Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Formele Raad WSBVC van 27 en 28 november 2023 (Kamerstuk 21501-31-726)
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 728 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 17 november 2023
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de
brief van 9 november 2023 over de geannoteerde agenda Formele Raad WSBVC van 27 en
28 november 2023 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 726).
De vragen en opmerkingen zijn op 14 november 2023 aan de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 16 november 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kuzu
Adjunct-griffier van de commissie, Van den Broek
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
ten behoeve van de Formele Raad te Brussel. Deze leden hebben nog wel enkele vragen.
De leden van de D66-fractie steunen zoals bekend de lijn van de Minister ten aanzien
van de Richtlijnvoorstel Platformwerk. Wel maken deze leden zich zorgen over het krappe
tijdspad. Kan de Minister schetsen wat de posities van de Raad en het Europees Parlement
(EP) zijn, in bijzonder ten aanzien van het weerlegbaar rechtsvermoeden? En, hoe waarschijnlijk
acht de Minister de kans dat er tijdig een akkoord bereikt wordt, voordat het wisseljaar
begint?
Ik zet mij er sterk voor in om tijdens de huidige EU-bestuursperiode een akkoord te
bereiken over de richtlijn, en ook de onderhandelaars namens de Raad, het Europees
Parlement en de Europese Commissie zetten zich daartoe in. Of dat gaat lukken is lastig
te voorspellen, gegeven het krachtenveld in de Raad en de beperkte manoeuvreerruimte
van het Spaanse voorzitterschap als gevolg daarvan enerzijds, en de ambities van het
Europees Parlement anderzijds. Ik maak van diverse gelegenheden gebruik om de onderhandelaars
aan beide zijden ertoe aan te sporen om voortgang te maken met de onderhandelingen
en waar mogelijk flexibiliteit te tonen.
Bij het bereiken van de algemene oriëntatie in de Raad, onder Zweeds voorzitterschap,
was sprake van een krappe gekwalificeerde meerderheid.1 Het hoofdstuk over het weerlegbaar rechtsvermoeden vormde het belangrijkste discussiepunt.
Het weerlegbaar rechtsvermoeden vormt ook in de triloog de grootste uitdaging voor
het bereiken van een akkoord.
In o.a. het Verslag van de Raad WSB van 13 en 14 oktober 20222 ben ik ingegaan op het krachtenveld in de Raad. Nederland en een aantal gelijkgestemde
lidstaten willen graag zoveel mogelijk vasthouden aan het originele voorstel van de
Europese Commissie. Deze lidstaten vormen samen geen gekwalificeerde meerderheid.
De lidstaten die meer terughoudendheid wensten ten aanzien van het rechtsvermoeden,
bijvoorbeeld door meer criteria te formuleren of de drempel voor het activeren van
het rechtsvermoeden te verhogen, vormen samen ook geen gekwalificeerde meerderheid.
Uiteindelijk is in de Raad van juni jl. een compromis tussen deze twee stromingen
in de Raad bereikt. Dit krachtenveld in de Raad is in de triloogfase ongewijzigd gebleven.
Een merendeel van de lidstaten roept op om t.a.v. het weerlegbaar rechtsvermoeden
dicht bij het in de Raad bereikte compromis te blijven.
In de Geannoteerde Agenda van de Raad van 27 en 28 november a.s. informeerde ik uw
Kamer dat de onderhandelaars van het Europees Parlement vlak voor de triloog van 3 oktober
jl. een non-paper gepresenteerd hebben met een voorstel voor het weerlegbaar rechtsvermoeden.
Ik gaf daarbij aan dat het Europees Parlement, net als de Raad met dit voorstel de
structuur van het weerlegbaar rechtsvermoeden zoals voorgesteld door de Europese Commissie
volgt. Inhoudelijk wijkt het voorstel af van zowel het oorspronkelijke voorstel van
de Europese Commissie als de Raadspositie. Het gaat dan om aspecten zoals de criteria
(het Europees Parlement noemt dit «elementen») voor de activering van het rechtsvermoeden,
uitzonderingen op toepassing van het rechtsvermoeden en de schorsende werking van
het rechtsvermoeden.
