Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk over over de voorhang doorontwikkeling van bekostiging wijkverpleging op basis van cliëntprofielen volgens het Draagkracht Draaglast model (Kamerstuk 23235-222)
2023D27249 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Langdurige
Zorg en Sport over de Voorhang doorontwikkeling van bekostiging wijkverpleging op
basis van cliëntprofielen volgens het Draagkracht Draaglast model (Kamerstuk 32 235, nr. 222).
De voorzitter van de commissie,
Smals
De adjunct-griffier van de commissie,
Coco Martin
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
II. Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de voorhang doorontwikkeling
van bekostiging wijkverpleging op basis van cliëntprofielen volgens het Draagkracht
Draaglast model. Dank aan de Minister voor het informeren van deze leden over het
voornemen om een aanwijzing te sturen aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) Wet
marktordening gezondheidszorg (Wmg) met betrekking tot het experiment over de bekostiging
in de wijkverpleging op basis van cliëntprofielen. De leden van de VVD-fractie hebben
geen aanvullende vragen of opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
Minister over de bovenstaande aanwijzing. Andere bekostigingsmethodieken zijn in de
zorg volgens deze leden hard nodig en de bekostiging op basis van cliëntprofielen
moet ook beter aansluiten bij de zorginhoud. De leden van de D66-fractie zijn altijd
voorstander geweest van het experimenteren met deze nieuwe methodiek. De brief van
de Minister roept nog enkele vragen op bij de leden van de D66-fractie.
De Minister beschrijft de totstandkoming van de pilot rondom het huidige experiment
met cliëntprofielen. Daarbij geeft de Minister aan dat de partijen tot het voortschrijdend
inzicht zijn gekomen dat het Draagkracht Draaglast (DKDL) model van meerwaarde is.
Kan de Minister toelichten waarom dit model pas gedurende het experiment in gebruik
is genomen en niet bij aanvang van het experiment? Deze leden zouden graag een toelichting
zien van de Minister welk model bij aanvang zou worden gebruikt en hoe de introductie
van het DKDL-model voor vertraging heeft gezorgd? Kan de Minister ook de resultaten
(op de administratieve druk en op de kwaliteit van zorg) van het huidige experiment
met de Kamer delen, zo vragen deze leden?
Tegelijkertijd was het de oorspronkelijke planning dat er al in april 2023 gestart
kon worden met het registreren volgens de nieuwe methodiek. Nu concludeert de Minister
dat het «onzorgvuldig» is om reeds in 2024 te beginnen met het verplicht registreren
volgens het nieuwe model. Waarom is er toentertijd voor gekozen om uit coulance die
verplichting nog niet in te laten gaan? Had de Minister niet eerder de inschatting
kunnen maken dat de coulance erin zou resulteren dat het definitief invoeren zou worden
verlaat? Daarnaast zouden de leden van de D66-fractie meer inzicht krijgen in hoeverre
aanbieders nu al volgens de nieuwe methodiek werken. Is het wel mogelijk om in 2024
(op vrijwillige basis) al te beginnen volgens de nieuwe methodiek, wanneer een aanbieder
zich voldoende voorbereid voelt, zo vragen deze leden?
Kan de Minister nogmaals kort reflecteren op het oorspronkelijk geplande tijdspad
en de nieuwe planning en welke oorzaken ten grondslag liggen aan het herhaaldelijke
uitstel?
Tenslotte, uit de brief van de Minister begrijpen deze leden dat hoogcomplexe thuiszorg
apart zal moeten worden geregistreerd. Dit lijkt haaks te staan op de doelstellingen
van het experiment, namelijk dat er wederom een wildgroei aan registraties ontstaat.
In hoeverre zijn alle alternatieve overwogen om hoogcomplexe thuiszorg tóch binnen
het DKDL-model te registreren, zo vragen de leden van de D66-fractie?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met enige verbazing kennisgenomen van de voorhang
doorontwikkeling van bekostiging wijkverpleging op basis van cliëntprofielen volgens
het Draagkracht Draaglast model en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
Genoemde leden zouden graag op ieder van de gestelde vragen een antwoord willen ontvangen.
