Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 357 Wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Verzamelwet VWS 2023)
Nr. 6 VERSLAG
Vastgesteld 20 juni 2023
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen
en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare
behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
I.
Algemeen deel
1
1.
Voorziening ziektekosten bij wijziging bevoegde lidstaat
2
II.
Artikelsgewijze toelichting
2
Artikel I (Alcoholwet)
2
Artikel III (Tabaks- en rookwarenwet)
3
Onderdeel B
3
Artikel V (Wet marktordening gezondheidszorg)
3
Artikel VI (Wet medische hulpmiddelen)
4
Artikel IX (Zorgverzekeringswet)
4
Artikel X (Algemene wet bestuursrecht)
5
Overig
5
I. Algemeen deel
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van een aantal wetten op het terrein van het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Verzamelwet VWS 2023). Zij hebben
hierbij nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Verzamelwet VWS 2023 en zij hebben hier enkele vragen
over.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van een aantal wetten op het terrein van het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en hebben daarover nog enkele vragen
en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Verzamelwet VWS 2023. Deze leden hebben hier enkele vragen
over.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben nog een aantal vragen
en opmerkingen hierover.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de Verzamelwet VWS 2023 en hebben over de voorgestelde wijzigingen
geen verdere vragen. Wel hebben zij nog een paar vragen over de afbakening en waarom
er op twee andere thema’s niet voor is gekozen om een kleine wetswijziging aan te
brengen.
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de Verzamelwet VWS 2023 en zij heeft hier een enkele vraag
over.
1. Voorziening ziektekosten bij wijziging bevoegde lidstaat
De leden van de D66-fractie willen graag van de regering weten waarom er is gekozen voor het Centraal Administratie
Kantoor (CAK) als uitvoeringsorganisatie van deze vergoeding. Kan de regering toelichten
waarom dit past bij de andere taken die het CAK vervult?
Genoemde leden hebben met interesse kennisgenomen van het besluit om het hiaat in
de ziektekostendekking met terugwerkende kracht op te lossen. Deze leden hebben begrip
voor de afweging om niet in te zetten op een ICT-systeem met hoge uitvoeringskosten
omdat het niet in verhouding staat tot wat het oplevert. Zij staan achter de keuze
om problemen te voorkomen vergelijkbaar met het terugvorderen van kindertoeslagen.
Deze leden hebben nog enkele vragen als het gaat om de scope van de aantallen en kosten.
Zij constateren een toename in vergoeding van € 6.000 in 2019, € 9.500 in 2020 en
€ 10.000 in 2021. Kan de regering aangeven of de verwachting is dat deze groei zal
doorzetten? Voorts vragen deze leden of de regering kan toelichten op welke wijze
het vrijwillige karakter van een dergelijke regeling niet kan worden misbruikt. Wat
weerhoudt iemand om zich niet te verzekeren in het buitenland en aan de bel te trekken
als er daadwerkelijke ziektekosten worden gemaakt?
De leden van SP-fractie lezen dat een aangepaste wijziging van de Zorgverzekeringswet (Zvw) wordt voorgesteld.
Het doel van het creëren van de mogelijkheid om de betrokkene in de positie te brengen
alsof deze in Nederland verzekerd was, blijft ongewijzigd, maar in plaats van dit
in alle toepasselijke gevallen dit verplicht te stellen, wordt voorgesteld om dit
enkel op aanvraag te doen. Dit voorkomt onder andere dat mensen geconfronteerd worden
met hoge nabetalingen. De genoemde leden steunen dit voorstel. Zij lezen echter dat
er geen wijziging zal zijn van de inkomensafhankelijke bijdragen voor de Zvw en de
premie voor de Wet Langdurige Zorg (Wlz) door de Belastingdienst. Treden hoge nabetalingen
bij deze heffingen dan niet op?
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I (Alcoholwet)
De leden van de D66-fractie vragen de regering om voorbeelden te noemen van zaken die kunnen dienen als bewijsstuk
voor voldoende kennis en inzicht in sociale hygiëne, anders dan een diploma.
