Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Formele Raad WSBVC (Kamerstuk 21 501-31-723)
2023D39574 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties
de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid over de op 26 september 2023 ontvangen Geannoteerde Agenda
Formele Raad WSBVC van 9 oktober 2023 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 723).
De voorzitter van de commissie,
Kuzu
De adjunct-griffier van de commissie,
Meester-Schaap
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
II Antwoord/Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) van 9 oktober
2023. Deze leden hebben hierover enkele verdiepende vragen.
EU-voorstel Richtlijn verbetering van Arbeidsvoorwaarden bij Platformwerk
De leden van de VVD-fractie vragen hoe groot de Minister de kans acht dat er nog tijdens
de huidige Europese Unie (EU-)bestuursperiode een akkoord wordt bereikt op de richtlijn
Platformwerk?
Beleidsdebat Europees Semester
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister met betrekking tot het Werkprogramma
van de in 2024 inkomende Europese Commissie wensen heeft voor initiatieven op EU-niveau
die kunnen bijdragen aan een rechtvaardige digitale transitie? Welke wensen zijn dit
en zou de Minister dit kunnen toelichten?
Raadsaanbeveling over de randvoorwaarden voor de sociale economie
De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat de werkbare definitie van «sociale
economie» is en wat dit voor Nederland betekent. Deze leden vragen ook hoe dit in
andere landen geregeld is en of er «best practices» zijn waar Nederland van kan leren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
ten behoeve van de Formele Raad van 9 oktober. Deze leden hebben wel nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat de triloog ten aanzien van het richtlijnvoorstel
Platformwerk begonnen is. Wel zijn deze leden wat bezorgd over het tempo van de onderhandelingen.
Denkt de Minister dat er nog deze bestuursperiode een akkoord bereikt zal worden?
Ten aanzien van de herziening coördinatieverordening sociale zekerheid ondersteunen
de leden van de D66-fractie het standpunt van Nederland volledig. Wel zijn deze leden
benieuwd naar de verwachte steun van andere lidstaten op dit punt voor het Nederlandse
standpunt. Opereert Nederland hier in isolement, of wordt er samengewerkt met gelijkgezinde
lidstaten?
Ten aanzien van het beleidsdebat over het Europees Semester en de impact van nieuwe
technologieën, willen de leden van de D66-fractie benadrukken dat dit een cruciaal
onderwerp is voor de toekomst van de Europese economie. Daarnaast zijn deze leden
geïnteresseerd in mogelijke ideeën of wensen van de Minister ten aanzien van (al dan
niet wetgevende) initiatieven op EU-niveau die kunnen bijdragen aan een rechtvaardige
digitale transitie.
Wat betreft de raadsconclusies ten aanzien over mentale gezondheid en precair werken,
zijn de leden van de D66-fractie het eens met de bevindingen en deze leden vinden
dit een belangrijk onderwerp. Wat zij nog missen in de analyse is aandacht voor specifiek
jongeren, waar deze problemen extra vaak spelen. Zij verzoeken de Minister dus ook
om dit in te brengen. Ook wat betreft de raadsconclusies over sociale bescherming
voor zelfstandigen delen voornoemde leden de inzet.
Wat betreft de raadsaanbeveling over de randvoorwaarden voor de sociale economie hebben
de leden van de D66-fractie nog wel wat vragen. Zo lezen deze leden in de geannoteerde
agenda vooral terug op welke punten de tekst ten faveure van Nederland is aangepast.
Zij zijn echter ook benieuwd op welke punten dit niet gebeurd is en waar nu nog de
grootste twijfelpunten zitten. Ook begrijpen zij dat het begrip sociale economie in
andere landen op een andere maar vooral frequentere manier in het debat gebruikt wordt.
Zou de Minister dit wat meer toe kunnen lichten, evenals of dit begrip en de raadsaanbeveling
nog inspiratie bieden voor het Nederlandse beleid?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken gebruik van de gelegenheid tot het stellen van vragen
naar aanleiding van de geannoteerde agenda voor de Formele Raad WSBVC van 9 oktober
2023.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de trilogen over het richtlijnvoorstel Platformwerk
van start zijn gegaan en vervolgd worden op 3 oktober a.s. Kan de Minister aangegeven
waarom de onderhandelende partijen eerst vooral focussen op het onderwerp algoritmisch
management en waarom het inroepbaar rechtsvermoeden van werknemerschap dat beoogt
schijnzelfstandigen onder platformwerkers een werknemersstatus en bijbehorende sociale
rechten te geven nog niet op de agenda staat? Hoe groot acht de Minister de kans dat
er nog tijdens de huidige EU-bestuursperiode een akkoord wordt bereikt op de richtlijn
Platformwerk?
