Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake de geannoteerde Agenda Informele Raad WSB 10-12 januari 2024 (Kamerstuk 21501-31-732)
2024D00102 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties
de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid over de op 20 december 2023 ontvangen Geannoteerde Agenda
Informele Raad WSBVC van 10–12 januari 2024 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 732).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Léon de Jong
Adjunct-griffier van de commissie,
Van den Broek
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
II Antwoord/Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met teleurstelling vernomen dat het
onderhandelingsakkoord over het Richtlijnvoorstel verbetering arbeidsvoorwaarden Platformwerk
niet op voldoende steun kon reken in de Raad.
Kan de Minister aangeven op welke punten zij verwacht dat het akkoord eventueel aangepast
zou moeten worden om alsnog op draagvlak te kunnen rekenen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben vernomen dat andere lidstaten eventueel
de wens hebben om in het Richtlijnvoorstel een uitzondering op te nemen in het geval
er met vakbonden afspraken gemaakt worden. Is de Minister het met deze leden eens
dat er dan een risico is dat er een nieuwe vorm van werkenden ontstaat? Een vorm waarbij
een werkende bijvoorbeeld wel verzekerd is tegen de gevolgen van ongelukken, maar
niet de bescherming heeft die bij het arbeidsrecht hoort en ook geen ondernemer is?
Naar de mening van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zou dit een onwenselijke
ontwikkeling zijn. Is de Minister het met deze leden eens dat voorkomen moet worden
dat deze tussenvorm van arbeidsrelaties kan ontstaan als gevolg van een dergelijke
uitzondering?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat indien er verder onderhandeld
wordt en er toch gesproken wordt over een uitzondering die in overleg met vakbonden
gemaakt kan worden, er ook een risico is dat zogenaamde «gele vakbonden» opgericht
of ingezet kunnen worden om een dergelijke uitzondering mogelijk te maken. Is de Minister
het met deze leden eens dat dat een onwenselijk scenario zou zijn en ziet de Minister
mogelijkheden om een dergelijk scenario te voorkomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen extra aandacht van de Minister voor het onderwerp
Arbeidsmigratie bij deze Informele Raad. Deze leden vinden het belangrijk dat de nieuwe
Europese Commissie hier een prioriteit van maakt om lidstaten voldoende instrumenten
te geven om een overvloed van arbeidsmigratie tegen te gaan. Welke plannen heeft de
Minister hiervoor gereed om in te brengen richting haar Europese collega’s? Wat wordt
de inzet van Nederland als het gaat om de invulling van dit onderwerp richting de
nieuwe Europese Commissie? Welke plannen en ideeën zijn er bij de ambtenaren van de
Europese Commissie op dit onderwerp? Welke plannen en ideeën zijn er bij andere lidstaten
op dit onderwerp? Het is voor deze leden belangrijk dat de Minister zich hard maakt
om Europees meer ruimte te krijgen om meer grip te krijgen op arbeidsmigratie en de
terugkeer van arbeidsmigranten die hier hun baan verliezen.
De leden van de VVD-fractie horen graag van de Minister of zij verwacht dat er onder
het Belgische voorzitterschap stappen worden gezet om verder te komen met de Verordening
883 coördinatie sociale zekerheid. De leden van de VVD-fractie maken zich vooral zorgen
over voorstellen in deze verordening over het exporteren van Werkloosheidswet (WW)-uitkeringen
van iemand die naar een andere lidstaat vertrekt om de duur van de WW-uitkering te
verlengen van 3 maanden naar 6 maanden. Dit zou Nederland als land voor arbeidsmigranten
nog aantrekkelijker maken en een aanzuigende werking kunnen hebben. Deelt de Minister
deze zorg? Welke pogingen onderneemt zij om dit voorstel uit de Verordening te krijgen?
Met welke landen trekt zij op om dit doel te bereiken?
De leden van de VVD-fractie zijn trots op de ondernemers in Nederland. Zij houden
onze economie draaiende en zorgen voor werkgelegenheid. Over het algemeen hebben zij
het goed voor met hun werknemers. Deze werknemers zorgen er immers voor dat hun bedrijf
dagelijks draaiende wordt gehouden en zijn het kapitaal van de ondernemer. Ondernemers
hebben dan ook helemaal niet de behoefte hun werknemers te overbelasten. Toch constateren
de leden van de VVD-fractie dat werknemers burn-out klachten hebben doordat zij altijd
bereikbaar moeten zijn voor hun werkgever. Tegelijkertijd constateren zij ook dat
er veel werknemers in Nederland zijn die bij het naar huis gaan hun werk achter zich
kunnen laten en waar het altijd bereikbaar zijn helemaal niet van toepassing is. De
leden van de VVD-fractie zien het dan als onnodige regeldruk om in een wet vast te
leggen hoe werkgever en werknemer om moeten gaan met het recht op onbereikbaarheid.
