Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies advisering Raad van State en Nader rapport
36 557 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geldend voor Caribisch Nederland, met het oogmerk de rechten en verplichtingen van werkenden en ingezetenen in Caribisch Nederland te verduidelijken en te verbeteren (Wijzigingswet SZW-wetten BES 2024)
Nr. 4
                   ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
                  d.d. 8 november 2023 en het nader rapport d.d. 14 mei 2024, aangeboden aan de Koning
                  door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister voor
                  Rechtsbescherming. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is
                  cursief afgedrukt.
               
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 20 juli 2023, nr. 2023001749,
                  machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
                  het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
                  gedateerd 8 november 2023, No. W12.23.00215/III bied ik U hierbij aan.
               
De tekst van het advies treft u hieronder cursief aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2023, no. 2023001749, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
                     van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, in overeenstemming
                     met de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van
                     State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele
                     wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geldend voor Caribisch
                     Nederland, met het oogmerk de rechten en verplichtingen van werkenden en ingezetenen
                     in Caribisch Nederland te verduidelijken en te verbeteren (Wijzigingswet SZW-wetten
                     BES 2024), met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel bestaat uit een aantal wijzigingen op het domein van het socialezekerheidsstelsel
                     en de verlofregelgeving in Caribisch Nederland. Het doel hiervan is om onderdelen
                     van dit stelsel en de verlofregelgeving naar een gelijkwaardiger niveau te brengen
                     met Europees Nederland, om zo beter te kunnen voorzien in de bestaanszekerheid op
                     de eilanden. Het voorstel is een tussenstap richting een gelijkwaardig voorzieningenniveau
                     dat past binnen de context van Caribisch Nederland, zo blijkt uit de toelichting.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de voorgestelde aanpassingen
                     en adviseert in de toelichting de beoogde vervolgstappen op te nemen en deze zo voortvarend
                     mogelijk te concretiseren in samenwerking met de eilanden. In verband hiermee is aanpassing
                     van de toelichting wenselijk.
a. Achtergrond van het wetsvoorstel
               
In 2018 heeft het kabinet, in reactie op het onderzoek van bureau Regioplan naar een
                     ijkpunt voor het sociaal minimum in Caribisch Nederland, de wens uitgesproken om «te
                     komen tot toekomstbestendige socialezekerheidswetgeving in Caribisch Nederland, die
                     voorziet in een evenwichtig stelsel van aanspraken, rechten, plichten en inkomenswaarborgen,
                     dat zowel is afgestemd op de specifieke situatie in Caribisch Nederland als op hedendaagse
                     inzichten betreffende sociale zekerheid.»2 Dit wetsvoorstel beoogt hieraan een bijdrage te leveren door het sociale zekerheidsstelsel
                     en de verlofregelgeving in Caribisch Nederland op onderdelen meer te laten aansluiten
                     op het niveau van Europees Nederland. Dit moet de bestaanszekerheid in Caribisch Nederland
                     verbeteren.3
                     
b. Inhoud en context van het wetsvoorstel
               
Het wetsvoorstel bestaat uit een aantal maatregelen op het domein van onder meer ziekte
                     en arbeidsongeschiktheid, verlofregelingen, kinderbijslag en de ouderdomsverzekering.
                     Over deze maatregelen zijn meermaals gesprekken gevoerd met de openbare lichamen en
                     de Centraal Dialogen.4 Uit de consultatiereacties van de openbare lichamen kan worden afgeleid dat op hoofdlijnen
                     steun bestaat voor dit voorstel. Tegelijkertijd wordt daarin ook aangedrongen op een
                     voortvarende beleidsinzet ten aanzien van het sociaal minimum, dat wordt gezien als
                     belangrijke manier om de bestaanszekerheid van de inwoners te verbeteren.5
                     
De toelichting vermeldt dat het kabinet zich bewust is van het belang om te werken
                     aan bestaanszekerheid en daar ook zwaar op inzet.6 Erkend wordt dat voor een gelijkwaardig voorzieningenniveau meer nodig is dan dit
                     wetsvoorstel.7 Volgens de toelichting vormt het voorstel wel een belangrijke aanvulling op de inspanningen
                     van de regering om een sociaal minimum te realiseren. Daarbij wordt opgemerkt dat
                     bestaanszekerheid breder is dan de verhouding tussen inkomsten en kosten. Ook de verbetering
                     van randvoorwaarden, zoals passende verlofregelgeving, is van belang.8
                     
c. Samenhang en perspectief
               
De Afdeling merkt op dat het voorzien in een evenwichtig socialezekerheidsstelsel
                     veel inspanningen vergt. Het vraagt om een doordenking van de systematiek van sociale
                     zekerheid met reflecties op duurzame inzetbaarheid, participatie en sociaaleconomische
                     stabiliteit. Daarbij moet rekening worden gehouden met de specifieke (economische)
                     context van Caribisch Nederland. Dit kan meebrengen dat in bepaalde gevallen aanvullend
                     onderzoek nodig is om de invoering van nieuwe regelgeving nader te motiveren.9
                     
