Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 980 Voorstel van de leden Omtzigt, Eerdmans en Dassen tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met het invoeren van termijnen voor de opdrachten van (in)formateur(s)
Nr. 7
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET NADER VERSLAG
Ontvangen 13 oktober 2023
Inleiding
Sinds de oorspronkelijke indiening van het voorstel eind 2021 is het politieke landschap
radicaal veranderd. Bij het schrijven van het voorstel hadden de indieners vooral
nog de stroeve laatste formatie in het achterhoofd. De wijzigingsvoorstellen van afgelopen
voorjaar zijn gebaseerd op de evaluatie van de kabinetsformatie en verwerkt vanuit
het gevoel van urgentie dat de stabiliteit van de regering in het geding was en dat
wijzigingen daarom urgent waren. Indieners hielden er rekening mee dat het kabinet
kon vallen en dat er dan een verbeterde procedure moet zijn voor de (in)formatie.
Dat vooral de coalitie partijen in de nota naar aanleiding van het nader verlag laconiek
in hun antwoorden waren en de gevoelde instabiliteit van de regering relativeerden
– kunnen we achteraf zien als een miscalculatie.
De evaluatie van de (in)formatie zal in de laatste parlementaire Kamerweek van deze
kabinetsperiode behandeld worden. Dat geeft de Kamer de gelegenheid zich ook uit te
spreken over het aangepaste voorstel van deze indieners. Daarmee zouden wij net op
tijd voor de de verkiezingen kunnen besluiten om het reglement van orde aldus aan
te passen en om te komen tot een vlot (in)formatie proces.
Met het oog op de inhoud van het voorstel, danken de indieners de fracties voor de
gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen. Hieronder zullen zij puntsgewijs op die
vragen en opmerkingen ingaan.
Moment van wijzigen voorstel
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de initiatiefnemers op dit moment met dit
voorstel komen. Waarom hebben zij het gesprek met de evaluatiecommissie en het debat
over de evaluatie van de kabinetsformatie niet afgewacht alvorens met een nota van
wijziging te komen? Het komt deze leden voor dat dit voorstel voortijdig is, temeer
daar de initiatiefnemers stellen dat deze wijziging van het Reglement van Orde het
startpunt is en dat later mogelijk meer wijzigingen aan de orde zijn. Zou het niet
zorgvuldiger zijn om in zijn totaliteit naar het formatieproces te kijken in plaats
van er nu één onderdeel uit te halen? Als er in totaliteit naar het formatieproces
wordt gekeken kunnen ook andere aspecten van dat proces aan de orde komen, zoals een
eventuele nadere regeling van de (in)formatie en welke vorm daar het beste bij past,
alsmede de verkennende fase van de informatie en de positie van de verkenner(s). Graag
krijgen deze leden een reactie van de initiatiefnemers.
De leden van de D66-fractie hebben een vraag over het proces waarvoor deze initiatiefnemers
hebben gekozen. Deze leden lezen in de nota naar aanleiding van het verslag dat de
initiatiefnemers ervoor hebben gekozen om af te stappen van het oorspronkelijke voorstel
en naar aanleiding van de vragen en de evaluatie van de formatie 2021/2022 een nieuw
voorstel hebben geschreven. Deze leden waarderen het werk dat de initiatiefnemers
hierin hebben gestoken, maar begrijpen de keuze voor deze vorm nog niet helemaal.
Waarom is ervoor gekozen om dit voorstel als nota van wijziging in te dienen en niet
dit voorstel als een nieuw voorstel in te dienen en het oude voorstel te laten vervallen?
De leden van de CDA-fractie vragen waarom de initiatiefnemers er niet voor hebben
gekozen hun oorspronkelijke voorstel in te trekken en een nieuw voorstel in te dienen.
Ook vragen zij waarom de initiatiefnemers ervoor hebben gekozen één onderdeel uit
de evaluatie van de kabinetsformatie te lichten, voordat de Kamer de evaluatie als
geheel heeft kunnen bespreken.
