Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake de reactie op de petitie 'Sociale en emotionele vaardigheden in het curriculum'
2023D47353 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
voor Primair en Voortgezet Onderwijs d.d. 27 september 2023 inzake haar reactie op
de petitie «Sociale en emotionele vaardigheden in het curriculum» (Kamerstuk 31 293, nr. 702).
De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie,
Arends
Inhoud
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
– Inbreng van de leden van de D66-fractie
– Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
– Inbreng van de leden van de BBB-fractie
II Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de reactie
van de Minister op de petitie «Sociale en emotionele vaardigheden in het curriculum».
De leden danken de jongerenorganisaties voor de betrokkenheid en de Minister voor
de reactie. Deze leden hechten zeer aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen
en jongeren en willen daarom de Minister nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de D66-fractie lezen dat er momenteel al wettelijke aanknopingspunten
zijn om sociaal-emotionele vaardigheden te behandelen op school. Toch voelden deze
jongerenorganisaties de noodzaak deze petitie aan te bieden. Hoe verklaart de Minister
dit verschil, zo vragen zij.
De leden van de D66-fractie zijn het eens met de Minister dat de basisvaardigheden
de basis vormen voor andere kennisgebieden en vaardigheden. Zij lezen dat de Minister
voornemens is te kijken in hoeverre sociaal-emotionele vaardigheden meegenomen kunnen
worden in het nieuwe curriculum. Deze leden vragen aan welke aanscherpingen de Minister
denkt en of zij voorbeelden hiervan kan noemen.
De leden van de D66-fractie vragen bovendien of er voldoende ruimte is voor sociaal-emotionele
vaardigheden binnen het nieuwe curriculum, gegeven het onderscheid in de ontwerpruimte
tussen een kerncurriculum van 70% van de onderwijstijd en 30% ruimte voor een schooleigen
curriculum. Hoe zorgt de Minister ervoor dat dit geen verzwaring van de werkdruk voor
leraren oplevert? Daarbij vragen deze leden in praktische zin in hoeverre deze sociaal-emotionele
vaardigheden nog in te passen zijn in het lopende traject van de curriculumherziening.
De leden van de D66-fractie vragen daarnaast hoe de ambitie van de Minister zich verhoudt
tot de eerdere brief over de tussenbalans bijstelling basisvaardigheden1, waarin wordt gesteld dat er geen doelen voor socialisatie en persoonsvorming worden
opgenomen in het nieuwe curriculum.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hechten veel belang aan de mentale gezondheid
van kinderen en jongeren en zij zouden willen dat scholen in het primair en voortgezet
onderwijs hiertoe preventieve lessen aanbieden. Ook de petitie van de jongerenorganisaties
CNV Jongeren, LAKS, DWARS, ExpEx, FNO, GeestKracht, Augeo Jongerentaskforce, Jeugdwelzijnsberaad,
JOB MBO, Jonge Democraten, PINK!, Jongerenraad Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
JongPIT, Lieve Mark, NJR en Unicef Jongerenpanel stelt dat álle scholen moeten werken
aan sociale en emotionele vaardigheden om ervoor te zorgen dat alle leerlingen vanuit
dezelfde startpositie beginnen. De leden hebben dan ook met teleurstelling kennisgenomen
van de onderhavige, nogal afhoudende reactie van de Minister op deze petitie. In hoeverre
neemt de Minister jongereninspraak serieus, nu zij de oproep van de jongerenorganisaties
zó makkelijk afdoet? Haar reactie komt erop neer dat taal een krachtig middel is om
emoties uit te drukken en dat daarom de basisvaardigheden goed moeten worden verankerd
in het curriculum. De Minister ziet sociale en emotionele vaardigheden slechts als
een randvoorwaarde voor leerlingen om tot leren te komen. Begrijpen de leden de woorden
van de Minister goed dat zij vooral wenst te volstaan met reeds aangekondigd beleid?
Waarom schrijft zij dan niet onomwonden dat zij sociaal-emotionele vaardigheden slechts
van ondergeschikt belang acht? Wat kan de Minister melden over de actuele stand van
zaken bij de discussie over het curriculum?
De Minister kijkt in het kader van effectieve interventies met leraren en wetenschappers
welke maatregelen op het vlak van motivaties, zelfvertrouwen en planningsvaardigheden
een plek verdienen op de interventiekaart verbetering basisvaardigheden van het masterplan.
Deze leden vinden echter dat leraren vooral scholing moeten krijgen zodat dezen in
staat zijn om sociale en emotionele vaardigheden met leerlingen te oefenen en hen
feedback te geven. Heeft de Minister op dit punt sinds de aanbieding van de petitie
enige stap voorwaarts gezet of is de handelingsverlegenheid van onderwijspersoneel
op dit punt nog altijd even groot als voorheen? Welke overwegingen liggen ten grondslag
aan deze prioritering van de Minister? Heeft de Minister ook kennisgenomen van het
initiatief SchoolsOUT2, dat scholen ondersteuning op maat biedt bij aandacht schenken aan seksuele en genderdiversiteit?
Hoe beoordeelt zij dit initiatief? In hoeverre is zij bereid om dergelijke initiatieven
te ondersteunen?
Al enkele jaren geleden heeft de Kamer het amendement van het lid Van den Hul c.s.
aangenomen dat binnen de burgerschapsopdracht expliciteerde dat scholen hun leerlingen
kennis over en respect voor verschillen in godsdienst, levensovertuiging, politieke
gezindheid, afkomst, geslacht, handicap of seksuele gerichtheid moeten bijbrengen.3 Kan de Minister toelichten in hoeverre haar ambtsvoorganger en zijzelf, sinds de
Kamer dit amendement heeft aangenomen, inmiddels voortgang hebben weten te boeken
met het gestalte geven aan een omgeving op de scholen waarin leerlingen en personeel
zich veilig en geaccepteerd weten? In hoeverre fungeren de wettelijke bepalingen nu
ook als een duidelijke norm tot handelen? Kan de Minister haar antwoord onderbouwen
met illustratieve voorbeelden uit de dagelijkse praktijk op scholen?
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de petitie «Sociale en emotionele
vaardigheden in het curriculum», evenals de reactie van de Minister. Ze hebben nog
een aantal vragen.
In de brief wordt benadrukt dat het ontwikkelen van sociale en emotionele vaardigheden
bijdraagt aan de positie van jongeren in de toekomst. Echter, de leden van de BBB-fractie
vragen of de Minister niet vindt dat dit de verantwoordelijkheid is van de ouders
en familie.
Ook geeft de brief aan dat in het curriculum aandacht moet worden besteed aan sociale
en emotionele vaardigheden, maar altijd in de context van vakinhoud.
Is de Minister het met de leden van de BBB-fractie eens dat achteruitgaande basisvaardigheden
zoals rekenen en taal meer prioriteit hebben dan sociale en emotionele vaardigheden?
Tot slot vragen zij of de Minister kan garanderen dat als deze sociale en emotionele
vaardigheden plaats krijgen in een curriculum dit niet ten koste gaat van de basisvaardigheden
zoals rekenen en taal.
II Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.