Artikel III (Tabaks- en rookwarenwet)
De leden van de VVD-fractie merken op dat de wijzigingen in Artikel III (Tabaks- en rookwarenwet) inhoudelijke
wijzigingen betreffen maar dat deze niet in worden genoemd in de opsomming van de
inhoudelijke wijzigingen in de inleiding. Kan de regering de reden hiervan toelichten?
De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten waarom Artikel III, wijziging van de Tabaks- en
rookwarenwet, in de inleiding van de memorie van toelichting niet is opgenomen in
de inhoudelijke wijzigingen. Acht de regering de wijziging als technisch van aard?
De leden van de PVV-fractie willen weten waarom artikel III, wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet, niet in
de opsomming van de inhoudelijke wijzigingen is opgenomen. Kan de regering deze wijzigingen
alsnog toelichten?
Het lid van de BBB-fractie vraagt de regering om toe te lichten waarom Artikel III, wijziging van de Tabaks-
en rookwarenwet, in de inleiding van de memorie van toelichting niet in de opsomming
van de inhoudelijke wijzigingen is opgenomen.
Onderdeel B
De leden van de VVD-fractie lezen dat – door het verbod op online verkoop – de verwachting is dat het aantal
rokers zal verminderen. Wat zijn momenteel de cijfers omtrent het aantal online verkopen?
Wat is de verwachting van de regering als het gaat om het aantal rokers dat zal stoppen
met roken vanwege het verbod op online verkoop?
Naar aanleiding van het advies van de Raad van State heeft de regering het wetsvoorstel
gewijzigd. De definitie van grensoverschrijdende verkoop op afstand is aangepast,
zodat hierin beter tot uitdrukking komt dat enkel de grensoverschrijdende verkoop
vanuit Nederland aan consumenten in het buitenland en de grensoverschrijdende verkoop
door detaillisten in het buitenland aan consumenten in Nederland onder die definitiebepaling
begrepen moeten worden. Begrijpen deze leden het goed dat deze definitie ook de door
de Raad voorgestelde voorbeelden omvat, zoals de dochteronderneming van een in Nederland
gevestigd bedrijf, of een in het buitenland gevestigd filiaal van een Nederlands bedrijf?
Of omgekeerd een Nederlandse dochteronderneming van een in een ander land gevestigde
onderneming, of een filiaal? Hoe verhoudt de aanpassing van de definitie zich tot
Europees en internationaal recht?
Artikel V (Wet marktordening gezondheidszorg)
De leden van de CDA-fractie lezen dat met artikel VII de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidzorg wordt
aangepast om administratieve lasten te verminderen. Genoemde leden begrijpen toch
goed dat het alleen de vaststelling van de prijzen betreft maar dat er geen inhoudelijke
wijziging is? Waarom doet de Minister een dergelijke administratieve lastenverlichting
niet voor eerstelijns verslaglegging? In artikel V past de Minister immers wel de
Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) aan om verslaglegging jaarverantwoording te
verduidelijken. Waarom niet een verdergaand voorstel om administratie te verminderen?
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister een overzicht kan geven per wet,
van de artikelen waar met een kleine ingreep administratieve lasten verlaagd kunnen
worden. Tegen die achtergrond vragen genoemde leden hoe het staat met de toezegging
aan deze leden tijdens de Begrotingsbehandeling van het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voor het jaar 2023 over het verschillende uitvragen door het Zorginstituut
Nederland, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa).
