Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele bijeenkomst van EU-transportministers van 21 en 22 september 2023 (Kamerstuk 21501-33-1031)
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 1032
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld op 14 september 2023
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over
de brief van 4 september 2023 inzake de geannoteerde agenda informele bijeenkomst
van EU-transportministers van 21 en 22 september 2023 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1031).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 september 2023 aan de Minister en Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 13 september 2023 zijn
de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot
De adjunct-griffier van de commissie, Wiendels
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
2
D66-fractie
2
BBB-fractie
3
Inleiding
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de informele bijeenkomst van EU-transportministers d.d. 21-22 september (hierna: de geannoteerde agenda). De geagendeerde onderwerpen
zijn van groot belang en verdienen Europese aandacht. Het beschouwen van mobiliteit
als een universeel recht erkent de cruciale rol die het speelt in verband met andere
fundamentele rechten zoals huisvesting, werk, onderwijs en gezondheid. Deze leden
zijn verheugd dat dit onderwerp op Europees niveau aandacht krijgt en benadrukken
het belang van het omzetten van deze erkenning en intentie in actie.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en hebben
nog wat vragen.
D66-fractie
De leden van de D66-fractie lezen dat inclusieve mobiliteit vijf b's omvat: betaalbaarheid,
beschikbaarheid, bruikbaarheid, begrijpelijkheid en beleving. Hoe zal dit recht volgens
de Minister op Europees niveau worden uitgewerkt, met inachtneming van de vijf b's?
Kan de Minister tevens toelichten hoe het recht op mobiliteit vertaald wordt in bereikbaarheidsnormen?
Welke afspraken worden hier Europees voor gemaakt? Welke concrete rechten kunnen mensen
hieraan ontlenen? Vallen deze bereikbaarheidsnormen binnen het kader van leefbaarheid,
met inbegrip van het recht op gezondheid? Wordt er gesproken over de impact van vervuilende
mobiliteit op vlakken als geluid-, ruimte- en luchtvervuiling in het stedelijk gebied?
De Minister spreekt over een integrale aanpak op deze en andere gebieden, maar hoe
wordt er een grondige afweging gemaakt door de Minister? Ten slotte hebben deze leden
enkele vragen over keuzevrijheid met betrekking tot dit onderwerp. Wordt er bij de
discussies over mobiliteit als een recht ook gekeken naar de keuzevrijheid tussen
verschillende vervoerswijzen? En de grenzen van die keuzevrijheid met het oog op het
maatschappelijk belang van onder andere leefbaarheid, gezondheid en ruimtegebruik?
In landelijke gebieden is de auto voor bepaalde afstanden vaak de enige optie, hetgeen
de keuzevrijheid juist beperkt. Hoe gaan andere landen hier volgens de Minister mee
om?
Een ander onderwerp op de agenda waar de leden van de D66-fractie nadrukkelijk het
belang van willen onderstrepen betreft vrouwen in relatie tot mobiliteit en transport.
Er zijn diverse oorzaken voor de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de transportsector,
zoals geweld, ongelijke salariëring en werk-privébalans. In het onderzoek van de European
Transport Workers Association (ETWA) worden enkele aanbevelingen gedaan. Wat is de
reactie van de Minister op dit rapport en de aanbevelingen? Hoe zullen de Minister
en de Staatssecretaris zich zowel nationaal als Europees inzetten om de geschetste
problemen aan te pakken? Te beginnen bij geweld tegen vrouwen op de werkvloer. De
Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) beschrijft stappen die gezet kunnen worden
om dit tegen te gaan. Zullen de Minister en Staatssecretaris zich inzetten om deze
aanbevelingen op te nemen in nationale en Europese wet- en regelgeving waar mogelijk?