De leden van de PVV-fractie stellen vast dat de Nza eerder moeite had met het vaststellen
van de cliëntprofielen, dat was immers eerder de reden voor het uitstellen van het
experiment. De cliëntprofielen worden in het nieuwe experiment op basis volgens het
DKDL-model opgesteld. Wordt het opstellen van cliëntprofielen door toevoeging van
dit model gemakkelijker en minder complex voor de Nza? Zo ja, zou de Minister dit
kunnen uitleggen?
De leden van de PVV-fractie willen graag weten waarom de Minister kiest om door te
gaan met bekostiging via cliëntprofielen? Genoemde leden zijn benieuwd waarom de huidige
bekostiging niet meer werkt en wie, maar vooral waarom deze nieuwe bekostiging gevraagd
is? Zijn dit de zorgverzekeraars, de zorgaanbieders of de patiënten?
Is de Minister ervan op de hoogte dat het werken met prestaties allang niet meer hoeft
en de registratie per vijf minuten allang tot het verleden kan behoren? Het afschaffen
van de vijf-minutenregistratie hoeft helemaal niet gepaard te gaan met invoering van
cliëntprofielen, waarom heeft de Minister dit wel aan elkaar gekoppeld? Invoering
van cliëntprofielen is wat de leden van de PVV-fractie betreft dan ook de oplossing
van een niet bestaand probleem. Zou de Minister hier op kunnen reageren?
De leden van de PVV-fractie willen weten hoe de invoering en ervaringen met cliëntprofielen
in andere landen zoals Duitsland en USA is verlopen?
De leden van de PVV-fractie maken zich grote zorgen over de consequenties van de invoering
van cliëntprofielen, vooral voor patiënten. Heeft de Minister alle consequenties voor
patiënten, zorgaanbieders, wijkverpleegkundigen, mantelzorgers en zorgverzekeraars
van deze systeemwijziging in beeld? Zou de Minister enkele voorbeelden van vooruitgang
kunnen toelichten?
De leden van de PVV-fractie vrezen voor (nog) meer (financiële) discussies tussen
zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Deelt de Minister deze zorgen? Zo nee, waarom
niet? Hoe gaat de Minister voorkomen dat er upcoding gaat plaatsvinden?
Deelt de Minister dat het ziek is dat zorgaanbieders de mogelijkheid krijgen om naar
eigen inzicht (en dus niet op basis van kwaliteit of voortgang) minder uren zorg te
leveren om zo een beter financieel resultaat te behalen? Waarom gaat u regelen dat
zorgaanbieders rijk kunnen worden door minder uren zorg te geven?
Het klopt toch dat de deelnemers aan de proef ervoor een negatief financieel resultaat
haalden en erna een positief resultaat? Snapt u dat het dan vanzelfsprekend is dat
ze positief tegen uw voorstel staan? Hoeveel wijkverpleegkundigen hebben deelgenomen
aan het experiment?
Hoe gaat de Minister voorkomen dat er meer cliëntprofielen bijkomen, wanneer blijkt
dat niet iedere patiënt binnen één van de bestaande profielen past? Hoe gaat de Minister
voorkomen dat wijkverpleegkundigen te maken krijgen met hogere administratieve lasten
door invoering van cliëntprofielen? Uit de eerste evaluatie van het experiment bleken
de administratieve lasten namelijk toegenomen.
Waarom kiest de Minister met de cliëntprofielen voor een bekostiging gedreven op financiële
sturing en niet op inhoudelijke sturing waar geen ruimte is om kennis op te bouwen
en te delen door middel van kwaliteitsinterventies?
Waarom kiest de Minister niet voor een systeem meer gericht op het verbeteren van
situaties waarbij minder uren ingezet kunnen worden zonder dat dit ten koste gaat
van de kwaliteit? Is het bestaande classificatiesysteem Omaha hier geschikt voor?