Artikel VI (Wet medische hulpmiddelen)
De leden van de VVD-fractie ontvangen zorgen uit het veld over dit onderdeel in de Verzamelwet. Deze zorgen bestaan
onder andere uit het ontbreken van veiligheidsregels met betrekking tot hergebruik
van hulpmiddelen, zoals wanneer een gesteriliseerd product niet schoon is en wanneer
producteigenschappen veranderen door het sterilisatieproces. Artikel 17, tweede lid
van de Medical Devices Regulation (MDR) geeft duidelijke kaders voor de herverwerking van hulpmiddelen die bedoeld
zijn voor éénmalig gebruik. In afwijking van artikel 17, tweede lid mogen de lidstaten
met betrekking tot hulpmiddelen voor eenmalig gebruik die worden herverwerkt, besluiten
om niet alle in de MDR gestelde eisen toe te passen, mits zij ervoor zorgen dat de
veiligheid en de prestaties van het herverwerkte hulpmiddel gelijkwaardig blijven
aan die van het oorspronkelijke hulpmiddel en tevens voldaan wordt aan bepaalde vereisten
van artikel 5, vijfde lid. In artikel 17 van de MDR Verordening en in de Wet Medische
Hulpmiddelen voor hergebruik is nu niet geregeld op welke manier traceerbaarheid wordt
gewaarborgd (om eventueel een batch terug te kunnen roepen bij falen van het reinigingsproces,
en aansprakelijkheid te regelen), welke partij prestatietests valideert en erop toeziet
dat patiënten worden geïnformeerd. Herkent de regering de signalen uit het veld en
kan de regering hier een reflectie op geven? Is er een impactanalyse gedaan met betrekking
tot het voorgestelde Artikel VI? En zo nee, kan de regering toezeggen dit te doen?
De leden van de D66-fractie vragen of de regering kan toelichten wat met deze wijziging in de Wet medische hulpmiddelen
wordt beoogd en welk doel hiermee wordt gediend. Kan de regering een voorbeeld geven
waarin deze wijziging toepasbaar is?
Begrijpen de leden van de CDA-fractie correct dat het met deze aanpassing van de Wet medische hulpmiddelen mogelijk wordt
om bijvoorbeeld bij kindercardiologie hulpmiddelen te gebruiken die altijd adequaat
zijn gebleken maar waarvan de omzet zo gering is dat de fabrikant niet de notified
body procedure wil doen? Begrijpen deze leden correct dat dit dan niet per patiënt
aangevraagd behoeft te worden? Geldt deze aanpassing voor onbepaalde tijd? Mogen hiermee
middelen die eenmaal binnen een zorginstelling zijn ook opnieuw inzet worden als de
veiligheid is gegarandeerd?
Artikel IX (Zorgverzekeringswet)
De leden van de D66-fractie constateren dat in de wijziging staat opgenomen dat per ministeriële regeling nog
aanvullende regels kunnen worden gesteld aangaande de verwerking van persoonsgegevens.
Kan de regering toezeggen dat alvorens deze regeling in te laten gaan, eerst advies
daarover wordt ingewonnen bij de Autoriteit Persoonsgegevens?
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister een paar situaties kan schetsen waarin het voorkomt dat iemand
met terugwerkende kracht langer dan vier maanden volgens Europees recht onder de Nederlandse
Zvw valt. Begrijpen deze leden correct dat toepassing van de Zvw aan betrokkenen facultatief
wordt overgelaten zodat dit alleen van toepassing is als hij er voordeel van heeft?
Is dat dan in een situatie waarbij iemand formeel elders verzekerd was maar net in
die periode geen zorgkosten heeft gemaakt of kosten die dan lager worden dan het betalen
van de nominale premie?
Klopt het dat aanpassing van dit artikel alleen inwoners uit het Verenigd Koninkrijk
betreft?
Begrijpen de leden van de CDA-fractie het correct dat men facultatief voor toepassing
van de Zvw kan kiezen maar dat men altijd belastingen en andere premies zoals voor
de Wlz wel met terugwerkende kracht moet betalen?
Artikel X (Algemene wet bestuursrecht)
De leden van de D66-fractie vragen of de regering kan verduidelijken welke rechtsbescherming geldt voor een besluit
van het CAK. Welke stappen kunnen precies worden gezet, in geval van onenigheid over
het besluit?
