Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
36 379 Wijziging van de Woningwet in verband met het regelen van een grondslag voor het verwerken van het burgerservicenummer van woningzoekenden door toegelaten instellingen en woonruimteverdelers in verband met het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
I. Algemeen
1. Inleiding
In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om een grondslag op te nemen in de Woningwet
voor het verwerken van het burgerservicenummer (hierna: BSN) van woningzoekenden door
woningcorporaties en hun woonruimteverdelers. Woonruimteverdelers verrichten werkzaamheden
voor woningcorporaties voor het registreren van inschrijvingen van woningzoekenden
en het verdelen van sociale huurwoningen.
Doel van het gebruik van het BSN is het kunnen uitvoeren van een inkomenstoets voor
de toewijzing van een sociale huurwoning, via digitaal verstrekte inkomensgegevens.
Bij die digitale methode wordt het inkomensgegeven van de woningzoekende uit de Basisregistratie
Inkomen digitaal uitgewisseld en verstrekt aan de woningcorporatie of woonruimteverdeler.
Kortheidshalve wordt hierna aan deze digitale uitwisseling gerefereerd met: digitaal
verstrekt inkomensgegeven. Met deze methode worden de administratieve lasten verlaagd
voor burgers, woningcorporaties en woonruimteverdelers. Ook gaat deze methode fouten
en fraude tegen, die in de huidige methode wel voorkomen (zie paragraaf 2.2 voor een
toelichting).
Als de woningzoekende de voorkeur heeft om het BSN niet te verstrekken dan is dat
geen beletsel voor het hem toewijzen van een sociale huurwoning aan deze woningzoekende.
De inkomenstoetsing is in dat geval mogelijk door van de bestaande route gebruik te
maken. Die bestaande route houdt in dat de Belastingdienst op aanvraag van de woningzoekende
zijn inkomensverklaring verstrekt, digitaal in pdf-formaat of per post in papieren
vorm. De woningzoekende verschaft dit aan de woningcorporatie of de woonruimteverdeler.
De bestaande route is meer uitgebreid geschetst in paragraaf 2.1.1 van het algemeen
deel van deze toelichting. Met andere woorden, de keuze van de woningzoekende om wel
of niet gebruik te maken van de methode met het digitaal verstrekt inkomensgegeven
mag niet van invloed zijn op het kunnen verkrijgen van een sociale huurwoning.
In 2021 is een pilot uitgevoerd om de werkwijze met het digitaal verstrekte inkomensgegeven
in het toewijzingsproces van woningcorporaties te beproeven. Op 23 november 2021 is
de motie Koerhuis aangenomen, waarin wordt gevraagd om de digitale inkomenstoets na
positieve evaluatie breed beschikbaar te stellen.1 De stuurgroep van de pilot, bestaande uit vertegenwoordigers van het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: Ministerie van BZK), de drie deelnemende
woningcorporaties, Aedes, de Belastingdienst en Logius, constateerde na evaluatie
dat de doelen van de pilot met de beproefde werkwijze waren behaald en dat de pilot
met een positieve evaluatie kon worden afgesloten. In deze pilot werd gebruik gemaakt
van identificerende gegevens van de woningzoekenden vanuit de basisregistratie persoonsgegevens
(hierna: BRP-gegevens), anders dan het BSN zoals in dit wetsvoorstel wordt voorgesteld.
Gebruik van BRP-gegevens kende enkele nadelen, zo bleek uit de evaluatie van de pilot.
Gebruik van het BSN als identificerend gegeven heft deze nadelen op. Zie voor meer
toelichting over de pilot paragraaf 2.2.2 van het algemeen deel van de toelichting.
Vanaf juli 2022 is een vervolgpilot gestart, ook op basis van BRP-gegevens, waarin
op iets grotere schaal ervaring wordt opgedaan met de werkwijze met het digitaal verstrekken
van inkomensgegevens voor de toewijzing van sociale huurwoningen. Aan deze pilot doen
woningcorporaties mee vanuit de regio’s Utrecht, Haaglanden en Rotterdam Rijnmond.
Gedurende de pilot is veel aandacht geweest voor de noodzaak om betrouwbaar de identiteit
van een persoon te kunnen koppelen aan het inkomensgegeven. Het BSN is een uniek persoonsgebonden
nummer, dat zich hiervoor goed leent. Met het BSN is er zekerheid dat er bij de Belastingdienst
het juiste inkomensgegeven wordt opgevraagd2 voor de betreffende persoon en zal minder vaak sprake zijn van het niet kunnen «matchen»
van persoonsgegevens aan het inkomen, zoals tijdens de pilot wel het geval was (zie
voor een nadere toelichting hierop paragraaf 2.2.3). Voordat woningcorporaties en
woonruimteverdelers het BSN mogen verwerken, is daarvoor een expliciete wettelijke
grondslag nodig, hetgeen in dit wetsvoorstel wordt voorgesteld.
De Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (hierna: Wabb) regelt dat binnen de
overheidssector gebruik kan worden gemaakt van het BSN. Voor het gebruik van het BSN
in andere sectoren zijn in aanvulling op de Wabb afzonderlijke wettelijke grondslagen
nodig. In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om te regelen dat door woningcorporaties
en woonruimteverdelers (dus partijen buiten de overheidssector) gebruik kan worden
gemaakt van het BSN, ten behoeve van de inkomenstoets met gebruik van het digitaal
verstrekte inkomensgegeven. Zij krijgen voor de effectieve uitvoering van deze taak
toegang tot de Beheervoorziening BSN (zie voor een nadere toelichting hierop paragraaf
2.2.4).
Ten slotte worden in dit wetsvoorstel ook twee artikelwijzigingen van technische aard
voorgesteld. Deze worden enkel in de artikelsgewijze toelichting nader toegelicht.
Zie daarvoor artikel I, onderdelen B en C, en de artikelsgewijze toelichtingen daarbij.
1.1 Juridisch kader
Het BSN is een gevoelig persoonsgegeven waarmee zorgvuldig dient te worden omgegaan.
Met het BSN kan een koppeling worden gemaakt tussen informatie over personen uit verschillende
bestanden. Onzorgvuldig gebruik van het BSN brengt daarom privacyrisico’s met zich
mee. Dit wetsvoorstel voorziet in een juridische grondslag voor het mogen verwerken
van het BSN. Een juridische grondslag is om de volgende redenen nodig.
Allereerst, een grondslag voor het mogen verwerken van het BSN is een beperking op
het grondrecht uit artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten
van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), het recht op eerbiediging van privé,
familie- en gezinsleven, en een beperking op het grondrecht op eerbieding van de persoonlijke
levenssfeer, opgenomen in artikel 10, eerste lid, van de Grondwet. De voorgestelde
beperking moet mede in het licht van de Grondwet een basis hebben in de wet in formele
zin. Daarnaast geldt dat een verwerking van het BSN bij wet in formele zin moet worden
geregeld, ingevolge artikel 46, eerste lid, van de Uitvoeringswet Algemene verordening
gegevensbescherming (hierna: UAVG).
Daarnaast zijn de normen uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna:
AVG) onverkort van toepassing, zodat eisen zijn gesteld aan bijvoorbeeld het beveiligen
en de duur van het bewaren van het BSN, en waarin wordt geregeld wie verwerkingsverantwoordelijke
is. Zie voor een nadere toelichting over de toepassing van de AVG op de in dit wetsvoorstel
beoogde procedure van een digitale procedure voor de inkomenstoets paragraaf 2.6 van
het algemeen deel van deze memorie van toelichting.
Ook is de Wabb van toepassing, waarin normen en bevoegdheden zijn opgenomen voor het
gebruik van het BSN. Woningcorporaties en woonruimteverdelers zijn vanaf het moment
van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel «gebruiker» als bedoeld in artikel 1, onderdeel d,
subonderdeel 2°, van de Wabb. Op grond van de Wabb hebben zij toegang tot de Beheervoorziening
BSN, hetgeen noodzakelijk is voor de uitvoering van de digitale procedure (zie voor
een nadere toelichting hierop paragraaf 2.2.4).
De Wabb vereist om te kunnen kwalificeren als «gebruiker» en daarmee toegang te krijgen
tot de Beheervoorziening BSN dat er sprake is van een wettelijke verplichting om het
BSN te gebruiken. In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld deze wettelijke verplichting
te introduceren. Er wordt daarbij gewerkt met een getrapt systeem:
– Een woningcorporatie of woonruimteverdeler dient voor het gebruik van de digitale
procedure daartoe aangewezen te worden door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening (hierna: de Minister). Zie paragraaf 2.4 van het algemeen deel van deze toelichting
voor een nadere toelichting over deze aanwijzing.
