Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
34 632 (R2080) Voorstel van Rijkswet van de leden Paternotte en Mutluer tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap teneinde het nationaliteitsrecht te moderniseren, alsmede tot de in verband daarmee houdende goedkeuring van het voornemen tot opzegging van hoofdstuk I van het op 6 mei 1963 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, 4) en van het daarbij behorende Tweede Protocol (Trb. 1994, 265)
Nr. 9
VERSLAG
Vastgesteld 26 januari 2024
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar
bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam
zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
I.
ALGEMEEN DEEL
1
1.
Inleiding
2
2.
De ontwikkeling van de Rijkswet op het Nederlanderschap
4
3.
Een nieuwe internationale context
5
4.
Nederlanderschap in den vreemde: de wet knelt
5
5.
Meervoudige nationaliteit en loyaliteit
6
6.
Uitvoerbaarheid
7
I. ALGEMEEN DEEL
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van Rijkswet van
de leden Paternotte en Mutluer tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap
teneinde het nationaliteitsrecht te moderniseren, alsmede tot de in verband daarmee
houdende goedkeuring van het voornemen tot opzegging van hoofdstuk I van het op 6 mei
1963 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag betreffende beperking van gevallen van
meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige
nationaliteit (Trb. 1964, 4) en daarmee van het daarbij behorende Tweede Protocol (Trb. 1994, 265) (hierna: het wetsvoorstel) en danken de initiatiefnemers en hun medewerkers voor
het indienen van het initiatief.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij danken de initiatiefnemers voor hun werk. Wel hebben zij nog enkele vragen over
het voorstel.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben
hier nog een aantal vragen over.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden
danken de initiatiefnemers voor het ontwerp van het wetsvoorstel en waarderen de inspanning
die is verricht door de initiatiefnemers en hun medewerkers. Deze leden maken graag
van de gelegenheid gebruik om aan de initiatiefnemers enkele vragen te stellen over
het wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden willen
allereerst de initiatiefnemers bedanken voor hun harde werk en dit voorstel. Zij hebben
hier nog enkele vragen over.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.
Zij spreken hun waardering uit voor het feit dat de indieners gebruik hebben gemaakt
van het recht van initiatief. Zij onderkennen dat nationaliteit en vragen rondom meervoudige
nationaliteit voor veel mensen raakt aan hele wezenlijke vragen. Zij zien tegelijkertijd
dat het hebben van een nationaliteit rechten én plichten met zich meebrengt, zowel
ten aanzien van de staat als de samenleving. Deze leden hebben over het wetsvoorstel
enkele vragen.
De leden van de Volt-fractie zijn zeer positief over het initiatiefwetsvoorstel, dat
beoogt het Nederlandse nationaliteitsrecht te vereenvoudigen. De voornoemde leden
beschouwen dit als een belangrijke stap in de richting van modernisering en het bevorderen
van inclusiviteit in onze samenleving.
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie lezen dat de indieners principieel positief zijn over
het kunnen hebben van een meervoudige nationaliteit. Hoe kijken zij aan tegen de rechten
en plichten die gekoppeld zijn aan het hebben van een bepaalde nationaliteit? Zijn
zij het met deze leden eens dat het problematisch kan zijn als een persoon met meerdere
nationaliteiten ook in meerdere landen stemrecht heeft, terwijl de binding met sommige
van deze landen inmiddels kan zijn verwaterd? Hoe kijken de indieners aan tegen de
binding die een persoon zou moeten hebben met een land om de nationaliteit te kunnen
dragen en hoe zou iemand dat in de ogen van de indieners moeten aantonen? Wat is hun
definitie van «effectieve band» waar de indieners meermaals over spreken? Hoe wordt
voorkomen dat inwoners van Nederland in de toekomst een waaier aan nationaliteiten
kunnen hebben? Hoe zien de indieners de unieke waarde van het hebben van de Nederlandse
nationaliteit?
De leden van de BBB-fractie lezen dat de initiatiefnemers voorstellen om in de Rijkswet
op het Nederlanderschap de opgenomen afstandsverplichting te schrappen. Het gaat hier
enerzijds om de verplichting voor buitenlanders die in een van de landen van het Koninkrijk
wonen en die een verzoek doen om Nederlander te worden, om afstand te doen van de
oorspronkelijke nationaliteit; anderzijds gaat het om de verplichting voor Nederlanders
die buiten het Koninkrijk wonen en vrijwillig een andere nationaliteit willen aannemen,
om afstand te doen van de Nederlandse nationaliteit.
