Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over een slachtoffers die na jaren procederen nog steeds geen geld heeft teruggekregen van hun bewezen oplichters en het opzetten van een fonds voor slachtoffers van oplichting
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over een slachtoffers die na jaren procederen nog steeds geen geld heeft teruggekregen van hun bewezen oplichters en het opzetten van een fonds voor slachtoffers van oplichting (ingezonden 15 juni 2023).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 13 juli 2023). Zie Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 3160.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het nieuwsartikel van het Brabants Dagblad over een stel
dat al vijf jaar aan het procederen is tegen bewezen oplichting voor 141.000 euro
dat ook al eerder aandacht heeft gekregen bij Radar en Kamervragen van de PvdA?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat na vijf jaar procederen, waarbij twee van de drie daders ook
in beeld zijn, het nog niet is gelukt ook maar iets van het verschuldigde bedrag terug
te vorderen?
Antwoord 2
Ik kan niet ingaan op deze individuele kwestie maar ik begrijp dat het jarenlang moeten
procederen om het verschuldigde bedrag terug te krijgen buitengewoon frustrerend is
en schrijnende situaties kan opleveren. In z’n algemeenheid merk ik op dat oplichting
grote gevolgen kan hebben voor slachtoffers en gedupeerden. Niet alleen financieel
maar ook fysiek en emotioneel. Het geeft blijk van een gebrek aan verantwoordelijkheid
als de wederpartij in een civiele procedure onder de betalingsverplichting probeert
uit te komen. Daarbij is het onrechtvaardig voor de slachtoffers.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat het geld nu moet worden verhaald via civiele procedures?
Antwoord 3
Als er sprake is van strafbare feiten kunnen slachtoffers aangifte doen bij de politie.
Indien het komt tot een strafzaak, hebben slachtoffers van oplichting de mogelijkheid
om op basis van artikel 51f uit het wetboek van Strafvordering zich als benadeelde
partij in het strafproces te voegen. Dit betekent dat de strafrechter die oordeelt
over het strafbare feit, ook kan oordelen over een schadevergoeding. In de strafzaak
is in beperkte mate ruimte en aandacht voor de onderbouwing van een vordering omdat
de focus in de strafzaak voornamelijk ligt op het gepleegde strafbare feit. Het kan
voorkomen dat de vordering (deels) niet ontvankelijk wordt verklaard. De mogelijkheid
bestaat dan voor een slachtoffer om alsnog een civiele procedure te starten. Dit geldt
ook voor aangiftes die niet in opsporing kunnen worden genomen.
Deze toegang tot de civiele rechter vind ik van belang, zodat betrokkenen kunnen opkomen
voor hun rechten. Gedupeerden kunnen met een toewijzend vonnis van de civiele rechter
met behulp van de deurwaarder beslag leggen op het vermogen en de bezittingen van
de veroordeelde(n).
Slachtoffers van oplichting kunnen bij het ontbreken van informatie over de oplichter
een verzoek indienen bij de bank om gegevens van de (vermoedelijke) oplichter te verstrekken.
Dit kan via de Procedure Naam Adres Woonplaats (NAW)-gegevens Begunstigde bij niet-bancaire
Fraude (PNBF). De banken hanteren als voorwaarde dat er aangifte bij de politie is
gedaan. De bank zal dan de (vermeende) oplichter eerst vragen vrijwillig het slachtoffer
terug te betalen. Wanneer daar na 21 dagen geen gehoor aan is gegeven, mag de bank
de NAW-gegevens van de (vermeende) oplichter aan het slachtoffer doorgeven. Met deze
gegevens kan het slachtoffer zelf dan een civielrechtelijke procedure voeren om het
geld via de rechtbank terug te eisen van de (vermeende) oplichter(s).
Vraag 4
Vindt u het rechtvaardig dat de slachtoffers nu juist in plaats van dat zij hun geld
terug hebben gekregen, juist geld moeten bijleggen in de vorm van proceskosten?
Antwoord 4
Iedereen, ook slachtoffers en gedupeerden hebben toegang tot het recht. In het recht
is het uitgangsprincipe dat ieder zijn eigen schade draagt, tenzij dat is te verhalen
op een ander. Civiel procederen brengt kosten met zich mee, bijvoorbeeld de kosten
voor griffierechten, juridische advies en vertegenwoordiging door een advocaat. Deze
kosten zijn in beginsel voor rekening van degene die een procedure start. Dit zijn
doorgaans verzekerbare kosten, die worden vergoed door een rechtsbijstandsverzekeraar.
Bovendien kan de rechter bij een toewijzende vordering de proceskosten voor rekening
van de veroordeelde(n) partij kan laten komen. De deurwaarder kan deze kosten verhalen
door bijvoorbeeld beslag te leggen. Laatstgenoemde heeft hier voldoende bevoegdheden
voor. Ik vind het buitengewoon spijtig als er sprake is van betalingsonwillige veroordeelden
en de gedupeerde in feite wordt gedwongen om extra kosten te maken. Ook daarvoor geldt
dat de rechter deze aanvullende kosten opnieuw voor rekening van de veroordeelde kan
brengen.
