Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Mededeling, besluit en verordening - introductie nieuwe eigen middelen en terbeschikkingstelling
2023D36660 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 12 september 2023 een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over het door de Minister van
Buitenlandse Zaken op 25 augustus 2023 toegezonden fiche op het beleidsterrein Financiën:
Mededeling, besluit en verordening – introductie nieuwe eigen middelen en terbeschikkingstelling
(Kamerstuk 22 112, nr. 3760).
De voorzitter van de commissie,
Tielen
De adjunct-griffier van de commissie,
Meijerink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche ten aanzien van
de Mededeling, besluit en verordening – introductie nieuwe eigen middelen en terbeschikkingstelling.
Vooralsnog hebben de leden schriftelijk geen verdere vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het fiche
ten aanzien van nieuwe eigen middelen en hebben hierover de volgende vragen.
De leden van D66-fractie constateren dat de Commissie voorstelt drie nieuwe eigen
middelen te introduceren. Kan de Minister een inschatting geven welke totale opbrengst
verwacht wordt van deze eigen middelen in de Europese Unie (EU) en voor Nederland,
en welk bedrag anders met een bni-afdracht zou moeten worden opgehaald indien deze
nieuwe eigen middelen niet zouden worden geïntroduceerd? Kan de Minister uiteenzetten
wat de budgettaire effecten zijn voor de Nederlandse begroting van het verhogen van
het afdrachtenpercentage naar 30% ten opzichte van 25% met de huidige ETS-prijs en
ten opzichte van de ETS-prijs ten tijde van het interinstitutioneel akkoord, in vergelijking
met een situatie waarin hetzelfde bedrag met een bni-afdracht zou moeten worden opgehaald?
De leden van de D66-fractie constateren dat er een nieuw eigen middel wordt toegevoegd
op basis van het bruto exploitatieoverschot van bedrijven. Worden landen die ruime
belastingwetgeving hebben waarmee winsten doorgeschoven worden naar belastingparadijzen
niet beloond voor slecht gedrag? Hoe wordt hiervoor gecorrigeerd? Welke alternatieven
worden uitgewerkt om dit tijdelijke eigen middel te vervangen en zijn deze inderdaad
beter? Welke obstakels bestaan er om het eigen middel in uiteindelijke vorm niet nu
direct al in te voeren? Waarom kan bijvoorbeeld niet een eigen middel met Pijler I
als statistische grondslag direct worden ingevoerd, in afwachting van ratificatie?
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet nog geen standpunt kan innemen over
het gebruik van Pijler I als eigen middel. Heeft Nederland concrete voorstellen gedaan
richting de Commissie om ervoor te zorgen dat Pijler I opgenomen zou kunnen worden
en aan de aandachtspunten van het Nederlandse kabinet kan worden voldaan? Of is het
kabinet voornemens deze te doen? Heeft het kabinet alternatieve grondslagen voor eigen
middelen uitgewerkt die het kabinet kan voorstellen als alternatief of aanvulling
op de voorgestelde eigen middelen? Zou het kabinet kunnen (laten) onderzoeken of een
belastingafdracht op basis van vluchten zou kunnen werken als stimulans voor lidstaten
om te werken aan een (gezamenlijke) belasting op vliegen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche voor wat betreft
het EU-voorstel aangaande de introductie van de nieuwe eigen middelen. Deze leden
vinden het teleurstellend dat het demissionaire kabinet positief staat ten aanzien
van de introductie van de eigen middelen op basis van inkomsten uit ETS, CBAM en Pijler 1
en slechts in geringe mate kritisch is ten aanzien van het eigen middel op basis van
bedrijfswinsten. Deze leden zullen daarom enkele vragen stellen.
Het ETS-eigen middel
Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat in het huidige voorstel van juni
2023 het eerder reeds voorgestelde ETS-eigen middel wordt aangepast, waarbij de ETS-afdracht
wordt verhoogd van 25% naar 30% van de nationale inkomsten uit het EU-emissiehandelssysteem.