– De woningzoekende die ingeschreven is bij een aangewezen woningcorporatie of woonruimteverdeler
kiest zelf of hij gebruik wenst te maken van de digitale procedure waar de verwerking
van het BSN onderdeel van is, of dat hij gebruik wenst te maken van het bestaande
alternatief (zie paragraaf 2.1.1 van het algemeen deel van deze toelichting voor een
beschrijving van dit alternatief).
– Als de woningzoekende gebruikmaakt van de digitale procedure, dan is de aangewezen
woningcorporatie of woonruimteverdeler verplicht om het BSN te gebruiken en de digitale
procedure toe te passen.
Ten slotte, de lagere regelgeving die ziet op de bestaande inkomenstoets hoeft ten
behoeve van de uitvoering van dit wetsvoorstel niet te worden gewijzigd3. Wel wordt in dit wetsvoorstel de mogelijkheid gecreëerd om nadere voorschriften
te stellen over de verwerking van het BSN, zoals over de beveiliging daarvan, bij
algemene maatregel van bestuur (hetgeen een wijziging van het Besluit toegelaten instellingen
volkshuisvesting 2015 (hierna: BTIV) zou inhouden). Dit geeft de mogelijkheid om in
de toekomst, indien dat noodzakelijk is, meer specifieke eisen zoals beveiligingseisen,
te regelen voor het verwerken van het BSN, anders dan de algemene eisen die uit de
AVG volgen (zie voor een toelichting op die algemene eisen eveneens paragraaf 2.6
van het algemeen deel van deze memorie van toelichting).
Deze wetswijziging interfereert niet met andere lopende of geplande wetgevingstrajecten.
In de hiernavolgende toelichting wordt de bestaande praktijk geschetst en de noodzaak
voor dit voorstel, waaronder een toets aan het proportionaliteitsbeginsel (de verhouding
van de beperking op het grondrecht tot het te dienen doel) en het subsidiariteitsbeginsel
(de vraag of er minder vergaande alternatieven mogelijk zijn) in paragraaf 2.6.
2. Inhoud van het voorstel
Zoals in de inleiding is aangegeven wordt in dit wetsvoorstel voorgesteld om een grondslag
op te nemen in de Woningwet voor het kunnen verwerken van het BSN van woningzoekenden
door woningcorporaties en woonruimteverdelers in het kader van een digitale procedure
voor de inkomensvaststelling die woningcorporaties moeten doen. Zij moeten die inkomensvaststelling
doen in het kader van de passende toewijzing voor de huurtoeslag zoals geregeld in
artikel 46, tweede lid, van de Woningwet, maar ook voor de inkomensvaststelling in
het kader van de Dienst van algemeen economisch belang (hierna: DAEB) uit artikel 48,
eerste lid.
In paragraaf 2.1 wordt het relevante maatschappelijke probleem toegelicht en in paragraaf
2.2 wordt toegelicht hoe dit wetsvoorstel voorziet in het tegengaan van deze problematiek.
Paragraaf 2.3 ziet op de taken en rollen van de woningcorporatie en de woonruimteverdeler
in het woonruimteverdeelproces, en de vraag wie verwerkingsverantwoordelijke is voor
het verwerken van persoonsgegevens als bedoeld in de AVG. In paragraaf 2.4 wordt omschreven
dat woningcorporaties en woonruimteverdelers die het digitaal delen van gegevens voor
de inkomenstoets willen toepassen, eerst daartoe moeten worden aangewezen door de
Minister. Paragraaf 2.5 ziet op de uitvoering, en bevat een omschrijving van alle
stappen die deel uitmaken van de werkwijze met het digitaal delen van gegevens voor
de inkomenstoets. Paragraaf 2.6 gaat ten slotte dieper in op de privacyaspecten van
dit wetsvoorstel.
2.1 Het maatschappelijke probleem
2.1.1 Inkomenstoets voor toewijzing van een sociale huurwoning – bestaande praktijk
Op grond van het stelsel van de Woningwet moeten woningcorporaties een inkomenstoets
uitvoeren, voordat zij een sociale huurwoning aan een woningzoekende mogen toewijzen.
De toewijzingsregels zorgen ervoor dat woningcorporaties sociale huurwoningen toewijzen
aan de doelgroep voor wie sociale huurwoningen bestemd zijn. Voor de toewijzing van
een sociale huurwoning door een woningcorporatie geldt een maximum-huishoudinkomen.
De inkomenstoets wordt nu uitgevoerd door middel van een inkomensverklaring die de
Belastingdienst op aanvraag van de woningzoekende verstrekt (in sommige gevallen zijn
andere gegevens toegestaan voor de inkomenstoets, zoals bijvoorbeeld een bewijs van
inschrijving van studenten (artikel 56 van het BTIV). De inkomensverklaring wordt
digitaal in pdf-formaat of per post in papieren vorm aan de woningzoekende verstrekt.
De inkomensverklaring houdt in: het authentieke inkomensgegeven (AIG) afkomstig uit
de Basisregistratie Inkomen (BRI) van de Belastingdienst. Op de inkomensverklaring
van de Belastingdienst staan identificerende gegevens vermeld, zodat daaruit blijkt
op wie de inkomensgegevens betrekking hebben.
In de regel uploadt de woningzoekende zijn inkomensverklaring naar het systeem dat
de woningcorporatie of woonruimteverdeler ter beschikking stelt, zodat deze op basis
van dit formulier de inkomenstoets kan uitvoeren. Het aantal toewijzingen per jaar
in Nederland is aanzienlijk: in 2020 ging het om 188.000 toegewezen woningen waar
de woningcorporaties naar schatting 225.600 inkomenstoetsen voor doen4.
2.1.2 Problemen met de bestaande praktijk inkomenstoets voor sociale verhuur – AO
Woonfraude
Het bestaande proces van de inkomenstoets voor sociale verhuur is allereerst omslachtig.
De woningzoekende moet meerdere handelingen verrichten om de inkomensverklaring op
te vragen en aan de woningcorporatie te versturen, zodat de woningcorporatie deze
kan raadplegen. En ook voor de woningcorporatie is het niet erg efficiënt. Doordat
de inkomensverklaring op papier of in pdf-formaat binnenkomt, moeten de gegevens uit
de verklaring vaak handmatig in de systemen worden gezet.
Het bestaande proces is daarmee foutgevoelig. Zo komt het voor dat aan de kant van
de woningcorporatie een fout wordt gemaakt bij het handmatig overzetten van gegevens
in de systemen.
Daarnaast is het ook fraudegevoelig: in 2018 kwam naar voren dat inkomensgegevens
in de praktijk soms werden vervalst, in voorkomende gevallen zelfs door commerciële
partijen die dit tegen betaling deden. Dit had tot gevolg dat sociale huurwoningen
werden toegewezen aan personen die daarvoor op grond van hun inkomen niet in aanmerking
kwamen (woonfraude), en de mensen die op sociale huurwoningen waren aangewezen mede
hierdoor langer op een geschikte woning moesten wachten. Deze situatie was (mede)
aanleiding voor het Algemeen Overleg Woonfraude van de Tweede Kamer van 27 juni 2019.
In dit Algemeen Overleg is door commissieleden onder meer aandacht gevraagd voor een
adequate gegevensdeling om woonfraude te voorkomen.
Bureau Companen verrichtte in 2021 in opdracht van de Autoriteit woningcorporaties
onderzoek naar «Risico’s bij woningtoewijzing»5. Daaruit bleek dat het overtreden van de regels of het opzoeken van de randen door
woningzoekenden als gevolg van druk op de woningmarkt een – in de bewoordingen van
het rapport – structureel karakter heeft, vooral in gemeenten met een grotere druk
op de woningmarkt.
2.2 De voorgestelde oplossing – digitale gegevensdeling voor inkomenstoets
2.2.1 Eerlijke verdeling van sociale huurwoningen onder de doelgroep
Het is belangrijk om vergissingen en eventuele vervalsingen tegen te gaan, zodat de
beschikbare sociale huurwoningen toegewezen worden aan de doelgroep waarvoor deze
woningen bedoeld zijn. Ingegeven door de problemen met de bestaande praktijk kwamen
de woningcorporatiesector en het Ministerie van BZK dan ook tot de wens tot digitalisering
van de gegevensstroom voor de inkomenstoets, waarbij het inkomensgegeven zowel voor
woningcorporaties als voor woningzoekenden gemakkelijker en efficiënter met de woningcorporatie
kan worden gedeeld dan in het bestaande proces mogelijk is. De ruimte voor vergissingen
of eventuele fraude met de inkomensgegevens of inschrijfduur wordt hiermee zoveel
mogelijk weggenomen.
2.2.2 Pilot digitale inkomenstoets
De hiervoor omschreven situatie leidde in 2021 tot het instellen van een pilot waarin
een werkwijze werd beproefd waarbij het inkomensgegeven met toestemming van de woningzoekende,
via de digitale weg vanuit de bron, de BRI, met deelnemende woningcorporaties werd
gedeeld.
