Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuiken over afkalvende bestaanszekerheid voor mensen met publieke beroepen door kostenstijgingen en loonbeslag
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Ministers voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Justitie en Veiligheid over afkalvende bestaanszekerheid voor mensen met publieke beroepen door kostenstijgingen en loonbeslag (ingezonden 23 juni 2023).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen), mede namens
de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Langdurige Zorg en
Sport, van Justitie en Veiligheid, voor Rechtsbescherming en van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap (ontvangen 19 september 2023).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV)
naar de financiële situatie van zorgmedewerkers van verpleeghuizen en de wijkzorg?1,
2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beziet u de uitkomst van de enquête dat een kwart van het zorgpersoneel zegt te
bezuinigen op een bezoek aan de dokter en tandarts? In welke mate kan dit verder bijdragen
aan een vicieuze cirkel van hogere uitval van personeel, waardoor de werkdruk verder
toeneemt?
Antwoord 2
Het is zorgelijk wanneer mensen noodzakelijke bezoeken aan dokter of tandarts vermijden
vanwege geldproblemen. Om in een tijd van hoge inflatie de bestaanszekerheid te verbeteren
is het kabinet met een prijsplafond op energie voor huishoudens en andere kleinverbruikers
en een koopkrachtpakket gekomen. Het kabinet maakt werken ook structureel lonender.
Naast het versterken van de koopkracht is het essentieel dat een sterk verbeterde
toegankelijkheid van (inkomens)voorzieningen gerealiseerd wordt om geldzorgen en armoede
te reduceren. Onder meer met behulp van de voorzieningenwijzer krijgen mensen beter
inzicht in regelingen waar ze recht op hebben.
Als gevolg van de hoge inflatie en de gestegen kosten van levensonderhoud zien we
een toename van mensen die hun rekeningen niet kunnen betalen en financiële stress
kennen. Dit is ook zichtbaar bij zorgmedewerkers. Via de Aanpak geldzorgen, armoede
en schulden zet het kabinet in op vroegsignalering via gemeenten, zorgverzekeraars,
energiebedrijven, woningverhuurders en drinkwaterbedrijven om mensen met geldzorgen
en beginnende schulden tijdig in beeld te krijgen en ondersteuning te bieden.
De Ministeries van VWS en SZW brengen momenteel in beeld welke acties mogelijk zijn
om ongewenste mijding (om financiële redenen) van mondzorg terug te dringen. Uw Kamer
heeft hierover onlangs een brief ontvangen. Of en in hoeverre mijding van zorg tot
hogere uitval van personeel leidt, is bij het kabinet niet bekend.
Ook werkgevers in de zorg hebben in het kader van goed werkgeverschap een rol om proactief
het gesprek met werknemers aan te gaan over eventuele geldzorgen. Werkgevers kunnen
daarbij ook gebruik maken van ondersteuning zoals de website «Financieel fitte werknemers»,
waarbij werkgevers ondersteund en gestimuleerd worden om geldzaken op de werkvloer
bespreekbaar te maken en werknemers een helpende hand te bieden.
Vraag 3
Kunt u aangeven of u dezelfde signalen krijgt van zorgorganisaties dat tot wel 20%
van hun personeel een loonbeslag heeft?
Antwoord 3
Het kabinet heeft eerder berichten ontvangen van/over werkgevers in de zorg waarin
hoge percentages loonbeslag worden genoemd. Naar aanleiding hiervan is er contact
geweest tussen de Minister voor Langdurige Zorg en Sport (LZS) en de Minister voor
APP. Het kabinet beschikt echter niet over sectorale cijfers op dit gebied. Het is
bij het kabinet dan ook niet bekend of er zorgorganisaties zijn waarbij 20% van het
personeel te maken heeft met loonbeslag. Wel is op basis van onderzoek van Panteia
uit 2020 bekend dat in de sector overheid, onderwijs en gezondheid ongeveer 15% van
de werkgevers te maken heeft met loonbeslag bij gemiddeld 0,3% van hun werknemers.3 Het is niet bekend in hoeverre de zorg afwijkt van de rest van de sector overheid,
onderwijs en gezondheid. Sinds dit onderzoek is het aantal beslagleggingen in Nederland
afgenomen.4
Vraag 4
In hoeverre betreft het probleem van loonbeslag alleen wijkverpleegkundigen en zorgpersoneel
in verpleeghuizen? Werkt de kloof in beloning van deze groepen ten opzichte van andere
zorgmedewerkers de problemen van loonbeslag in de hand?
