (de
zogenoemde arbeidsmarkttoets). Het gaat daarbij met name om banen waarmee een bijdrage
wordt geleverd aan de Nederlandse kenniseconomie. Voor kennismigranten hoeft een werkgever
bijvoorbeeld alleen een verblijfsvergunning aan te vragen wanneer voldaan wordt aan
het geldende salariscriterium. Het loon moet ook marktconform zijn. Ook voor derdelanders
die op basis van het vrij verkeer van diensten naar Nederland gedetacheerd worden
geldt op basis van huidige Europese jurisprudentie dat geen tewerkstellingsvergunning
nodig is op het moment dat deze werknemer al een tewerkstellingsvergunning van een
andere EU-lidstaat heeft.
Vraag 56
Onder welke constructies kunnen arbeidsmigranten van buiten de EU in Nederland werken?
Welk percentage werkt in Nederland via een tewerkstellingsvergunning?
Antwoord 56
Arbeidsmigranten van buiten de EU kunnen in Nederland werken via een tewerkstellingsvergunning
of met een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid. Daarnaast is het mogelijk
dat arbeidsmigranten van buiten de EU worden gedetacheerd naar Nederland via een andere
Europese lidstaat. Misbruik van deze route moet te allen tijde worden voorkomen. In
Europees verband zet de Minister van SZW zich daarom onder andere in om het mandaat
van de Europese Arbeidsautoriteit op dit gebied te versterken en om het juridisch
kader rondom detachering van derdelanders te verduidelijken. Tot slot is het mogelijk
dat een arbeidsmigrant van buiten de EU via de kennismigrantenregeling of andere specifieke
regeling in Nederland wordt tewerkgesteld.
Het percentage arbeidsmigranten van buiten de EU dat in Nederland werkt via een tewerkstellingsvergunning
is niet eenduidig en precies vast te stellen binnen de termijn van de beantwoording
van deze vragen. In de beantwoording op vraag 54 wordt wel ingegaan op het aantal
tewerkstellingsvergunningen en het aantal gecombineerde vergunningen voor verblijf
en arbeid.
Vraag 57
Zijn alle arbeidsmigranten van buiten de EU verplicht een tewerkstellingsvergunning
te hebben als zij in Nederland willen werken?
Antwoord 57
Voor werkgevers bestaat in beginsel een vergunningsplicht om arbeidsmigranten van
buiten de EU/ EER arbeid te laten verrichten. Daarop geldt een aantal uitzonderingen
die zijn opgenomen in het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en de Regeling
uitvoering Wet arbeid vreemdelingen. Zo hoeven werkgevers van gedetacheerde derdelanders
en kennismigranten niet te beschikken over een tewerkstellingsvergunning als zij hen
in Nederland willen laten werken. Daarnaast geldt voor bepaalde, specifieke categorieën
vreemdelingen of werkzaamheden een soepeler toelatingsregime. Voor hen hoeven bijvoorbeeld
geen vergunningen te worden aangevraagd, maar gelden wel andere voorwaarden. Dit geldt
bijvoorbeeld voor buitenlandse studenten die in het kader van hun opleiding in Nederland
stage lopen of een buitenlandse werknemer die wordt overgeplaatst binnen een internationaal
concern.
Vraag 58
In welke gevallen heeft de EU een inperking van het vrije verkeer van personen toegestaan?
Wat zijn hier de eisen voor?
Antwoord 58
Uw Kamer heeft de Raad van State in 2020 verzocht om een voorlichting uit te brengen
over het reguleren van het vrije verkeer van personen en diensten. De Tweede Kamer
heeft de voorlichting op 19 november 2020 openbaar gemaakt10.
In deze voorlichting beschrijft de Raad van State het volgende: Binnen de EU gelden de regels van het vrije verkeer van personen, werknemers, en diensten,
en de vrijheid van vestiging. Deze vrijheden zijn gewaarborgd in het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie (VWEU) en nader uitgewerkt in verschillende richtlijnen
en verordeningen (bijvoorbeeld de EU-burgerschapsrichtlijn, de detacheringsrichtlijn
en de dienstenrichtlijn). De mogelijkheden om op nationaal niveau regels te stellen
over arbeidsmigratie, door het inperken van het vrij verkeer van personen en werknemers,
zijn daarmee per definitie, of zo men wil: bewust, beperkt.