Dit betekent dus dat Nederland meer moet afdragen aan de EU en minder zelf mag houden.
Deze leden willen weten waarom het demissionaire kabinet akkoord gaat met deze verhoging.
Daarnaast vragen deze leden naar een overzicht van hoeveel Nederland af moest dragen
aan de EU op basis van het ETS-eigen middel met het oude voorstel (25%) en het nieuwe
voorstel (30%). Graag zowel in absolute als relatieve cijfers vermelden.
Voorts lezen de leden van de PVV-fractie dat het ETS-eigen middel kan leiden tot meer
schommelingen in de hoogte van de Nederlandse afdrachten aan de EU, wat een zekere
mate van onvoorspelbaarheid met zich meebrengt. Tevens lezen deze leden dat het kabinet
geen voorstander is van het eigen middel op basis van bedrijfswinsten, omdat het onder
andere geen positieve bijdrage levert aan de voorspelbaarheid van de nationale afdrachten.
Zij willen weten waarom het demissionaire kabinet geen voorstander is van het eigen
middel op basis van bedrijfswinsten vanwege de onvoorspelbaarheid van de nationale
afdrachten, maar wel voorstander is van het ETS-eigen middel, terwijl dit eigen middel
eveneens onvoorspelbaarheid met zich meebrengt.
Tevens merken de leden van de PVV-fractie op dat het demissionaire kabinet in principe
geen voorstander is van correctiemechanismen, maar alsnog hiermee akkoord gaat vanwege
het gegeven dat het ETS-eigen middel ook na toepassing van het mechanisme naar verwachting
voordelig voor Nederland zal zijn vergeleken met de bni-afdracht. Deze leden willen
weten op basis waarvan deze inschatting is gemaakt. Kan de Minister dit concretiseren?
Wat gebeurt er als blijkt dat het ETS-eigen middel na toepassing van het correctiemechanisme
toch niet zo voordelig voor Nederland blijkt te zijn?
Vervolgens lezen de leden van de PVV-fractie dat besluitvorming over de ETS-richtlijnen
plaatsvindt op basis van gekwalificeerde meerderheid. Dit betekent dus dat de verdeelsleutel
op basis waarvan Nederland afdraagt kan wijzigen zonder dat Nederland daarmee instemt.
Deze leden zijn verbaasd dat het demissionaire kabinet dit niet ziet als een «red
flag». Kan de Minister toelichten waarom het kabinet, dit wetende, alsnog instemt
met het ETS-eigen middel? Op welke wijze vindt besluitvorming ten aanzien van de andere
nieuwe eigen middelen plaats? Graag per eigen middel aangeven. Daarnaast willen deze
leden weten of het demissionaire kabinet kan garanderen dat Nederland niet zomaar
te maken krijgt met hogere EU-afdrachten via het ETS-eigen middel, mede gelet op de
huidige situatie waarin de Europese Commissie Nederland tevens om een extra bijdrage
van 3,2 miljard euro vraagt.
Het eigen middel op basis van bedrijfswinsten
Ten aanzien van het eigen middel op basis van bedrijfswinsten lezen de leden van de
PVV-fractie dat dit een tijdelijk eigen middel is. Deze leden vragen om een nadere
verduidelijking van waarom het demissionaire kabinet stelt dat het eigen middel op
basis van bedrijfswinsten in juridische zin niet tijdelijk is.
Voorts lezen de leden van de PVV-fractie dat het demissionaire kabinet geen voorstander
is van het eigen middel op basis van bedrijfswinsten. Echter verbindt het demissionaire
kabinet hier verder geen gevolgen aan. Deze leden willen weten op welke wijze het
demissionaire kabinet zich tegen dit eigen middel zal verzetten.
Vervolgens willen de leden van de PVV-fractie weten welk (financieel) effect het eigen
middel op basis van bedrijfswinsten zal hebben voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Hoeveel bedrijven zullen er worden aangeslagen en hoe hoog is de «schade»?