Hoewel het Europees Parlement met dit voorstel een goede stap heeft gezet, wijkt het
inhoudelijk nog te veel af van zowel het oorspronkelijke voorstel van de Europese
Commissie als de Raadspositie. Om tot een akkoord in triloog te komen zullen de onderhandelende
partijen stappen moeten zetten om elkaar tegemoet te komen. Tijdens de laatste triloog
van 8 november jl. is er nog geen akkoord bereikt ten aanzien van het weerlegbaar
rechtsvermoeden.
Ook op andere dossiers kunnen de leden van de D66-fractie zich vinden in de vaak bekende
lijn van de Minister. Ten aanzien van de Raadsconclusies transitie zorgsystemen hebben
deze leden nog wel enkele vragen: in hoeverre is er ruimte is om ook andere verschillen
(bijvoorbeeld in culturele achtergrond of sociaal economische status (SES)) ook mee
te nemen in de raadsaanbevelingen voor holistische zorg? Want deze leden zien dat
verschillende groepen in de samenleving niet de zorg krijgen die passend is en dat
zorgt voor ongelijkheid. Hoe gaan deze aanbevelingen bijdragen om de verschillen te
overbruggen?
De transitie van zorgsystemen is een breed onderwerp en ziet op veel aspecten. Ik
ben het eens met de leden van D66 dat het daarbij van belang kan zijn om te kijken
naar verschillen tussen mensen, bijvoorbeeld op het gebied van culturele achtergrond
of sociaaleconomische status. Deze verschillen komen in de voorliggende Raadsconclusies
mijns inziens voldoende aan bod. De Raadsconclusies wijzen bijvoorbeeld op de noodzaak
van vroegschoolse zorg en educatie voor kinderen die risico lopen op armoede. De conclusies
besteden ook aandacht aan achtergestelde gebieden en de specifieke zorguitdagingen
aldaar. De vormgeving van langdurige zorgstelsels is een bevoegdheid van de lidstaten.
De huidige Raadsconclusies kunnen lidstaten helpen bij het identificeren van uitdagingen
binnen de langdurige zorg en bieden concrete handvaten voor beleid waar nodig.
De leden van de D66-fractie begrijpen dat de Europese Commissie, naar aanleiding van
een verzoek van de Europese Raad uit juni 2023, een mededeling over demografische
verandering heeft gepresenteerd met daarin een toolbox die is gestructureerd rond
vier pijlers. Deze leden vragen het kabinet naar een toelichting bij de Nederlandse
invulling van de vier pijlers. Hoe past het «zorgen voor toegankelijke hoogwaardige
kinderopvang» bij de noodzakelijkheid van het nieuwe financieringsstelsel in de kinderopvang
en de rol van de overheid hierin, vragen deze leden concreet.
Onlangs presenteerde de Europese Commissie een mededeling met daarin een toolbox aan maatregelen om demografische ontwikkelingen het hoofd te bieden. De toolbox kent vier pijlers: ouders, jeugd, ouderen en migratie.
In het algemeen verwelkomt het kabinet de mededeling. Het kabinet acht het van belang
dat demografische ontwikkelingen in Europa onderdeel uitmaken van de discussie en
beleidsontwikkeling met betrekking tot de sociaaleconomische situatie van de Europese
Unie en de verschillende lidstaten op langere termijn. Het is goed dat de Commissie
hier middels deze mededeling breder aandacht voor vraagt en daarbij ook oog heeft
voor de verschillen tussen lidstaten op het gebied van demografie zoals bevolkingsdichtheid
en -groei. Met betrekking tot de effecten van demografische ontwikkelingen op de Nederlandse
samenleving en mogelijk handelingsperspectief daarop, kijkt het kabinet met interesse
uit naar het adviesrapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050.
Deze commissie zal naar verwachting haar bevindingen in januari 2024 aan het kabinet
aanbieden, waarna een kabinetsreactie met appreciatie zal volgen.
Het kabinet zal de inhoud van de demografie toolbox nader appreciëren in een BNC-fiche dat binnenkort met uw Kamer gedeeld wordt. In
dit fiche zullen de verschillende pijlers van het voorstel beschreven worden en voorzien
worden van een appreciatie. Ook zal het BNC-fiche een beschrijving bevatten van het
bestaande Nederlandse beleid op het gebied van de vier pijlers.