Deze leden zijn van mening dat een ander groot probleem het salarisverschil van dertien
procent tussen mannen en vrouwen in de sector is. Dit maatschappelijke probleem kan
alleen worden opgelost wanneer er voortdurend aandacht aan wordt besteed en wanneer
er expliciete keuzes worden gemaakt, zowel in de publieke sector als in de private
sector. Volgens deze leden hebben de Minister en Staatssecretaris hier een belangrijke
verantwoordelijkheid. Bij het verlenen van concessies voor het openbaar vervoer kunnen
zij normen stellen ten aanzien van de genderverdeling bij de vervoerders, bijvoorbeeld
bij chauffeurs, onderhoudstechnici et cetera. Kunnen de Minister en Staatssecretaris
aangeven bij hoeveel lopende concessies of lopende aanbestedingen er nu sprake is
van zo’n gender-prestatie-indicator? Welke andere sturing zien zij nog binnen de vervoersconcessies?
Welke stappen ondernemen de bewindslieden om de loonkloof in de sector te dichten?
De leden van de D66-fractie willen tevens aandacht vragen voor de herziening van de
Rijbewijsrichtlijn. Als iemand nu een rijbewijs haalt voor een automaat, maar daarna
alsnog bevoegd wil zijn om in schakelauto’s te rijden, is de bestuurder genoodzaakt
opnieuw het gehele rijbewijs te halen. Dat maakt het nemen van rijlessen in elektrische
auto’s onaantrekkelijker, aangezien dat geen schakelauto’s zijn. Om het lessen in
elektrische auto’s te bevorderen willen deze leden dat het halen van het «schakelrijbewijs»
makkelijker wordt gemaakt, door middel van een aanvullende «schakelmodule» zoals voorgesteld
door het Spaanse voorzitterschap van de EU. Is de Minister het met deze leden eens
dat het Spaanse voorstel een extra stimulans is in de overgang naar emissieloos rijden?
Is de Minister van plan dit voorstel te steunen?
Ten slotte willen de leden van de D66-fractie vragen of de Minister kan ingaan op
de ontwikkelingen rond de natuurvergunning en het luchthavenbesluit in relatie tot
de verkeersverdelingsregel voor Lelystad Airport? Is deze nog altijd geldig, gezien
de gewijzigde inzet van de Minister rond het aantal vliegbewegingen? Wat is de opvatting
van de Europese Commissie hierover?
BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het de verwachting
is dat «het bevorderen van mobiliteit als universeel recht» een van de onderwerpen
zal zijn die ter discussie zal komen tijdens het thema «vervoer en mobiliteit als
hefboom voor sociale en territoriale cohesie». Wat zal de inzet van de Minister en
Staatssecretaris zijn indien dit ter sprake gaat komen? Waar zien zij verbeterpunten
en nemen zij de vervoersarmoede in de regio ook mee?
De leden van de BBB-fractie vinden het alarmerend dat er berichten zijn binnen de
transportsector over problemen van seksueel overschrijdend gedrag tegen de 22 procent
van de vrouwelijke transportmedewerkers. In hoeverre is dit in Nederland volgens de
Minister een probleem? Wat doet de Minister al in Nederland om vrouwen in de transportsector
te beschermen tegen seksueel overschrijdend gedrag, en wat gaat de Minister doen en
inbrengen in de Transportraad om vrouwen in de transportsector beter te beschermen?
Speelt de Code of Conduct van de ILO hier ook een rol in?
II Reactie van de bewindspersoon
Mobiliteitsvisie
1.
De leden van de D66-fractie lezen dat inclusieve mobiliteit vijf b's omvat: betaalbaarheid,
beschikbaarheid, bruikbaarheid, begrijpelijkheid en beleving. Hoe zal dit recht volgens de Minister op Europees niveau worden uitgewerkt, met inachtneming
van de vijf b's?
Bereikbaarheid beschrijft de mate waarin mensen en goederen in staat zijn om bestemmingen
binnen een bepaalde tijd te bereiken. Wil die bereikbaarheid ook inclusief zijn dan
is toegankelijkheid een belangrijke eigenschap. Die toegankelijkheid wordt geoperationaliseerd
in de vijf b’s waarnaar in de vraagstelling verwezen wordt.