In haar voorlichting gaat de Raad van State verder in op mogelijkheden die het EU-recht
biedt voor het nemen van nationale maatregelen en aan welke eisen deze dienen te voldoen,
waaronder de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Uit deze opsomming blijkt
dat nationale maatregelen toegestaan zijn wanneer ze bijvoorbeeld beogen sociale bescherming
van werknemers te verbeteren, maar deze maatregelen mogen niet te ver gaan of het
vrij verkeer te ver inperken. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft meermaals
lidstaten teruggefloten die daarin te ver gegaan zijn.
In Europees verband en in bilaterale contacten met andere Europese lidstaten zet de
Minister van SZW zich in om ook de schaduwzijde van het vrij verkeer onder de aandacht
te brengen.
Vraag 59
Wat zijn de huidige kwalificatie-eisen voor de kennismigratieregeling?
Antwoord 59
Er gelden voor de nationale kennismigrantenregeling geen specifieke kwalificatie-eisen.
Voor de definiëring van kennismigranten is vanaf het begin gekozen voor een eenduidig
en objectief criterium, namelijk het salariscriterium11. In 2024 bedraagt dit criterium € 5.331,– bruto per maand voor kennismigranten vanaf
30 jaar, € 3.909,– bruto per maand voor kennismigranten jonger dan 30 jaar en € 2.801,–
bruto per maand voor kennismigranten die voldoen aan de voorwaarden ten aanzien van
het zoekjaar hoogopgeleiden. In het loon komt de waarde van de kennismigrant voor
de Nederlandse arbeidsmarkt en (kennis)economie, waaronder de unieke kennis of vaardigheid
van de kennismigrant, tot uiting. Het salaris van kennismigranten moet aan dit criterium
voldoen en dient marktconform te zijn.
Vraag 60
Welke Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)-uitkeringsgerechtigden vallen
onder de «lopende gevallen» ten aanzien van de regeling voor loonloze tijdvakken?
Zijn dat alle lopende WIA-uitkeringen met loonloos tijdvak? Welke criteria gelden
daarvoor?
Antwoord 60
De regeling die in voorbereiding was, was alleen gericht op nieuwe instromers in de
WIA. Na de uitspraak van de CRvB is de regeling ook gericht op lopende WIA-uitkeringen
op en na 29 november 2023. De regeling is alleen bedoeld voor WIA-gerechtigden die
instromen via de Ziektewet na een ziekmelding vanuit de situatie dat iemand een Werkloosheidswet-uitkering
ontvangt. Daarnaast moet er sprake zijn van een loonloos aangiftetijdvak tijdens de
WIA-referteperiode als gevolg van de (achteraf) betaling van WW-uitkering.
Daarnaast heeft deze regeling geen gevolgen voor uitkeringsgerechtigden die een dagloon
hebben boven het maximum dagloon. Ook voor uitkeringsgerechtigden met een vervolguitkering
heeft deze regeling geen gevolgen omdat hun uitkering is gebaseerd op WML.
Vraag 61
Vanaf welk moment worden «lopende gevallen» gecompenseerd voor een loonloos tijdvak?
Antwoord 61
Vanaf de datum van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (29 november 2023).
UWV is aan het onderzoeken wanneer van «lopende gevallen» het dagloon wordt herzien.
De verwachting is dat het dagloon van de lopende gevallen in de loop van 2024 zal
worden aangepast en dat dit tot in 2025 zal voortduren.
Vraag 62
Volgt uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) over loonloze tijdvakken
(ECLI:NL:CRVB:2023:2202 21/1392 WIA) dat de uitkering van WIA-gerechtigden vanaf moment
van uitspraak of vanaf moment van start uitkering moeten worden herzien? Hoe is aan
de uitspraak op dit punt gevolg gegeven?
Antwoord 62
Vanaf het moment van de uitspraak. Hieraan ligt artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht
en de rechtspraak over duuraanspraken zoals een WIA-uitkering ten grondslag, die voorschrijft
hoe moet worden omgegaan met toekenningsbesluiten in het verleden.12
Hierop bestaat een uitzondering als iemand bezwaar of (hoger) beroep heeft ingediend
tegen een besluit vanwege een situatie zoals in de uitspraak. In dit geval staat een
besluit niet «in rechte» vast en geldt de start van de uitkering. De WIA-uitkering
wordt dan dus gewijzigd in lijn met de uitspraak vanaf het moment van de aanvang van
de uitkering.
Vraag 63
Klopt het dat de regering het aantal mensen met problematische schulden wil halveren
in 2030? Wat is de laatste prognose voor 2030? Gaat de regering dit doel halen op
basis van het huidige beleid?
