Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de voorhangprocedure herziene Subsidieregeling BOSA en overvraging subsidieregeling Bouw en Onderhoud Sportaccommodaties in 2023 (Kamerstuk 30234-380)
2023D42226 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Langdurige
Zorg en Sport (LZS) over de voorhangprocedure van de herziene Subsidieregeling Stimulering
bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) en de verwachte overvraging van de subsidieregeling
Bouw en Onderhoud Sportaccommodaties in 20231.
De voorzitter van de commissie,
Smals
De adjunct-griffier van de commissie,
Heller
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie
II. Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorhangprocedure van de herziene
Subsidieregeling BOSA en de overvraging van de subsidieregeling Bouw en Onderhoud
Sportaccommodaties in 2023 en hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het huidige beschikbare budget van 77 miljoen
euro naar verwachting in oktober volledig besteed zal zijn, waardoor nieuwe aanvragen
of aanvragen in behandeling niet toegekend kunnen worden. In de voorhangprocedure
stelt de Minister dat in de afgelopen jaren de BOSA-regeling altijd toereikend is
geweest om alle ingediende aanvragen toe te kennen, maar dat het aannemelijk is dat
dat dit jaar niet het geval is. Daarnaast geeft zij aan de gevolgen van een tekort
aan budget te mitigeren wanneer dit aan de orde is. De leden van de VVD-fractie vragen
hoe de Minister dit precies van plan is te doen. Is er zicht op hoeveel sportverenigingen
en gemeenten de gevolgen van een ontoereikend budget zullen ervaren? En is bekend
wat de gevolgen zullen zijn voor sportverenigingen en gemeenten die hun aanvraag moeten
aanhouden? Verder vragen zij de Minister of wordt overwogen het subsidieplafond te
verhogen, gezien het feit dat dit al is bereikt voor het einde van dit jaar. Als het
niet mogelijk blijkt om de (lopende) aanvragen te honoreren terwijl sportverenigingen
en gemeenten daar gezien de historische kennis wel op gerekend hebben, is de Minister
het met genoemde leden eens dat deze problematiek door haar opgelost moet worden?
Welke route ziet de Minister dan om ervoor te zorgen dat sportverenigingen en gemeenten
met betrekking tot de BOSA niet in de rode cijfers belanden, vanwege het feit dat
de Minister en haar ministerie niet aan de verwachtingen richting de subsidie-aanvragers
heeft voldaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Minister waarin zij de conceptregeling voor de Subsidieregeling BOSA voorlegt,
als opvolger van de BOSA-regeling. Deze leden hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen
bij. De leden van de D66-fractie hechten groot belang aan sport en beweging en geloven
dat dit vanaf jongs af aan gestimuleerd moet worden. Zij hebben daarom nog de volgende
vragen.
De leden van de D66-fractie stellen dat amateursport dé plek is waar sporten voor
iedereen toegankelijk wordt gemaakt. Veel verschillende verenigingen lopen echter
tegen (financiële) obstakels aan als gevolg van onder andere de energiecrisis en andere
stijgende kosten. Enkele verenigingen zijn daarom niet (langer) in staat om te investeren
in hun accommodaties en sportvoorzieningen. Daarnaast is naar aanleiding van de energiecrisis
duidelijk geworden dat verduurzaming van de sportsector essentieel is – zowel voor
de financiële gezondheid van verenigingen als voor het klimaat in bredere zin.
De leden van de D66-fractie merken op dat de Minister ten eerste aangeeft dat er in
de conceptregeling naar aanleiding van de doelstellingen in de Routekaart Verduurzaming
Sport extra wordt geïnvesteerd in energiebesparing, circulariteit, klimaatadaptatie
en duurzame energieopwekking. Concreet betekent dit dat de aanvullende subsidie voor
dergelijke investeringen van totaal dertig naar veertig procent is gegaan. De leden
van de D66-fractie juichen deze ontwikkeling toe, omdat zij hier grote meerwaarde
in zien voor (stimulatie tot) de verduurzaming van de amateursport.