Om vervelende situaties te voorkomen waarbij men zonder weten de Nederlandse nationaliteit
verliest bij het aannemen van een tweede nationaliteit, stellen de initiatiefnemers
voor om de afstandsverplichting uit de wet te halen, zo lezen de leden van de BBB-fractie.
In de praktijk betekent dit dat iedereen altijd en overal een dubbele nationaliteit
kan aannemen. In verband met dubbele loyaliteiten achten deze leden dit onwenselijk.
Zij delen echter wel de mening dat het vervelend is om zonder dit te weten de Nederlandse
nationaliteit te verliezen. Deze leden stellen voor om een termijn van een aantal
jaar in te voeren waarna de Nederlandse identiteit verloopt. De afstandsverplichting
treedt dus na een aantal jaar in werking. Op deze manier heeft men een aantal jaar
de tijd om erachter te komen dat hun Nederlanderschap afloopt en kunnen zij hier tussentijds
aan worden herinnerd. Hoe staan de initiatiefnemers tegenover dit voorstel?
Als het gaat om mensen die het Nederlanderschap juist willen verkrijgen, dan zijn
de leden van de BBB-fractie van mening dat de regels moeten blijven zoals deze nu
zijn. De afstandsverplichting van de buitenlandse identiteit moet blijven. Reden hiervoor
is sterke loyaliteit naar het land van herkomst en betere integratie wanneer men het
land van herkomst echt achter zich gelaten heeft. Naar Nederland komen is voor deze
leden ook zoveel mogelijk Nederlander worden en daar hoort het afstaan van de andere
nationaliteit ook bij. Wat vinden de initiatiefnemers van deze analyse? En wat vinden
de initiatiefnemers van de analyse dat het loslaten van de oorspronkelijke identiteit,
de integratie in Nederland bevordert?
Verder maken de leden van de BBB-fractie zich zorgen over een toename van aanvragen
om Nederlander te worden. De huidige afstandsverplichting heeft een drempelverhogend
karakter om het Nederlanderschap aan te vragen in verband met het verplicht opzeggen
van de eerste nationaliteit. Hebben de initiatiefnemers hier rekening mee gehouden?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is hun de analyse over de eventuele stijging van de
aanvragen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de reactie op het advies van de Afdeling
advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) dat uitgangspunt van dit wetsvoorstel
het individuele perspectief en de eigen verantwoordelijkheid van burgers is. Een tweede
uitgangspunt is het beeld van de globaliserende wereld waar mensen minder aan één
land gebonden zijn. Voor deze leden is Nederland in de eerste plaats niet een verzameling
van individuen, maar een waardengemeenschap. Onderdeel zijn van die samenleving en
die waardengemeenschap, door het bezitten van de Nederlandse nationaliteit, brengt
rechten met zich mee én plichten. Die plichten zien inderdaad op juridische plichten,
denk aan de plicht tot belastingbetaling, maar ook op maatschappelijke verplichtingen.
Wie onderdeel is van de Nederlandse waardengemeenschap heeft zich ook in te zetten
voor het goede van de samenleving en te handelen naar de waarden van die gemeenschap.
Onderschrijven de initiatiefnemers dit principe? Zien zij niet dat er een spanning
ontstaat wanneer sprake is van een meervoudige nationaliteit van landen die fundamenteel
andere waarden nastreven? Wat is voor de indieners de waarde van het Nederlanderschap?
Zou bij wetswijzigingen omtrent het Nederlanderschap het onderdeel zijn van een waardengemeenschap
ook niet één van de uitgangspunten moeten zijn?
Spiegelbeeldig hieraan heeft het verkrijgen van het Nederlanderschap ook invloed op
anderen die Nederlander zijn, zo stellen de leden van de ChristenUnie-fractie. Voor
iemand die zich elders geworteld en gevestigd heeft, is het immers waarschijnlijk
dat deze persoon minder mogelijkheden heeft om zijn plichten jegens de Nederlandse
samenleving te vervullen dan iemand die op Nederlands grondgebied woonachtig is. Evenzo
geldt dat iemand die meerdere nationaliteiten heeft ook aan meerdere samenlevingen
een maatschappelijke verplichting schuldig is. Het zelf en autonoom kiezen welke nationaliteiten
men aanneemt, zoals de indieners bepleiten, doet wat deze leden betreft derhalve niet
genoeg recht aan het perspectief van de samenleving. Zij zijn benieuwd naar de reflectie
van de initiatiefnemers op dit punt.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen al met al of dit wetsvoorstel voldoende
reflecteert wat de waarde is van het Nederlanderschap, welke rechten en plichten voortvloeien
uit het Nederlanderschap voor de persoon die het Nederlanderschap verkrijgt dan wel
behoudt, én voor de rest van de Nederlandse samenleving.