Daarnaast willen de leden van de PVV-fractie weten waarom het demissionaire kabinet
het eigen middel op basis van bedrijfswinsten niet ziet als een (indirecte) Europese
belasting op ondernemingen.
Financiële consequenties
Voorts lezen de leden van de PVV-fractie dat Nederland minder af zal dragen aan de
EU, terwijl de opbrengst voor de EU van het ETS-eigen middel zal stijgen. Deze leden
willen weten of dit impliceert dat de EU-begroting budgetneutraal zal blijven of juist
zal stijgen.
Verder vragen de leden van de PVV-fractie naar een overzicht van hoeveel andere lidstaten
af zullen dragen aan de EU op basis van de nieuwe eigen middelen. Graag per lidstaat
en nieuw eigen middel vermelden; inclusief de verdeelsleutel.
Ten slotte vragen de leden van de PVV-fractie naar een overzicht van de afdracht van
Nederland aan de EU met een uitsplitsing van alle eigen middelen, inclusief de nieuwe
eigen middelen, in de periode 2023 tot en met 2025 (graag per jaar aangeven). Kan
de Minister tevens de situatie weergeven van wat Nederland zou afdragen indien er
geen nieuwe eigen middelen zouden worden geïntroduceerd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche ten aanzien van
voorgestelde nieuwe eigen middelen. Zoals het kabinet ook aangeeft zijn de eigen middelen
op basis van CBAM en Pijler 1 eerder ter sprake gekomen. Deze leden kunnen voordat
de effecten van Pijler 1 duidelijker in kaart zijn gebracht, niet instemmen met de
toevoeging van dit middel aan de eigen middelen van de EU. Zij vragen wanneer hier
volgens het kabinet meer duidelijkheid over zal komen. Is het kabinet voornemens in
de tussentijd een negatieve positie in te nemen ten aanzien van dit voorstel?
Ten aanzien van de ETS-afdracht vragen de leden van de CDA-fractie of het kabinet
instemt met de redenatie dat het afdracht-percentage van 25% naar 30% is verhoogd,
omdat de ETS-prijs sterk is gestegen. Staat dit volgens het kabinet in verhouding?
De leden van de CDA-fractie zijn net als het kabinet tegen het toevoegen van het «tijdelijk»
statistisch eigen middel op basis van bedrijfswinst. Zij vragen of het kabinet inzicht
heeft in wat volgens de Commissie het voordeel van dit eigen middel zou zijn boven
de bni-afdracht, en welke landen hiermee beter af zouden zijn. Deze leden vragen een
duidelijk standpunt in te nemen dat dit voor Nederland geen optie is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks -fractie en de PvdA-fractie
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA hebben kennisgenomen van het BNC-fiche
over het eigenmiddelenbesluit. Zij hebben hierover een aantal vragen.
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA lezen dat het kabinet niet voor een
tijdelijk statistisch eigen middel op basis van bedrijfswinsten is omdat dit naar
verwachting financieel ongunstig uit kan vallen voor Nederland. Deze leden vragen
in hoeverre dergelijke transactionele overwegingen doorslaggevend zijn bij het bepalen
van de inhoudelijke positie, en in hoeverre de vraag of dit goed is voor de EU als
geheel en voor een (stap naar) eerlijkere economische verhoudingen tussen de factoren
arbeid en kapitaal in deze overweging ook een rol spelen.
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA vragen of het kabinet een update kan
geven van de stand van zaken ten aanzien van OESO Pijler 1. Zij vragen of het kabinet
er voorstander van is om, mocht er geen internationale invoering plaatsvinden, de
EU zelf een unilaterale digibelasting in te laten voeren vanaf 2024, omdat het Inclusive
Framework hier ruimte voor biedt. Ook vragen deze leden hoe het staat met de ambtelijke
voorbereidingen ten aanzien van een mogelijk dergelijk voorstel.
