Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 407 Wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2023/959, richtlijn nr. 2023/958 en verordening nr. 2023/957 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 10 mei 2023 (PbEU 2023, L130) met het oog op aanpassingen van het emissiehandelssysteem op het terrein van broeikasgasinstallaties en luchtvaart en een uitbreiding naar scheepvaart en brandstofleveranciers
Nr. 6
                   VERSLAG
            
Vastgesteld 5 oktober 2023
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend
                  onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van
                  haar bevindingen.
               
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
                  tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging
                  over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
               
I. ALGEMEEN
               
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het onderliggende wetsvoorstel
                  en hebben daarover nog enkele vragen.
               
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het onderliggende wetsvoorstel
                  en hebben daarover nog enkele vragen.
               
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderliggende wetsvoorstel
                  en hebben daarover nog enkele vragen.
               
1.1. Aanleiding en doelstelling van het wetsvoorstel
               
De leden van de CDA-fractie zijn tevreden met de versnelde afname van de hoeveelheid
                  emissierechten in de luchtvaart, de uitbreiding van het Emission Trade System van
                  de Europese Unie (EU ETS) naar de scheepvaart en het aanscherpen van voorwaarden voor
                  gratis toewijzing van emissierechten. Deze leden begrijpen ook het nut en de noodzaak
                  voor een Europese aanpak voor emissiereductie in de gebouwde omgeving en mobiliteit
                  middels een tweede emissiehandelssysteem, maar zullen kritisch blijven kijken naar
                  de impact op de betaalbaarheid van gas, benzine en diesel voor huishoudens. Zij vertrouwen
                  erop dat ook de regering de financiële gevolgen voor huishoudens goed zal blijven
                  monitoren en in daar, indien nodig, op in zal grijpen.
               
1.2. Implementatie en uitvoering
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) kanttekeningen
                  maakt bij de kennis- en expertisecapaciteit om zelf energiebesparingsmaatregelen te
                  beoordelen. Kan de regering aangeven hoe het kennis en expertise-tekort bij de NEa
                  wordt opgelost om energiebesparingsmaatregelen voldoende te beoordelen?
               
De leden van de D66-fractie vragen wat de gevolgen zijn van het niet tijdig implementeren
                  van deze wetswijziging.
               
2. Inhoud
               
2.1. Herziening op hoofdlijnen
               
De leden van de VVD-fractie vragen waarom is gekozen voor het jaar 2031 voor rapportage
                  door de Europese Commissie over de haalbaarheid en wenselijkheid tot het samenvoegen
                  van de ETS1 en ETS2. Verder vragen deze leden of er dan sprake is van verstoring van
                  beide systemen.
               
2.2. Broeikasgasinstallaties (ETS1)
               
2.2.1. Toepassingsbereik
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat middels de Verordening monitoring en rapportage
                  emissiehandel dat vanaf 1 januari 2023 van toepassing is, sprake is van «bepaalde
                  duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria» voor biomassa dat wordt ingezet
                  in een broeikasgasinstallatie. Dit alvorens voor de uitstoot een nultelling kan worden
                  toegekend. Deze leden vragen of de regering kan specificeren welke bepaalde duurzaamheids-
                  en broeikasgasemissiereductiecriteria gelden voor biomassa om niet te worden gezien
                  als fossiele brandstof.
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat ook afvalverbrandingsinstallaties met dit voorstel
                  zullen vallen onder het EU ETS, zij het alleen op het gebied van monitoring, rapportage
                  en verificatie van broeikasgasemissies. Afvalverbrandingsinstallaties vooralsnog dus
                  niet verplicht om emissierechten in te leveren. Deze leden lezen dat de Europese Commissie
                  uiterlijk 31 juli 2026 een verslag zal uitbrengen waarin de haalbaarheid en effectiviteit
                  wordt beoordeeld van de volledige opname van deze installaties in het EU ETS vanaf
                  2028. Zij vragen de regering te schetsen wat de belangrijkste voor- en nadelen zouden
                  zijn van het volledig opnemen van afvalverbrandingsinstallaties in het EU ETS en wat
                  voor de regering de belangrijkste voorwaarden zijn waaronder deze maatregel vanaf
                  2028 zou kunnen worden genomen.
               