Dit is wat hun betreft immers maatwerk. Deze leden vragen dan ook hoe de Minister
er in Brussel voor gaat zorgen dat er niet nog meer onnodige regels naar Nederland
komen die hun toepassing missen. Daarnaast vragen zij, mocht er wel wetgeving komen
over het recht op onbereikbaarheid, of er dan niet ook wetgeving moet komen over het
onder werktijd regelen van privéaangelegenheden door werknemers, zoals het reageren
op social media of andere berichten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie vinden het zeer teleurstellend te vernemen, dat het na
twee jaar onderhandelen, niet gelukt is om een onderhandelaarsakkoord te bereiken
over het Richtlijnvoorstel Platformwerk. Kan de Minister aangeven welke lidstaten
uiteindelijk tegen het akkoord hebben gestemd? Deze leden vinden het van groot belang
dat de arbeidsvoorwaarden en sociale rechten van mensen die via platforms werken worden
verbeterd. Welke kansen ziet de Minister om alsnog een akkoord te bereiken? In Nederland
heeft de Minister voorstellen gedaan met een rechtsvermoeden van werknemerschap bij
een tarief lager dan 32 euro. Is het mogelijk om in Europees verband tot een dergelijke
tariefmatige afbakening van de ondergrens te komen? Suggestie: 200% van het geldende
minimumloon in een land, vanuit de gedachte dat naast de vergoeding voor arbeid er
ook gereserveerd moet worden voor arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en pensioen.
Wat vindt de Minister van deze gedachte/suggestie? Voorkomen moet worden dat platformedewerkers
uiteindelijk een soort tweederangs werknemers/burgers worden met minder verdiensten
en minder opgebouwde rechten, in Nederland, maar ook in Europa. Een te slap akkoord
op dit vlak zal ook zijn weerslag hebben op de concurrentiepositie van Nederlandse
werknemers en Nederland als geheel.
Het niet doorgaan van het akkoord heeft ook consequenties voor grenswerkers. De leden
van de NSC-fractie herinneren de Minister hierbij aan de aangenomen motie-Omtzigt1, waarin de regering verzocht wordt om in Ecofin-verband een voorstel te doen om het
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO-)modelverdrag voor
wat betreft de artikelen die betrekking hebben op de belastingheffing van grensoverschrijdende
werknemers c.q. zelfstandigen aan te passen aan de regels inzake de sociale premieheffing.
Hoe staat het met de uitvoering van deze motie en wat is de inzet van de Minister
met betrekking tot de uitvoering van deze motie in de Informele Raad?
Tot slot constateren de leden van de NSC-fractie met genoegen dat in de Geannoteerde
Agenda voor de komende Europese Commissie voor de bestuursperiode 2024–2029, de arbeidsmigratie
en grensoverschrijdende handhaving één van de Nederlandse Europese Unie (EU)-prioriteiten
op Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid (SZW-)terrein is. Kan de Minister aangeven
welke ideeën hierover circuleren op de burelen van de ambtelijke diensten van de Europese
Commissie en welke ideeën hierover leven bij de verschillende lidstaten? Kan de Minister
aangeven wat de inzet van de Minister is op dit onderwerp?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
ten behoeve van de Informele Raad. Deze leden hebben wel nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld dat er toch geen akkoord is bereikt
over de Richtlijn Platformwerk. Zou de Minister wat aanvullende toelichting kunnen
geven op het sneuvelen van het voorlopige akkoord, zowel wat betreft welke blokken
van lidstaten voor/tegen stemden, als op grond van welke argumenten? Verwacht de Minister
nog een tijdig akkoord onder Belgisch voorzitterschap, ook met het oog op de aanstaande
verkiezingen voor het Europees Parlement? Hoe kijkt de Minister aan tegen de kritiek
vanuit het veld op het voorlopige akkoord zoals het er lag? Bijvoorbeeld dat het een
«onpraktisch kader zou creëren dat de toekomst van platformwerk aanzienlijk zou kunnen
belemmeren waardoor het zijn grote kracht verliest en in wezen verandert in het soort
uitzendwerk waar veel platformwerkers bewust van zijn weggelopen»? De leden van de
D66-fractie vinden het zeer belangrijk dat platformwerkers beter beschermd worden
en dat iedereen die eigenlijk een werknemer is, ook de rechten krijgt die daarbij
horen. Maar deze leden vinden ook dat platforms een nuttige toevoeging zijn, of op
zijn minst kunnen zijn, aan de samenleving en economie. Is de Minister van mening
dat deze platforms nog voldoende ruimte houden om te opereren onder het voorlopige
akkoord zoals het er lag?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de verschillende
agendapunten die toebehoren aan het schriftelijk overleg inzake de Informele Raad:
werkgelegenheid en sociaal beleid van 10-12 januari.