In het licht van de toenemende demografische uitdagingen, is kwalitatief goede en
toegankelijke kinderopvang van groot belang voor onze maatschappij, zowel voor een
goede start voor kinderen als voor de arbeidsparticipatie van ouders. De kinderopvangtoeslagaffaire
heeft pijnlijk duidelijk gemaakt dat het financieringsstelsel eenvoudiger moet worden
en dat er meer zekerheid voor ouders nodig is. Daarom is er een traject gestart om
de kinderopvangtoeslag af te schaffen en de overheidsvergoeding rechtstreeks aan de
kinderopvangorganisaties uit te keren. Omdat nu verdere politieke keuzes nodig zijn,
is de precieze invulling van de herziening aan een volgend kabinet.
De leden van de D66-fractie vragen ten aanzien van het ondersteunen van jongere generaties
om hun vaardigheden te ontwikkelen fractie, naar het beleid om een leven lang ontwikkelen
te ondersteunen: wordt dit ook vanuit de pijlers over demografische ontwikkeling ondersteund?
Zo ja, hoe krijgt dit vorm?
Het kabinet onderschrijft het belang om te investeren in een brede leer- en ontwikkelcultuur
waarin het, ook voor jongere generaties, vanzelfsprekend is om zich hun hele leven
te blijven ontwikkelen. De op 10 november 2023 gepresenteerde onderwijsagenda LLO3 gaat specifiek in op het belang van LLO op het mbo, hbo en wo en hoe leren en ontwikkelen
vanzelfsprekend moet worden. Ook voor het funderend en initieel onderwijs ligt er
een belangrijke opdracht om jonge mensen te «leren leren» en ze de skills mee te geven
om zich een leven lang te blijven ontwikkelen. Acties die ondernomen worden in het
kader van de onderwijsagenda zijn bijvoorbeeld het zoveel mogelijk wegnemen van belemmeringen
voor publieke onderwijsinstellingen om LLO-activiteiten te ondernemen en het stimuleren
van duaal onderwijs in het hbo en de beroepsbegeleidende leerweg in het mbo.
In de toolbox noemt de Commissie enkele initiatieven om jongere generaties te ondersteunen om hen
te laten floreren, hun vaardigheden te ontwikkelen en hun toegang tot de arbeidsmarkt
en tot betaalbare huisvesting te vergemakkelijken. De Commissie zal daartoe in 2024
het Kwaliteitskader voor stages actualiseren, dat de overgang van jongeren van onderwijs
en werkloosheid naar werk ondersteunt door middel van hoogwaardige stages. Ook wijst
de Commissie op de doelstellingen voor het jaar 2025 die volgen uit de Europese Onderwijsruimte
en de Europese Vaardighedenagenda. Het kabinet zal de inhoud van de demografie toolbox nader appreciëren in een BNC-fiche dat binnenkort met uw Kamer gedeeld wordt.
De leden van de D66-fractie constateren dat de positie van oudere generaties wordt
verbeterd dankzij de Wet toekomst pensioenen, maar passend arbeidsmarktbeleid kan
breder zijn dan dat volgens deze leden. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat afspraken
in collectieve arbeidsovereenkomsten aansluiten bij een flexibele arbeidsmarkt waarin
mensen niet tot hun pensioenleeftijd zwaar werk blijven doen, maar tijdig kiezen voor
om- of bijscholing om minder zwaar werk te gaan doen en zo vroege uittreding te minimaliseren,
terwijl tegelijkertijd de arbeidsmarktpositie van oudere werknemers wordt verstevigd,
vragen deze leden aan het kabinet.
Het kabinet zet in op het verstevigen van de arbeidsmarkpositie van oudere werknemers
langs de lijnen van de «Seniorenkansenvisie» waarover ik uw Kamer in november 2022
informeerde.4 Zo zet het kabinet zich ervoor in om een brede leer- en ontwikkelcultuur te bevorderen,
en het kabinet vraagt hier ook in Europees verband aandacht voor. Het kabinet beoogt
hiermee bij te dragen aan een wendbare, toekomstbestendige arbeidsmarkt waarin het
vanzelfsprekend is dat mensen zich een leven lang blijven ontwikkelen. Naast leven
lang ontwikkelen, zet het kabinet zich ook in om werknemers tijdens hun werkend leven
duurzaam inzetbaar te houden. Met de tijdelijke Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid
en Eerder Uittreden stelt het kabinet subsidie beschikbaar voor sectoren en bedrijven
om te investeren in de inzetbaarheid van hun werkenden, zodat zoveel mogelijk mensen
gezond kunnen doorwerken tot hun pensioen. Kort na het kerstreces zal de Minister
voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen de Kamer informeren over de voortgang
van de subsidieregeling.