De leden van de CDA-fractie herinneren de initiatiefnemers aan hun voornemen in de
toelichting op het oorspronkelijke voorstel: «Het is de uitdrukkelijke bedoeling van
de initiatiefnemers om dit initiatief op korte termijn te behandelen» (blz. 2). Deze
leden constateren dat het voorstel is ingediend op 25 november 2021 en dat de commissie
voor de Werkwijze al op 15 december 2021 verslag heeft uitgebracht. Daarna hebben
de initiatiefnemers bijna anderhalf jaar de tijd genomen om de gestelde vragen te
beantwoorden en deze in de meeste gevallen irrelevant te verklaren. Deze leden vragen
hoe overtuigend in dit licht een pleidooi voor het stellen van deadlines is.
De leden van de SP-fractie vragen de initiatiefnemers waarom er niet is gewacht op
de evaluatie. De initiatiefnemers hebben desondanks hun voorstel ingediend. Nu de
evaluatie is verschenen, volgt er een nota van wijziging die het voorstel ingrijpend
verandert naar aanleiding van de evaluatie. Waarom is ervoor gekozen om dit via een
nota van wijziging te doen? Waarom is het oorspronkelijke voorstel niet ingetrokken
en zijn de initiatiefnemers met een nieuw voorstel gekomen?
Antwoord:
Zoals initiatiefnemers in de nota naar aanleiding van het verslag al beschreven, achten
zij het nieuwe voorstel – het invoeren van termijnen voor de opdracht(en) van (in)formateur(s)
– gelet op de huidige politieke situatie urgent. In november 2023 namelijk zullen
Tweede Kamerverkiezingen worden gehouden. Als er geen actie wordt ondernomen bestaat
er een reëel risico dat de kabinetsformatie weer lange tijd zal duren, zoals dat ook
bij de voorgaande kabinetsformaties aan de orde was. Om dit te voorkomen vinden initiatiefnemers
een wijziging van het Reglement van Orde op dit punt op kort termijn noodzakelijk.
Initiatiefnemers vinden het positief als er uiteindelijk ook in zijn totaliteit naar
het formatieproces wordt gekeken, maar achten het desalniettemin noodzakelijk om nu
alvast deze wijziging van het Reglement van Orde door te voeren.
Initiatiefnemers hebben ervoor gekozen om dit voorstel als nota van wijziging in te
dienen en niet als een nieuw voorstel omdat initiatiefnemers vinden dat dit voorstel
voldoende verband houdt met het oude voorstel. Dat de voorstellen voldoende verband
houden, blijkt onder andere uit het feit dat initiatiefnemers het nieuwe voorstel
eerder hebben overwogen (zie hiervoor de toelichting bij het oorspronkelijke voorstel;
Kamerstukken II 2021–2022, 35 980, nr. 2). Destijds was de evaluatie van de kabinetsformatie 2021/2022 nog niet voor handen.
De evaluatie heeft ertoe geleid dat initiatiefnemers het oude voorstel hebben heroverwogen
en tot dit nieuwe voorstel zijn gekomen. Initiatiefnemers hebben het gesprek met de
evaluatiecommissie en het debat vanwege de urgentie die verbonden is aan dit voorstel
niet afgewacht. Initiatiefnemers zien graag dat er voor de komende Tweede Kamerverkiezingen
een oplossing is voor de steeds langer durende kabinetsformatie en achten het nieuwe
voorstel hiervoor geschikt.
Termijnen en de (in)formatie
De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers om het voorstel nader te motiveren.