De pilot werd gezamenlijk uitgevoerd door Aedes, het Ministerie van BZK, de Belastingdienst,
Logius en drie deelnemende woningcorporaties en hun woonruimteverdelers: Staedion
uit Den Haag met de Vereniging Sociale Verhuurders Haaglanden (SVH, woonruimteverdeler),
Woonstad Rotterdam met Maaskoepel (woonruimteverdeler) en GroenWest met WoningNet
uit Utrecht. Hiermee waren drie regio’s vertegenwoordigd, alsook de drie verschillende
softwareleveranciers waarmee woningcorporaties landelijk werken.
Het doel van de pilot was een efficiënter en gemakkelijker proces inrichten voor alle
betrokkenen, zowel voor woningcorporaties als voor woningzoekenden, waarbij de kans
op vergissingen of eventuele vervalsingen verregaand werd teruggedrongen.
In de pilot is, in plaats van het BSN zoals in dit wetsvoorstel, gebruik gemaakt van
het BRP om de inkomensgegevens te verifiëren. Gebruik van BRP-gegevens lost foutgevoeligheid
niet geheel op: het is alsnog mogelijk dat er matchingsproblemen ontstaan (zie voor
een toelichting op die matchingsproblemen paragraaf 2.2.3 over de evaluatie van de
pilot). Om deze problemen weg te nemen beoogt dit wetsvoorstel zodoende een basis
te creëren voor het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets door woningcorporaties
en woonruimteverdelers met behulp van het BSN.
2.2.3 Evaluatie pilot en de keuze voor het BSN in dit wetsvoorstel
Tijdens de looptijd van de pilot met de digitale inkomenstoets werd, als onderdeel
van de evaluatie, een gebruikersonderzoek uitgevoerd. Het gebruikersonderzoek vond
plaats in opdracht van het Ministerie van BZK, onder begeleiding van het interbestuurlijke
programma Mens Centraal (van het Ministerie van Algemene Zaken). In het onderzoek
werden woningcorporaties en woningzoekenden bevraagd die via de pilotmethode hun inkomensgegevens
digitaal met de woningcorporatie hadden gedeeld. Hen werd gevraagd naar hun ervaring
hiermee en hun beleving van het digitaal delen van inkomensgegevens via MijnOverheid.
De gebruikersonderzoeken van de pilot gaven een positief beeld: zowel woningcorporaties
als de toekomstige huurders vonden het geteste proces met de digitale inkomenstoets
makkelijker, efficiënter en sneller dan het bestaande proces, en het werd als eerlijker
ervaren: er is minder kans op het maken van een fout en er is minder kans voor fraudeurs.
Uit de pilot bleek dat het gebruik van BRP-gegevens één groot nadeel kent. Het levert
problemen op bij de «matching» met de NAW-gegevens (naam, adres en woonplaats) die
woningcorporaties in hun systemen hebben staan. Matchingsproblemen kunnen zich bijvoorbeeld
voordoen door afwijkende schrijfwijzen van namen of wanneer een huurder met twee voornamen
bij de woningcorporatie staat ingeschreven op basis van één initiaal in combinatie
met de achternaam, terwijl diegene in de BRP geregistreerd staat onder beide initialen.
De kern van het matchingprobleem is dat in te veel gevallen niet eenduidig en geautomatiseerd
kan worden vastgesteld dat het inkomen dat werd verstrekt bij het reageren op de woning,
bij dezelfde persoon hoort die zich (vaak al jaren eerder) heeft ingeschreven als
woningzoekende.
Door gebruik van het BSN kan dit nadeel worden opgelost. Matching kan dan sec op basis
van het BSN gedaan worden.
Het gebruik van het BSN in vergelijking met BRP-gegevens draagt naar verwachting bovendien
bij aan bestrijding van fraude met de inschrijfduur, bijvoorbeeld door opzettelijke
persoonsverwisseling waarbij de inschrijfduur van een persoon wordt overgenomen door
een andere persoon die zo een woning toegewezen kan krijgen terwijl die persoon niet
de langste inschrijfduur heeft onder de ingeschreven woningzoekenden.
Het gebruik van het BSN levert daarnaast een verdere vereenvoudiging en vergemakkelijking
op ten opzichte van het gebruik van de BRP-gegevens in de pilot: het vergt voor de
woningcorporatie minder handelingen om het inkomensgegeven te verkrijgen en in de
administratie van de woningcorporatie te verwerken.
Het verwerken van het BSN wordt in dit wetsvoorstel voor de volgende doeleinden beoogd:
– de digitale inkomensverstrekking: het met zekerheid kunnen vaststellen dat het inkomen
ook daadwerkelijk bij deze BSN hoort;
– vaststellen dat de persoon voor wie het inkomen digitaal wordt verstrekt, ook de persoon
is die al een bepaalde periode ingeschreven staat. Omdat inschrijvingsduur een bepalende
factor is voor het verkrijgen van een sociale huurwoning, is het essentieel om met
zekerheid de inschrijvingsduur vast te stellen van een persoon die reageert op een
woning.
2.2.4 Beheervoorziening BSN
In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om woningcorporaties en woonruimteverdelers
toegang te geven tot de Beheervoorziening BSN: dat is het geheel van voorzieningen
dat zorgt voor het beheer van het BSN. Er is gekozen voor de technische mogelijkheid
om aan te sluiten op de Beheervoorziening BSN om de volgende reden.
De Beheervoorziening BSN maakt het mogelijk om vast te stellen dat een bepaald BSN
bij een bepaalde persoon hoort. Dat werkt als volgt. De woningzoekende vult zelf zijn
naam in bij de inschrijving (of heeft dit reeds gedaan bij een reeds bestaande inschrijving),
en logt in met DigiD in de MijnOverheid-omgeving waardoor het BSN beschikbaar is (zie
paragraaf 2.5 voor een meer uitgebreide, stapsgewijze omschrijving van dit proces).
De woningcorporatie of woonruimteverdeler stelt dan een zogeheten «verificatievraag»
aan de Beheervoorziening BSN. Verificatievragen zijn bepaalde uitvragen die bij de
Beheervoorziening BSN kunnen worden gedaan, of verzoeken voor een bepaald gegeven
of set van gegevens. In dit geval betreft het de verificatievraag «Toetsen van de
combinatie BSN en identificerende gegevens». Door middel van deze verificatievraag
wordt vastgesteld dat de door de woningzoekende zelf ingevulde naam bij het BSN hoort
dat is verkregen door middel van het inloggen middels DigiD.
In het geval de naam en het BSN niet met elkaar overeenkomen in de Beheervoorziening
BSN, krijgt de woningzoekende daarvan een melding. Mogelijk heeft de woningzoekende
haar of zijn naam op een manier ingevoerd die niet wordt herkend in de Beheervoorziening
BSN. Met een aanvullende instructie krijgt woningzoekende te zien op welke manier
de naam dient te worden ingevoerd. Mocht het nog steeds niet lukken, dan kan de woningzoekende
bellen met de betreffende woningcorporatie of woonruimteverdeler voor een oplossing.
Ten slotte blijft ook altijd het bestaande alternatief mogelijk waarbij de woningzoekende
zelf handmatig zijn gegevens (anders dan BSN) verstrekt en/of een verzoek doet bij
de Belastingdienst om een inkomensverklaring op te vragen en deze ter beschikking
stelt aan de woningcorporatie.
Blijkt na de verificatievraag dat de gegevens wel overeenkomen en dus kloppen, dan
kan worden verdergegaan met het proces van inschrijving of inkomenstoetsing voor de
toewijzing van de woning. Van belang is dat de woningcorporatie en woonruimteverdeler
geen persoonsgegevens vanuit de Beheervoorziening BSN in de eigen administratie opnemen.
Een andere reden voor het gebruik van de Beheervoorziening BSN is dat deze in vergelijking
met het gebruik van de BRP een voordeel heeft in het belang van dataminimalisatie,
omdat aansluiting op de Beheervoorziening BSN geen toegang geeft tot gegevens die
de woningcorporaties en woonruimteverdelers niet nodig hebben.
In paragraaf 2.5 wordt in een stapsgewijs overzicht weergegeven op welke wijze de
Beheervoorziening BSN in het gehele digitale proces van inschrijving en woningtoewijzing
past.
2.3 Woningcorporatie en de woonruimteverdeler – taken en rollen in het woonruimteverdeelproces
Veel woningcorporaties werken in het proces van toewijzen van sociale huurwoningen
met woonruimteverdelers. Deze partijen verrichten voor de woningcorporatie (of: voor
meerdere woningcorporaties in de regio) werkzaamheden voor de woningcorporatie ten
behoeve van het registreren van de inschrijving en de inschrijvingsduur van woningzoekenden,
het tonen van het woningaanbod van de deelnemende woningcorporaties, en het contact
met woningzoekenden tijdens een groot deel van het proces, tot aan het moment dat
woningzoekende op een woning reageert. Er zijn ook woningcorporaties die niet werken
met een woonruimteverdeler, en die al deze taken zelf uitvoeren.