Mede gelet op het absorptievermogen van Caribisch Nederland, begrijpt de Afdeling
                     dat in dit voorstel gekozen is voor relatief beperkte aanpassingen. Wel is het wenselijk
                     dat de toelichting inzicht biedt in de concrete vervolgstappen die gezet zullen worden
                     om het socialezekerheidsstelsel in Caribisch Nederland verder te moderniseren.10
                     
Het huidige stelsel berust nog grotendeels op overgezette wetgeving van de Nederlandse
                     Antillen, terwijl de commissie-Spies in 2015 al wees op het belang van normontwikkeling
                     op het gebied van sociale zekerheid, mede in relatie tot armoedebestrijding.11
                     
Daarnaast merkt de Afdeling op dat het van belang is dat de toelichting verduidelijkt
                     hoe het voorstel zich verhoudt tot andere voornemens of voorstellen om de bestaanszekerheid
                     in Caribisch Nederland te verbeteren. In dit verband is bijvoorbeeld het onlangs door
                     de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland uitgebrachte rapport «Een waardig
                     bestaan» relevant.12
                     
De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en op termijn
                     (bijvoorbeeld in deel twee van het integrale wetgevingsoverzicht13) met de eilanden samen zo concreet mogelijke stappen te formuleren voor toekomstbestendige
                     socialezekerheidswetgeving in Caribisch Nederland.
Met de Afdeling is het kabinet van mening dat de toelichting uitgebreider in kan gaan
                  op de verhouding van het wetsvoorstel tot andere voornemens of voorstellen om de bestaanszekerheid
                  in Caribisch Nederland te verbeteren. Het kabinet streeft naar een gelijkwaardig voorzieningenniveau
                  voor Caribisch Nederland. Net zoals de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland
                  onderschrijft het kabinet dat er meer aspecten bijdragen aan bestaanszekerheid dan
                  alleen financiële aspecten.
               
De Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland heeft op 6 oktober 2023 haar rapport
                  «Een waardig bestaan: Een sociaal minimum dat voorziet in toenemend perspectief op
                  zelfredzaamheid» gepubliceerd. Net zoals in Europees Nederland, heeft de Commissie
                  sociaal minimum Caribisch Nederland zich hoofdzakelijk gericht op financiële bestaanszekerheid.
                  De Commissie pleit – naast het garanderen van voldoende inkomen – voor een met het
                  Europees deel van Nederland zo gelijkwaardig mogelijk voorzieningenniveau voor de
                  openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Voorzieningen waar de Commissie
                  op doelt bestaan onder meer uit (tot dusver ontbrekend) publiek georganiseerd openbaar
                  vervoer, het kunnen verkrijgen van betaalbare huisvesting, water, energie en telecommunicatie
                  en een actiever mededingingsbeleid. Maar ook het uitbreiden en moderniseren van sociale
                  vangnetten en voorzieningen zoals een werkloosheidsuitkering, (een wettelijke grondslag
                  voor) schuldhulpverlening en instrumenten van arbeidsinschakeling en werken met een
                  beperking zoals deze in Europees Nederland in de Participatiewet zijn opgenomen, zijn
                  van belang. Ook vraagt zij aandacht voor kansengelijkheid, waarin onder meer goede
                  kwaliteit van onderwijs en (toegang tot) zorg een belangrijke rol in spelen. Bij al
                  de bovengenoemde aspecten van bestaanszekerheid is betere samenwerking tussen openbare
                  lichamen, Rijk en andere organisaties van essentieel belang. De ministeries in het
                  sociaal domein – SZW, OCW, BZK en VWS – hebben met de openbare lichamen en de Rijksdienst
                  Caribisch Nederland (RCN) afgesproken met elkaar een meer integrale aanpak te ontwikkelen
                  en meer opgavegericht aan de slag te gaan.
               
Met de Kamerbrief van 2 februari 202414 heeft het kabinet een formele reactie op het rapport gegeven van de Commissie. In
                  de genoemde kabinetsreactie wordt ingegaan op getroffen en aangekondigde maatregelen
                  die in lijn liggen met de korte termijnadviezen die de Commissie doet. Verdere besluitvorming
                  over de meer lange termijn aanbevelingen, is zoals gezegd in voornoemde kamerbrief
                  in eerste aanleg aan een nieuw kabinet. Daaronder is mede begrepen het, anders dan
                  de maatregelen die al eerder zijn aangekondigd, zetten van concrete vervolgstappen
                  om het socialezekerheidsstelsel in Caribisch Nederland verder te moderniseren. Fundamentele
                  keuzes over stelselvraagstukken liggen bij een nieuw kabinet zoals het advies van
                  de Commissie voor de introductie van een kindgebondenbudget. Het rapport van de Commissie,
                  evenals andere relevante rapporten zoals het rapport van het Nibud «Zicht op schulden
                  in Caribisch Nederland geven een gedegen basis om een modernisering van het socialezekerheidsstelsel
                  verder te onderzoeken.
               