De leden van de Volt-fractie waarderen de erkenning van de complexiteit van identiteit
in een geglobaliseerde wereld. Het voorstel erkent dat individuen meerdere identiteiten
kunnen hebben en het stimuleert de acceptatie van meervoudige nationaliteit als een
afspiegeling van onze diverse samenleving. Het afschaffen van de verplichte afstand
van andere nationaliteiten bij naturalisatie juichen de voornoemde leden daarom toe.
Dit draagt bij aan het behoud van culturele diversiteit en respecteert het recht van
burgers om hun oorspronkelijke nationaliteit te behouden. Het idee dat loyaliteit
exclusief gebonden is aan één nationaliteit is achterhaald. Burgerschap is niet langer
een unidirectionele verbinding. Mensen kunnen meerdere identiteiten omarmen en tegelijkertijd
betrokken zijn bij de Nederlandse samenleving. Het wetsvoorstel erkent dat loyaliteit
divers en complementair kan zijn.
Verder hebben de leden van de Volt-fractie nog enkele verduidelijkende vragen over
het wetsvoorstel.
2. De ontwikkeling van de Rijkswet op het Nederlanderschap
De leden van de CDA-fractie lezen dat naar schatting ten minste één miljoen Nederlanders
in het buitenland wonen. Deze leden vragen hoeveel Nederlanders naar schatting door
het aangaan van een andere nationaliteit hun Nederlandse nationaliteit zijn verloren.
Zij vragen ook hoeveel personen naar schatting jaarlijks afstand moeten doen van hun
oorspronkelijke nationaliteit bij verkrijging van de Nederlandse nationaliteit.
De leden van de CDA-fractie lezen de voorbeelden die de initiatiefnemers geven over
Nederlanders die hun Nederlanderschap zijn verloren door uiteenlopende redenen. De
initiatiefnemers schrijven dat de benadeelden zich beter hadden kunnen laten informeren,
maar dat maakt volgens initiatiefnemers de praktijk niet minder onbevredigend. Deze
leden vragen wat op dit moment de mogelijkheden zijn om jezelf te laten informeren
over het (verliezen van) het Nederlanderschap en het aanvragen van een tweede nationaliteit.
Wordt informatie over het verliezen van het Nederlanderschap automatisch verleend
of moet de aanvrager hier zelf om verzoeken?
De leden van de CDA-fractie lezen dat er verschillende opties zijn voor oud-Nederlanders
om hun Nederlandse nationaliteit na een onvrijwillig verlies terug te krijgen, namelijk
via naturalisatie of de optieprocedure. Kunnen de initiatiefnemers aangeven hoeveel
oud-Nederlanders jaarlijks gebruik maken van de optieprocedure en hoeveel oud-Nederlanders
jaarlijks een verzoek tot naturalisatie doen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemers een nieuwe optieprocedure
voor zich zien, waarbij direct alle oud-Nederlanders worden geholpen met het herkrijgen
van het Nederlanderschap. Kunnen de initiatiefnemers nader ingaan op hoe deze regeling
vorm zou krijgen?
De leden van de ChristenUnie-fractie zien met de initiatiefnemers dat de Nederlandse
overheid op dit moment tekortschiet in het zekerstellen dat het verlies van de Nederlandse
nationaliteit een weloverwogen keuze van betrokkene is. Juist vanwege het gewicht
dat genoemde leden toedichten aan de nationaliteit is het van belang dat mensen zich
er bewust van zijn wanneer zij die nationaliteit (dreigen te) verliezen. Genoemde
leden zijn benieuwd of de indieners, naast het door hen voorgestelde artikel, andere
opties zien om dit soort situaties te voorkomen. Kan niet ook worden gedacht aan meer
bewustwording hieromtrent?