De leden van de D66-fractie merken voorts op dat de Minister heeft aangegeven dat
het beschikbare BOSA-budget voor 2023 van 77 miljoen euro al vòòr het einde van het
jaar besteed zal zijn, waardoor liggende of nieuwe aanvragen daar geen beroep meer
op kunnen doen. Daarom steunen deze leden het voorstel van de Minister om aanvragers
van de BOSA-regeling in 2023 die niet in het resterende budget passen de optie te
geven om hun aanvraag aan te houden. Deze zullen vervolgens in 2024 worden behandeld
en uit het BOSA-budget van 2024 worden gefinancierd, maar wel op basis van de BOSA-voorwaarden
van 2023, zo lezen deze leden in de beslisnota. Betekent dit, zo vragen deze leden,
dat aanvragen die uit 2023 dateren maar in 2024 worden behandeld geen aanspraak kunnen maken op de verhoogde aanvullende subsidie? Indien dit het geval
is, vragen de leden van de D66-fractie de Minister te overwegen om deze categorie
aanvragen wél in staat te stellen aanspraak te maken op de verhoogde aanvullende subsidie.
Deze leden vragen dit vanuit de overweging dat verduurzaming zo sterk en snel mogelijk
gestimuleerd moet worden, zeker met het oog op de nog steeds instabiele energieprijzen
en de onverwachtse negatieve gevolgen die dit – zeker in de koudere periode die eraan
komt – kan hebben voor de financiële middelen van amateurverenigingen.
Tevens vragen de leden van de D66-fractie naar de hoogte van het subsidieplafond voor
de Subsidieregeling BOSA in 2024 en als deze nog niet vastgesteld is, wanneer dat
zal plaatsvinden. Daarbij vragen deze leden of hier ook in acht genomen is, of kan
worden, dat een (aanzienlijk) deel van het budget voor 2024 besteed zal worden op
aanvragen uit 2023 die doorgeschoven worden. En hoe is de Minister van plan, zo vragen
deze leden hieruit voortvloeiende, te waarborgen dat het subsidieplafond niet óók
in 2024 voor het einde van het jaar zal worden bereikt, zeker gezien de druk die de
aanvragen uit 2023 op het budget zullen leggen. Kan de Minister ervoor waken dat aanvragen
in 2024 niet doorgeschoven zullen worden naar 2025, waardoor waardevolle investeringen
lang uit zullen worden gesteld, zo vragen deze leden ten slotte.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben
daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie vragen de Minister hoeveel sportorganisaties gebruik gemaakt
hebben van de subsidieregeling BOSA, indien mogelijk graag gespecificeerd per maatregel:
1. Energiebesparing
2. Toegankelijkheid
3. Circularitieit
4. Klimaatadaptatie.
Hoeveel geld is er per maatregel beschikbaar gesteld en besteed? Zijn de gestegen
kosten mede de oorzaak van het snelle opraken van het budget van 2023? Zo nee, hoe
komt dit dan?
De leden van de PVV-fractie lezen dat de Minister het subsidiebedrag niet wil verlagen,
zodat daardoor meer kleinere sportorganisaties gebruik kunnen maken van de regeling.
Welke stijging van de uitvoeringslasten verwacht zij? Wat is het verwachte verhoogde
gebruik onder kleine sportorganisaties?
Kan de Minister (bij benadering) aangeven hoeveel amateursportorganisaties/sportverenigingen niet zijn aangesloten bij sportkoepel NOC*NSF? Waarom
is ervoor gekozen om enkel verenigingen in aanmerking te laten komen voor subsidie
die aangesloten zijn bij sportkoepel NOC*NSF? Welke verenigingen/organisaties vallen
hierdoor buiten de boot?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de herziene Subsidieregeling
BOSA. Deze leden hebben hier enkele vragen bij.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister op welke wijze de optie uit de motie
van het lid Van Dijk2 om de BOSA anders in te richten in de evaluatie mee is genomen. Wat is de reden dat
de genoemde optie uit de motie niet wordt overgenomen? Deze leden vragen daarnaast
wat de voortgang is van de toetsing van het door Stichting Waarborgfonds Sport (SWS)
voorgestelde revolverend fonds.