In de Mobiliteitsvisie is het recht op bereikbaarheid opgenomen met uit te werken
bereikbaarheidsdoelen.1 Dat is door de Kamer in het strategisch gesprek over mobiliteit op 30 maart jl. breed
gesteund.2 De eerste stappen ten behoeve van de uitwerking van bovengenoemde bereikbaarheidsdoelen
zullen dit najaar in het Actieprogramma Mobiliteitsvisie met de Kamer worden gedeeld,
zoals ook aan de Kamer is toegezegd.3 Op weg daarnaartoe vinden verschillende oriënterende gesprekken en verkenningen plaats.
De agenda van de huidige informele bijeenkomst van EU-transportministers sluit nauw
op deze context aan.
Spanje heeft als huidig Raadsvoorzitter het recht op bereikbaarheid ook als onderdeel
van het programma van haar voorzitterschap opgenomen en daarbij terecht aangegeven
dat dit recht op bereikbaarheid een voorwaarde is voor het uitoefenen van tal van
andere rechten zoals het recht op werk, onderwijs en gezondheid. We kijken daarbij
met belangstelling naar eventuele ervaringen met de uitwerking van dit concept elders
in Europa en verkennen of er kansen liggen op Europees niveau om dit recht op bereikbaarheid
verder te brengen.
2.
Kan de Minister tevens toelichten hoe het recht op mobiliteit vertaald wordt in bereikbaarheidsnormen?
Welke afspraken worden hier Europees voor gemaakt? Welke concrete rechten kunnen mensen
hieraan ontlenen?
Het gaat om de bereikbaarheid van ons werk, van onze winkels, scholen en zorginstellingen,
van onze natuur en van onze internationale bestemmingen. Ook gaat het erover dat goederen
die van levensbelang zijn (waaronder voedsel en medicijnen) en goederen die noodzakelijk
zijn om de economie en samenleving draaiende te houden (grondstoffen en dergelijke)
hun bestemming bereiken.
Wat betreft de vertaling hiervan naar bereikbaarheidsdoelen heb ik de Kamer toegezegd4 om onder regie van het ministerie en in overleg met de collega-departementen aan
te geven hoe de bereikbaarheidsdoelen worden uitgewerkt en welke varianten daarbij
aan de orde zijn. Wij bereiden op dat punt conform toezegging5 een Actieprogramma Mobiliteitsvisie voor dat in het najaar aan de Kamer voorgelegd
zal worden.
3.
Vallen deze bereikbaarheidsnormen binnen het kader van leefbaarheid, met inbegrip
van het recht op gezondheid?
Uitgangspunt bij het uitwerken van bereikbaarheidsdoelen is het bevorderen van brede
welvaart (dus inclusief leefbaarheid en gezondheid). De varianten die momenteel worden
uitgewerkt zullen ook op dit ontwerpprincipe worden getoetst vanaf de allereerste
stap in de uitwerking. Die toets zal met het bovengenoemde Actieprogramma en de daarin
gepresenteerde varianten aan de Kamer worden toegestuurd.
4.
Wordt er gesproken over de impact van vervuilende mobiliteit op vlakken als geluid-,
ruimte- en luchtvervuiling in het stedelijk gebied?
In de Mobiliteitsvisie is uiteengezet dat mobiliteit integraal verbonden is met o.m.
een gezonde leefomgeving, waarbij zaken als luchtkwaliteit een grote rol spelen.6 Om deze reden is mobiliteit één van de thema’s die aandacht krijgt in de voorbereidingen
voor het Nationaal Milieuprogramma. In het kader van de huidige bijeenkomst van EU-transportministers is het Raadsvoorzitterschap voornemens om een discussie te voeren over de
sociale dimensie van de transportsector, waarbij de wisselwerking met de milieudimensie
van mobiliteit ook een rol speelt. Mocht dit ter sprake komen, dan zal ik me beroepen
op de Mobiliteitsvisie, waarin de Nederlandse visie ten aanzien van bovenstaande onderwerpen
is uiteengezet.
5.
De Minister spreekt over een integrale aanpak op deze en andere gebieden, maar hoe
wordt er een grondige afweging gemaakt door de Minister?
De integrale aanpak op deze gebieden is uiteengezet in de Mobiliteitsvisie, waarvan
de uitwerking dit najaar in het Actieprogramma Mobiliteitsvisie met de Kamer zal worden
gedeeld.7 Hierin zal tevens worden ingegaan op de afwegingen die gemaakt de ten behoeve van
de uitvoering van de Mobiliteitsvisie.