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA hebben vragen over het eigen middel
op basis van bedrijfswinsten. Omdat dit een nationale bijdrage betreft, vragen zij
of het kabinet kan toelichten op basis van welke statistieken dit eigen middel berekend
wordt, en wat de Nederlandse afdracht voor dit eigen middel naar verwachting zou worden.
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA vragen voor welke tijdsperiode de
Commissie het eigen middel op basis van bedrijfswinsten als eigen middel voorzien
heeft. Ook vragen deze leden of het klopt dat dit eigen middel vooruit zou lopen op
inkomsten op basis van Pijler 1 en 2.
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA vragen het kabinet in hoeverre die
de gebruikte statistieken van de Commissie (het bruto exploitatieoverschot) een adequate
indicator vindt voor bedrijfswinsten. Kan dit technisch toegelicht worden, zo vragen
zij. Deze leden vragen ook of een inschatting gemaakt kan worden van de Nederlandse
afdracht op basis van het eigen middel op basis van bedrijfswinsten versus een later
eigen middel op basis van de OESO-Pijlers.
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA lezen dat het kabinet geen voorstander
is van een tijdelijk eigen middel omdat dit met een bepaalde mate van onvoorspelbaarheid
gepaard gaat. Zij vragen echter of de houding van het kabinet deze onvoorspelbaarheid
juist ook in de hand werkt, omdat de Commissie nu weinig manoeuvreerruimte heeft (bijvoorbeeld
omdat de EU-begroting niet schuldgefinancierd kan worden), waardoor dit soort oplossingen
in de hand gewerkt worden.
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA vragen het kabinet of die kan toelichten
in hoeverre het eigen middel op basis van bedrijfswinsten een mogelijke prikkel tegen
belastingontwijking zou kunnen zijn (hetgeen het geval zou kunnen zijn als de statistieken
gebaseerd zijn op commerciële winst, en minder het geval zou kunnen zijn als de statistieken
zijn gebaseerd op fiscale winst). Deze leden vragen de Minister om het voorstel vanuit
dit oogpunt te beoordelen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche EU-voorstel
nieuwe eigen middelen 2023. Deze leden achten zowel CBAM als ETS nuttige instrumenten
bij het beprijzen van de CO2-uitstoot, om zo emissies te beperken en klimaatverandering tegen te gaan. Deze leden
hebben nog een aantal vragen bij de kabinetsappreciatie.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat in het voorstel de afdracht van de
ETS-inkomsten aan de EU-begroting verhoogd wordt van 25% naar 30%. De reden voor deze
verhoging is, zo maken deze leden op uit de kabinetsappreciatie, de gestegen ETS-prijs.
Deze leden begrijpen niet waarom een stijging van de ETS-prijs zou moeten leiden tot
een hoger afdrachtenpercentage aan de EU-begroting. Immers, als de emissiebeprijzing
meer opbrengt, stijgt de afdracht automatisch mee. Deze leden vragen het kabinet daarom
om toe te lichten wat het kabinet inhoudelijk van deze redenering voor de afdrachtsstijging
vindt, en hoe het kabinet – gegeven zijn visie op de deugdelijkheid van de geboden
redenering – de verhoging van het afdrachtenpercentage apprecieert. Welke andere redenen
zijn er om het afdrachtenpercentage te verhogen, en hoe apprecieert het kabinet deze?
Voorts achten leden van de ChristenUnie-fractie het een goede zaak dat het kabinet
geen voorstander is van de invoering van een tijdelijk statistisch eigen middel op
basis van bedrijfswinsten. Deze leden vragen het kabinet om toe te lichten waarom
bij dit voorgestelde eigen middel een afdrachtenpercentage van 0,5% wordt voorgesteld.
Wat is de inhoudelijke onderbouwing hiervoor?
Ook vragen de leden van de ChristenUnie-fractie om een update ten aanzien van de navorderingen
van de Europese Commissie ten aanzien van de invoerrechten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben nog een aantal vragen over de volgende onderdelen
van de brief.