Het beschikbare budget voor de BOSA van 77 miljoen euro in 2023 zal naar verwachting
in oktober al geheel zijn besteed. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister
met welk bedrag zij denkt dat het budget verhoogd moet worden om wel te voldoen voor
alle aanvragen in 2023. Hoeveel aanvragen voor subsidie kunnen dit jaar niet meer
toegekend worden doordat het volledige budget al is gebruikt?
De Minister heeft in het commissiedebat Sportbeleid van 29 juni 2022 aangegeven dat
als de BOSA-regeling overvraagd dreigt te raken en clubs die willen verduurzamen dat
niet zouden kunnen, dat zij dan naar een oplossing op zoek zou gaan3. De leden van de CDA-fractie vragen welke mogelijke oplossingen de Minister heeft
onderzocht en welke oplossing zij zal aandragen.
De leden van de CDA-fractie zijn positief over de verhoging van het subsidiebedrag
voor verduurzaming en toegankelijkheid van dertig naar veertig procent. Deze leden
vragen daarbij wel waarom het totale budget voor de BOSA niet tegelijkertijd verhoogd
wordt. Hoeveel aanvragen voor een subsidie voor verduurzaming of toegankelijkheid
kunnen hierdoor per jaar minder gedaan worden?
NOC*NSF geeft aan dat de voorwaarde uit artikel 5 tweede lid – namelijk dat een sportaccommodatie
een voorziening is waarvan de locatie in het omgevingsplan de enkelbestemming «sport»
heeft – niet goed bruikbaar is. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hierop
te reageren. Is de Minister bereid deze voorwaarde aan te passen?
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister bereid is de voorgestelde regeling
zodanig aan te passen dat investeringen in accommodaties voor multifunctioneel gebruik
ook voor de BOSA in aanmerking kunnen komen. Zo nee, waarom niet? Hoe helpt de Minister
sportaccommodaties die gebruik willen maken van de BOSA, maar hun locatie ook in willen
zetten voor maatschappelijke functies (multifunctioneel gebruik)?
De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte waarom de kosten voor bodemonderzoek,
ontwerp (architect) en constructieve berekening uitgesloten worden voor de subsidie.
Is de Minister bereid de regeling hierop aan te passen? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de voorhangprocedure herziene Subsidieregeling BOSA en de overvraging van de subsidieregeling
Bouw en Onderhoud Sportaccommodaties in 2023. Zij hebben hierover nog enkele vragen
en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie lezen dat de 77 miljoen euro die in 2023 beschikbaar is
gesteld voor de BOSA-regeling naar verwachting deze maand al volledig opgebruikt zal
zijn, waardoor de overige aanvragen zullen moeten worden aangehouden tot volgend jaar.
Zij vragen de Minister of dit er niet voor zal zorgen dat het budget voor volgend
jaar nog sneller opgebruikt zal zijn en nog verder achter zal blijven bij de vraag
vanuit verenigingen. Het beschikbare bedrag voor 2024 moet immers niet alleen worden
gebruikt voor de aanvragen uit 2024, maar ook voor aangehouden aanvragen uit 2023.
Wat doet de Minister om dit te voorkomen? In hoeverre is het noodzakelijk om het beschikbare
budget te verhogen voor 2024?
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie welke stappen de Minister naast het verlengen
van de BOSA-regeling gaat zetten om de verduurzaming van sportaccommodaties collectief
te organiseren, aangezien de Kamer hiertoe heeft opgeroepen via de motie-Leijten/Van
Nispen.4
Ten slotte vragen de leden van de SP-fractie of de Minister bereid is om te reageren
op de zorgen die zijn geuit door NOC*NSF en de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond
(KNVB) over het budget en de voorwaarden van de regeling. Is de Minister bereid om
hierover met de sportsector in gesprek te gaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben met verbazing de brief gelezen
over de Voorhangprocedure herziene Subsidieregeling BOSA en de overvraging van de
subsidieregeling Bouw en Onderhoud Sportaccommodaties in 2023.