6.
De leden van de D66-fractie hebben tevens enkele vragen over keuzevrijheid met betrekking
tot dit onderwerp. Wordt er bij de discussies over mobiliteit als een recht ook gekeken naar de keuzevrijheid
tussen verschillende vervoerswijzen?
Het maken van keuzes tussen vervoerwijzen (substitutie) en het verbinden van vervoerwijzen
(complementariteit) om tot een optimale bereikbaarheid te komen, is nadrukkelijk onderwerp
van de Mobiliteitsvisie.8 Het is één van de vier hoofdlijnen: de juiste mobiliteit op de juiste tijd en plaats.
Deze hoofdlijn zal in het toegezegde Actieprogramma nader worden uitgewerkt met een
aantal opgaven die zowel betrekking hebben op het personen-, goederen- en internationaal
vervoer. Zoals in de Hoofdlijnennotitie uiteengezet is daarbij aandacht voor het specifieke
karakter van gebieden (stedelijk, suburbaan, landelijk), waarvoor uiteenlopende keuzes
in vervoerwijzen aan de orde zijn. Het Spaanse Raadsvoorzitterschap heeft eveneens
aandacht voor dit gebiedsgerichte element.
7.
En de grenzen van die keuzevrijheid met het oog op het maatschappelijk belang van
onder andere leefbaarheid, gezondheid en ruimtegebruik?
Die grenzen vormen in de Mobiliteitsvisie eveneens één van de vier hoofdlijnen: binnen
de publieke kaders.9 Zie ook hoofdstuk 4 van de Hoofdlijnennotitie Mobiliteitsvisie.10
8.
In landelijke gebieden is de auto voor bepaalde afstanden vaak de enige optie, hetgeen
de keuzevrijheid juist beperkt. Hoe gaan andere landen hier volgens de Minister mee
om?
Dankzij de auto zijn veel voorzieningen, zoals werk, zorg, onderwijs en familie, in
landelijke gebieden voor inwoners bereikbaar. Bij reizen boven de 2,5 km kiezen Nederlanders
het meest voor de auto en circa 70% van alle kilometers wordt met de auto afgelegd.11 Vaak kiest men voor de auto omdat dit een prettige optie is: de auto biedt vrijheid,
flexibiliteit, snelheid en comfort. Soms omdat de auto het enige geschikte alternatief
is. Dat zal ook in de toekomst zo blijven. Het aantal Nederlanders dat problemen heeft
met bereikbaarheid van voorzieningen ligt op het platteland (12%) daarom amper hoger
dan in steden (8%). Dit heeft te maken met hoger autobezit in landelijk gebied en
andere verwachtingen en voorkeuren. Dit blijkt uit een recent promotieonderzoek van
de Rijksuniversiteit Groningen12 en onderzoek van het KiM.13
In de Mobiliteitsvisie wordt gestreefd naar een integraal mobiliteitssysteem, waarin
verschillende modaliteiten naadloos op elkaar aansluiten voor de reizigers. Dit wordt
onder andere bewerkstelligd door de toegankelijkheid van hubs, en het gebruik van
digitale toepassingen, te faciliteren. Tegelijkertijd zien we dat de auto ook in de
toekomst een belangrijke rol in het mobiliteitssysteem zal spelen. In de Ontwikkelagenda
van het Toekomstperspectief Automobiliteit14 wordt daarom beschreven hoe we, samen met betrokken partijen, ervoor zorgen dat de
auto in de toekomst zijn belangrijke rol in de bereikbaarheid blijft vervullen.
Daarbij is er in de Mobiliteitsvisie aandacht voor het specifieke karakter van gebieden
(stedelijk, suburbaan, landelijk), waarvoor uiteenlopende keuzes in vervoerwijzen
aan de orde zijn. Het Spaans Raadsvoorzitterschap wil dit thema nadrukkelijk aan bod
laten komen tijdens de huidige informele bijeenkomst van EU-transportministers. Ik
kijk ernaar uit om tijdens deze bijeenkomst hierover met andere Europese lidstaten
ervaringen uit te wisselen.