2.2.2. Kosteloze toewijzing van rechten
               
De leden van de VVD-fractie nemen kennis van de afbouw van kosteloze emissierechten
                  voor een aantal genoemde sectoren. Deze leden vragen of de regering een onderbouwing
                  kan geven van de percentages van afbouw van kosteloze emissierechten voor de sectoren
                  ijzer en staal, aluminium, kunstmest, waterstof, elektriciteit en cement. Tevens beschouwen
                  deze leden de opschaling van waterstof van groot belang. Zij vragen of de regering
                  kan aangeven waarom waterstof wordt genoemd in de rij van sectoren voor afbouw van
                  kosteloze emissierechten in lijn met de ambities voor opschaling van waterstofproductie.
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat de uitvoeringsregels voor de uitvoering van
                  conditionaliteit voor energiebesparing en klimaatneutraliteit op het moment van schrijven
                  nog niet gereed zijn. Deze leden vragen wanneer de Europese Commissie beoogt deze
                  regels gereed te hebben.
               
De leden van de D66-fractie vragen om de jaarlijkse reductie in vrije rechten inzichtelijk
                  te maken in procenten.
               
2.3. Vliegtuigexploitanten (ETS1)
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een reservering is van 3% voor nieuwkomers
                  op de markt. Deze leden hechten belang aan de openheid tot deelname aan de markt.
                  Zij vragen of de regering de 3% emissierechten voor nieuwkomers constant houdt met
                  de wijzigingen in toewijzing.
               
2.3.2. Emissierechten voor het gebruik van duurzame vliegtuigbrandstoffen
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat lidstaten emissierechten kosteloos kunnen worden
                  toegewezen aan vliegtuigexploitanten voor het gebruik van duurzame brandstoffen. Deze
                  leden vragen de regering of zij kan aangeven hoe de toewijzing van emissierechten
                  voor duurzame brandstoffen verloopt. Tevens willen zij weten hoe bepaald wordt welke
                  vliegtuigexploitant deze rechten verkrijgt.
               
2.4. Scheepvaartmaatschappijen (ETS1)
               
De leden van de CDA-fractie zien het opnemen van de scheepvaart onder het EU ETS als
                  een belangrijke prikkel om deze sector te verduurzamen. Deze leden lezen echter dat
                  de verwachting is dat emissiereductie in de zeevaart ten minste tot aan 2030 relatief
                  duurder is dan in andere ETS-sectoren, waardoor meer emissiereductie zal plaatsvinden
                  in deze andere sectoren. Vanuit het oogpunt van efficiëntie is dat uiteraard te begrijpen,
                  maar deze leden hechten er ook aan de scheepvaartsector zoveel mogelijk wordt gestimuleerd
                  en gesteund om te verduurzamen. Deze leden vragen de regering daarom te schetsen in
                  hoeverre er in Europees verband met flankerende maatregelen voor wordt gezorgd dat
                  ook emissiereductie binnen de scheepvaartsector zoveel mogelijk wordt gestimuleerd
                  en ook al voor 2030 wordt versneld.
               
De leden van de CDA-fractie zijn ook benieuwd naar de mogelijkheden om de opbrengst
                  van het EU ETS op het gebied van zeevaart, te investeren in het verduurzamen en innoveren
                  van deze sector, zoals bij de vrachtwagenheffing in de praktijk gebeurt. Ook horen
                  deze leden graag of er kansen liggen om hiermee ook te investeren in de kwaliteit
                  en dienstverlening van het Nederlandse scheepsregister.
               
2.4.1. Toepassingsbereik
               
De leden van de D66-fractie vragen hoe het staat met de uitvoering van de motie-Tjeerd
                  de Groot/Boucke over het verlagen van het tonnage voor schepen onder het ETS (Kamerstuk
                  31 409, nr. 388)
               
2.4.3. Uitvoering, toezicht en handhaving
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat er is gekozen voor toezicht en handhaving op
                  scheepvaartmaatschappijen niet op individuele schepen. Deze leden vragen de regering
                  waarom is gekozen voor deze optie. Tevens vragen zij of de regering kan aangeven of
                  er voldoende capaciteit en expertise is bij het NEa om uitstoot van de maritieme sector
                  te beoordelen. Daarbij vragen deze leden hoe de samenwerking met het Inspectie Leefomgeving
                  en Transport (ILT) verloopt.
               
2.5. Gereglementeerde entiteiten (ETS2)
               
2.5.1. Toepassingsbereik ETS2
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat er de mogelijkheid is tot toepassing van een
                  prijsbeheersingsmechanisme. Deze leden vragen hoe het proces rondom het instellen
                  van een prijsbeheersingsmechanisme verloopt.
               