De BOSA-regeling heeft een looptijd van vijf jaar en eindigt 1 januari 2024. Dat is
al vijf jaar bekend. De nieuwe regeling is nog in internetconsultatie tot 11 oktober
2023. De Minister legt de nieuwe regeling vóór beëindiging van de internetconsultatie
al aan de Kamer voor in verband met het verkiezingsreces. Deze leden vragen waarom
zo laat een nieuwe subsidieregeling is opgesteld. Ook wanneer er geen verkiezingsreces
zou zijn, was toch bekend dat de Kamer in het najaar een drukke agenda heeft. Waarom
is er niet voor gekozen om de Kamer tijdig een nieuwe subsidieregeling BOSA voor te
leggen? Kan de Minister in de beantwoording uitgebreid verslag doen van zowel de inhoud
van de binnengekomen reacties op de internetconsultatie als de reactie van de regering
op de binnengekomen reacties.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie vinden het verontrustend dat juist een
subsidiepot die is bedoeld voor verduurzaming al in oktober leeg blijkt te zijn, terwijl
zij bovendien geen garanties zien dat er voor 2024 wel genoeg geld beschikbaar zal
zijn voor verduurzaming in de amateursport. Hoe is dit te rijmen met wat de Minister
zelf in de brief schrijft: «De BOSA-regeling is hiermee een belangrijk overheidsinstrument
in de verduurzaming van de amateursport.» Als dit belangrijke overheidsinstrument
tekortschiet, hoe wil de Minister dan verduurzaming stimuleren? Deze leden vinden
het geen oplossing om in 2023 aangevraagde BOSA-subsidie door te schuiven naar 2024.
Dit zorgt voor vertraging. Deze leden vragen of zij er tenminste van uit kunnen gaan
dat de Minister een betrouwbare regeling achter laat voor het volgende kabinet en
waarom de Minister er kennelijk van overtuigd is dat er dan niet opnieuw een probleem
zal ontstaan in 2024.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben op de website van DUS-I gezien
dat van het totale subsidiebudget 2023 van de BOSA van 77 miljoen euro, in september
63 miljoen euro al verleend was en er voor 28,5 miljoen euro in aanvraag is. Eén maand
eerder was er slechts 27,2 miljoen euro verleend en 28,2 miljoen euro in behandeling.
In één (vakantie)maand zou er dus meer subsidie zijn verleend dan in de 7 maanden
daarvoor. Klopt dit? Kan dit worden onderbouwd en wat is hiervoor de reden? Als de
verklaring zou zijn dat in de update van september ook de subsidies uit voorgaande
jaren zijn meegenomen in het totale bedrag dat in 2023 is besteed, blijkt hieruit
toch dat het subsidiebedrag voor 2023 al bij voorbaat te weinig zou zijn? Deze leden
vragen of er sprake is van onduidelijke communicatie van DUS-I, aangezien er eerder
werd gecommuniceerd dat er 77 miljoen euro beschikbaar zou zijn voor 2023 en in september
bleek dat daarvan al een deel was besteed vóór 2023. Of is het zo dat DUS-I op hun
website iedere maand de stand van het budget publiceert, maar de ene maand de reserveringen
niet meenemen en de andere maand weer wel? Zo ja, betekent dit dan dat het voor verenigingen
onmogelijk wordt om tijdig te anticiperen op een mogelijke uitputting van het budget?
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie vragen de Minister hoeveel verenigingen
de dupe worden van het feit dat het budget voor de BOSA-regeling al in oktober niet
meer beschikbaar blijkt voor dit jaar. Hoeveel aanvragen liggen er al die niet meer
in behandeling worden genomen in 2023? Hoeveel aanvragen zouden nog te verwachten
zijn als er wel voldoende budget was vrij gemaakt?