Hoeveel zorgaanbieders wijkverpleging maken reeds gebruik van Omaha?
De Minister geeft aan dat de input van wijkverpleegkundigen doorslaggevend geweest
is bij de totstandkoming van het uiteindelijke model voor de cliëntprofielen. De leden
van de PVV-fractie willen weten hoeveel wijkverpleegkundige er betrokken zijn bij
het opstellen van de cliëntprofielen?
Genoemde leden vragen of Buurtzorg Nederland (BN) waar één derde van de wijkverpleegkundigen
in Nederland werkzaam is, betrokken is bij de totstandkoming van cliëntprofielen of
het DKDL-model? Zo nee, waarom niet?
Wat zou de reden kunnen zijn voor het feit dat BN tot vijf keer aan toe werkgever
van het jaar was? Bent u ermee bekend dat BN nog altijd groeit en inmiddels bijna
1000 zelfsturende teams door heel het land heeft? In hoeveel landen wordt inmiddels
in navolging van BN met zelfsturende teams gewerkt?
Waarom maakt u de wijkverpleging en wijkziekenverzorging kapot, in plaats van dat
u de werkwijze van BN, waar cliënten tevredener, medewerkers gelukkiger en de zorg
ook nog eens goedkoper wordt geleverd, overneemt?
De leden van de PVV-fractie verzoeken de Minister per direct te stoppen met de bekostigingssystematiek
via cliëntprofielen en zich te richten op het ondersteunen van zorgprofessionals onder
andere door het terugdringen van de werkdruk en van de administratieve lasten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie begrijpen de doorontwikkeling zo dat er informatie verkregen
wordt over de leefomstandigheden en context van de cliënt. Op deze manier kan er beter
een cliëntenprofiel worden gemaakt.
Maar leefomstandigheden en de context van de cliënt spelen toch een rol bij indicatiestellingen?
Dit is toch bij een aanvraag van de Wmo ook het geval? Woont iemand alleen, is er
een netwerk of mantelzorger aanwezig? Wordt de post opengemaakt?
Betekent dit DKDL-model dat er meer zoals in de onderzoeksfase bij de Wmo geïndiceerd
gaat worden? En hoe verhoudt dit zich tot zogenaamde gebruikelijke zorg die men elkaar
pleegt te geven? Kan de Minister aangeven hoe transparant dit nieuwe systeem is? Voor
de zorgaanbieders maar ook voor de cliënt?
Betekent dit dat de wijziging uit de genoemde voorhang een verzwaring is van de huidige
administratieve lasten of juist een verlichting? Kan de Minister hier een uitgebreide
toelichting op geven.
Wat betekent dit voor de cliënt zelf, moet hij of zij langere vragenlijsten invullen?
Wordt aan een cliënt op basis van een cliëntprofiel volgens het DKDL-model inzichtelijk
gemaakt waar hij op kan reken? Op welke soort zorg en op hoeveel uur?
De leden van de CDA-fractie vragen dit specifiek, omdat er volgens hen een verschil
is tussen langdurig gebruik moeten maken van wijkverpleging (bij een lichamelijke
handicap) en kortdurend (na een operatie). Voor de eerste groep is het een ander perspectief
dan de tweede groep. Dan moeten zaken als inzetten op preventie en zelfredzaamheid
ook anders gewogen worden. Deelt de Minister dit uitgangspunt met leden van de CDA-fractie?
Vervolgens lezen de leden van de CDA-fractie dat onder zorgaanbieders het experiment
veel draagvlak kent. Wat vinden patiënten en gehandicaptenorganisaties van dit DKDL-model?
Vinden zij deze wijziging ook een verbetering? Als cliënten het niet eens zijn met
de uitkomsten of met het cliëntenprofiel dat eruit komt? Wat gebeurt er dan, vragen
deze leden aan de Minister?