In hoeverre leent een (in)formatie zich voor het hanteren van termijnen? Een formatie
is een complex proces, waarbij het maar de vraag is of zo’n proces zich laat leiden
door precieze termijnen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat als een (in)formateur een opdracht van de
Kamer krijgt en hij deze opdracht binnen zes weken afrondt, de Kamer dan een nieuwe
opdracht formuleert. De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers of zij
kunnen toelichten hoe zij tot deze termijn zijn gekomen? Is er ruimte voor de (in)formateur
om meer tijd te nemen? Hebben de initiatiefnemers overwogen om de mogelijkheid tot
verlenging van de opdracht op te nemen? Oftewel, kan de nieuwe opdracht ook een verlenging
zijn?
De leden van de VVD-fractie merken op dat ingevolge het nieuwe lid 4 een nieuwe opdracht
wordt geformuleerd als de informateurs of formateurs de opdracht teruggeven of als
zij de opdracht niet binnen de termijn hebben afgerond. De leden van de VVD-fractie
vragen de initiatiefnemers of de termijn die wordt meegegeven wederom lid 2 van artikel
11.1 geldt, dus ten hoogste zes weken? Zo ja, zou dat dan in het vierde lid niet moeten
worden verduidelijkt?
Antwoord:
Initiatiefnemers zijn van mening dat de (in)formatie zich leent voor termijnen. Initiatiefnemers
wijzen hiervoor graag naar hetgeen de heer Bovend’Eert tijdens het gesprek over het
rapport «Evaluatie kabinetsformatie 2021/2022» naar voren bracht: «Ik denk dat het hanteren van termijnen gunstig kan werken, ook voor het vertrouwen
in het proces. Je werkt met vaste termijnen; het duurt maximaal zes weken. Dan moet
je terug naar de Kamer, volgt er een debat, komt er een nieuwe opdracht en is er een
moment van evaluatie: «Hoe loopt het? Hoe moeten we verder?» Dat geeft een veel gestructureerder
verloop aan de kabinetsformatie dan de eindeloze informatiepogingen die we de afgelopen
keer hebben gehad. Dat zorgt voor meer vertrouwen in het proces en voor meer inzichtelijkheid
in wat er allemaal gebeurt tijdens een formatie.»
Het door initiatiefnemers gekozen termijn van zes weken is afkomstig uit de evaluatie
van de kabinetsformatie 2021/2022. Na afloop van de eerste zes weken kan de Kamer,
na te hebben beraadslaagd, wederom dezelfde informateur(s) aanwijzen met een nieuwe
opdracht. Deze nieuwe opdracht kan dus indirect neerkomen op een verlenging. Het is
alleen de Kamer die dit besluit en het is ook de Kamer die vervolgens de nieuwe opdracht
en het daaraan verbonden nieuwe tweede termijn vaststelt. Dit nieuwe termijn is wederom
ten hoogste zes weken, maar kan ook korter zijn. Als bijvoorbeeld de informateur aangeeft
bijna een resultaat behaald te hebben, kan de Kamer besluiten om een nieuwe opdracht
uit te schrijven aan dezelfde informateur met een korter termijn. Het termijn waarover
wordt gesproken in het nieuwe lid 4 is zodoende dus hetzelfde termijn zoals opgenomen
in het nieuwe lid 2, ofwel: ten hoogste zes weken.
Debat(ten) met de (in)formateur(s)
De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers wat zij verwachten van het
houden van een debat als de termijn is verstreken en de informatie nog niet is afgerond?
In hoeverre verwachten zij dat de onderhandelende partijen informatie zullen geven
over de stand van zaken van de gesprekken? Welke duidelijkheid zal dit debat bieden?
Graag krijgen deze leden een reactie van de initiatiefnemers.
De leden van de VVD-fractie merken op dat het de bedoeling is dat er een debat met
de (in)formateur plaatsvindt. De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers
waar dit uit de nieuw voorgestelde leden van artikel 11.1 van het reglement kan worden
afgeleid? Behoeft dat geen vastlegging in het reglement? Of geldt dan artikel 11.2
van het reglement? Is overwogen om artikel 11.2 te integreren in het nieuwe artikel
11.1?