Antwoord 4
Het kabinet beschikt niet over cijfers over loonbeslag in (subsectoren van) de zorg
en kan dus ook niet zeggen of het percentage medewerkers met loonbeslag onder wijkverpleegkundigen
en zorgpersoneel in verpleeghuizen groter is dan onder andere beroepsgroepen dan wel
branches binnen de zorg.
Het gemiddelde jaarsalaris van personeel binnen de branche Verpleging, Verzorging
en Thuiszorg (VVT) lag in 2022 op ruim € 24.000 bruto (bron: Pensioenfonds Zorg en
Welzijn). Daarmee ligt het gemiddelde jaarsalaris lager dan in andere branches binnen
zorg en welzijn. Dit hangt voor een groot deel samen met de gemiddeld lage deeltijdfactor
binnen de VVT, van 0,61. Daarmee ligt de deeltijdfactor van de VVT samen met die van
de huisartsenzorg een stuk lager dan in veel andere branches binnen zorg en welzijn.
Het gemiddelde jaarsalaris van verpleegkundigen binnen de thuiszorg lag met ruim € 32.500
bruto (bron: Pensioenfonds Zorg en Welzijn) rond het gemiddelde jaarsalaris binnen
de zorg.
Aangezien het kabinet niet beschikt over specifieke cijfers over loonbeslag binnen
de zorg, kunnen we ook geen uitspraak doen over de relatie tussen de beloning in de
verschillende branches of beroepsgroepen in de zorg en de mate waarin loonbeslag zich
voordoet.
Vraag 5
Wat vindt u ervan dat zoveel werknemers de eindjes niet meer aan elkaar kunnen knopen,
schulden opbouwen, en verplicht een deel van hun loon af moeten staat? Wat zegt dit
volgens u over de hoogte van het loon in deze sector?
Antwoord 5
Het is natuurlijk zorgelijk wanneer werknemers niet meer rond kunnen komen, vervolgens
schulden opbouwen en met loonbeslagen te maken krijgen. Schulden moeten zo veel mogelijk
worden voorkomen en als er problematische schulden zijn moeten deze zo snel mogelijk
worden opgelost. Hiervoor is het kabinet vorig jaar de aanpak «Geldzorgen, Armoede
en Schulden» gestart waarin 44 acties zijn aangekondigd.5 Onlangs is aan uw Kamer de eerste voortgangsrapportage van de aanpak verzonden.6
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek van de FNV onder werknemers in de VVT
kunnen geen conclusies worden getrokken over de hoogte van de beloning binnen de ouderenzorg.
Er spelen meerdere factoren een rol bij (het ontstaan van) schuldenproblematiek. Bovendien
blijkt uit het onderzoek van AWVN over de beloning in de zorg uit 20217 dat het salaris aan de onderkant van het loongebouw in de zorg marktconform is. De
hoogte van het totale inkomen is sterk afhankelijk van het aantal gewerkte uren en
in de ouderenzorg werken veel zorgverleners maar weinig uren. In veel gevallen is
dat een bewuste keuze. In die gevallen dat medewerkers meer uren willen werken, is
het belangrijk dat dit ook wordt gefaciliteerd door de werkgever. Dat lukt echter
niet altijd door bijvoorbeeld roostering of problemen met flexibele inzet. Om dit
laatste specifiek aan te pakken ondersteunt de Minister voor LZS de Stichting Het
Potentieel Pakken. Het Potentieel Pakken helpt de komende periode 50 zorgorganisaties
bij het aanpakken van dergelijke belemmeringen.
Vraag 6
Kunt u aangeven hoe vaak loonbeslag bij andere werknemers in de publieke sector (onderwijs,
politie, rijksambtenaren etc.) voorkomt?
Antwoord 6
Panteia heeft in 2020 breed onderzoek gedaan naar werknemers met schulden.8 Volgens dit onderzoek had in de gecombineerde sectoren overheid, onderwijs en gezondheid
bijna 15% van de werkgevers te maken met loonbeslag bij gemiddeld 1,4 werknemer. Dit
komt neer op ca. gemiddeld 0,3% van alle medewerkers.
Het beeld uit eerdergenoemd onderzoek lijkt nog steeds actueel. Specifieke sectorale
cijfers zijn alleen voorhanden voor enkele kabinetssectoren, waarin het werkgeverschap
bij de Minister ligt en er een centrale salarisadministratie is.