Het experiment zal moeten uitwijzen of en hoe cliëntprofielen volgens het DKDL-model
als basis zouden kunnen dienen voor reguliere bekostiging van geleverde zorg door
zowel grote als kleine zorgaanbieders in de wijkverpleging. Dat begrijpen de leden
van de CDA-fractie, daarom is het immers een experiment. Maar zij vragen hoe dat vervolgens
gemeten wordt? Hoe wordt er beoordeelt of het experiment geslaagd is? Welke indicatoren
worden er gehanteerd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Voorhang
doorontwikkeling van bekostiging wijkverpleging op basis van cliëntprofielen volgens
het Draagkracht Draaglast model. Zij kunnen zich vinden in het doel van een nieuwe
bekostiging op basis van cliëntprofielen in combinatie met het DKDL-model. Zij gaan
ervan uit dat op deze manier eindelijk reële tarieven worden betaald voor de wijkverpleging,
waarbij de zorgvraag van de cliënt en de inhoudelijke uitkomsten leidend moeten zijn.
Deze leden vinden het onacceptabel dat er al jaren onderbesteding is in de wijkverpleging,
terwijl tegelijkertijd sprake is van personeelstekort, een veel te hoge werkdruk en
van mensen die zorg nodig hebben maar die niet kunnen krijgen.
De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre de nieuwe bekostiging rekening houdt
met mogelijkheden om samen te werken, tijd voor multidisciplinair overleg en financiële
ruimte om medewerkers een salaris te kunnen bieden waarbij ook de compensatie voor
de gestegen inflatie kan worden meegenomen. En hoe wordt de bekostiging voor systeemfuncties
meegenomen, bij voorbeeld de bekostiging van ongeplande avond- en nachtzorg, de coördinatie
van een herkenbaar en aanspreekbaar wijkverpleging team en wijkgerichte preventie?
De leden van de PvdA-fractie vragen op welke wijze de nieuwe bekostiging moet bijdragen
aan preventie van zorg, het versterken van innovatieve zorg en het versterken van
eigen regie en zelfredzaamheid van de cliënt. In hoeverre is dit een doel op zich
en is de nieuwe bekostiging gericht op bezuinigen in plaats van op het komen tot een
tarief dat de geboden noodzakelijke zorg dekt?
De leden van de PvdA-fractie vragen een nadere toelichting op het draagvlak voor het
DKDL-model. In hoeverre wordt dit gesteund door het veld?
De leden van de PvdA-fractie vragen of het voor alle wijkverpleegkundigen mogelijk
is per 2024 te starten met het registreren volgens het DKDL-model? Zij lezen dat het
experiment met het DKDL-model vanaf 2024 vijf jaar gaat lopen. Zij vragen hoe gedurende
de looptijd wel gezorgd zal worden voor reële tarieven? Zeker gezien het feit dat
zorgkantoren actief gaan sturen op zorg thuis, vinden deze leden het erg belangrijk
dat de wijkverpleging overeind blijft.
De leden van de PvdA-fractie krijgen signalen dat uit het nieuwe inkoopbeleid van
zorgkantoren blijkt dat zorgkantoren de toegang tot verpleeghuizen verder gaan inperken,
door alleen cliënten met een hele zware zorgvraag nog toe te laten in een verpleeghuis.
Zij vragen of dit wel kan volgens de nu geldende wetgeving, die zegt dat mensen recht
hebben op zorg met verblijf.
Deze leden begrepen dat bij Zilveren Kruis alleen mensen met een indicatie «beschermd
wonen met intensieve verzorging en verpleging» (Zzp6) naar het verpleeghuis mogen.
Zij vragen wat dit in de praktijk betekent voor de wijkverpleging en de zorg thuis.
Kan de Minister uitgebreid ingaan op de gevolgen die dit inkoopbeleid van de zorgkantoren
zal hebben voor zowel het personeel in verpleeghuizen, dat met veel zwaardere zorgvraag
te maken krijgt, als voor de wijkverpleging? De wijkverpleegkundige zal immers mensen
thuis zorg moeten bieden die voorheen naar het verpleeghuis gingen. Wat betekent het
voor de wachttijden voor het verpleeghuis, nu de mensen die er opgenomen zijn een
zwaardere zorgvraag zullen hebben? Wat betekent het voor de zorgvraag van de cliënten
van wijkverpleegkundigen? Zijn er voldoende wijkverpleegkundigen om deze zorg te bieden?