Overig
De leden van de CDA-fractie hebben al een aantal keer vragen gesteld over de invoering van de Wet toetreding
zorgaanbieders (Wtza) en de gevolgen voor kleine eerstelijns zorgaanbieders. Deze
leden vinden de gevolgen groot. Uit het verslag van het schriftelijk overleg over
de openbare jaarverantwoording eerstelijnscoalitie1 blijkt dat hier een verschil van inzicht is met de regering. De Minister stelt «(...) dat met alle getroffen maatregelen om de administratieve lasten te beperken
en de uitvoering zo eenvoudig mogelijk te maken, is het voor zorgaanbieders waarvoor
de openbare jaarverantwoording nieuw is, een beperkte toename van de administratieve
lasten. Hoewel ik begrip heb voor de standpunten en gevoelens die dit oproept bij
deze zorgaanbieders, blijf ik van mening dat de toename van de administratieve lasten
proportioneel is». Kan de regering hier uitgebreider op in gaan? Waarom blijft de regering op het standpunt
dat de toename van de administratieve lasten proportioneel is? Wat betreft genoemde
leden is dit juist bij kleine eerstelijns zorgaanbieders niet proportioneel. Dan stelt
de regering vervolgens dat zij met de brancheorganisaties InEen en de Landelijke Huisartsen
Vereniging (LHV) in gesprek is over de praktische invulling van het voorgeschreven
interne toezicht en de ruimte die de Wtza daarvoor biedt. De leden van de CDA-fractie
vragen of de regering kan schetsten aan welke praktische invulling gedacht wordt.
Wat betekent dit voor de huidige wet? Wil de regering artikel 3 van de Wtza aanpassen,
of wil de regering in lagere regelgeving meer duiding geven aangezien invoering van
nieuwe wet- en regelgeving leidt vaak tot vragen uit de praktijk?
Om te voorkomen dat meer geneesmiddelen aan een patiënt wordt uitgegeven, dan de patiënt
uiteindelijk gebruikt, zou een patiënt eigenlijk voor het verkrijgen van elk individueel
geneesmiddel naar de apotheek moeten gaan. Dit zou echter een te grote impact op de
werkdruk van de apotheek hebben. Om dit probleem op te lossen is de «Meds Safe» ontwikkeld,
waarmee (zeer) dure en verspilgevoelige uitsluitend op recept verkrijgbare (UR)-geneesmiddelen
worden uitgegeven. De Meds Safe betreft een dispenser kluis, die is beveiligd tegen
inbraak en vandalisme (ook door de patiënt die hem meekrijgt) en is beschermd tegen
invloeden van buitenaf. Niemand – behalve de apotheker die hem voor de bezorging gebruikt –
kan de Meds Safe openen. De patiënt krijgt op deze wijze exact de hoeveelheid geneesmiddelen
die hij/zij nodig heeft. Niet gebruikte geneesmiddelen kunnen achteraf opnieuw uitgegeven
worden aan een andere patiënt (waarbij die nu vaak om veiligheidsredenen vernietigd
moeten worden). De leden van de CDA-fractie vragen of de regering het met hen eens
is dat de Meds Safe voldoet aan de eisen uit de Europese Falsified Medicines Directive
(FMD). Zo niet, deelt de regering dan de mening dat het wenselijk is om bijvoorbeeld
de definitie van apotheek in artikel 1, eerste lid, onderdeel oo van de Geneesmiddelenwet,
te wijzigen zodat de Meds Safe (en soortgelijke onderdelen) onderdeel van de apotheek
zijn? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben een paar vragen over de afbakening en waarom er op twee andere thema’s niet
voor is gekozen om een kleine wetswijziging aan te brengen. De eerste vraag die genoemde
leden daarover hebben, heeft betrekking op de jaarverantwoording van de Wtza. Deze
verantwoordingsplicht, die voortkomt uit het amendement Ellemeet c.s., blijkt op veel
drempels te stuiten bij kleine zorgaanbieders in de eerste lijn. Deze leden vragen
of, met de kennis over de uitvoerbaarheid van nu, het niet beter is om de wijziging
bij amendementen Ellemeet c.s. terug te draaien.
De tweede vraag die genoemde leden hebben gaat over de vergoeding van sportprotheses.
Het is nu in de Zvw niet helemaal duidelijk vanuit welke wet op welk moment de sportprothese
vergoed dient te worden. In de ogen van deze leden vergt dit een technische verduidelijking.
Er is immers wel vast gesteld dat sporters recht hebben op een sportprothese, er is
enkel onduidelijkheid over wie daar wanneer verantwoordelijk voor is. Is het ook mogelijk
om via een verzamelwet die technische verduidelijking te bieden?
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Voor |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
FVD | 3 | Tegen |
PvdD | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.