Voorts begrijpen de leden van de D66-fractie dat de Commissie op 15 november met een
wetgevend voorstel komt om arbeidsmatching tussen Europese Unie (EU-)werkgevers en
werkzoekenden uit derde landen te vergemakkelijken met een EU Talent Pool als IT-platform.
Deze leden vragen het kabinet om een toelichting op hoe dit platform eruit gaat zien,
welke groepen werknemers er gebruik van kunnen maken, hoe het kabinet het gebruik
ervan wil aanmoedigen en hoe de vaardigheden van gebruikers van het platform gepresenteerd
kunnen worden. Kunnen gebruikers via dit platform eenvoudig worden doorverwezen naar
regelingen om hun opleiding en vaardigheden te verbeteren in het kader van een leven
lang ontwikkelen, vragen deze leden.
De Europese Commissie heeft op 15 november jl. een pakket maatregelen inzake talentmobiliteit
voorgesteld. Het pakket bevat een voorstel voor een EU Talent Pool als IT-platform
om arbeidsmatching te vergemakkelijken tussen EU-werkgevers en werkzoekenden uit derde
landen. Deelname aan de Talent Pool door EU-lidstaten, is op vrijwillige basis. Momenteel
ben ik het pakket met maatregelen inzake talentmobiliteit, waaronder het voorstel
voor een EU Talent Pool, aan het bestuderen. Binnen de gebruikelijke termijn van zes
weken, zal ik uw Kamer een kabinetsreactie in de vorm van een BNC-fiche doen toekomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Minister in te gaan op het punt
van het weerlegbaar rechtsvermoeden werknemerschap en de positie van de Raad en het
EP tijdens de meest recente trilogen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Minister daarnaast aan te geven
wat het belang is van een goed en duidelijk gedefinieerd rechtsvermoeden voor de Europese
markt en voor Nederland.
Mijn inzet is gericht op een sterk en effectief weerlegbaar rechtsvermoeden en een
(ook voor publiekrechtelijke instanties) zo effectief mogelijke uitwerking daarvan.
Zoals ik heb aangegeven in het BNC-fiche over dit richtlijnvoorstel biedt deze richtlijn
een kans om de aanpak van schijnzelfstandigheid in platformwerk tegen te gaan, ook
met oog op een gelijker speelveld tussen lidstaten. De platformeconomie heeft immers
bij uitstek grensoverschrijdende aspecten. Veel platformwerk wordt online en grensoverschrijdend
uitgevoerd. Dat brengt risico’s mee van een ongelijk speelveld voor bedrijven door
oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden, zoals ook de SER constateert in haar
advies van oktober 2020.5 Veel lidstaten staan voor vergelijkbare uitdagingen. In diverse EU-lidstaten heeft
de rechter geoordeeld dat platformwerkers – in de voorliggende gevallen – moeten worden
beschouwd als werknemers. Deze tendens in de rechtspraak (tot aan de hoogste rechter
toe) is in meerdere lidstaten, waaronder in Nederland, zichtbaar, maar nog niet in
alle lidstaten. Dit veroorzaakt onduidelijkheid voor alle partijen. Onduidelijkheid
die in de praktijk ten koste kan gaan van de bescherming en rechtszekerheid van werkenden.
Het hoge aantal rechtszaken wijst op de noodzaak van meer duidelijkheid en om te komen
tot een gelijk speelveld tussen de lidstaten en tussen arbeidsplatforms en andere
bedrijven, en het voorkomen van een neerwaartse spiraal van arbeidsvoorwaarden. Met
deze richtlijn krijgen werkenden in de platformeconomie duidelijkheid over hun positie.