9.
Een ander onderwerp op de agenda waar de leden van de D66-fractie nadrukkelijk het
belang van willen onderstrepen betreft vrouwen in relatie tot mobiliteit en transport.
Er zijn diverse oorzaken voor de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de transportsector,
zoals geweld, ongelijke salariëring en werk-privébalans. In het onderzoek van de European
Transport Workers Association (ETWA) worden enkele aanbevelingen gedaan. Wat is de reactie van de Minister op dit rapport en de aanbevelingen? Hoe zullen de
Minister en de Staatssecretaris zich zowel nationaal als Europees inzetten om de geschetste
problemen aan te pakken?
Nederland onderschrijft het belang van het creëren van degelijke arbeidsvoorwaarden
en -omstandigheden in de transportsector en streeft dit na via Europese en mondiale
wegen. Het Spaans Raadsvoorzitterschap bouwt voort op prioriteiten die thans op mondiaal
niveau (bijvoorbeeld binnen de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), Internationale
Maritieme Organisatie (IMO) en Internationale Civiele Luchtvaartorganisatie (ICAO))
en op Europees niveau (o.a. binnen de European Civil Aviation Conference) reeds zijn geagendeerd, te weten meer aandacht voor het werven en behouden van meer
vrouwen voor de transportsector en het toezien op gelijkwaardige beloning en behandeling.
Nederland onderschrijft deze focus van het Raadsvoorzitterschap en kijkt uit naar
de discussies tijdens de aanstaande informele bijeenkomst, om zodoende ervaringen
te delen en beste praktijken te kunnen uitwisselen. Zo was Nederland aanwezig op de
technische bijeenkomst over luchtvaart van de IAO in april 2023 en ook op de Second Global Aviation Gender Summit in Madrid in juli 2023. Nederland ondersteunt krachtig de aanbevelingen en beste
praktijken zoals gepresenteerd en aangenomen tijdens deze mondiale bijeenkomsten.
Ook voor de mondiale scheepvaartsector acht Nederland mondiaal gedeelde kaders omtrent
technische eisen en sociale standaarden voor zeevarenden van belang. Deze worden in
de IMO en de IAO ontwikkeld. Nederland zal zich via deze kaders blijven inzetten voor
de positie van vrouwen in de transportsector.
10.
Te beginnen bij geweld tegen vrouwen op de werkvloer. De Internationale Arbeidsorganisatie
(ILO) beschrijft stappen die gezet kunnen worden om dit tegen te gaan. Zullen de Minister en Staatssecretaris zich inzetten om deze aanbevelingen op te nemen
in nationale en Europese wet- en regelgeving waar mogelijk?
Werkgevers zijn in Nederland op basis van de Arbowet verantwoordelijk voor een gezonde
en veilige werkcultuur en dus voor het voorkomen van psychosociale arbeidsbelasting
(waaronder grensoverschrijdend gedrag en dus geweld op de werkvloer). Ze zijn verplicht
hier beleid op te voeren en in de Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) het risico
op psychosociale arbeidsbelasting te inventariseren. In het bijbehorende Plan van
Aanpak moeten ze maatregelen opnemen en die uitvoeren ter voorkoming van o.a. agressie
en geweld en seksuele intimidatie op de werkvloer. Zoals gezegd onderschrijft Nederland
het belang van het creëren van degelijke arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden in
de transportsector en streeft het dit na via Europese en mondiale wegen, waaronder
via de ILO. Discussies zoals die in Barcelona zullen worden gevoerd tijdens de informele
bijeenkomst van EU-transportministers dragen bij aan het verder brengen van het debat
en aan het verkennen van mogelijkheden voor verdere wetgeving. Nederland kijkt uit
naar de discussies en gesprekken in dit verband. Het kabinet is voorts voornemens
het IAO-verdrag 190 inzake het uitbannen van geweld en intimidatie op de werkvloer
te bekrachtigen.15
11.