3. Een nieuwe internationale context
De initiatiefnemers schrijven dat een meerderheid van de Europese landen niet meer,
zoals voorheen, uitgaat van slechts één nationaliteit. Kunnen zij voorbeelden geven
van landen die sinds 1960 van uitgangspunt zijn gewisseld, zo vragen de leden van
de D66-fractie. In het bijzonder vragen zij naar de ontwikkelingen in Duitsland.
De leden van de SP-fractie lezen dat de initiatiefnemers wensen met deze wet hoofdstuk I
van het Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en
betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, 4) en daarmee het Tweede Protocol bij dit verdrag (Trb. 1994, 265) op te zeggen. Welke landen zijn er momenteel nog lid van dit verdrag? Wat betekent
het opzeggen van dit verdrag in zekere zin? Wat zijn volgens de initiatiefnemers de
gevolgen van het opzeggen van dit verdrag? Met welke reden is Nederland ooit lid geworden
van dit verdrag?
De leden van de SP-fractie constateren dat een grote meerderheid van de landen de
meervoudige nationaliteit wel al mogelijk maakt. Deze leden willen de initiatiefnemers
vragen naar de gevolgen die dit heeft gehad. Zijn er onderzoeken of evaluaties beschikbaar
van een land dat ook vrij recentelijk ervoor heeft gekozen de meervoudige nationaliteit
mogelijk te maken?
4. Nederlanderschap in den vreemde: de wet knelt
De leden van de VVD-fractie constateren dat de initiatiefnemers als toelichting op
hun wetsvoorstel ook nadrukkelijk wijzen op de praktische problemen waar Nederlanders
in het buitenland tegenaan lopen vanwege het automatische karakter van de Rijkswet
op het Nederlanderschap. Zo wijzen de initiatiefnemers op het feit dat Nederlanders
in het buitenland geregeld voor onaangename verrassingen komen te staan vanwege het
automatische karakter waarmee zij hun nationaliteit verliezen. Deze argumenten overwegende,
hebben de initiatiefnemers op enig moment overwogen om het vervallen van de afstandsverplichting
alleen voor te stellen voor Nederlanders in het buitenland, dus enkelzijdig in plaats
van tweezijdig? Zo ja, zouden zij nader in willen gaan op hun overwegingen om dit
alsnog tweezijdig te doen? Zo nee, kunnen de indieners hun zienswijze nader toelichten?
De indieners zien het arrest Tjebbes (ECLI:EU:C:2019:189) als passend in de normalisering
van de meervoudige nationaliteit die zij maatschappelijk ontwaren, zo lezen de leden
van de VVD-fractie. Erkennen zij echter dat het arrest Tjebbes helemaal niet gaat
over de wenselijkheid van het hebben van een meervoudige nationaliteit, maar alleen
iets zegt over de onwenselijkheid van het feit dat een overheid van rechtswege een
nationaliteit laat vervallen zonder individuele toetsing?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de initiatiefnemers spreken over opzegging van
het eerste hoofdstuk en het Tweede Protocol van het Verdrag van Straatsburg. Welke
landen zijn momenteel nog gebonden aan het tweede hoofdstuk van het Verdrag van Straatsburg?
Hoe zien de indieners opzegging van het eerste hoofdstuk van het Verdrag van Straatsburg
en van het Tweede Protocol voor zich? Wat zou dit vergen in de multilaterale en bilaterale
relaties met andere landen en langs welk tijdspad zou dit moeten gebeuren?
In de memorie van toelichting lezen de leden van de D66-fractie dat de huidige regeling
problemen oplevert voor mensen die ongewild de nationaliteit hebben verloren. Kunnen
de initiatiefnemers ook ingaan op hoe de huidige regeling de belangen van Nederland
kan schaden?
De leden van de Volt-fractie merken op dat de initiatiefwet is opgesteld in 2016.
Sindsdien is ons wettelijke landschap echter veranderd, waardoor mensen niet meer
zomaar hun Nederlandse nationaliteit verliezen, indien dit betekent zij daarmee ook
hun Unieburgerschap verliezen. Op basis van uitspraken van het Europees Hof van Justitie
(C-221/17) in 2019 en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 februari
2020 (ECLI:NL:RVS:2020:423) en 20 mei 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1269) dient er daarom
altijd een evenredigheidstoets uitgevoerd te worden. Bij de evenredigheidstoets staat
de vraag centraal of het verlies van het Unieburgerschap in het concrete geval gevolgen
heeft gehad die vanuit het oogpunt van de rechten die aan het Unieburgerschap verbonden
zijn, onevenredig zijn, afgewogen tegen de doelstelling van de desbetreffende verliesbepaling
van de Nederlandse nationaliteit. Als gevolg kunnen mensen die hun Nederlanderschap
tussen 1993 en nu van rechtswege verloren zijn deze mogelijk herkrijgen sinds 1 april
2022. Deze toets legt extra druk op de uitvoeringsorganisaties en de beslissingsbevoegde
instanties.