De leden van de D66-fractie merken op dat de initiatiefnemers wensen dat altijd binnen
een week na het verstrijken van de termijn van zes weken van de (in)formatieopdracht
een debat geagendeerd wordt. De enige momenten waarop daarvan afgeweken mag worden
zijn tijdens het kerstreces, het middelste deel van het zomerreces en «gebeurtenissen
van nationaal belang». De leden van de D66-fractie vragen de initiatiefnemers of de
lijst die genoemd wordt wat de initiatiefnemers betreft een uitputtende lijst betreft?
Zouden de 4 initiatiefnemers stellen dat een wereldwijde pandemie onder een «gebeurtenis
van nationaal belang» valt? Hoe wordt beslist of iets een «gebeurtenis van nationaal
belang» is? Is dat aan de Kamervoorzitter, of is dat aan de Kamer die dat bij meerderheid
besluit?
De leden van de CDA-fractie vragen waarom bijvoorbeeld de kroning van Koning Charles
III van het Verenigd Koninkrijk aanleiding zou kunnen zijn voor overschrijding van
de gestelde termijn. Op het Nederlandse staatshoofd kan de zinsnede «de kroning van
een nieuwe Koning» (blz. 3) niet slaan, omdat de Koning in Nederland niet wordt gekroond,
maar ingehuldigd.
De leden van de D66-fractie zien in het voorstel dat de initiatiefnemers wensen dat
er elke zes weken een nieuwe opdracht verstrekt wordt voorafgaand aan een debat. De
leden van de D66-fractie vragen zich af hoeveel tijdwinst dit in de praktijk zal opleveren.
Kunnen de initiatiefnemers schematisch een overzicht geven hoeveel tijd er nu tussen
de Kamerdebatten zat tijdens de formatie? Verwachten de initiatiefnemers dat dit meer
of minder Kamerdebatten op zal leveren? Wat achten zij wenselijk?
Antwoord:
Initiatiefnemers verwachten van het debat dat wordt gehouden als het termijn is verstreken
en de informatiefase nog niet is afgerond dat de Kamer door de informateur(s) voldoende
wordt ingelicht over de stand van zaken met betrekking tot de kabinetsformatie. Hierbij
kan bijvoorbeeld worden gedacht aan vragen als:Is er zicht op een kabinet? Liggen
de standpunten en meningen van de onderhandelende partijen nog erg ver uit elkaar?
Het debat moet voor de Kamer voldoende duidelijkheid creëren over hoe het ervoor staat
en of er zicht is op een coalitie en regeerakkoord. Om een beslissing te kunnen nemen
over het verdere verloop van de kabinetsformatie moet de Kamer immers goed worden
ingelicht door de informateur.
Dat er een debat met de (in)formateur plaatsvindt, staat inderdaad niet met zoveel
woorden vermeld in de nieuwe voorgestelde leden van artikel 11.1 van het Reglement
van Orde. Initiatiefnemers leiden dit debat af uit de zinsnede «formuleert de Kamer in beginsel binnen een week na de dag van teruggave onderscheidenlijk
na de dag van het verstrijken van de termijn een nieuwe opdracht, en wijst zij voor
de uitvoering daarvan een of meer informateurs aan». De Kamer kan deze taak niet uitvoeren zonder hierover een debat te houden. Artikel
11.2 van het Reglement van Orde is hier niet van toepassing. Dit artikel voorziet
in de mogelijkheid dat de Kamer te allen tijden bij meerderheid een debat kan aanvragen
over de lopende formatie.
Initiatiefnemers beschouwen de lijst met situaties waarin de week overschreden mag
worden als uitputtende lijst. Onder de in de lijst opgenomen «gebeurtenis van nationaal
belang» valt ook een wereldwijde pandemie indien dit urgente aandacht van de zittende
demissionaire regering vraagt. Initiatiefnemers wijzen hierbij graag op de zinsnede
«of andere zaken die de urgente aandacht van de zittende demissionaire regering vragen».