Dat roept de vraag op wie verwerkingsverantwoordelijke is in de zin van de AVG, voor
het verwerken van de persoonsgegevens in het kader van de inschrijving en woningtoewijzing.
Deze vraag is relevant, want de verwerkingsverantwoordelijke moet een wettelijke grondslag
hebben basis waarvan hij het BSN verwerkt. Ook relevant is dat de verwerkingsverantwoordelijke
degene is jegens wie de woningzoekende rechten kan doen gelden zoals het recht op
inzage of verwijdering van gegevens. Die vragen worden hieronder beantwoord.
De pilot werd uitgevoerd op basis van een zogenaamde «Data Protection Impact Assessment»
(DPIA) van de deelnemende woningcorporaties, waarin onder meer de verdeling van rollen
en taken aan bod kwam tussen de woningcorporatie en diens woonruimteverdeler.
Woonruimteverdelers en woningcorporaties richten in de praktijk de bovenbeschreven
rollen volgens twee varianten in. Bij de eerste variant is de woonruimteverdeler verwerkingsverantwoordelijk
voor het verwerken van de persoonsgegevens in het kader van de inschrijving en woningtoewijzing.
Bij de tweede variant zijn de gezamenlijk aangesloten woningcorporaties verwerkingsverantwoordelijk
en is de woonruimteverdeler de verwerker. Het wetsvoorstel creëert voor beide situaties
een grondslag voor verwerking van het BSN.
Wanneer de woningcorporatie een huurovereenkomst aangaat met de woningzoekende wordt
de woningcorporatie zelf verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van de persoonsgegevens
van de (nieuwe) huurder.
Ten slotte geldt uiteraard voor woningcorporaties die geen gebruik maken van een woonruimteverdeler
dat zij verwerkingsverantwoordelijke zijn voor verwerkingen van persoonsgegevens gedurende
het gehele proces van inschrijving tot en met woningtoewijzing.
2.4 Aanwijzing van woningcorporaties en woonruimteverdelers
In het wetsvoorstel wordt voorgesteld te regelen dat een woningcorporatie of woonruimteverdeler
eerst op eigen verzoek dient te worden aangewezen door de Minister, voordat zij verplicht
zijn om de woningzoekenden om instemming te vragen voor het toepassen van de digitale
procedure en om vervolgens het BSN te gebruiken voor de inkomenstoets. De woningcorporatie
of woonruimteverdeler kan zich daartoe wenden tot het Ministerie van BZK.
Voor deze systematiek is gekozen zodat kleine woningcorporaties voor wie de baten
niet opwegen tegen de lasten, kunnen afzien van het verrichten van het digitaal delen
van gegevens voor de inkomenstoets. Zij kunnen gebruik blijven maken van de bestaande
werkwijze.
Als een woningcorporatie of woonruimteverdeler is aangewezen, dan is die woningcorporatie
of woonruimteverdeler ook verplicht om – mits de woningzoekende instemt met het digitaal
aanleveren van gegevens voor de inkomenstoets – het BSN te verwerken.
De aanwijzing zal met een besluit van de Minister in de Staatscourant bekend worden
gemaakt.
2.5 Uitvoering, werkwijze bij het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets
De werkwijze waarmee voor de inkomenstoets gebruik kan worden gemaakt van het digitaal
verstrekte inkomensgegeven met het BSN wordt hierna stapsgewijs weergegeven. Er zijn
in het proces twee momenten waarbij het BSN een rol speelt: bij de inschrijving en
bij de inkomenstoets. Indien er meerdere personen in de toekomstige huishouding een
inkomen hebben dat moet worden meegeteld voor de inkomenstoets, dan moeten al deze
personen om het verzamelinkomen te berekenen de gegevens delen.
Delen van BSN als onderdeel van de inschrijving
Wanneer de inkomenstoets uitgevoerd kan worden met behulp van het BSN, is het voor
woningzoekenden en woningcorporaties wenselijk om het BSN al bij het moment van inschrijving
te delen. Dat gebeurt op dit moment niet en dat kan dus veranderen na inwerkingtreding
van dit wetsvoorstel. Delen van het BSN bij inschrijving heeft als voordeel dat de
matching bij een toekomstige inkomenstoets zo efficiënt mogelijk gaat.
Na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is er sprake van twee mogelijke situaties:
a) de inschrijving van een woningzoekende gebeurt na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel;
en
b) de persoon stond al ingeschreven op het moment van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel,
nog zonder BSN.
Die situaties worden hieronder stapsgewijs weergegeven. Het gaat hierbij om woningcorporaties
en woonruimteverdelers die op hun eigen verzoek zijn aangewezen, zoals omschreven
in paragraaf 2.4. Voor andere woningcorporaties en woonruimteverdelers is dit niet
van toepassing.
Ad a) Bij inschrijving van een woningzoekende na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel:
• de woningzoekende schrijft zich in bij een woonruimteverdeler of woningcorporatie
in een bepaalde regio. De woonruimteverdeler of woningcorporatie verstrekt aan de
woningzoekende informatie over het hoe en waarom van het digitaal verstrekken van
gegevens en verwerking van het BSN. De woonruimteverdeler of woningcorporatie geeft
de woningzoekende de keuze om door te gaan naar MijnOverheid, «Delen van Gegevens»,
of te vervolgen met het alternatief: de bestaande route van het handmatig verstrekken
van de gegevens.
• Indien de woningzoekende instemt met het digitaal verstrekken van gegevens, logt de
woningzoekende vervolgens met DigiD in in de MijnOverheid-omgeving, waar woningzoekende
ervoor kan kiezen om het BSN te verstrekken aan de woonruimteverdeler of woningcorporatie.
• De woningzoekende vult zelf de overige persoonsgegevens in die benodigd zijn voor
de inschrijving. Op dit moment hoeft er dus (nog) geen sprake te zijn van de toewijzing
van een woning.
• De woonruimteverdeler of woningcorporatie raadpleegt met het verkregen BSN en de door
woningzoekende zelf ingevulde naam en geboortedatum de Beheervoorziening BSN, en stelt
de verificatievraag «Toetsen van de combinatie BSN en identificerende gegevens» om
te verifiëren dat de betreffende naam inderdaad bij dat BSN hoort.
• In het geval de naam en het BSN niet met elkaar matchen in de Beheervoorziening BSN,
dan krijgt de woningzoekende daar een melding van. Mogelijk heeft woningzoekende haar
of zijn naam op een manier ingevoerd die niet wordt herkend in de Beheervoorziening
BSN. Met een aanvullende instructie krijgt woningzoekende te zien op welke manier
de naam dient te worden ingevoerd (bijvoorbeeld de instructie: voer de naam in zoals
die op uw paspoort staat). Mocht het nog steeds niet lukken, dan kan de woningzoekende
bellen met de betreffende woningcorporatie of woonruimteverdeler voor een oplossing.
Ten slotte blijft ook altijd de bestaande methode van het handmatig verstrekken van
de gegevens mogelijk (niet zijnde BSN).
• De woonruimteverdeler of woningcorporatie gebruikt een technische oplossing om het
BSN te beveiligen, zoals pseudonimiseren, zodat het opgeslagen BSN niet direct herleidbaar
is tot het BSN van de desbetreffende persoon.
• De woonruimteverdeler of woningcorporatie bewaart het BSN dus niet integraal in de
administratie, en verwijdert het niet-gepseudonimiseerde BSN.
Ad b) de woningzoekende stond al ingeschreven ten tijde van inwerkingtreding van dit
wetsvoorstel
• De woningzoekende heeft nog geen BSN verstrekt aan de woningcorporatie of woonruimteverdeler.
• De woonruimteverdeler of woningcorporatie kan de reeds ingeschreven persoon benaderen
met de vraag of zij of hij diens BSN wenst te delen ten behoeve van het (later) kunnen
uitvoeren van het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets.
• Indien de woningzoekende daarmee instemt, logt zij of hij vervolgens met DigiD in
in de MijnOverheid-omgeving, waar de woningzoekende ervoor kan kiezen om het BSN te
verstrekken aan de woonruimteverdeler of woningcorporatie.
• Verder gelden weer dezelfde stappen als hierboven bij de stapsgewijze uitleg van onderdeel a.
• Het is aan de woningcorporatie en woonruimteverdeler om te bepalen of zij dit proces
voor het verkrijgen van het BSN uitvoeren op het moment dat de inkomenstoets moet
worden uitgevoerd of dat dit aan alle reeds ingeschreven personen wordt gevraagd.
Indien voor dat laatste wordt gekozen kan weigering van de ingeschrevenen, gezien
het vrijwillige karakter van de digitale gegevensverstrekking, niet leiden tot het
uitschrijven uit de systemen.