In de ogen van de leden van de Volt-fractie bouwt het voorliggende wetsvoorstel voort
op de trend die is ingezet met de evenredigheidstoets in 2022, maar versimpelt deze
de procedure, aangezien het wetsvoorstel de toets overbodig maakt. Delen de initiatiefnemers
deze mening? Kunnen de initiatiefnemers uitweiden over de mogelijke effecten op de
administratieve lasten voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en andere
beslissingsbevoegde instanties?
5. Meervoudige nationaliteit en loyaliteit
De leden van de VVD-fractie merken op dat de Afdeling in haar advies is ingegaan op
de aangevoerde argumenten van de initiatiefnemers omtrent de samenhang tussen nationaliteit
en tegenstrijdige loyaliteiten en constateren dat de Afdeling kritisch was over de
argumentatie van de initiatiefnemers. Zo heeft de Afdeling terecht opgemerkt dat over
het zich voordoen van conflicterende loyaliteiten al geruime tijd in Nederland discussie
is en dat deze discussie verder reikt dan louter het militaire aspect.
De indieners stellen dat meervoudige nationaliteit niet per definitie leidt tot tegenstrijdige
loyaliteit. De leden van de VVD-fractie onderschrijven dat dit niet per definitie
zo is. Erkennen de initiatiefnemers wel het risico dat hier kan bestaan? Erkennen
zij bovendien dat nationaliteit niet alleen gaat over identificatie en binding vanuit
de persoon zelf, maar ook gaat om de invloed die een land kan uitoefenen op een onderdaan
zolang deze de nationaliteit van dat land bezit? Welk voorstel doen de initiatiefnemers
om de praktische en logistieke problemen die ontstaan als gevolg van meervoudige nationaliteit
als gevolg van dit wetsvoorstel weg te nemen?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe groot de groep is die vanaf 2003 met terugwerkende
kracht wat de indieners betreft in aanmerking komt om het Nederlanderschap te herkrijgen,
zonder dat zij eerst een jaar rechtmatig in Nederland hebben verbleven. Hoe groot
is het risico dat langs deze route mensen die al lange tijd weg zijn uit Nederland
en weinig binding hebben, hernieuwd aanspraak maken om naar Nederland te kunnen komen?
Deze leden wijzen bijvoorbeeld op een grote groep Somalische migranten die begin deze
eeuw in Nederland woonde en genaturaliseerd werd, maar naar het Verenigd Koninkrijk
door migreerde en inmiddels de Nederlandse nationaliteit heeft verloren. Achten de
indieners het redelijk dat zij met dit initiatiefwetsvoorstel opnieuw in aanmerking
komen om de Nederlandse nationaliteit aan te nemen en een beroep te doen op de Nederlandse
overheid?
Buiten de aangehaalde onderzoeken van de initiatiefnemers met betrekking tot het verband
tussen meervoudige nationaliteit en tegenstrijdige loyaliteit, vragen de leden van
de VVD-fractie hoe de initiatiefnemers het schrappen van de afstandsverplichting voor
buitenlanders, die in Nederland komen wonen en die afstand moeten doen van hun oorspronkelijk
nationaliteit in het kader van het bevorderen van integratie, beoordelen. Kunnen de
initiatiefnemers nauwkeurig uiteenzetten op welke wijze volgens hen het schrappen
van de afstandsverplichting voor buitenlanders in Nederland integratie zou bevorderen?
Erkennen zij dat met juist dit doel eerder al uitzonderingen gecreëerd zijn op het
principe van de enkelvoudige nationaliteit en waarom achten zij deze onvoldoende?
Zouden de initiatiefnemers hier concreet in willen gaan op hoe volgens hen het schrappen
van de afstandsverplichting voor deze groep mensen de emotionele binding met Nederland
zou versterken? Op welk onderzoek baseren zij deze inzichten?