Ik hoop dan ook dat er in de triloog snel een goed akkoord wordt bereikt.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Minister hoe Nederland het doet
op het punt van de digitalisering van de grensoverschrijdende administratieve samenwerking
tussen socialezekerheidsinstellingen. En hoe in dit soort digitale samenwerking de
bescherming van de persoonlijke levenssfeer geborgd wordt en wie daar voor verantwoordelijk
is?
Op dit moment werkt Nederland voortvarend aan de digitalisering van de grensoverschrijdende
administratieve samenwerking tussen socialezekerheidsinstellingen. Nederland heeft
EESSI6, het platform voor digitale grensoverschrijdende administratieve samenwerking tussen
socialezekerheidsinstellingen, bijna volledig geïmplementeerd. De uitvoeringsorganisaties
(UWV, SVB, CAK en Belastingdienst) zijn tevreden met het gebruik van EESSI.
Ter borging van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer hanteert het kabinet
het uitgangspunt dat digitale samenwerking moet voldoen aan de Algemene Verordening
Gegevensbescherming (AVG), zodat de privacy van mensen kan worden gegarandeerd. Dit
betekent onder meer dat dient te worden voldaan aan de eisen van de AVG inzake privacy-by-design en informatiebeveiliging. Iedere dienstverlenende overheidsorganisatie is (en blijft)
bestuurlijk verantwoordelijk voor het voldoen aan de eisen zoals vastgelegd in de
AVG.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken van de gelegenheid gebruik tot het stellen van vragen
naar aanleiding van de naderende Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 27-28 november
2023.
Mededeling en Raadsconclusies digitalisering sociale zekerheid
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Europese Commissie op 6 september jl.
een beleidsstuk heeft gepresenteerd getiteld «Digitalisering coördinatie sociale zekerheid:
het vrije verkeer op de eengemaakte markt vergemakkelijken». Deze leden vragen hoe,
bezien in een Europese context, de Minister vindt dat Nederland «scoort» als het gaat
om de digitalisering van de grensoverschrijdende administratieve samenwerking tussen
socialezekerheidsinstellingen. Zit Nederland in de voorhoede, de middenmoot of meer
in de achterhoede? Moet Nederland op dit vlak nog stappen zetten en zo ja, welke stappen
dienen er op korte en wat langere termijn gezet te worden?
Deze leden vragen welke waarborgen de Minister bij de Europese socialezekerheidspas
(ESSPASS) pilot nodig acht voor de bescherming van persoonsgegevens van werkenden.
Hoe wordt daar in de pilot in voorzien?
Om mensen van dienst te zijn in relatie tot sociale zekerheid is het belangrijk dat
instanties nationaal en grensoverschrijdend effectief samenwerken, zodat mensen toegang
hebben tot overheidsdiensten en hun rechten kunnen effectueren. Digitale dienstverlening
en verantwoorde gegevensuitwisseling in de sociale zekerheid zijn daarvoor noodzakelijk.
Op dit moment werken de Nederlandse uitvoeringsorganisaties voortvarend aan de volledige
implementatie van EESSI, het platform voor digitale grensoverschrijdende administratieve
samenwerking tussen socialezekerheidsinstellingen. Het kabinet verwacht dat deze implementatie
in 2024 volledig zal zijn afgerond. Zo hebben het UWV, SVB en de Belastingdienst EESSI
volledig geïmplementeerd. Het CAK verwacht de laatste processen geïmplementeerd te
hebben voor 1 juli 2024. Dit is binnen de afgesproken termijnen.
Het kabinet acht het wenselijk om de mogelijkheden tot digitalisering van socialezekerheidsstelsels
verder te verkennen. Deelname aan de ESSPASS-pilot dient daarbij te worden bezien
vanuit verschillende invalshoeken. Hierbij zijn binnen het kabinetsbeleid het centraal
stellen van de burger en het belang van gegevensbescherming en -beveiliging, inclusiviteit
en toegankelijkheid een kernwaarde. Mensen moeten ook vrij kunnen kiezen of ze digitale
hulpmiddelen al dan niet willen gebruiken. Daarbij hanteert het kabinet de uitgangspunten
dat voortgebouwd moet worden op reeds bestaande systemen in de EU en dat conform de
Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) de privacy van burgers moet worden
gegarandeerd. Dit betekent onder meer dat de huidige pilotprojecten uitgaan van de
eisen van de AVG inzake privacy-by-design en informatiebeveiliging.