Hiermee wordt bedoeld dat onder «gebeurtenis van nationaal belang» ook andere gebeurtenissen
kunnen vallen dan vermeld in de toelichting bij de nota van wijziging.
De beslissen of iets een «gebeurtenis van nationaal belang» is, wordt genomen door
de Voorzitter. Ja, dat zou in beginsel ook de kroning van een (buitenlandse) Koning
kunnen zijn, als de Voorzitter zo zou beslissen. De leden van de CDA-fractie hebben
gelijk dat in de Nederlandse constellatie wordt gesproken over de inhuldiging van de Koning. Wijziging van het voorstel vereist dit echter niet, daar het een passage
uit de toelichting betreft.
Initiatiefnemers hebben de Kamerdebatten die tijdens de kabinetsformatie 2021–2022
(Kabinet-Rutte IV) hebben plaatsgevonden in kaart gebracht:
– 1 april 2021 vond een plenair debat plaats over de ontstane situatie in de verkennende
fase van de kabinetsformatie
– 6 april 2021 vond een plenair debat plaats over het aanwijzen van en opdracht verlenen
aan de informateur
– 12 mei 2021 vond een plenair debat plaats over het eindverslag met de informateur,
alsmede aansluitend aan het debat een stemming over de ingediende moties tijdens het
debat.
– 23 juni 2021 vond een plenair debat plaats over het eindverslag met de informateur,
alsmede aansluitend aan het debat een stemming over de ingediende moties tijdens het
debat.
– 7 september 2021 vond een plenair debat plaats over het eindverslag met de informateur,
alsmede aansluitend aan het debat een stemming over de ingediende moties tijdens het
debat.
– 5 oktober 2021 vond een plenair debat plaats over het eindverslag met de informateur,
alsmede aansluitend aan het debat een stemming over de ingediende moties tijdens het
debat.
– 16 december 2021 vond een plenair debat plaats over het eindverslag met de informateur,
alsmede aansluitend aan het debat een stemming over de ingediende moties tijdens het
debat.
Het aantal weken tussen de debatten ziet er als volgt uit:
6 april 2021 – 5 weken – 12 mei 2021 – 6 weken – 23 juni 2021 – 10 weken – 7 september 2021 – 4 weken – 5 oktober 2021 – 10 weken – 16 december 2021
Het voorstel zal ertoe leiden dat er standaard na 6 weken een Kamerdebat plaatsvindt.
Initiatiefnemers verwachten dat het hanteren van een termijn ertoe zal leiden dat
niet langer zes Kamerdebatten nodig zijn alvorens een kabinet kan worden geformeerd.
Initiatiefnemers verwachten dan ook dat er minder Kamerdebatten zullen plaatsvinden.
Dit vinden initiatiefnemers wenselijk.
Daarnaast vinden initiatiefnemers het ook wenselijk dat er door het hanteren van een
termijn van zes weken niet tien weken verstrijken zonder dat er een Kamerdebat plaatsvindt.
Bij de kabinetsformatie 2021–2022 is de eerste tien weken te verklaren vanwege het
zomerreces, maar de tweede tien weken kan volgens de initiatiefnemers niet de bedoeling
zijn.
Tussentijds debat en vertrouwelijkheid formatieproces
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat er ook tussentijds nog de mogelijkheid zal
zijn om inlichtingen aan de informateur te vragen. De leden van de VVD-fractie vragen
zich of hoe zinvol een tussentijds debat is. Voorts vragen zij hoe dit zich verhoudt
tot hetgeen is gesteld in het hiervoor genoemde evaluatierapport over het belang van
vertrouwelijkheid in het formatieproces. Graag horen zij een reflectie van de initiatiefnemers.