De leden van de BBB-fractie vragen of de Minister kort kan beschrijven op welke elementen
het onderhandelaarsakkoord over de Richtlijnvoorstel Platformwerk op 22 december jl.
sneefde. Kan de Minister globaal aangeven hoe hierbij de verdeling in de Raad was:
welke lidstaten stemden voor of tegen en op grond van welke argumenten?
Op pagina twee van de Fiche mededing demografie toolbox lezen de leden van de BBB-fractie
dat de Europese Commissie jongere generaties wil ondersteunen om hen te laten floreren,
en dat betaalbare huisvesting vergemakkelijkt moet worden. Kan het kabinet toelichten
hoe zij kijkt naar dit thema, en hoe dit in de praktijk ingevuld gaat worden? Op pagina
drie onder thema vier lezen deze leden: «Tekorten op de arbeidsmarkt opvullen door
middel van beheerste legale migratie.» Wat is de kabinetsreactie op dit thema, en
specifiek deze zin? Kan het kabinet aangeven welke problemen er in Nederland spelen
met het tewerkstellen van migranten van buiten de Europese Unie? In hoeverre worden
deze mogelijk geconstateerde problemen gezien en erkend door de Commissie, en hoe
worden die problemen verholpen?
Op pagina vier wordt in de positie van het kabinet omtrent de vier thema’s die eerder
in de brief genoemd zijn gesteld dat bevolkingsgroei (door o.a. migratie) druk zet
op publieke voorzieningen. Huisvesting wordt hier niet genoemd, terwijl er in Nederland
er toch zo’n 400.000 woningen te weinig zijn. Waarom wordt betaalbare huisvesting
niet genoemd als belangrijke factor waar rekening mee gehouden moet worden bij het
nieuwe beleid t.a.v. de vergrijzing? Op pagina vijf lezen deze leden: «Alle jongeren
moeten optimale kansen krijgen om hun vaardigheden en potentie ten volle te ontplooien,
gericht op duurzame participatie in de maatschappij en op de arbeidsmarkt». Later
wordt het programma «Voor een inclusieve arbeidsmarkt» aangehaald als mogelijke oplossing.
Waarom focust dit programma zich in het bijzonder op mensen met een migratieachtergrond?
Het draagvlak en het resultaat van dit programma zou mogelijk groter zijn als het
zich ook zou focussen op álle jongeren, in plaats van zich te focussen op jongeren
met een migratieachtergrond? Wat zijn tot nu toe de resultaten geweest van dit programma
en wat zijn de kosten die hieraan verbonden zijn? Waarom is er expliciet voor gekozen
om te focussen op jongeren met een migratieachtergrond?
De leden van de BBB-fractie lezen dat de Minister het volgende schrijft over de tekorten
op de arbeidsmarkt in het Fiche: Mededeling demografische toolbox: «Het kabinet zet
daarbij in op zes gebieden om de krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken: het stimuleren
van technologie- en procesinnovatie, het vergroten van het arbeidsaanbod, het verbeteren
van de match, mensen stimuleren om meer uren te werken, het stimuleren van een leven
lang ontwikkelen, en het verbeteren van de aansluiting tussen initieel onderwijs en
de arbeidsmarkt. Het kabinet ziet arbeidsmigratie van buiten de EU, met uitzondering
van kennismigratie, als sluitstuk voor de aanpak van tekorten op de arbeidsmarkt».
Deze leden zijn blij met het streven van de Minister om het binnenlands arbeidspotentieel
eerst verder aan te willen spreken en migratie enkel te gebruiken als sluitstuk. Deze
leden hebben hierover een aantal vragen. Het EU-voorstel wil zich inzetten op zaken
als stages meer toegankelijk maken, het tegengaan van arbeidsdiscriminatie, en het
bevorderen van gendergelijkheid op de werkvloer. Komt inzetten op binnenlands arbeidspotentieel
volgens de Minister verder aan bod bij Europese maatregelen? Zijn de EU-voorstellen
volgens de Minister te beperkt wanneer dit niet wordt meegenomen?
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de verkenning inzake de herziening
van het stelsel rond coördinatie tussen verschillende stelsels van sociale zekerheid.
De Minister schrijft dat deze coördinatie van groot belang is om te voorkomen dat
individuen tussen wal en schip raken of in een ander uiterste, dubbel gedekt zijn.
Kan de Minister bevestigen dat een herziening van het stelsel van coördinatie niet
zal betekenen dat (onderdelen van) de sociale zekerheid EU-breed wordt geregeld en
dat coördinatie zich enkel zal beperken tot bijvoorbeeld het wegnemen van taalbarrières
en voorlichting?
II Antwoord/Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.W.E. (Léon) de Jong, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.E. van den Broek, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.