Begin juli 2023 waren er 728 lopende loonbeslagen binnen de sector Rijksoverheid,
dit op een totaal van ca. 147.000 werknemers. Dit komt neer op ca. 0,5% van alle werknemers.9 Bij de Politie waren er in april 2023 87 loonbeslagen gelegd, dit op een totaal ca.
67.000 werknemers. Dit komt neer op ca. 0,1% van alle werknemers.10 In een groot deel van deze gevallen gaat het om een eenmalige inhouding. Er is in
beide sectoren geen opwaartse trend in het aantal loonbeslagen waarneembaar. Er zijn
mij geen signalen bekend dat dit in andere (semi-)publieke sectoren wel het geval
is.
Vraag 7
Heeft u een overzicht van hoeveel mensen op dit moment te maken hebben met loonbeslag,
hoeveel mensen daarvan in de publieke sector werkzaam zijn, en hoelang loonbeslag
gemiddeld duurt?
Antwoord 7
Jaarlijks worden er in totaal bijna 900.000 beslagen gelegd en ongeveer 1 miljoen
verrekeningen.11 Het gaat hier niet alleen om loonbeslag maar ook om beslag en verrekeningen op andere
inkomstenbronnen zoals uitkeringen en toeslagen. Deze cijfers zijn niet verder uitgesplitst
naar arbeidsmarktpositie, sector of duur. Ook het aantal en de (gemiddelde) duur van
loonbeslagen bij mensen die werken in de publieke sector worden niet centraal bijgehouden.
Informatie hierover moet van de verschillende werkgevers komen (zie ook de beantwoording
op vraag12. De duur van het loonbeslag is afhankelijk van de hoogte van de vordering en de aflossingscapaciteit.
Op basis van onderzoek uit 2016 ontstaat het beeld dat de meeste beslagen binnen twee
jaar zijn afgerond.13 Er zijn geen aanwijzingen dat de duur de afgelopen jaren is gewijzigd.
Vraag 8
Ziet u risico’s bij hoge percentage van loonbeslag bij werknemers in de publieke sector
als het gaat om hogere werkdruk (met hoger ziekteverzuim en of lagere prestaties tot
gevolg), omkoping, en de aantrekkelijkheid van een beroep in de publieke sector?
Antwoord 8
Het eerder aangehaalde onderzoek van Panteia ondersteunt niet het beeld dat het percentage
loonbeslag onder werknemers over de breedte van de publieke sector (relatief) hoog
is. Wel ben ik het met u eens dat schuldenproblematiek gepaard kan gaan met stress,
verhoogde werkdruk en ziekteverzuim en – zeker bij medewerkers in de publieke sector
– integriteitsrisico’s. Werkgevers in de verschillende sectoren proberen dit zoveel
als mogelijk te ondervangen door generieke hulplijnen- en middelen aan te bieden.
Wanneer uit de financiële administratie van werkgevers blijkt dat er bij een werknemer
loonbeslag is gelegd, kan er ook gericht hulp worden aangeboden. Zo kan de werkgever
bijvoorbeeld doorverwijzen naar schuldhulpverlening. Via de Nationale Coalitie Financiële
Gezondheid en de Nederlandse Schuldhulproute worden werkgevers geholpen bij de ondersteuning
van werknemers met financiële problemen. Wanneer geconstateerd wordt dat er sprake
is van een integriteitsrisico kan de werkgever bijvoorbeeld het takenpakket aanpassen
en/of nadrukkelijker toezichthouden op het werk.
Vraag 9
Neemt u maatregelen om loonbeslag bij werknemers in de publieke sector te voorkomen
en te verhelpen? In hoeverre speelt loonruimte daarbij een rol?
Antwoord 9
In de verschillende sectoren zijn er diverse hulplijnen- en middelen beschikbaar voor
medewerkers. Denk aan financiële loketten, bedrijfsmaatschappelijk werk, Sociale Fondsen
en er zijn bijvoorbeeld cursussen voor leidinggevenden om schuldenproblematiek te
herkennen. Dit naast/bovenop het generieke kabinetsbeleid (zie ook de beantwoording
op vraag14.