Deze leden wijzen erop dat de Minister in het commissiedebat Sportbeleid met de Kamer
op 29 juni 2022 heeft aangegeven dat wanneer de BOSA-regeling alsnog overvraagd dreigt
te raken en clubs die willen verduurzamen dat niet zouden kunnen, ze op zoek gaat
naar een oplossing. Aanvragen voor 2023 doorschuiven naar 2024 is geen oplossing,
maar een verschuiving van het probleem. Kan de Minister, wanneer dit niet in 2023
wordt opgelost, garanderen dat er in 2024 voldoende budget beschikbaar is om alle
BOSA-aanvragen in 2024 te honoreren? Als voor 2024 weer 77 miljoen euro beschikbaar
is maar aanvragen uit eerdere jaren ook ten laste komen van dit budget bestaat de
kans dat aanvragers in het begin van 2024 massaal gaan aanvragen en het budget voor
2024 al veel eerder dan in oktober is uitgeput. Hoe reëel is dit scenario? En wat
gaat de Minister precies doen om dit te voorkomen?
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie vragen de Minister wat nu precies de ambitie
van de Minister is ten aanzien van verduurzaming in de sport. Verenigingen moeten
verduurzamen om hun energierekening te kunnen blijven betalen. Wanneer verduurzamen
nu kennelijk ook niet wordt gestimuleerd, komen verenigingen in de knel. Hoeveel verenigingen
zal dit betreffen? Deze leden gaan ervan uit dat de Minister daar in ieder geval zicht
op heeft en niet een verduurzamingssubsidie voor 2023 onmogelijk maakt zonder dat
duidelijk is wat daarvan de concrete gevolgen zijn.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie wijzen in dit verband op de aangenomen
moties van de leden Mohandis5 en Leijten en Van Nispen6 en op de toezegging van de Minister tijdens het commissiedebat Sportbeleid met de
Kamer op 21 juni 2023: «De Minister stuurt de Kamer dit najaar de versnellingsaanpak
rondom de verduurzaming in de sport en zal daarin ook ingaan op de mogelijkheden voor
een revolverend fonds. Voor meneer Mohandis». Wanneer kan de Kamer deze versnellingsaanpak
en een duidelijke uitvoering van de moties verwachten? Hoe is een versnellingsaanpak
te rijmen met een BOSA-regeling waarvan het de vraag is of het budget toereikend is?
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben de volgende vragen over de in de
evaluatie genoemde verbeterpunten.
– Aanbevolen wordt om maatregelen te treffen om het potentieel van de aanvullende subsidie
voor toegankelijkheid te verhogen en de mogelijkheden te onderzoeken om het gebruik
significant te verhogen. Deze leden vinden «samen met sportbonden aandacht (besteden)
aan de regeling om de bekendheid te verhogen» geen invulling van de aanbeveling. Waarom
moet worden gewacht op definitieve vaststelling van de regeling? Het onderzoek kan
nu toch al starten? En waarom kan ook nu niet al meer bekendheid aan de regeling gegeven
worden?
– Waarom moet de twaalf maanden periode zo strikt worden gehanteerd als aanbevolen wordt
om dat niet te doen? Welke argumenten heeft de Minister voor het zo strikt vasthouden
aan deze termijn?
– Waarom wordt het subsidiedrempelbedrag niet verder verlaagd terwijl dit kan leiden
tot meer gebruik onder kleinere sportorganisaties? Kan de stelling dat de negatieve
gevolgen van de stijging van de uitvoeringslasten groter zijn dan de positieve gevolgen
van het verwachte verhoogde gebruik onder kleine sportorganisaties kwalitatief en
kwantitatief worden onderbouwd? Hoeveel kleine sportverenigingen zouden subsidie willen
aanvragen, maar mogen dat niet vanwege het drempelbedrag?
– Waarom wordt de herziening van de BOSA niet bezien in relatie tot actuele kostenstijgingen
bij sportorganisaties, terwijl een gezonde financiële huishouding van sportorganisaties
voorwaardelijk is voor een doeltreffende en doelmatige BOSA en de recente kostenstijgingen
slechts deels gecompenseerd worden met meer BOSA-inkomsten? Waarom wordt in de subsidieregeling
BOSA het percentage voor verduurzaming en toegankelijkheid verhoogd van dertig naar
veertig procent, in plaats van naar zestig procent? Op welke andere manier moeten
sportorganisaties die aantoonbaar geconfronteerd worden met gestegen kosten voor onder
andere bouw en onderhoud dan rond zien te komen?
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.