Deze leden zijn van mening dat een ander groot probleem het salarisverschil van dertien
procent tussen mannen en vrouwen in de sector is. Dit maatschappelijke probleem kan
alleen worden opgelost wanneer er voortdurend aandacht aan wordt besteed en wanneer
er expliciete keuzes worden gemaakt, zowel in de publieke sector als in de private
sector. Volgens deze leden hebben de Minister en Staatssecretaris hier een belangrijke
verantwoordelijkheid. Bij het verlenen van concessies voor het openbaar vervoer kunnen
zij normen stellen ten aanzien van de genderverdeling bij de vervoerders, bijvoorbeeld
bij chauffeurs, onderhoudstechnici et cetera. Kunnen de Minister en Staatssecretaris aangeven bij hoeveel lopende concessies of
lopende aanbestedingen er nu sprake is van zo’n gender-prestatie-indicator? Welke
andere sturing zien zij nog binnen de vervoersconcessies? Welke stappen ondernemen
de bewindslieden om de loonkloof in de sector te dichten?
IenW is concessieverlener voor de Waddenveren en het Hoofdrailnet. Momenteel zijn
in deze concessies geen prestatie indicatoren afgesproken omtrent gender. Het is aan
de concessiehouders om een goed personeelsbeleid vorm te geven. Ook gaat IenW niet
over het loonbeleid van de concessiehouders. Er zijn wettelijke normen met betrekking
tot arbeidsvoorwaarden (waaronder loon) en arbeidsomstandigheden. Daarnaast kunnen
er cao-afspraken zijn. Deze worden onderhandeld door sociale partners, daar heeft
IenW geen invloed op.
Daarnaast neemt het kabinet nog andere initiatieven om de loonkloof te dichten en
genderstereotypering te doorbreken. Zoals de implementatie van de richtlijn over loontransparantie
die op 7 juni 2023 in werking is getreden en nu wordt omgezet in nationale wetgeving.
Alle lidstaten hebben hier drie jaar de tijd voor. Verder zijn stappen gezet om het
voor ouders makkelijker te maken om arbeid en zorg te combineren, bijvoorbeeld door
de invoering van betaald ouderschapsverlof. Het kabinet werkt daarnaast aan het doorbreken
van genderstereotypering, onder andere in loopbaanontwikkeling en bij de beroepskeuze.
In het antwoord op Kamervragen van leden van D66 die de Minister van SZW op 17 juli
jl. naar de Kamer stuurde, staat een overzicht van deze maatregelen.16
12.
De leden van de BBB-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het de verwachting
is dat »het bevorderen van mobiliteit als universeel recht» een van de onderwerpen
zal zijn die ter discussie zal komen tijdens het thema «vervoer en mobiliteit als
hefboom voor sociale en territoriale cohesie». Wat zal de inzet van de Minister en Staatssecretaris zijn indien dit ter sprake gaat
komen? Waar zien zij verbeterpunten en nemen zij de vervoersarmoede in de regio ook
mee?
Op 31 oktober 2022 verscheen het rapport van het Planbureau van de Leefomgeving (PBL),
«Toegang voor iedereen? Een analyse van de (on)bereikbaarheid van voorzieningen en
banen in Nederland».17 Het rapport laat zien dat vitale functies in Nederland zoals zorg en onderwijs niet
bereikbaar zijn voor iedereen. In het advies «Elke regio telt!» constateren enkele
adviesraden dat welvaart en welzijn op een aantal plekken in Nederland achterlopen.18
Met het agenderen van het recht op bereikbaarheid in de Mobiliteitsvisie hebben wij
willen aangeven deze signalen op te pakken. Wij zetten ons in voor goede bereikbaarheid
van iedereen in alle regio’s in Nederland. Met het ontwikkelen van bereikbaarheidsdoelen
werken we eraan om daar nog sterker op te kunnen sturen.
De inzet is om te komen tot een interdepartementaal programma met acties/activiteiten
voor de korte en langere termijn om de bereikbaarheid van vitale maatschappelijke
en economische voorzieningen te verbeteren, met daarbij specifieke aandacht voor risicogroepen
en voor de (diverse typen) regio’s. We hebben daarbij ook aandacht voor de ontsluiting
van de regio’s op de internationale corridors, zoals onderdelen van het Trans-Europese
Transportnetwerk (TEN-T).