Niet geagendeerde onderwerpen
Tot slot willen de leden van de CDA-fractie nog een tweetal onderwerpen belichten
die niet op de agenda staan. Allereerst met betrekking tot de Richtlijn Platformwerk.
Eerder dit jaar zijn de trilogen tussen de Raad en het EP over het Richtlijnvoorstel
Platformwerk van start gegaan. In eerste instantie is ervoor gekozen te focussen op
onderdelen van de richtlijn waar de posities van de Raad en het EP niet al te ver
uiteen liggen (onder meer het onderwerp algoritmisch management). Recente berichtgeving
geeft aan dat de trilogen nu ook focussen op wat vermoedelijk het grootste pijnpunt
zal zijn in de onderhandelingen: het inroepbaar rechtsvermoeden werknemerschap. Dit
beoogt schijnzelfstandigen onder platformwerkers de mogelijkheid te geven om een werknemersstatus
en bijbehorende sociale rechten te verwerven. Acht de Minister het mogelijk dat uiterlijk
begin komend jaar de trilogen afgerond zijn? Zijn Raad en EP tijdens de triloog op
9 november dichter bij een compromis gekomen?
Ik zet mij er sterk voor in om tijdens de huidige EU-bestuursperiode een akkoord te
bereiken over de richtlijn, en ook de onderhandelaars namens de Raad, het Europees
Parlement en de Europese Commissie zetten zich daartoe in. Of dat gaat lukken is lastig
te voorspellen, gegeven het krachtenveld in de Raad en de beperkte manoeuvreerruimte
van het Spaanse voorzitterschap als gevolg daarvan enerzijds, en de ambities van het
Europees Parlement anderzijds. Ik maak van diverse gelegenheden gebruik om de onderhandelaars
aan beide zijden ertoe aan te sporen om voortgang te maken met de onderhandelingen
en waar mogelijk flexibiliteit te tonen.
Bij het bereiken van de algemene oriëntatie in de Raad, onder Zweeds voorzitterschap,
was sprake van een krappe gekwalificeerde meerderheid.7 Het hoofdstuk over het weerlegbaar rechtsvermoeden vormde het belangrijkste discussiepunt.
Het weerlegbaar rechtsvermoeden vormt ook in de triloog de grootste uitdaging voor
het bereiken van een akkoord.
In o.a. het Verslag van de Raad WSB van 13 en 14 oktober 20228 ben ik ingegaan op het krachtenveld in de Raad. Nederland en een aantal gelijkgestemde
lidstaten willen graag zoveel mogelijk vasthouden aan het originele voorstel van de
Europese Commissie. Deze lidstaten vormen samen geen gekwalificeerde meerderheid.
De lidstaten die meer terughoudendheid wensten ten aanzien van het rechtsvermoeden,
bijvoorbeeld door meer criteria te formuleren of de drempel voor het activeren van
het rechtsvermoeden te verhogen, vormen samen ook geen gekwalificeerde meerderheid.
Uiteindelijk is in de Raad van juni jl. een compromis tussen deze twee stromingen
in de Raad bereikt. Dit krachtenveld in de Raad is in de triloogfase ongewijzigd gebleven.
Een merendeel van de lidstaten roept op om t.a.v. het weerlegbaar rechtsvermoeden
dicht bij de algemene oriëntatie te blijven.
In de Geannoteerde Agenda van de Raad van 27 en 28 november a.s. informeerde ik uw
Kamer dat de onderhandelaars van het Europees Parlement vlak voor de triloog van 3 oktober
jl. een non-paper gepresenteerd hebben met een voorstel voor het weerlegbaar rechtsvermoeden.
Ik gaf daarbij aan dat het Europees Parlement, net als de Raad met dit voorstel de
structuur van het weerlegbaar rechtsvermoeden zoals voorgesteld door de Europese Commissie
volgt. Inhoudelijk wijkt het voorstel af van zowel het oorspronkelijke voorstel van
de Europese Commissie als de Raadspositie. Het gaat dan om aspecten zoals de criteria
(het Europees Parlement noemt dit «elementen») voor de activering van het rechtsvermoeden,
uitzonderingen op toepassing van het rechtsvermoeden en de schorsende werking van
het rechtsvermoeden.