Ik werk aan de versterking van de toegang tot het recht. Onderdeel daarvan is het
verlagen van de kosten van het starten van een civiele procedure. Zoals aangekondigd
in mijn brief van 27 juni jl. over de versterking van de toegang tot het recht werk
ik aan de verlaging van de griffierechten voor civiele procedures bij vorderingen
onder de € 100 000. Daarvoor is structureel € 27 miljoen uitgetrokken.2
Vraag 5
Vindt u het rechtvaardig dat de slachtoffers nu, geheel begrijpelijk, ook extra hulp
hebben ingeroepen voor mentale steun terwijl dit ook veel geld kost?
Antwoord 5
Nee, dit vind ik evenmin rechtvaardig. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb gezegd
kan een delict als oplichting naast financiële gevolgen, ook fysieke emotionele gevolgen
hebben. Dat dit extra kosten met zich meebrengt, is buitengewoon spijtig. Indien aangifte
is gedaan van een strafbaar feit kunnen slachtoffers voor emotionele en juridische
hulp terecht bij Slachtofferhulp Nederland. Ook worden zij geholpen met de vordering
benadeelde partij. Deze hulp is gratis.
Vraag 6
Hoe staat het met de uitvoering van het vervolg van de pilot directe aansprakelijkheid,
specifiek op het punt van oninbare civiele vonnissen als uitvoering van de motie van
Nispen en Ellian (Kamerstuk 28 684, nr. 690)?
Antwoord 6
Uw Kamer is in februari 2023 nader bericht over de pilot directe aansprakelijkheid.
De stand van zaken is dat de pilot door de politie is uitgebreid naar meerdere politie-eenheden.
De pilot is eerder opgezet voor de bestrijding van aan- en verkoopfraude met het doel
om alternatieve afdoeningen ten behoeve van slachtoffers te verkennen. Bij de uitbreiding
van de pilot is als punt van aandacht de «oninbaarheid» van civiele vorderingen benoemd,
in lijn met de motie van Van Nispen en Ellian.3 In de pilot is ook aandacht voor verschillende dadergroepen, zoals geldezels. Uit
praktijkervaring van deurwaarders in de pilot blijkt dat ogenschijnlijk oninbare vorderingen
toch verhaald kunnen worden, bijvoorbeeld met aflossingsregelingen. Dit biedt een
mogelijk perspectief hoe slachtoffers uiteindelijk wel gecompenseerd kunnen worden.
Vraag 7
Ziet u juist ook naar aanleiding van deze heftige casus, het nut en de noodzaak van
het instellen van een speciaal fonds voor slachtoffers van oplichting waarna de overheid
het geld gaat verhalen op de aansprakelijke persoon of personen?
Antwoord 7
In lijn met de beantwoording van de Kamervragen van 22 nov 2021 door mijn ambtsvoorganger,
ziet het Kabinet geen grondslag voor de overheid om in kwesties als onderhavige een
rol te spelen in het innen van schadevergoeding in civiele procedures en evenmin om
in dat kader voorschotten te verstrekken. 4
Ik verwijs tevens naar het advies van de Commissie Donner, waarin de Commissie concludeert
dat de inning door het CJIB in strafzaken geen ongerechtvaardigde bevoordeling is
van deze groep slachtoffers ten opzichte van de slachtoffers die een schadevergoeding
via het civiele proces trachten te verkrijgen en daar geen vergelijkbare voordelen
genieten. Ook de Commissie Donner stelt in dat verband dat de schadevergoedingsmaatregel
bij het strafproces hoort en dat deze als onderdeel van de gehele sanctie moet worden
begrepen. In een civiele procedure worden civielrechtelijke vorderingen tussen partijen
toegewezen.
Dat de schadeveroorzaker niet of niet voldoende in staat is om de schade te vergoeden,
rechtvaardigt niet dat de overheid bij een civiel vonnis een rol moet spelen in het
verhalen van de schade. Hoe schrijnend dit ook kan zijn voor gedupeerden. Bij de executie
van civiele vonnissen handelt de gerechtsdeurwaarder als openbaar ambtenaar. In die
hoedanigheid heeft de gerechtsdeurwaarder voldoende bevoegdheden om ten behoeve van
de gedupeerde partij een vonnis gedwongen ten uitvoer te kunnen leggen. Gelet op het
vorenstaande zie ik geen aanleiding om een speciaal (voorschot)fonds voor slachtoffers
van oplichting in te stellen. Ik heb tijdens het commissiedebat civielrechtelijke
onderwerpen op 22 november 2022 toegezegd een reactie te geven op de motie van Van
Nispen/Ellian (Kamerstuk 28 684, nr. 680). Deze brief volgt na de zomer.
Vraag 8
Bent u bereid te onderzoeken of het mogelijk is zo’n slachtofferfonds op te zetten
voor mensen die bewezen slachtoffer zijn van oplichting?
Antwoord 8
Nee, ik zie hiervoor geen aanleiding en verwijs naar de beantwoording op vraag 7.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.