2.5.4. Prijsbeheersingsmechanismen en markstabiliteitsreserve
               
De leden van de CDA-fractie constateren dat de veilingen van emissierechten voor de
                  gebouwde omgeving en het wegvervoer in principe voorzien op 1 januari 2027 zullen
                  starten, maar dat dit met maximaal één jaar kan worden uitgesteld, indien de energieprijzen
                  in 2026 te hoog zijn. Deze leden vragen de regering om toe te lichten in welk geven
                  de energieprijzen van 2026 als «te hoog» moeten worden gezien. Waar ligt hierbij de
                  grens en is het van tevoren ook duidelijk waar deze ligt? Deze leden vragen de regering
                  ook om uit te leggen wat er gebeurt als de energieprijzen zowel in 2026 als in 2027
                  te hoog zijn. Deze leden merken op dat de Europese Commissie een impact assessment
                  heeft laten uitvoeren naar de introductie van het ETS2. Zij vragen de regering of
                  er voor de start van de veilingen van emissierechten voor de gebouwde omgeving en
                  het wegvervoer nog een nieuwe impact assessment gepland staat. Indien dit niet het
                  geval is, zou dat dan niet toch verstandig zijn om daarmee de totale lastenverzwaring
                  nauwlettend in de gaten te houden?
               
2.5.5. Impact op eindgebruikers van brandstoffen, inclusief financiële lasten
               
De leden van de CDA-fractie merken op dat de kosten voor emissierechten voor de gebouwde
                  omgeving en het wegvervoer zullen worden doorberekenend waardoor ook huishoudens,
                  vanaf 2027 een kostenstijging zullen zien. Deze leden constateren dat er echter wel
                  prijsbeheersingsmechanismen opgenomen zijn in de richtlijn om buitensporige prijsstijgingen
                  te voorkomen en dat lidstaten ook de mogelijkheid hebben om nationale lastenmaatregelen
                  te herzien om grote kostenstijgingen voor huishoudens en bedrijven tegen te gaan.
                  Zij vragen de regering om duidelijk te maken welke «marktontwikkelingen» voldoende
                  aanleiding zouden zijn om gebruik te maken van deze mogelijkheid. Kortom, wanneer
                  is de impact van het ETS2 op de lasten voor huishoudens en bedrijven te groot en moeten
                  er nationale maatregelen worden getroffen?
               
2.6. Veilinginkomsten uit het EU ETS
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat er sprake is van een verdeling van de inkomsten
                  van het EU ETS over enkele fondsen en door middel van een verdeelsleutel over lidstaten.
                  Deze leden vragen om een overzicht van verdeling in percentages rondom de inkomsten
                  van de EU ETS. Zij vragen daarbij hoeveel procent naar fondsen gaat in percentages
                  en hoeveel wordt verdeeld volgens de verdeelsleutel.
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat de veiling van emissierechten aanzienlijke inkomsten
                  genereert en dat een deel daarvan aan de lidstaten wordt verdeeld. Deze leden vragen
                  de regering welk deel van de inkomsten naar verwachting aan Nederland zal worden uitgekeerd,
                  om welk bedrag dat gaat op jaarbasis en waar de regering deze middelen voor wil inzetten.
               
3. Regeldruk
               
3.2. Nieuwe ETS-bedrijven: scheepvaartbedrijven en gereglementeerde entiteiten
               
De leden van de VVD-fractie lezen in het wetsvoorstel dat «sommige bedrijven» al bekend
                  zijn met de administratieve taken omtrent het ETS-systeem. Deze leden vragen hoeveel
                  administratieve lasten worden verwacht voor nieuwe ETS-bedrijven, zoals scheepvaartbedrijven
                  en gereglementeerde entiteiten.
               
II. ARTIKELEN
               
De voorzitter van de commissie, Klink
De adjunct-griffier van de commissie, Reinders
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 J.J. Klink, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 R.D. Reinders, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
| Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen | 
|---|---|---|---|
| PVV | 37 | Tegen | |
| GroenLinks-PvdA | 25 | Voor | |
| VVD | 24 | Voor | |
| NSC | 20 | Voor | |
| D66 | 9 | Voor | |
| BBB | 7 | Voor | |
| CDA | 5 | Voor | |
| SP | 5 | Voor | |
| ChristenUnie | 3 | Voor | |
| DENK | 3 | Voor | |
| PvdD | 3 | Voor | |
| SGP | 3 | Voor | |
| FVD | 2 | Tegen | |
| Volt | 2 | Voor | |
| JA21 | 1 | Niet deelgenomen | 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