Naast de wijziging van het voorgestelde ETS-eigen middel stelt de Commissie een additioneel
nieuw eigen middel voor, dat nog niet was opgenomen in het voorstel van december 2021.
Het betreft een eigen middel gebaseerd op een bestaande statistiek uit de nationale
rekeningen voor het bruto exploitatieoverschot van bedrijven (financieel en niet-financieel).
Hoewel deze statistiek slechts een ruwe benadering is voor bedrijfswinsten, wordt
dit voorgestelde eigen middel voor de begrijpelijkheid in de rest van dit fiche het
«het eigen middel o.b.v. bedrijfswinsten» genoemd. In de mededeling bij de wetgevende
voorstellen geeft de Commissie aan dat dit een tijdelijk eigen middel zou moeten zijn,
in afwachting van de inwerkingtreding van andere eigen middelen gebaseerd op bedrijfswinsten.
Bij dit eigen middel wordt een uniform afdrachtenpercentage van 0,5% voorgesteld.
De grondslag waarop dit afdrachtenpercentage wordt toegepast is gedefinieerd als het
bruto exploitatieoverschot voor financiële en niet-financiële instellingen. Dit is
een reeds bestaande statistiek in de nationale rekeningen die lidstaten van de EU
op uniforme wijze opstellen conform de betreffende EU-verordening nr. 549/2013. Het
betreft dus geen Europese belasting op ondernemingen, maar een nationale bijdrage
die wordt berekend op basis van bestaande statistieken (pagina 4 van het fiche).
De leden van de BBB-fractie delen de mening van het kabinet op pagina 8 van het fiche
in die zin dat zij geen voorstander zijn van het invoeren van een tijdelijk statisch
eigen middel op basis van bedrijfswinsten. Dat het inderdaad in juridische zin niet
tijdelijk is en afhankelijk is van de Commissie is een juiste analyse, complimenten
voor wat betreft het gezonde verstand dat in deze analyse de boventoon voerde.
Het ETS-eigen middel kan wel leiden tot meer schommelingen in de hoogte van de Nederlandse
afdrachten aan de EU, omdat schommelingen in de ETS-prijs leiden tot schommelingen
in de hoogte van de inkomsten uit dit eigen middel, die worden opgevangen door schommelingen
in het eigen middel op basis van bni, waaraan Nederland via een andere verdeelsleutel
bijdraagt (pagina 7 van het fiche). De leden van de BBB-fractie vragen in welke mate
deze schommelingen procyclisch of anticyclisch zijn en daarbij invloed hebben op de
begroting van zowel Nederland als de EU. Hoe kunnen deze schommelingen ontstaan en
is er een methode om schommelingen te voorspellen en daarop te anticiperen? Is het
mogelijk dat deze schommelingen de toekomstige afdracht laten stijgen? Zo ja, in welke
procentuele gradatie ten opzichte van de huidige afdracht?
Het kabinet kan, en kon ten tijde van het vorige voorstel, nog geen beoordeling geven
van een eigen middel op basis van Pijler 1. Hoewel het kabinet positief is over Pijler 1
en constructief meewerkt aan de verdere vormgeving (op dit moment binnen het IF),
zijn de gevolgen van het eigen middel afhankelijk van de verdere uitwerking van Pijler 1.
Het is daarom nog onbekend wat de gevolgen zijn voor de afdrachten van alle EU-lidstaten,
de stabiliteit van de grondslag, de uitvoerbaarheid en uitvoeringskosten en de voorspelbaarheid
van de afdrachten (pagina 7 van het fiche).
De leden van de BBB-fractie zouden graag van het kabinet eerst een doorberekening
zien van het effect van de invoering van Pijler 1 voordat het een positief advies
kan geven over de in de brief genoemde besluiten. Als zowel het effect van Pijler 1
als de in de brief voorgestelde veranderingen beide berekend zijn, kan er immers pas
een conclusie worden getrokken over het effect op de afdracht van Nederland aan de
EU.