De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers nader in te gaan op de volgende
constatering uit de Evaluatie kabinetsformatie 2021/22 (blz. 26): «De echte inhoudelijke
discussies over de vorming van een nieuwe coalitie plus bijbehorend regeerakkoord
mogen dan weliswaar (meestal) in het gebouw van de Kamer worden gevoerd – ze gaan
altijd buiten de Kamer als plenaire vergadering van 150 leden om. Het onderhandelingsproces
over een nieuwe coalitie en regeerakkoord behoort toe aan de politieke partijen die
daar kandidaat voor zijn. Noch de Kamer als geheel noch de voorzitter heeft hierop
regie of invloed.» Onderschrijven de initiatiefnemers deze constatering? En hoe verhoudt
het voorstel van de initiatiefnemers zich tot de volgende aanbeveling in de Evaluatie
kabinetsformatie 2021/22 (blz. 56): «De vertrouwelijkheid tijdens de formatiegesprekken
wordt consequent in acht genomen»?
Antwoord:
De mogelijkheid tot het houden van een tussentijds debat zoals geregeld in artikel
11.2 van het Reglement van Orde vinden initiatiefnemers zinvol in het geval er zich
bijvoorbeeld een onverwachte situatie voordoet waar de Kamer direct over wil spreken
met de (in)formateur. Daarnaast is het gelet op de rol die de Kamer in ons democratisch
bestel inneemt wenselijk dat zij te allen tijde om een debat met de (in)formateur
kan verzoeken indien dit naar haar oordeel noodzakelijk is.
Initiatiefnemers onderschrijven de aangehaalde constatering. Dit neemt alleen niet
weg dat de Kamer op de hoogte kan worden gehouden over de kabinetsformatie. Wat betreft
de vertrouwelijkheid beogen initiatiefnemers met dit voorstel niet dat de Kamer 100%
inzage krijgt in het formatieproces. De vertrouwelijkheid tijdens de formatiegesprekken
zal volgens initiatiefnemers in acht moeten worden genomen. Initiatiefnemers willen
met dit voorstel bereiken dat de Kamer consequenter bij de kabinetsformatie wordt
betrokken en dat ze enige regie uitoefent op de looptijd van het proces.
Formulering van het voorstel
De leden van de VVD-fractie merken op dat in de toelichting bij de nota van wijziging
staat dat de Voorzitter van de Kamer een debat over de kabinetsformatie agendeert,
in de regel binnen een week. Dat geeft de Voorzitter enige discretie, zo valt te lezen.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het woord «discretie» hier moet worden verstaan.
De leden van de VVD-fractie is opgevallen dat in de voorgestelde leden 3 en 4 van
artikel 11.1 de woorden «in beginsel» worden gebruikt. De leden van de VVD-fractie
vragen de initiatiefnemers waarom de woorden «in beginsel» worden gebruikt? Wordt
niet veeleer «zo mogelijk» bedoeld?
De leden van de VVD-fractie merken op dat in het voorgestelde lid 6 van artikel 11.1
staat dat de termijn, bedoeld in lid 2, ten hoogste drie weken kan bedragen. In het
voorgestelde lid 2 wordt de termijn stelliger aangegeven. Daar staat namelijk dat
de termijn ten hoogste zes weken «bedraagt». De leden van de VVD-fractie vragen initiatiefnemers
waarom in het ene lid een «kan-bepaling» staat en in het andere lid een imperatieve
bepaling?
Antwoord:
Initiatiefnemers bedoelen met het woord «discretie» dat van de voorzitter wordt verwacht
dat zij zich voldoende inzet zodat er binnen een week een debat over de kabinetsformatie
plaatsvindt.
Initiatiefnemers hebben de woorden «in beginsel» overgenomen uit de huidige artikelleden
2 en 3 van artikel 11.1 van het Reglement van Orde. Initiatiefnemers vinden «in beginsel»
vervangen door «zo mogelijk» niet passend. Aangezien binnen een week een debat over
de kabinetsformatie zal plaatsvinden, mag van de Kamer worden verwacht dat zij na
afloop van dit debat conform artikel 11.1 lid 2 (nieuw) een formatieopdracht formuleert
en hiervoor een of meer formateurs aanwijst of conform artikel 11.1 lid 3 (nieuw)
een nieuwe opdracht formuleert en voor uitvoering een of meer informateurs aanwijst.