Hierna volgt het stapsgewijze overzicht voor het «tweede moment», het moment van de
woningtoewijzing, waarbij ook de digitale verstrekking van gegevens een rol speelt.
Sommige woningcorporaties doen de inkomenstoets op het moment dat een woningzoekende
reageert op een woning, andere corporaties doen de inkomenstoets op het moment van
woningtoewijzing. Deze beide situaties worden hier samengenomen. De inkomenstoets
gaat vanaf het moment van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, indien de woningzoekende
gebruik wenst te maken van het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets en
voor dat doeleinde zijn BSN heeft gedeeld, als volgt:
• De woningzoekende reageert op een sociale huurwoning of accepteert een sociale huurwoning.
• De woonruimteverdeler of woningcorporatie doet via de applicatie het verzoek aan de
woningzoekende om inkomensgegevens te delen. De woningzoekende wordt binnen het proces
van de woonruimteverdeler of woningcorporatie naar MijnOverheid geleid waar hij inlogt
met gebruik van DigiD.
• MijnOverheid haalt de inkomensgegevens op uit de BRI, met behulp van het uit DigiD
verkregen BSN.
• De Belastingdienst verstrekt de inkomensverklaring aan woningzoekende in MijnOverheid
vanuit de BRI.
• MijnOverheid toont het BSN en het inkomen aan de woningzoekende. De woningzoekende
heeft de gelegenheid de gegevens te controleren en geeft vervolgens opdracht tot het
delen van de gegevens met de woningcorporatie of woonruimteverdeler.
De set van het digitaal verstrekte inkomensgegeven en BSN wordt voorzien van een waarmerk
en wordt met toestemming van de woningzoekende verstrekt aan de woonruimteverdeler
of woningcorporatie.
• De woonruimteverdeler of woningcorporatie ontsleutelt het beveiligde BSN zoals geregistreerd
bij de inschrijving of tussentijdse opvraging of versleutelt het zojuist verkregen
BSN (uiteraard met dezelfde sleutel die is gebruikt ten tijde van het voor het eerst
opslaan van het BSN).
• De woonruimteverdeler of woningcorporatie controleert of het (nieuw versleutelde)
BSN bij het inkomen overeenkomt met het (versleutelde of ontsleutelde) BSN behorende
bij de inschrijving.
• Indien de woonruimteverdeler of woningcorporatie niet reeds in het bezit is van het
BSN doordat dit niet ten tijde van inschrijving is verstrekt of tussendoor is verstrekt,
doorloopt de woonruimteverdeler of corporatie de stappen onder a voor zover die gaan
over de Beheervoorziening BSN, en het stellen van de verificatievraag «Toetsen van
de combinatie BSN en identificerende gegevens», om te verifiëren dat de betreffende
naam inderdaad bij dat BSN hoort.
• Indien beide overeenkomen dan registreert de woonruimteverdeler of woningcorporatie
het BSN en het inkomen, inclusief waarmerk.
• De woonruimteverdeler of woningcorporatie raadpleegt met het verkregen BSN en de door
woningzoekende zelf ingevulde naam en geboortedatum de Beheervoorziening BSN, en stelt
de verificatievraag «Toetsen van de combinatie BSN en identificerende gegevens» om
te verifiëren dat de betreffende naam inderdaad bij dat BSN hoort.
• Met de gegevens toetst de woningcorporatie vervolgens het huishoudinkomen op grond
van het stelsel van de Woningwet.
• Wanneer de woningzoekende de woning accepteert en ook bij het aangaan van de huurovereenkomst,
zijn alle benodigde gegevens aanwezig bij de woonruimteverdeler en/of woningcorporatie.
• De woonruimteverdeler of woningcorporatie registreert het BSN en het inkomen inclusief
het waarmerk in het dossier voor toewijzing van de woning.
• De accountant controleert of er passend is toegewezen, overeenkomstig de regelgeving
omtrent passend toewijzen.
Voor alle hierboven beschreven situaties geldt dat de woningzoekende zijn eenmaal
gegeven toestemming voor het verwerken van zijn BSN te allen tijde kan en mag intrekken.
Een intrekking van de toestemming heeft als gevolg dat het proces van het delen van
inkomensgegevens opnieuw moet worden doorlopen (digitaal of op andere wijze), indien
de woningzoekende in aanmerking wil komen voor de toewijzing van een sociale huurwoning.
De intrekking van toestemming heeft ook tot gevolg dat de woningcorporatie of woonruimteverdeler
de tot dan toe verzamelde gegevens in het kader van de digitale procedure zo snel
mogelijk moet verwijderen.
2.6 Bescherming van de privacy
2.6.1 Het grondrecht bescherming van de persoonlijke levenssfeer
De bescherming van de privacy is een belangrijk aandachtspunt in dit wetsvoorstel.
Immers, verwerking van het BSN betreft privacygevoelige informatie. Hieronder worden
de belangrijkste elementen van de privacybescherming geschetst.
De verwerking van het BSN betreft een beperking op het grondrecht uit artikel 8 van
het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden (EVRM), het recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven, en
een beperking op het grondrecht op eerbieding van de persoonlijke levenssfeer, opgenomen
in artikel 10, eerste lid, van de Grondwet. In deze paragraaf wordt uiteengezet waarom
dat in dit geval gerechtvaardigd is.
De grondslag van de verwerking in het kader van de AVG is artikel 6, eerste lid, onderdeel c,
van de AVG: de verwerking is noodzakelijk om te voldoen aan een wettelijke verplichting
die op de verwerkingsverantwoordelijke rust, namelijk de wettelijke verplichting die
geldt op grond van het voorgestelde nieuwe vierde lid van artikel 46. Aangewezen woningcorporaties
en woonruimteverdelers worden immers verplicht om deze procedure te volgen.
Belangrijk om te benadrukken is dat het aan de woningzoekende zelf is om te kiezen
voor het verstrekken van het BSN of niet. Als de woningzoekende de voorkeur heeft
om het BSN niet te verstrekken dan is dat mogelijk door van de alternatieve route
gebruik te maken die hierboven is geschetst in paragraaf 2.1.1. Ook kan de woningzoekende
eenmaal gegeven toestemming voor de verwerking van zijn BSN op ieder gewenst moment
weer intrekken.
2.6.2 Noodzaak en het doel
Het BSN wordt verwerkt om door middel van het digitaal delen van gegevens voor de
inkomenstoets invulling te geven aan de wettelijke plicht van de woningcorporaties
om bij het verhuren van een sociale huurwoning een inkomenstoets uit te voeren. De
beoogde werkwijze met een het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets is
voor wat betreft de te verrichten handelingen minder belastend voor zowel woningcorporaties
als voor woningzoekenden, dan het bestaande proces waarbij de woningzoekende zijn
inkomen opvraagt en verkrijgt in pdf-formaat (of op papier). Gegeven de huidige situatie
op de woningmarkt die leidt tot (lange) wachtlijsten om een sociale huurwoning te
verkrijgen, is het van belang dat de toewijzing van sociale huurwoningen efficiënt
en eerlijk verloopt, volgens de regels die de wet daaraan stelt, zodat een woningzoekende
die binnen de doelgroep valt snel en effectief een sociale huurwoning kan verkrijgen
op een moment dat hij daarvoor in aanmerking komt. Eén van de aandachtspunten daarbij
is het tijdig en op eenduidige wijze beschikken over adequate gegevens van de aspirant-huurder.
Met behulp van dit wetsvoorstel wordt daaraan bijgedragen. Met behulp van het digitaal
delen van gegevens voor de inkomenstoets worden fouten en fraude tegengegaan, hetgeen
bijdraagt aan de eerlijke verdeling van sociale huurwoningen.
Woningzoekenden zijn al wettelijk verplicht om gegevens over hun huishoudinkomen aan
te leveren in verband met de inkomenstoets voor de toewijzing van een sociale huurwoning.
Zij zijn daarentegen niet verplicht om dat via de digitale weg en met gebruik van
het BSN te doen. Woningzoekenden kunnen als zij dat willen kiezen voor een alternatief
proces dat door de woningcorporatie en woonruimteverdeler moet worden aangeboden.
Het is aan de woningcorporatie en woonruimteverdeler om het alternatieve proces in
te richten. Het alternatieve proces moet zodanig zijn ingericht dat woningzoekende
die hun gegevens niet digitaal kunnen of willen verstrekken niet worden uitgesloten
van de toewijzing van een sociale huurwoning. Voor woningzoekende die het niet lukt
om de gegevens digitaal te verstrekken, maar hiertoe wel bereid zijn, kan bijvoorbeeld
hulp op locatie worden aangeboden.