Besluitvorming over de ETS-richtlijnen, waarop de Commissie het voorstel voor het
eigen middel baseert, is op basis van gekwalificeerde meerderheid. Dit betekent dat
de grondslag, en dus de verdeelsleutel op basis waarvan Nederland afdraagt kan wijzigen
zonder dat Nederland daarmee instemt (pagina 8 van het fiche). De leden van de BBB-fractie
zouden graag een inzet van het kabinet zien om de besluitvorming op basis van gekwalificeerde
meerderheid te veranderen in een besluitvormingsmethode waarbij er meer consensus
moet bestaan (bijvoorbeeld een 80/20 verhouding), ter bevordering van een breed gedragen
consensus over de grondslag (en dus de verdeelsleutel).
Het precieze effect van de introductie van een ETS-afdracht is mede afhankelijk van
de marktprijzen. Op basis van cijfers van de Commissie kan worden ingeschat dat het
voorgestelde ETS-eigen middel kan leiden tot een verlaging van de Nederlandse afdracht
aan de EU met 93 miljoen euro in 2024, oplopend tot 329 miljoen euro in 2030. Deze
inschattingen zijn met veel onzekerheden omgeven, omdat deze onder andere afhankelijk
zijn van de ontwikkeling van de ETS-prijs en de ontwikkeling van het bni in Nederland
en de EU (pagina’s 11 en 12 van het fiche).
Daarnaast observeren de leden van de BBB-fractie dat er meerdere keren erkend wordt
dat er vele onzekerheden/verwachtingen in de berekeningen zitten die door de Commissie
gemaakt worden. Kunnen deze berekeningen/verwachtingen ook door onafhankelijke Nederlandse
rekeninstituten gemaakt worden en met elkaar vergeleken worden?
Het kabinet kan op dit moment nog geen definitieve inschatting maken van de personele
en administratieve uitgaven die deze voorstellen hebben voor de nationale begroting
(pagina 12 van het fiche). De leden van de BBB-fractie vragen het kabinet om toch
te komen met een grove inschatting van de personele en administratieve uitgaven. Dit
hoeft niet definitief te zijn, maar het zou vertrouwen geven in de beslissingen die
het kabinet hier maakt.
Het budgettaire effect van het CBAM-eigen middel wordt ingeschat, wederom op basis
van informatie van de Commissie, op een lagere afdracht van circa 36 miljoen euro
in 2026 oplopend tot 40 miljoen euro in 2030 (pagina 12 van het fiche). De leden van
de BBB-fractie vragen of die inschatting is gemaakt op basis van de huidige reikwijdte
van de CBAM (alleen voor beton, ijzer/staal, aluminium, kunstmest, elektriciteit en
waterstof) of dat er ook rekening is gehouden met de overige sectoren die later onder
de werking van de CBAM zullen vallen.
Is er rekening mee gehouden dat de overige sectoren ook hieronder komen te vallen,
welke gevolgen dat heeft en welke werking dat heeft op de afdracht van Nederland ten
opzichte van de huidige afdracht? Zou het kabinet ook een berekening van de verwachte
afdracht kunnen maken waarin ook de overige sectoren zijn meegenomen, en zou het kabinet
kunnen beschrijven wat de financiële gevolgen voor de afdracht zijn, en de eventuele
economische gevolgen voor zowel Nederland als die sectoren kunnen berekenen?
De leden van de BBB-fractie zouden graag ook zien dat CBAM en ETS niet gecombineerd
worden met het financieren van de eigen middelen. CBAM en ETS zijn immers gericht
op klimaatbeleid, een scheiding tussen klimaatbeleid en financieel beleid van eigen
middelen zou gescheiden moeten blijven. Op die manier blijft het financieren van de
eigen middelen stabieler en eenvoudiger en is het tevens eenvoudiger om klimaatbeleid
onafhankelijk te kunnen analyseren op doelmatigheid en doeltreffendheid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.J. Meijerink, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.