Schuldenproblematiek kent verschillende – en meestal meerdere – oorzaken. Oorzaken
die zich vaak ook niet binnen de invloedsfeer van werkgevers bevinden. De arbeidsvoorwaarden
in de publieke sector zijn gemiddeld genomen marktconform, de financiering vanuit
het kabinet voor de arbeidsvoorwaardenruimte (loonruimte) in de verschillende publieke
sectoren is hier op ingericht. In verschillende publieke sectoren hebben sociale partners
bij het maken van cao-afspraken juist extra aandacht voor medewerkers in de lagere
loonschalen.
Vraag 10
Als zorgmedewerkers nu niet rond kunnen komen van hun salaris, in hoeverre verwacht
u dan dat het mogelijk is voor medewerkers bij wie loonbeslag is gelegd om rond te
komen van de beslagvrije voet?
Antwoord 10
De beslagvrije voet dient het bestaansminimum van de schuldenaar te borgen. De wetgever
heeft bij de vaststelling van de hoogte van beslagvrije voet gekeken naar het inkomen
en de gezinssituatie van de schuldenaar. De wet bevat een hardheidsclausule. Wanneer
sprake is van een «kennelijk onevenredige hardheid als gevolg van een omstandigheid
waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de beslagvrije voet», kan
de schuldenaar de kantonrechter verzoeken de beslagvrije voet te verhogen.
De berekeningswijze van de beslagvrije voet is afhankelijk van de hoogte van het inkomen
van de schuldenaar en van zijn leefsituatie. Bij een inkomen lager of gelijk aan de
passende bijstandsnorm is de beslagvrije voet gelijk aan 95% van het netto-inkomen.
Bij een inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm wordt een compensatiekop gehanteerd.
De hoogte van de compensatiekop is afhankelijk van de mate waarin de betrokkene recht
heeft op huurtoeslag, zorgtoeslag en eventueel kindgebonden budget. Daarnaast is het
mogelijk om een hogere beslagvrije voet te krijgen op grond van woon- of zorgkosten.
Het is een bewuste keuze geweest bij de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet dat er
ook bij een inkomen op of onder de bijstandsnorm er altijd 5% van het inkomen wordt
beslagen, ook al gaat het daarbij slechts om een klein bedrag per maand. Het kabinet
stimuleert bij problematische schulden naast schuldregelingen ook het aanbieden van
saneringskredieten. Bij dit laatste wordt de schuld overgenomen door een gemeente,
wordt het grootste gedeelte van de schuld door schuldeisers kwijtgescholden en blijft
er een restschuld over van één schuldeiser die de schuldenaar moet aflossen. Mocht
een minnelijk traject niet lukken kan iemand een verzoek indienen voor de Wet schuldsanering
natuurlijke personen (WSNP).
Vraag 11
Hoe is de hoogte van de beslagvrije voet tot stand gekomen? Klopt het dat deze lager
kan zijn dan het bijstandsniveau?
Antwoord 11
Met de invoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet per 1 januari 2021 is
bewerkstelligd dat de beslagvrije voet voor mensen met beslag op hun inkomen veelal
kan worden vastgesteld op basis van authentieke bronnen, zoals de basisregistratie
personen en de polisadministratie, zodat zij voldoende overhouden om te kunnen voorzien
in de basale kosten van hun levensonderhoud. Er is voor gekozen dat ook bij een laag
inkomen beslag op 5% van dat inkomen is toegestaan, ook al betreft dit slechts een
klein bedrag per maand Op dit moment vindt er een tussentijdse evaluatie van de wet
Vereenvoudiging beslagvrije voet plaats. In dat kader zal onder meer worden gekeken
of personen met een inkomen op of onder de bijstandsnorm bij een loonbeslag voldoende
geld overhouden om van te leven.
Vraag 12
Ziet u er in het licht van de koopkrachtcrisis aanleiding toe de beslagvrije voet
te verruimen?
Antwoord 12
De beslagvrije voet dient het bestaansminimum van schuldenaren te borgen. Een schuldenaar
moet – ook als er beslag is gelegd op zijn inkomen – in de basale kosten van zijn
levensonderhoud kunnen voorzien, waaronder ook bijvoorbeeld de kosten voor energie
en boodschappen. De hoge inflatie zorgt ontegenzeggelijk bij veel mensen voor extra
druk op het huishoudbudget. Dit geldt voor alle mensen, maar zeker voor mensen met
een laag inkomen of waarbij beslag op inkomen is gelegd. Het kabinet heeft een groot
pakket aan koopkrachtmaatregelen getroffen om mensen financieel bij te staan en hen
in staat te stellen het hoofd te bieden aan de hoge kosten voor levensonderhoud als
gevolg van de inflatie. Op deze manier worden met name lage inkomens bijgestaan ook
bij het voldoen van de afbetaling van schulden. Onderdeel van het pakket was onder
meer de verhoging van het minimumloon met 10% die ook doorwerkt in de hoogte van de
beslagvrije voet. Dat maakt dat er geen aanleiding is om de beslavrije voet te verruimen.