Het proces van het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets is niet wezenlijk
anders dan in de bestaande situatie (met de inkomensverklaring in pdf-formaat), immers
de digitalisering gaat over de wijze waarop de gegevens worden aangeleverd. Wél anders,
is dat het digitaal verstrekte inkomensgegeven moet worden voorzien van het BSN, zodat
matchingsproblemen worden voorkomen en duidelijk is bij wie het inkomen hoort. Het
BSN dient als middel om te verifiëren dat het digitaal verstrekte inkomensgegeven
hoort bij die specifieke persoon die op de sociale huurwoning heeft gereageerd. Het
BSN bevat zelf geen informatie over de persoon, hoewel het nummer wel uniek is voor
die persoon.
De AVG is onverkort van toepassing. In geen geval biedt de grondslag om het BSN te
gebruiken voor het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets een rechtvaardigingsgrond
dat woningcorporaties verder gaan bij de verwerking van het BSN dan voor dat doel
noodzakelijk is. Zo is het voor corporaties niet toegestaan om het BSN te gebruiken
voor het voeren van hun eigen administratie gedurende de verhuur.6Uit de AVG vloeien eisen voort voor de verwerking van het BSN, zoals eisen aan de
processen en systemen van woningcorporaties, en vergt tevens dat er duidelijke afspraken
zijn over (de beperking van) het gebruik van het BSN.
2.6.3 Beveiliging en bewaartermijnen
Op grond van artikel 32 van de AVG nemen de woonruimteverdeler en de woningcorporatie
passende technische en organisatorische maatregelen om een op het risico afgestemd
beveiligingsniveau te waarborgen. Tussen het moment van inschrijving en het moment
van toewijzing van een woning kan veel tijd zitten. Om het risico op bijvoorbeeld
een datalek of oneigenlijk gebruik te beperken is het daarom passend dat de woonruimteverdeler
en de woningcorporatie een technische oplossing toepassen om het BSN onherleidbaar
tot de persoon in directe zin te maken, zoals door het toepassen van pseudonimiseren
als gedefinieerd in artikel 4 van de AVG. Met «onherleidbaar tot de persoon in directe
zin» wordt hier bedoeld dat een versleuteling of andere technische oplossing wordt
toegepast die ervoor zorgt dat er geen direct leesbare registraties van het BSN worden
bijgehouden. Het BSN wordt dus niet zichtbaar voor medewerkers van de woningcorporatie
of woonruimteverdeler, anders dan voor de medewerker(s) die dit nodig hebben voor
de inkomenstoetsing, op het moment van die toetsing. Ter uitvoering van dit wetsvoorstel
zullen door Logius aansluitvoorwaarden worden vastgesteld met regels voor het gebruik
van de voorziening. Ook zullen de aansluitvoorwaarden regels bevatten over het implementeren
van controlesystemen zodat zogenaamde logging-informatie beschikbaar is.
De versleutelde gegevens blijven echter in technisch juridische zin herleidbaar tot
de persoon, ze kunnen immers ook weer ontsleuteld worden door degene die de beveiligingsmaatregel
heeft toegepast. Deze niet-herleidbare, of gepseudonimiseerde data kan getransformeerd
worden naar een BSN wanneer de inkomenstoets uitgevoerd wordt.
In het geval van een beveiligingsincident zoals een datalek, waar de woningcorporatie
en de woonruimteverdeler zich ingevolge artikel 32 van de AVG voor inspannen om dat
te voorkomen, zijn de gegevens dan niet voor een derde tot de persoon herleidbaar.
Voor pseudonimiseren zijn tools op de markt aanwezig.
Ook moet er een goed beleid of goede afspraken zijn bij de woningcorporatie of woonruimteverdeler
zodat medewerkers bewust zijn dat het om gevoelige gegevens gaat, en ook zal met bepaalde
machtigingen in het systeem gewerkt moeten worden. Een medewerker wiens functie niet
te maken heeft met het administreren van inschrijvingen of het controleren van het
digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets hoeft niet bij het BSN te kunnen,
en mag dat daarom ingevolge de AVG ook niet.
Voor wat betreft de bewaartermijn van het BSN geldt dat de woningcorporatie en de
woonruimteverdeler deze niet langer mogen bewaren dan noodzakelijk is voor het in
de wet geregelde doel van de verwerking. Dit vloeit voort uit artikel 5, eerste lid,
onderdeel e en artikel 25 van de AVG en is, omdat het hier een gevoelig persoonsgegeven
betreft, expliciet uitgewerkt in het voorgestelde artikel 46, achtste en negende lid,
van de Woningwet. Het moment waarop verwerking niet langer noodzakelijk is kan per
geval verschillen. Ten behoeve van de registratie van de inschrijving van een woningzoekende
geldt dat het BSN verwijderd moet worden zo snel mogelijk na uitschrijving, al dan
niet op verzoek van de woningzoekende. Het kan daarnaast echter noodzakelijk zijn
het BSN langer te verwerken, ook als uitschrijving heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld
als er een inkomensvaststelling heeft plaatsgevonden en de controle daarop nog moet
gebeuren door de accountant. Omdat per situatie kan verschillen wanneer verwerking
niet langer noodzakelijk is, is gekozen om ook nog een uiterlijke termijn van beëindiging
van verwerking op te nemen, namelijk drie jaar vanaf de dag dat de inkomensvaststelling
heeft plaatsgevonden. Uiteraard dient er altijd sprake te zijn van een noodzaak tot
verwerking, zodra deze noodzaak er niet meer is dient verwerking te worden beëindigd.
2.6.4 Proportionaliteit en subsidiariteit
Het proportionaliteitsbeginsel houdt in dat de nadelige gevolgen van verwerking van
persoonsgegevens voor de personen waarop die gegevens betrekking hebben niet onevenredig
mogen zijn in verhouding tot het met die verwerking te dienen doel. Het subsidiariteitsvereiste
houdt in dat als een voor de betrokkene minder bezwarend middel bestaat om het doel
van een gegevensverwerking te bereiken, dat middel moet worden gebruikt.
De werkwijze met het BSN voor de inschrijving en voor het uitvoeren van het digitaal
delen van gegevens voor de inkomenstoets voldoet aan het vereiste van proportionaliteit,
omdat deze werkwijze alleen voor het beschreven doel toegestaan is, binnen randvoorwaarden
die dit wetsvoorstel daaraan stelt. Ook draagt deze werkwijze bij aan een eerlijke
verdeling van sociale huurwoningen, omdat vergissingen bij het aanleveren van inkomensgegevens
hiermee worden tegengegaan, net als het aanleveren van valse inkomensgegevens hiermee
wordt tegengegaan. De beperking op artikel 8 van het EVRM en artikel 10, eerste lid,
van de Grondwet is daarom niet onevenredig ten opzichte van het doel. Tevens is de
werkwijze in overeenstemming met het vereiste van subsidiariteit, alternatieven zoals
het gebruik van BRP-gegevens laten foutgevoeligheid met verkeerde namen en dergelijke
in stand. Ten slotte blijft er een alternatief bestaan voor personen die het BSN of
inkomensgegeven niet digitaal willen verstrekken voor dit doeleinde.
De voorgestelde beperking van het grondrecht op eerbieding van de persoonlijke levenssfeer
is gerechtvaardigd.
3. Gevolgen
3.1 Algemeen
Met dit wetsvoorstel is beoogd het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets
landelijk ter beschikking te stellen aan alle woningcorporaties en woonruimteverdelers,
vanwege de gebleken vergroting van de efficiëntie en het gebruiksgemak, alsook vanwege
de verhoogde kwaliteit van het verstrekte inkomensgegeven, waardoor vergissingen of
fraude worden tegengegaan.
Het digitaal verstrekken van inkomensgegevens wordt niet verplicht gesteld. Een verplichtstelling
zou ongewenst zijn, omdat het voor huurders die digitaal minder vaardig zijn of die
hun inkomen niet digitaal willen verstrekken mogelijk moet blijven te kiezen voor
de analoge weg. Bovendien zou dit op uitvoeringsproblemen stuiten voor kleine(re)
woningcorporaties, vanwege een disbalans tussen de investeringskosten en de opbrengsten.
Woningcorporaties voor wie deze investering onvoldoende loont, kunnen ervoor kiezen
te blijven werken volgens de bestaande methode.
Gegeven de uitkomst van de evaluatie van de pilot, zal het overgrote deel van de woningcorporaties
naar verwachting kiezen voor de werkwijze met het digitaal delen van gegevens voor
de inkomenstoets woningcorporaties boven de bestaande methode, omdat dit hen een efficiënter,
goedkoper en eenvoudiger proces oplevert. In die gevallen waarin een burger voor de
analoge weg kiest, houdt de woningcorporatie meer tijd over voor een check van de
aangeleverde gegevens. Zodoende worden – ook zonder verplichtstelling van het digitaal
delen van gegevens voor de inkomenstoets – vergissingen en eventuele vervalsingen
tegengegaan.