De woorden «in beginsel» maken volgens initiatiefnemers duidelijker dat deze termijn
een week bedraagt en dat hier slechts onder zeer uitzonderlijke omstandigheden vanaf
mag worden geweken.
Initiatiefnemers bedoelen beide bepalingen imperatief. De «kan-bepaling» zoals opgenomen
in het voorgestelde lid 6 geldt eveneens als imperatieve bepaling. In het geval van
een tussentijdse val van het kabinet, heeft de Kamer maximaal drie weken om te onderzoeken
of er binnen de huidige Kamerfracties een nieuw kabinet kan worden gevormd. Dit termijn
kan wel een korter termijn bedragen dan drie weken.
Alternatieven en mogelijke nadelen
De leden van de D66-fractie begrijpen op zich de wens van de initiatiefnemers om (een
deel van) het formatieproces beter vast te leggen, maar hebben nog een aantal vragen
bij de gemaakte keuzes. Ten eerste zijn deze leden benieuwd op welke wijze de initiatiefnemers
zich ervan vergewist hebben dat deze keuzes aansluiten bij de aanbevelingen van de
evaluatiecommissie. Zou de aanbeveling van die commissie niet kunnen betekenen dat
niet een vaste maximale periode in het Reglement van Orde wordt vastgelegd, maar slechts
het uitgangspunt dát moties waarin (een) informateur(s) wordt aangesteld ook een termijn
bevatten? Waarom hebben de initiatiefnemers daar niet voor gekozen? Meer ten principale
vragen zij de initiatiefnemers om ook in te gaan op de bezwaren tegen – of onbedoelde
neveneffecten als gevolg van – het verbinden van termijnen aan deze opdrachten, zoals
het risico op berekenend gedrag en juist een contraproductieve dynamiek die wordt
uitgelokt. Zij snappen ook de wens om formaties te versnellen, maar vragen de initiatiefnemers
om breder te reflecteren op de onderliggende oorzaken voor langere formaties – zoals
die ook op provinciaal en gemeentelijk niveau wel gezien worden – en op welke wijze
hun voorstel bijdraagt aan het oplossen daarvan.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de initiatiefnemers het pleidooi uit de
Evaluatie kabinetsformatie 2021/22 overnemen, maar niet ingaan op de nadelen van deadlines,
die worden genoemd in het evaluatierapport (blz. 22): «Het type werk [is] zo complex
dat het eigenlijk ondoenlijk was daarvoor precieze termijnen te formuleren; het ongewenste
gevolg zou zijn dat die alleen maar tot frustraties zouden leiden. Bovendien zal het
stellen van termijnen «gepolitiseerd» worden: partijen die baat hebben bij het mislukken
van een bepaalde formatiepoging zullen ofwel opzettelijk aansturen op het niet halen
van deadlines ofwel bij het niet halen ervan een handvat hebben om «een mooi nummer
te maken van hoe schandelijk het allemaal is». Ook werd gewezen op de moeilijkheden
van het voeren van een tussentijds Kamerdebat met de informateur(s). Immers, zolang
de onderhandelingen gaande waren was het contraproductief om daarover al te berichten;
er zou met andere woorden dus weinig zinnigs gezegd kunnen worden. Eén van de geïnterviewde
informateurs formuleerde dat aldus: «Je staat daar [dan] met niet honderd gram meel
in de mond, maar een kilo, een jutezak vol.»» Deze leden vragen de initiatiefnemers
alsnog in te gaan op de geschetste nadelen van deadlines.