De leden van de CDA-fractie constateren dat een belangrijk deel van de agenda van
de Formele Raad WSBVC in het teken staat van Europese Semester-onderwerpen. Het is
gebruik dat het voorstel is om de richtsnoeren ongewijzigd te laten, onder andere
omdat de bedoeling is dat lidstaten hierbij van elkaar leren en elkaar ook inspireren
om op nationaal en EU-niveau tot sociale zaken en werkgelegenheid (SZW-)beleid te
komen waarmee de sociale en werkgelegenheidsdoelstellingen van de EU (op het gebied
van arbeidsparticipatie, sociale bescherming en scholing) behaald kunnen worden. Kan
de Minister aangeven welke lessen Nederland hier geleerd heeft en of er ontwikkelingen
in andere landen zijn waar we in Nederland mogelijk in de toekomst ook mee te maken
krijgen? Kan de Minister aangeven op welke punten andere landen juist naar Nederland
kijken en geïnspireerd raken om zaken van het Nederlandse (deels) beleid over te nemen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat er dit jaar specifiek gericht wordt op de impact
van nieuwe technologieën op arbeid: op weg naar een rechtvaardige digitale transitie.
Welke ideeën heeft de Minister hierbij en waar zal het Nederlandse beleid zich op
focussen? Eind 2024 treedt een nieuwe Europese Commissie aan met een nieuw werkprogramma
dat een grote invloed zal hebben op de EU-beleidsagenda voor de vijf jaar die volgen.
Welke wensen zijn er vanuit Nederland voor (al dan niet wetgevende) initiatieven op
EU-niveau die kunnen bijdragen aan een rechtvaardige digitale transitie?
De leden van de CDA-fractie hebben een aantal vragen over de Raadsaanbeveling versterken
kader Sociale Economie. Hoe kijkt de Minister aan tegen het begrip «sociale economie».
De voorliggende (niet-bindende) aanbeveling geeft lidstaten handvatten om door stimulerend
beleid en regelgevingskaders activiteiten in de sociale economie te stimuleren en
te vergemakkelijken. Op welke manier kan in Nederland hier invulling aan gegeven worden?
De leden van de CDA-fractie lezen dat een tweede beleidsdebat van de Raad gaat over
consolidatie en versterking van de socialezekerheidsstelsels in de EU-lidstaten. De
Minister geeft in de geannoteerde agenda aan dat zij dit beleidsdebat onder meer wil
benutten om (nogmaals) te benadrukken dat het huidige herzieningsvoorstel voor Verordening
883 coördinatie sociale zekerheid, naar haar mening niet bijdraagt aan de gewenste
modernisering ervan – en dat ze de Commissie (opnieuw) wil oproepen tot een reflectieperiode
zodat deze een geheel nieuw wijzigingsvoorstel kan formuleren. Verwacht de Minister
dat andere lidstaten tijdens de Raad haar oproep zullen steunen? Zijn hier indicaties
van? Probeert Nederland op dit punt met gelijkgezinde lidstaten op te trekken?
De leden van de CDA-fractie lezen dat er tijdens de Raad de drie sets Raadsconclusies
voorliggen ter instemming. Welke belangrijke aandachtspunten voor specifiek Nederland
ziet de Minister in deze drie Raadsconclusies?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
en agendapunten die toebehoren aan het schriftelijk overleg over de Raad Werkgelegenheid
en Sociaal Beleid.
Inzet Nederland beleidsdebat
De leden van de BBB-fractie hebben een vraag over de inzet van Nederland aangaande
digitalisering. De Minister schrijft dat het van groot belang is om verder in te zetten
op digitale vaardigheden zodat de volledige samenleving kan meekomen in het proces
van digitalisering en automatisering. Deze leden vragen daarbij of er ook voldoende
aandacht is voor mensen die onvoldoende kunnen meekomen met digitalisering. Zij zijn
van mening dat het van belang is om te waarborgen dat burgers ook op een niet-digitale
wijze kunnen blijven participeren in de samenleving. Het gebruik van contant geld
is daar een voorbeeld van. Zij vragen daarom aan de Minister om deze kwesties onder
de aandacht te brengen.
Fiche: Raadsaanbeveling sociale economie
De leden van de BBB-fractie hebben tevens kennisgenomen van de aanbevelingen die gericht
zijn op het stimuleren van de sociale economie. De Europese Commissie definieert de
sociale economie als alle particuliere entiteiten zoals verenigingen, stichtingen,
maatschappelijke ondernemingen die een maatschappelijk probleem oplossen waarbij winst
ondergeschikt is aan sociale- en/of milieudoelstellingen. Het valt deze leden op dat
er gesproken wordt van mogelijk extra positieve stimulans voor een selecte groep bedrijven
die een maatschappelijk probleem zou oplossen. Zij vragen of de Minister van mening
is dat bedrijven per definitie een maatschappelijk probleem oplossen door goederen
en diensten te leveren aan de samenleving, en of het genereren van winst voor de economie
en schatkist ook gezien kan worden als essentiële bijdrage.
De mogelijke tendens naar het belonen van een selecte groep bedrijven op basis van
sociale prestaties vinden de leden van de BBB-fractie om politieke redenen zorgelijk.
Deze leden vragen of de Minister deze tendens ziet en zo ja, hoe zij daarop reageert.
De leden van de BBB-fractie waarderen de inzet van het kabinet voor een minder dwingend
dan wel specifiek beleid inzake de aanbevelingen.
II Antwoord/Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. Kuzu, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.