Er is een Data protection impact assessment (DPIA) voor dit wetsvoorstel uitgevoerd.
De resultaten daarvan zijn verwerkt in deze toelichting. Belangrijk is dat de woningcorporatie
of woonruimteverdeler een versleuteling toepast op het BSN voordat ze het (mogelijk
voor een langere periode) in de systemen bewaren. Ook moet er een goed beleid of goede
afspraken zijn bij de woningcorporatie of woonruimteverdeler zodat medewerkers bewust
zijn dat het om gevoelige gegevens gaat, en ook zal met bepaalde machtigingen in het
systeem moeten worden gewerkt. Een medewerker wiens functie niet te maken heeft met
het administreren van inschrijvingen of het controleren van het digitaal delen van
gegevens voor de inkomenstoets hoeft niet bij het BSN te kunnen, en mag dat daarom
ingevolge de AVG ook niet.
Er wordt voorzien dat er een evaluatie plaats zal vinden, nadat de betrokken partijen
enige tijd met de nieuwe werkwijze hebben gewerkt. Daarbij wordt aangekoerst op een
evaluatie na een periode van twee jaar, de precieze termijn wordt nog afgestemd met
deelnemende partijen.
3.2 Gevolgen voor burgers, woningcorporaties en woonruimteverdelers
Voor dit wetsvoorstel is een lastendrukonderzoek uitgevoerd door Sira Consulting.7 Sira kwam tot de conclusie dat het gebruik van het BSN door woningcorporaties en
het digitaliseren van de gegevensstroom voor de inkomenstoets tot een éénmalige toename
van administratieve lasten leidt, en vervolgens een structurele afname van de administratieve
lasten oplevert. De eenmalige toename voor woningcorporaties en woonruimteverdelers
wordt veroorzaakt door het inrichten van processen en systemen ten behoeve van het
digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets en de beveiliging van het BSN. Er
wordt een structurele lastenafname verwacht vanwege de vermindering van de administratieve
lasten dankzij de digitale werkwijze in vergelijking met de analoge werkwijze (waarbij
woningzoekende een inkomensverklaring zelf moest opvragen bij de Belastingdienst,
en de woningcorporatie de gegevens handmatig moest overtypen in een systeem).
Het aantal toewijzingen per jaar in Nederland is aanzienlijk, in 2020 ging het om
188.000 toegewezen woningen waar de woningcorporaties een inkomenstoets voor moesten
doen.
Beide effecten doen zich zowel voor voor de woningcorporaties, als voor de woningzoekenden.
Sira becijferde de effecten op de regeldruk als volgt:
Eenmalig effect
Naar verwachting leidt het gebruik van het BSN en het digitaliseren van de gegevensstroom
voor de inkomenstoets tot een eenmalige toename van regeldruk van minimaal € 2,1 miljoen
en maximaal € 4,4 miljoen voor woningcorporaties en woonruimteverdelers en een eenmalige
toename van € 2,7 miljoen voor de tijd die het kost voor woningzoekenden die op het
moment van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel reeds waren ingeschreven en er op
verzoek van de woningcorporatie of woonruimteverdeler ervoor kiezen om alsnog het
BSN te verstrekken.
Structureel effect
Vervolgens neemt de regeldruk voor bedrijven naar verwachting structureel af met tussen
€ 9,66 miljoen en € 9,75 miljoen per jaar. De regeldruk voor woningzoekenden neemt
naar verwachting structureel af met ongeveer € 3,7 miljoen per jaar.
4. Toezicht en handhaving
De Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) houdt toezicht op de toepassing van de
AVG door verwerkingsverantwoordelijken en op het verwerken van persoonsgegevens in
het algemeen. De AP kan op eigen initiatief of naar aanleiding van klachten of signalen
een onderzoek doen en daarbij bijvoorbeeld inzage eisen in de systemen van een woningcorporatie.
Met het verwerken van het BSN moet zorgvuldig worden omgegaan en aan de beveiligingseisen
zoals omschreven in paragraaf 2.6.3 worden voldaan. Als dat niet zo is, kan de AP
handhavend optreden, bijvoorbeeld door een boete op te leggen.
De Autoriteit woningcorporaties (hierna Aw) houdt toezicht op woningcorporaties, waaronder
op de rechtmatigheid van het handelen en nalaten van woningcorporaties. Ook de Aw
kan zelf bepalen welke gegevens en inlichtingen zij van woningcorporaties wil inzien
(Artikel 61b van de Woningwet). De Aw kan zaken onder de aandacht brengen van de AP,
als er twijfel is over de rechtmatigheid van gegevensverwerkingen die zij vernemen
bij woningcorporaties.
5. Advies en consultatie
Dit wetsvoorstel is van 27 juli 2022 tot 21 september 2022 in openbare internetconsultatie
geweest. Daarnaast is aan de Autoriteit Persoonsgegevens en het Adviescollege toetsing
regeldruk verzocht advies uit te brengen.
5.1 Advies Autoriteit Persoonsgegevens
Het voornemen het gebruik van BSN door woningcorporaties mogelijk te maken voor het
digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets is voor advies aan de AP voorgelegd,
zoals voorgeschreven in artikel 36, vierde lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG).
De AP liet in reactie weten geen opmerkingen te hebben over het wetsvoorstel8.
5.2 Adviescollege toetsing regeldruk
Het wetsvoorstel is voor advies voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk
(ATR). Het college had geen opmerkingen bij de onderbouwing van het nut of de noodzaak
van het wetsvoorstel9. Evenmin had het college opmerkingen ten aanzien van mogelijk minder belastende alternatieven
en de werkbaarheid ervan. Het college constateerde dat het lastendrukonderzoek dat
was uitgevoerd door Sira Consulting (beschreven in paragraaf 3.2.) de regeldrukgevolgen
niet benoemde voor woningzoekenden die zich na inwerkingtreding van het wetsvoorstel
inschrijven. Ook constateerde het dat de regeldrukgevolgen voor woningcorporaties
en woonruimteverdelers niet waren benoemd, die gepaard gaan met het verzoek om aangewezen
te worden door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Het college
adviseerde om de regeldrukberekening op deze punten aan te vullen.
Het wetsvoorstel zoals dat in consultatie was gegaan, bevatte inderdaad een verplichting
voor woningcorporaties en woonruimteverdelers, waarmee Sira Consulting nog geen rekening
had kunnen houden in haar onderzoek. Die verplichting houdt in dat woningcorporaties
en woonruimteverdelers die gebruik willen maken van het digitaal verstrekte inkomensgegeven
van de woningzoekende voor de inkomenstoets, daartoe aan de Minister een verzoek moeten
doen. Alleen daartoe aangewezen woningcorporaties en woonruimteverdelers mogen gebruikmaken
van het digitaal verstrekte inkomensgegeven van de woningzoekende. Naar verwachting
betekent dit in de praktijk dat Aedes een brede uitvraag zal doen bij woningcorporaties
of zij een aanvraag tot aanwijzing willen doen, en deze gebundelde aanvraag door de
wettelijke vertegenwoordigers van de woningcorporatie van woningcorporaties zal aanleveren
bij het ministerie. Deze aanvraag moet zijn voorzien van naam van de corporatie en
diens L-nummer, het nummer waarmee de corporatie bij de Autoriteit woningcorporaties
bekend is. De Minister wijst de woningcorporaties vervolgens aan in een ministerieel
besluit. Voor woonruimteverdelers zal gelden dat zij bij hun aanvraag door de wettelijke
vertegenwoordigers een bewijs van hun rechtsvorm moeten meesturen alsmede een bewijs
van een verbinding met een toegelaten instelling in de zin van artikel 21 van de Woningwet.
Op verzoek van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft
Sira Consulting de administratieve lasten behorend bij deze verplichting alsnog in
kaart gebracht. Sira Consulting concludeerde dat de verplichting een verzoek in te
dienen om aangewezen te worden door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening naar verwachting eenmalige administratieve lasten oplevert van circa € 2.000,–.
Dit bedrag is dusdanig beperkt, dat het geen verandering brengt in de bandbreedte
van de eerder door Sira Consulting berekende administratieve lasten, zoals beschreven
in paragraaf 3.2.
Ook gaf Sira Consulting een verdere duiding aan de structurele regeldrukeffecten voor
burgers.
5.3 Reacties naar aanleiding van de internetconsultatie
Risico’s voor privacybescherming
Uit een aantal reacties blijken zorgen ten aan aanzien van de privacybescherming van
burgers door het gebruik van BSN-gegevens voor de inkomenstoets. Die zorgen zien op
het gebruik van het BSN buiten het domein van de overheid, het bekend worden van het
BSN bij de woningcorporatie en/of de woonruimteverdeler. Ook zien de zorgen op het
feit dat de woningcorporatie en/of de woonruimteverdeler over de inkomensgegevens
van huurders beschikken. Ook wordt de mogelijkheid genoemd dat medewerkers van corporaties
en woonruimteverdelers het onversleutelde BSN kunnen inzien.