Hoewel het Europees Parlement met dit voorstel een goede stap heeft gezet, wijkt het
inhoudelijk nog te veel af van zowel het oorspronkelijke voorstel van de Europese
Commissie als de Raadspositie. Om tot een akkoord in triloog te komen zullen de onderhandelende
partijen stappen moeten zetten om elkaar tegemoet te komen. Tijdens de laatste triloog
van 8 november jl. is er nog geen akkoord bereikt ten aanzien van het weerlegbaar
rechtsvermoeden.
Daarnaast constateren de leden van de CDA-fractie dat de Europese Commissie recent
een beleidsstuk heeft gepresenteerd over «Demografische verandering in Europa: een
gereedschapskist voor actie». De «toolbox» is gestructureerd rond vier pijlers waaronder
de eerste aangeeft dat ouders ondersteund moeten worden door gezin en betaald werk
beter met elkaar te verzoenen, met name door te zorgen voor toegankelijke hoogwaardige
kinderopvang en een goed evenwicht tussen werk- en privéleven. Ziet de Minister hierin
handvaten om een extra stap te zetten met modern werkgeverschap? Ziet de Minister
in de toolbox parallellen met de gezinsvisie die het CDA eerder dit jaar heeft uitgebracht?9 Zo ja, welke maatregelen kunnen hieruit overgenomen worden?
Welke punten uit de Commissiemededeling «Demografische verandering in Europa: een
gereedschapskist voor actie» acht de Minister specifiek op sociale zaken en werkgelegenheid
(SWZ)-gebied van belang? Zijn er tussentijdse bevindingen van de Staatscommissie Demografische
ontwikkelingen die mogelijk betrokken kunnen worden bij de aankomende formatie in
Nederland?
Onlangs presenteerde de Europese Commissie een mededeling met daarin een toolbox aan maatregelen om demografische ontwikkelingen het hoofd te bieden. De toolbox kent vier pijlers: ouders, jeugd, ouderen en migratie.
In het algemeen verwelkomt het kabinet de mededeling. Het kabinet acht het van belang
dat demografische ontwikkelingen in Europa onderdeel uitmaken van de discussie en
beleidsontwikkeling met betrekking tot de sociaaleconomische situatie van de Europese
Unie en de verschillende lidstaten op langere termijn. Het is goed dat de Commissie
hier middels deze mededeling breder aandacht voor vraagt en daarbij ook oog heeft
voor de verschillen tussen lidstaten op het gebied van demografie zoals bevolkingsdichtheid
en -groei. Met betrekking tot de effecten van demografische ontwikkelingen op de Nederlandse
samenleving en mogelijk handelingsperspectief daarop, kijkt het kabinet met interesse
uit naar het adviesrapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050.
Deze commissie zal naar verwachting haar bevindingen in januari 2024 aan het kabinet
aanbieden, waarna een kabinetsreactie met appreciatie zal volgen.
Het kabinet zal de inhoud van de demografie toolbox nader appreciëren in een BNC-fiche dat binnenkort met uw Kamer gedeeld wordt. In
dit fiche zullen de verschillende pijlers van het voorstel beschreven worden en voorzien
worden van een appreciatie. Ook zal het BNC-fiche een beschrijving bevatten van het
bestaande Nederlandse beleid op het gebied van de vier pijlers.
In het licht van de toenemende demografische uitdagingen, is kwalitatief goede en
toegankelijke kinderopvang van groot belang voor onze maatschappij, zowel voor een
goede start voor kinderen als voor de arbeidsparticipatie van ouders. De kinderopvangtoeslagaffaire
heeft pijnlijk duidelijk gemaakt dat het financieringsstelsel eenvoudiger moet worden
en dat er meer zekerheid voor ouders nodig is. Daarom is er een traject gestart om
de kinderopvangtoeslag af te schaffen en de overheidsvergoeding rechtstreeks aan de
kinderopvangorganisaties uit te keren. Omdat nu verdere politieke keuzes nodig zijn,
is de precieze invulling van de herziening aan een volgend kabinet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. Kuzu, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.E. van den Broek, adjunct-griffier