De leden van de D66-fractie vragen de initiatiefnemers tot slot graag naar of zij
een toelichting kunnen geven op het begrip van (strafrechtelijke) rechtsmacht en de
mogelijke gevolgen die het voorstel kan hebben ten aanzien van de Nederlandse rechtsmacht.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemers schrijven dat op het gebied
van uitlevering het bezit van een meervoudige nationaliteit niet leidt tot complicaties
noch tot extra kosten. Deze leden vragen of initiatiefnemers dit nader kunnen toelichten.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de zwaarte die de initiatiefnemers
geven aan het Unieburgerschap door de gemiddelde Nederlander wordt gedeeld. Denken
zij dat de gemiddelde Nederlander het gevoel heeft supranationaal Unieburgerschap
en daarmee meervoudig burgerschap te hebben? Verwachten zij dat dit voor de gemiddelde
Nederlander een even wezenlijk onderdeel is van de identiteit als de nationale identiteit?
Deze leden zien inderdaad dat mensen in enige mate verwantschap met de Europese Unie
ervaren, maar zij zien dat dit van een andere orde is dan de verbondenheid die mensen
met streek, stad en land ervaren.
6. Uitvoerbaarheid
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar een aantal van de praktische veranderingen
als gevolg van deze wetswijzigingen. Kunnen de initiatiefnemers meer uitleg geven
over het nieuwe optierecht dat wordt geïntroduceerd? Hoe gaat dit in de praktijk in
zijn werk? Welke vereisten zijn er nog wel verbonden aan het opnieuw krijgen van de
Nederlandse nationaliteit? Welke bezwaren zijn hier destijds tegen gegeven en wat
was de reden om wél in eerste instantie ervoor te kiezen om vereisten te stellen aan
het opnieuw verkrijgen van het Nederlanderschap?
De leden van de SP-fractie lezen ook dat er een aantal praktische bezwaren is dat
wordt benoemd door de Afdeling. Bijvoorbeeld de mogelijke onwenselijkheid dat een
burger die in Nederland woont zich aan zijn verplichtingen jegens de Nederlandse overheid
en samenleving kan onttrekken met een beroep op verplichtingen die hij jegens een
andere staat heeft. Voorbeelden hiervan zijn de dienstplicht, fiscale verplichtingen
en gebruik van financiële voorzieningen. Daarbij geven de initiatiefnemers aan dat
een aantal van deze problemen «niet onoverkomelijk zijn». Deze leden zouden hier toch
nog wat meer duidelijkheid over willen. Welke wetgeving moet worden aangepast om deze
situaties te voorkomen? Is het niet logisch dit dan ook direct onderdeel te maken
van dit wetsvoorstel?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de adviezen van de Adviescommissie
voor Vreemdelingenzaken, de Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse Vereniging voor
Rechtspraak en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met de Kamer kunnen worden
gedeeld.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of consultatie heeft plaatsgevonden met
de landsbesturen van Curaçao, Sint Maarten en Aruba over voorliggend voorstel van
Rijkswet.
De leden van de Volt-fractie zijn erg positief over de verwachte structurele kostenbesparing
voor de IND. Dit getuigt van een doelmatiger en efficiënter systeem en neemt naast
de administratieve last ook onnodige barrières voor burgers weg. Kunnen de initiatiefnemers
daarover aangeven hoe dit zich verhoudt tot de oproep van de IND in de Stand van de
Uitvoering (mei 2023), waarin zij oproepen een flinke aanpassing van wet- en regelgeving
door te voeren, waaronder wet- en regelgeving inzake Nederlanderschap? Constaterende
dat de IND hierbij expliciet om een vereenvoudiging van het beleid vraagt, is de aanpassing
van de wet- en regelgeving dan ook gericht op het creëren van een eenvoudiger beleid?
De leden van de Volt-fractie zijn daarnaast zeer positief over het feit dat de initiatiefnemers
het advies van de Afdeling hebben overgenomen en daartoe het optierecht introduceren
in de initiatiefwet. Het introduceren van een optierecht voor oud-Nederlanders die
het Nederlanderschap hebben verloren, biedt een welkome mogelijkheid tot herkrijging
zonder onnodige belemmeringen. Daarbij vragen de voornoemde leden wel wat de mogelijke
gevolgen zijn voor de druk op de relevante uitvoeringsorganisaties. Hoeveel mensen
zullen naar verwachting gebruikmaken van het optierecht?
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Nispen
Adjunct-griffier van de commissie, Meijer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Nispen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S.F.F. Meijer, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.