Daarnaast verzendt de Staatssecretaris van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties
                  periodiek een wetgevingsoverzicht naar de Kamer. Het wetgevingsoverzicht bevat prioritaire
                  (kader)wetgeving onder meer op het gebied van het wegwerken van «achterstallig onderhoud».
                  Dit laat onverlet dat de toepassing van het principe van «comply or explain» een continu
                  proces is met als uiteindelijk doel het voor de openbare lichamen realiseren van een
                  gelijkwaardiger voorzieningenniveau.
               
Naar aanleiding van de opmerking van de Afdeling is de memorie van toelichting aangepast.
                  De analyse van de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland zoals die tot uitdrukking
                  komt in het rapport is nu expliciet benoemd in de memorie van toelichting, evenals
                  de kabinetsreactie en het door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
                  periodiek aan de Tweede Kamer toegezonden wetgevingsoverzicht. Hiermee wordt het onderhavige
                  wetsvoorstel in een breder kader geplaatst.
               
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een opmerking bij het voorstel
                     en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der
                     Staten-Generaal wordt ingediend.
De Vice-President van de Raad van State,
Th. C. de Graaf
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het wetsvoorstel op enkele punten aan te
                     passen. Enkele voorgestelde wetteksten zijn eenvoudiger opgeschreven. Daarbij is het
                     wetsvoorstel nagelopen op uniformiteit in gehanteerde woordkeuze, begrippen en definities.
                     De aangebrachte beleidsinhoudelijke wijzigingen worden hierna beschreven.
                  
1. Waar in het wetsvoorstel werd gesproken over «terugkeer naar zijn werk of naar ander
                           werk» is dit gewijzigd in «werkhervatting» en waar gesproken werd over «passende arbeid»
                           is dit gewijzigd in «zijn normale arbeid».
                        
2. Aan artikel 1614cb BW BES is een vijfde lid toegevoegd dat regelt dat het kortdurend
                           zorgverlof van ten hoogste twee maal de arbeidsduur per week over een periode van
                           twaalf maanden geldt.
                        
3. In artikel 1614cd BW BES is een bepaling opgenomen overeenkomstig de Wet arbeid en
                           zorg.
                        
4. Een nieuw artikel 1614cf BW BES is opgenomen dat tot doel heeft te verduidelijken
                           dat het calamiteitenverlof, het zwangerschaps- en bevallingsverlof, het kortdurend
                           zorgverlof en het geboorteverlof niet als vakantie kunnen worden aangemerkt, behoudens
                           de naar analogie van de Wet arbeid en zorg voor het calamiteitenverlof opgenomen uitzonderingsmogelijkheid.
                        
5. In artikel 13 Wet algemene ouderdomsverzekering BES (AOV BES) en artikel 16 Wet algemene
                           weduwen- en wezenverzekering BES (AWW BES) is de bepaling over het betalen pensioenuitkering
                           naar het buitenland aangepast.
                        
Voorts is in artikel 26, eerste lid, AOV BES en artikel 29, eerste lid, AWW BES een
                     verwijzing naar de Wet loonbelasting BES en wet inkomstenbelasting BES gecorrigeerd.
                  
6. De voorgestelde wachtdagenregeling in artikel 5, eerste lid van de OV BES en artikel
                           5, eerste lid van de ZV BES is aangepast om duidelijk te maken dat de drie wachtdagen
                           betrekking hebben op werkdagen waarover normaliter recht op ongevallen- of ziekengeld
                           zou zijn geweest.
                        
7. In de in artikel 5, achttiende lid van de OV BES en artikel 5, tiende lid van de ZV
                           BES voorgestelde delegatiebepaling is toegevoegd dat deze betrekking heeft op «bepaalde
                           situaties of groepen werknemers».
                        
8. In artikel 6, derde lid (nieuw) OV BES en artikel 6, derde lid ZV BES is ingevoegd:
                           «naar zijn oordeel».
                        
9. In artikel 7, eerste lid, OV BES en artikel 7, eerste lid, ZV BES is het aanvankelijk
                           opgenomen onderdeel h geschrapt.
                        
10. Aan artikel 7 OV BES is een lid overeenkomstig artikel 7, derde lid ZV BES toegevoegd,
                           dat regelt dat het recht op ongevallengeld ontstaat of herleeft met ingang van de
                           dag dat een uitsluitingsgrond als bedoeld in het eerste lid zich niet langer voordoet
                           en de werknemer overigens voldoet aan de bepalingen van de wet.
                        
11. In artikel 1 ZV BES komt de uitsluitingsgrond voor werknemers die als regel minder
                           dan twaalf achtereenvolgende dagen in dienst zijn te vervallen.
                        
12. Artikel 3, tweede lid, van de ZV BES komt te vervallen.
Tevens is de memorie van toelichting in lijn met bovengenoemde wijzigingen aangepast.
Ik verzoek U in overeenstemming met de Minister voor Rechtsbescherming het hierbij
                  gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan
                  de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
               
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State
- 
              
                  Mede namens
 F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