Antwoord 63
Het klopt dat het kabinet het aantal huishoudens met problematische schulden wil halveren
in 2030 ten opzichte van 2015. Het CBS monitort de ontwikkeling van de landelijke
schuldenproblematiek achteraf. Dat betekent dat er geen prognose is voor 2030. Op
1 januari 2015 was het aandeel huishoudens met een geregistreerde problematische schuld
8,6% (661.730 huishoudens). In 2021 heeft het CBS vier bronnen toegevoegd aan de definitie,
wat heeft geleid tot een nieuwe definitie van problematische schulden.13 Het meest recente inzicht voor zowel de nieuwe als de oude definitie is van 1 januari
2023. Op dat moment was het aandeel huishoudens met geregistreerde problematische
schulden volgens de oude definitie 8,6% (711.640 huishoudens). Volgens de nieuwe definitie
is het aandeel huishoudens met problematische schulden 8,8% (726.210 huishoudens).
Vraag 64
Kunt u aangeven wat het aantal mensen is dat momenteel problematische schulden heeft
en hoeveel hiervan schulden bij de overheid zijn?
Antwoord 64
Op 1 januari 2023 hadden 726.210 huishoudens geregistreerde problematische schulden.
Dat is 8,8% van alle huishoudens. De stijging van de afgelopen jaren kan voor een
belangrijk deel verklaard worden door het tijdelijk stopzetten van invorderingen van
toeslagen en overige aanslagen tijdens de coronapandemie. In 2020 en 2021 zijn de
invorderingen door de Belastingdienst en Dienst Toeslagen tijdelijk gestopt om mensen
lucht te geven, waardoor schulden langer open stonden. Na corona zijn de invorderingen
weer opgestart. Van de bronnen die bij het CBS bekend zijn van de overheid is in onderstaande
tabel te zien hoeveel huishoudens daar geregistreerde problematische schuld hebben.
Huishoudens kunnen bij meerdere bronnen geregistreerde problematische schulden hebben.
Let op: dit gaat alleen over bronnen die in de definitie vallen van het CBS. Een groot
deel van de schulden bij bedrijven is niet opgenomen in deze definitie.
Bron
Aantal huishoudens
Belastingdienst – overige aanslagen
328.360
Belastingdienst – toeslagen
163.010
Wet Mulder-boetes (CJIB)
123.680
Belastingdienst – oninbare schulden
92.920
Betalingsachterstand studieschuld (DUO)
75.620
Bijstandsvorderingen
35.360
Betalingsachterstand bij UWV
12.790
Betalingsachterstand bij SVB
2.590
Vraag 65
Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die worden genomen om problematische
schulden en armoede te verminderen?
Antwoord 65
Binnen de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden zijn veel maatregelen getroffen en/of
in gang gezet om (kinder)armoede en problematische schulden te verminderen. Een actueel
overzicht van deze maatregelen vindt u in de voortgangsrapportage van de aanpak. Op
19 december is de meest recente voortgangsrapportage met uw Kamer gedeeld.14 Begin juni volgt een nieuwe voortgangsrapportage.
Vraag 66
Waar wordt de 5 miljoen euro die in 2024 wordt overgeboekt naar Justitie en Veiligheid
(J&V) voor de opvolging van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten
aan besteed? Kunnen de uitgaven worden uitgesplitst?
Antwoord 66
Het kabinet verbetert de toegang tot het recht voor arbeidsmigranten en andere kwetsbare
werknemers, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 20 oktober 202315. Onderdeel van die verbetering is het versterken van het juridisch advies en ondersteuning
via het Juridisch Loket. Het Ministerie van SZW draagt met deze € 5 miljoen bij in
de kosten van de dienstverlening van het Juridisch Loket (hJL), voor zover deze uitgebreid
en aangepast moet worden om de doelgroep te bereiken. Zo worden de dienstverleningskanalen
voor de arbeidsmigranten op hen toegespitst ingericht en versterkt, de bekendheid
met deze dienstverlening onder de doelgroep vergroot, wordt ingezet op het wegnemen
van taalbarrières door in meer talen informatie te leveren en rechtszoekenden in eigen
taal te kunnen helpen, zowel digitaal als telefonisch.
Hierbij zoekt het Juridisch Loket samenwerking met relevante instanties, zoals bijvoorbeeld
Fairwork, Barka en gemeentelijke informatiepunten voor EU-arbeidsmigranten. De middelen
worden via JenV aan het Juridisch Loket verstrekt (als subsidie) omdat JenV opdrachtgever
en enige financier is van het Juridisch Loket.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.W.E. (Léon) de Jong, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Voor |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
FVD | 3 | Tegen |
PvdD | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.