Bij problematische schulden stimuleert het kabinet, naast schuldregelingen, het aanbieden
van saneringskredieten door gemeenten via het Waarborgfonds saneringskredieten. Iemand
die gebruik maakt van een saneringskrediet heeft dan nog maar één schuldeiser, die
de schuldenaar in 18 maanden moet aflossen. Indien de restschuld onverhoopt niet kan
worden afgelost, garandeert het Waarborgfonds saneringskredieten de aflossing van
de restschuld.
Vraag 13
In hoeverre wegen de kosten van loonbeslag op tegen de opbrengsten in het geval van
lage inkomens? Hoe is deze balans in een sector als de ouderenzorg, met een gemiddeld
uurloon tussen de € 13,30 en € 17,90 per uur?
Antwoord 13
Beslagleggers moeten zorgvuldig handelen, dit houdt onder meer in dat zij niet onnodig
kosten maken bij het leggen van beslag. De tarieven die gelden voor loonbeslag door
een gerechtsdeurwaarder zijn vastgelegd in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders
(Btag). Alleen deze wettelijke tarieven mogen worden verhaald op de schuldenaar. Bij
invorderingsmaatregelen door overheidsschuldeisers worden niet altijd kosten in rekening
gebracht bij de schuldenaar voor het loonbeslag.
De kosten voor beslagleggen zijn niet inkomensafhankelijk of afhankelijk van de sector
waarin een schuldenaar werkzaam is. Het gemiddelde bruto uurloon binnen de ouderenzorg
ligt met circa € 18 ruim boven het wettelijk minimumloon per uur.15 Het overgrote deel van de medewerkers binnen de ouderenzorg heeft een uurloon ruim
boven het wettelijk minimumloon per uur. Het in de vraag genoemde uurloon tussen de
€ 13,30 en € 17,90 per uur heeft volgens het AD-artikel waar in vraag 1 naar verwezen
wordt16 betrekking op de groep verzorgenden. Het uurloon tussen de € 13,30 en € 17,90 per
uur betreft het uurloon van de salarisschaal FWG 30 van de cao VVT. Verzorgenden IG
worden doorgaans echter ingeschaald in FWG 35 en bij meer verantwoordelijkheden zelfs
in FWG 40 (bijvoorbeeld als eerstverantwoordelijke verzorgende). Gegevens van het
Pensioenfonds zorg en welzijn wijzen uit dat het uurloon van een verzorgende gemiddeld
op circa € 17,50 per uur ligt en daarmee ruim boven het wettelijk minimumloon per
uur.
Vraag 14
Bent u van mening dat banen in de publieke sector genoeg moeten betalen, zodat mensen
zonder loonbeslag door het leven kunnen? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat de bestaanszekerheid
van deze groepen dusdanig toeneemt zodat zij niet meer in de gevarenzone zitten?
Antwoord 14
Werknemers in de publieke sector doen belangrijk werk voor Nederland en hebben recht
op goede arbeidsvoorwaarden die marktconform zijn. Dit wordt ook geboden. De afgelopen
periode zijn er in de verschillende publieke sectoren tussen sociale partners goede
cao-afspraken gemaakt, cao-afspraken waarbij er juist extra aandacht is geweest voor medewerkers in de lagere loonschalen. Werkgevers in de publieke
sector streven naar goed werkgeverschap, hierbij hoort ook dat er oog is voor problemen
onder het personeel en dat er ondersteuning wordt geboden zover dat mogelijk is. Er
zijn in de verschillende sectoren meerdere voorzieningen beschikbaar. Te denken valt
aan financiële loketten en bedrijfsmaatschappelijk werk (voor informatie en advies),
Sociale Fondsen (voor een renteloze lening of gift) en er worden cursussen voor leidinggevenden
aangeboden om schuldenproblematiek te herkennen. Het ontstaan van schulden kent echter
verschillende en diverse oorzaken, waardoor het niet is uit te sluiten dat er schulden
ontstaan, ook bij werknemers binnen de publieke sector.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen -
Mede namens
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.