Wat betekent dit voor de werkdruk van wijkverpleegkundigen? Wat betekent het voor
de wachttijden voor zorg thuis? Wat betekent het voor de werkdruk van huisartsen en
het aantal ouderen dat op de huisartsenpost (HAP) of spoedeisend hulp (SEH) belandt?
Kan de Minister garanderen dat mensen die zorg thuis nodig hebben die zorg ook werkelijk
krijgen? De leden van de PvdA-fractie vragen of het huidige beleid gericht is op «zorg
thuis tenzij…»? Zo ja, kan de Minister de invulling van het «tenzij» uitgebreid toe
te lichten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben
hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister wil stoppen met het huidige experiment
omtrent de bekostiging van de wijkverpleging en een nieuw experiment omtrent de bekostiging
van de wijkverpleging wil starten in 2024. In beide gevallen gaat het om een bekostiging
middels cliëntprofielen. Er wordt beloofd dat de nieuwe bekostiging onder andere een
positieve invloed zou hebben op de administratieve lasten en zal leiden tot minder
bureaucratie. Genoemde leden hebben echter twijfels of de cliëntprofielen de juiste
manier zijn om deze doelen te bereiken. Zij horen namelijk dat bekostiging via cliëntprofielen
de administratieve druk en bureaucratie bij veel zorgorganisaties juist gaat verergeren.
Is het daarom nog wel een goed idee om door te gaan met de ontwikkeling van deze bekostiging
via cliëntprofielen?
De leden van de SP-fractie lezen dat deze nieuwe bekostiging nodig zou zijn om een
einde te maken aan de alom gehate vijf-minutenregistratie. Er zijn echter al zorgorganisaties
die afgestapt zijn van de minutenregistraties en daarmee de administratieve last voor
wijkverpleegkundigen verminderd hebben onder het huidige systeem. Vormt dit geen bewijs
dat de regeldruk voor wijkverpleegkundigen per direct al verminderd kan worden zonder
dat we een nieuw bekostigingssysteem nodig hebben? Zouden zorgaanbieders en zorgverzekeraars
niet meer gedwongen moeten worden om de administratieve druk voor de zorgverleners
te verminderen in het huidige stelsel?
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de onderhavige stukken. Het lid
van de BBB-fractie heeft hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
Het lid van de BBB-fractie staat positief tegenover een experiment dat zal moeten
uitwijzen of en hoe cliëntprofielen volgens het DKDL-model als basis zouden kunnen
dienen voor reguliere bekostiging van geleverde zorg door zowel grote als kleine zorgaanbieders
in de wijkverpleging.
Het lid van de fractie-BBB hoort graag hoe de Minister gaat borgen dat via het experiment
duidelijk wordt of en hoe cliëntprofielen volgens het DKDL-model als basis zouden
kunnen dienen voor reguliere bekostiging van geleverde zorg? Welke criteria en daarbij
behorende waarden gaat de Minister hanteren bij het trekken van conclusies over de
werking van het model? Hoe gaat geborgd worden dat het model, net als bij eerdere
overheidstoepassingen van modellen in de praktijk, niet schadelijk uit gaat pakken
voor individuen die wellicht straks geconfronteerd worden met «computer-says-no» situaties.
Met andere woorden: vindt de Minister dat het model leidend moet zijn of dat het slechts
een ondersteunend instrument is, waarbij de praktische beoordeling van de medewerkers
in de wijkverpleging de doorslag geeft? Kan de Minister hier haar visie op geven?
Wanneer is het experiment geslaagd, wil het lid van de fractie-BBB graag weten van
de Minister? En hoe zien de volgende stappen richting uitvoering in de praktijk er
volgens de Minister uit, zowel in de tijd als qua inhoud?
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
A.B. Coco Martin, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.