De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers of het niet waardevoller zou
zijn om in plaats van termijnen vast te stellen, informatiemomenten en -principes
in te bouwen. Bijvoorbeeld dat er, naarmate een formatie langer duurt, vaker tussentijds
procesupdates gegeven moeten worden en dat de inmiddels verstreken termijn een onderdeel
van de terugkoppeling moet zijn evenals de vraag waarom deze in de ogen van de (in)formateurs
te rechtvaardigen is.
De leden van de SP-fractie vragen of het de voorkeur heeft van de initiatiefnemers
om met een formatiewet te komen, zodat er sancties kunnen volgen indien de termijn
van de formatie van zes weken wordt overschreden, zoals nieuwe verkiezingen. Kunnen
de initiatiefnemers uiteenzetten hoe zij voor zich zien dat het bijdraagt aan het
vertrouwen indien er een harde termijn van zes weken geldt terwijl een akkoord dichtbij
lijkt te zijn? Achten de initiatiefnemers het dan opportuun hier harde grenzen voor
in te stellen en kunnen zij hun antwoord toelichten?
Antwoord:
Initiatiefnemers hebben niet gekozen voor de optie om een termijn te verbinden aan
een motie waarin informateurs worden aangesteld. Ook hebben initiatiefnemers het inbouwen
van informatiemomenten en -principes niet overwogen Initiatiefnemers vinden het eenvoudiger
en meer voor de hand liggend om de voorgestelde wijziging in het Reglement van Orde
door te voeren. Het Reglement van Orde is een duidelijke regeling die zich goed leent
om dergelijke materie in de regelen.
Initiatiefnemers zijn zich bewust van mogelijke neveneffecten/nadelen die aan het
voorstel verbonden kunnen zijn. Desalniettemin wijzen initiatiefnemers nogmaals op
hetgeen de heer Bovend’Eert tijdens het gesprek in de Kamer over het rapport naar
voren bracht. Kort samengevat benadrukte de heer Bovend’Eert dat het hanteren van
termijnen zal zorgen voor meer vertrouwen in het proces, het zorgt voor een gestructureerder
verloop van een formatie en het meer inzichtelijkheid geeft in wat er allemaal gebeurt
tijdens een formatie. Initiatiefnemers zijn dan ook van mening dat mogelijke nadelen
opwegen tegen de voordelen die met dit voorstel zullen worden behaald. Daarbij is
het uiteindelijk in het belang van alle politieke partijen dat er een kabinet wordt
geformeerd. Aansturen op het niet halen van deadlines en dwars liggen, zal leiden
tot een nieuwe opdracht aan een nieuwe informateur. Partijen die dwarsliggen zullen
naar alle waarschijnlijkheid niet meer worden betrokken bij een volgende poging.
Initiatiefnemers zien geen problemen met de moeilijkheden van het voeren van een tussentijds
Kamerdebat. Zoals initiatiefnemers eerder hebben onderzocht waren er bij de kabinetsformatie
2021–2022 zes Kamerdebatten nodig alvorens er een kabinet kon worden geformeerd. Dit
aantal zal naar alle waarschijnlijkheid door dit voorstel aanzienlijk teruglopen.
Initiatiefnemers hebben in de toelichting bij dit voorstel de mogelijkheid tot het
creëren van een Formatiewet genoemd, maar vinden dit voorstel niet de aangewezen plek
om zich hierover verder uit te laten. Het opstellen van een Formatiewet zal een langdurig
proces zijn waarin het formatieproces in zijn totaliteit onder de loep zal worden
genomen. Dit is wellicht interessant voor het nieuwe kabinet. Van een harde grens
is met dit voorstel geen sprake waardoor initiatiefnemers het niet noodzakelijk vinden
hier verder op in te gaan.
Tot slot
Het verheugt de indieners dat alle fracties de noodzaak zien om het (informatie) proces
anders in te richten. Indieners hopen met onderhavig voorstel hun bijdrage aan de
versnelling van dit proces te leveren.
Omtzigt Eerdmans Dassen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Pieter Omtzigt, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Laurens Dassen, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Joost Eerdmans, Tweede Kamerlid