13.
De leden van de BBB-fractie vinden het alarmerend dat er berichten zijn binnen de
transportsector over problemen van seksueel overschrijdend gedrag tegen de 22 procent
van de vrouwelijke transportmedewerkers. In hoeverre is dit in Nederland volgens de Minister een probleem? Wat doet de Minister
al in Nederland om vrouwen in de transportsector te beschermen tegen seksueel overschrijdend
gedrag, en wat gaat de Minister doen en inbrengen in de Transportraad om vrouwen in
de transportsector beter te beschermen? Speelt de Code of Conduct van de ILO hier
ook een rol in?
Zie voor de beantwoording van deze vraag het antwoord op de vragen 9 en 10.
Rijbewijsrichtlijn
14.
De leden van de D66-fractie willen tevens aandacht vragen voor de herziening van de
Rijbewijsrichtlijn. Als iemand nu een rijbewijs haalt voor een automaat, maar daarna
alsnog bevoegd wil zijn om in schakelauto’s te rijden, is de bestuurder genoodzaakt
opnieuw het gehele rijbewijs te halen. Dat maakt het nemen van rijlessen in elektrische
auto’s onaantrekkelijker, aangezien dat geen schakelauto’s zijn. Om het lessen in
elektrische auto’s te bevorderen willen deze leden dat het halen van het «schakelrijbewijs»
makkelijker wordt gemaakt, door middel van een aanvullende «schakelmodule» zoals voorgesteld
door het Spaanse voorzitterschap van de EU. Is de Minister het met deze leden eens dat het Spaanse voorstel een extra stimulans
is in de overgang naar emissieloos rijden? Is de Minister van plan dit voorstel te
steunen?
Ik ondersteun de verkenning van mogelijkheden om een schakelmodule te integreren in
een rijopleiding in een elektrisch voertuig. Steeds meer auto’s in Nederland zijn
automaat en de transitie naar elektrische auto’s zal dit nog verder bespoedigen. Lessen
in een elektrische auto zal ook zeker bijdragen aan draagvlak voor deze transitie,
omdat leerlingen dan gevoel krijgen bij elektrisch rijden. Ook rijscholen willen graag
een bijdrage leveren aan het verduurzamen van hun wagenpark. Tegelijkertijd zullen
schakelauto’s nog geruime tijd in het Nederlandse wagenpark bestaan.
Daarbij hecht ik eraan dat kandidaten een adequate opleiding volgen als zij de wens
hebben om handgeschakeld te rijden. Dit dient goed te worden geborgd met het oog op
de verkeersveiligheid.
De onderhandelingen met de Europese Commissie over de nieuwe vierde Rijbewijsrichtlijn
zijn momenteel in volle gang. Nadat de vierde Rijbewijsrichtlijn is aangenomen en
de precieze invulling bekend is, gaan we gezamenlijk met het CBR onderzoeken hoe we
de richtlijn in Nederland implementeren. Eerder heb ik u het BNC-fiche toegezonden
met het kabinetsstandpunt over het voorstel voor de Rijbewijsrichtlijn.19
Luchtvaart
15.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister kan ingaan op de ontwikkelingen
rond de natuurvergunning en het luchthavenbesluit in relatie tot de verkeersverdelingsregel
voor Lelystad Airport? Is deze nog altijd geldig, gezien de gewijzigde inzet van de
Minister rond het aantal vliegbewegingen? Wat is de opvatting van de Europese Commissie
hierover?
Lelystad Airport streeft ernaar de aanvraag voor de natuurvergunning uiterlijk op
1 december a.s. af te kunnen ronden.20 De verkeersverdelingsregel Schiphol Lelystad (VVR) is in 2019 na intensief overleg
goedgekeurd door de Europese Commissie in uitvoeringsbesluit 2019/1585 en op 16 februari
2021 gepubliceerd in het Staatsblad.21 De inwerkingtreding kan geregeld worden bij koninklijk besluit. De inzet van de verkeersverdelingsregel
zal worden meegenomen bij de integrale besluitvorming rondom Lelystad Airport.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
N. Wiendels, adjunct-griffier