Op grond van het stelsel van de Woningwet moeten woningcorporaties een inkomenstoets
uitvoeren, voordat zij een sociale huurwoning aan een woningzoekende mogen toewijzen.
Het wetsvoorstel beoogt dit proces te vereenvoudigen, waarbij privacybescherming een
van de belangrijkste voorwaarden is. De wet biedt de mogelijkheid het BSN ook buiten
het domein van de overheid te gebruiken. In de praktijk gebeurt dit bijvoorbeeld in
de zorg en in financiële dienstverlening door banken. De ervaring is dat de AVG een
robuust, tegelijk algemeen stelstel biedt om privacy te waarborgen. Voor specificering
wordt daarom in dit wetsvoorstel de mogelijkheid geregeld om op het niveau van de
algemene maatregel van bestuur extra regels voor privacybescherming op te stellen.
Een waarborg is dat uit de beveiligingseisen van de AVG voortvloeit dat het BSN wordt
versleuteld, en dus niet zichtbaar wordt voor medewerkers van de woningcorporatie
of woonruimteverdeler anders dan voor de medewerker(s) die dit nodig hebben voor de
inkomenstoetsing, op het moment van die toetsing. Logius zal voorwaarden opstellen
op basis waarvan woningcorporaties en woonruimteverdelers kunnen worden aangesloten
op de MijnOverheid-omgeving. Ter uitvoering van dit wetsvoorstel zullen door Logius
aansluitvoorwaarden worden vastgesteld met regels voor het gebruik van de voorziening.
Ook zullen de aansluitvoorwaarden regels bevatten over het implementeren van controlesystemen
zodat logging informatie beschikbaar is.
Het verdient daarbij de voorkeur dat woningcorporaties hun proces volledig gedigitaliseerd
inrichten, zodat het helemaal niet nodig is dat een medewerker het BSN onder ogen
krijgt.
Extra privacy-waarborgen bovenop AVG
In één reactie op de consultatie kwam ook het omgekeerde perspectief naar voren, namelijk
de vraag waarom dit wetsvoorstel mogelijk maakt dat extra eisen worden gesteld aan
de verwerking en beveiliging van BSN, ten opzichte van dat wat in de AVG is vereist.
Reden hiervoor is dat het van belang is voor deze specifieke toepassing aanvullende
waarborgen mogelijk te maken, omdat de AVG algemene kaders stelt.
Onderzoek naar alternatieven
In twee reacties wordt de vraag opgeworpen in hoeverre alternatieven zijn onderzocht.
Ook een derde reactie gaat in op alternatieven, met het voorstel een speciaal Woon-ID
te hanteren die wordt gekoppeld aan de inkomenstoets.
De keuze om het BSN te gebruiken ten behoeve van de inkomenstoets voor de toewijzing
van een sociale huurwoning, is gemaakt na onderzoek naar alternatieven. In de pilots
is gebruik gemaakt van het BRP als identificerend gegeven, maar hieraan bleken verschillende
nadelen verbonden te zijn met name als het gaat om matching (zie ook 2.2.2). Een businessarchitect
heeft in het voorjaar van 2021 in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties een analyse uitgevoerd naar verschillende scenario’s om gegevensaanlevering
van de inkomenstoets digitaal in te richten. De verkende scenario’s bevatten: het
hanteren van de bestaande (niet-digitale) situatie, het registreren van de laatste
vier cijfers van de BSN of een versleuteld ID en verschillende mate van koppeling
met MijnOverheid. Uit deze analyse bleek het gebruik van een versleuteld BSN de meest
robuuste en toekomstvaste oplossing.
Omvang van de administratieve lastenverlichting voor woningcorporaties
In één van de reacties wordt naar voren gebracht dat in het administratieve lastenonderzoek
(beschreven in paragraaf 3.2) geen rekening is gehouden met oplossingen die reeds
beschikbaar zijn en die de administratieve lasten van woningcorporaties kunnen beperken.
De omvang van de besparing op administratieve lasten voor corporaties is in het uitgevoerde
onderzoek gemeten door deze te vergelijken met de administratieve lasten van de «traditionele»
manier van werken. Inderdaad kan het zo zijn dat de uitgangspositie wat betreft de
administratieve lasten bij woningcorporaties anders is dan bij de bestaande werkwijze,
doordat deze woningcorporaties gebruik maken van diensten van aanbieders en/of geautomatiseerde
systemen.
Ook werd in de reactie naar voren gebracht dat geen rekening was gehouden met de kosten
van onderhoud en beheer, bij de berekening van de administratieve lasten. Een doorberekening
van deze kosten zal invloed kunnen hebben op de mate van besparing op de administratieve
lasten.
Deze beide aspecten kunnen een mitigerend effect hebben op de hoogte van de berekende
lastenbesparing. Het is echter niet kwantificeerbaar in welke mate nu gebruik wordt
gemaakt van geautomatiseerde systemen, uit gesprekken met de sector blijkt dat het
gebruik hiervan beperkt is. Dit doet er dus niet aan af dat er een aanmerkelijke besparing
kan worden verwacht als gevolg van de implementatie van de voorstelde werkwijze.
Aandeel in bestrijding van woonfraude
In een reactie wordt gesteld dat woonfraude beperkt wordt teruggedrongen door het
vrijwillige karakter van de digitale gegevensdeling. Het gedeeltelijke aandeel van
de bestrijding van fouten of fraude wordt reeds uiteengezet in paragraaf 2.6.2 van
het algemeen deel van deze memorie van toelichting. Allereerst weegt de regie op het
delen van gegevens voor woningzoekenden zwaar. Daarom zal gegevensdeling in het kader
van de inkomenstoets op basis van vrijwilligheid plaatsvinden. Bovendien zal ook niet
iedere woningcorporatie zich naar verwachting willen aansluiten bij de digitale werkwijze.
Voor kleine(re) corporaties valt namelijk te verwachten dat de investering hiervoor
voor hen niet loont. Door het vrijwillige karakter van het digitaal aanleveren van
gegevens is het niet uit te sluiten dat woningzoekenden via de bestaande werkwijze
bewust verkeerde gegevens aanleveren, om onterecht door de inkomenstoets te komen.
De verwachting is echter dat dit risico door het wetsvoorstel kleiner wordt dan in
de huidige werkwijze. Via de digitale gegevensdeling wordt de kans op fouten kleiner
en kunnen woningcorporaties en woonruimteverdelers door structurele lastenvermindering
meer capaciteit vrijmaken om toe te zien op (de bestrijding van) woonfraude.
Proportionaliteit van het wetsvoorstel
Enkele reacties gaan in op de proportionaliteit van dit wetsvoorstel. De pilots volgen
naar aanleiding van een behoefte van de sector zelf om gegevensdeling beter in te
richten. Daarnaast hebben woningcorporaties en woonruimteverdelers zelf de keus om
bij deze werkwijze aan te sluiten, waardoor investeringen niet verplicht aan de sector
worden opgelegd.
Toekomstige ontwikkelingen
In een reactie werd de vraag opgeworpen hoe de voorgestelde methode zich verhoudt
tot toekomstige relevante ontwikkelingen, zoals de zogenaamde «eWallet «. Ten tijde
van indiening van dit wetsvoorstel is onbekend wanneer de eWallet beschikbaar is en
wanneer deze gemeengoed zal zijn, ook bij digitaal minder vaardigen. De hier geschetste
werkwijze hoeft geen permanente oplossing te zijn. Het is goed denkbaar dat in de
toekomst gegevens op andere wijze kunnen worden gedeeld, bijvoorbeeld via eWallets
waarmee burgers vanuit hun eWallet gegevens kunnen delen met dienstverleners, waaronder
corporaties en woonruimteverdelers.
In één reactie werd naar voren gebracht dat Logius al een bestaande oplossing heeft
voor het pseudonimiseren, namelijk BSNk2. Het verzoek werd gedaan om om veiligheidsredenen
aan te sluiten bij bestaande structuren die zijn ingericht op de vraagstukken van
het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets zoals het BSNk. De BSNk-voorziening
speelt een centrale rol bij het gebruik van buitenlandse eIDAS-middelen. Het ligt
voor de hand om een dergelijke voorziening in te zetten voor deze toepassing wanneer
de voorziening beschikbaar is voor gebruik binnen Nederland en in combinatie met DigiD.
Verhouding tot de Wet Digitale Overheid
In een reactie werd de suggestie gedaan voor deze toepassing woningcorporaties op
te nemen in de scope van de Wet Digitale Overheid, die mogelijk eerder in werking
treedt dan dit voorstel. Dit zou het voordeel bieden dat voor een aantal onderwerpen
(BSN, identiteit, e.a.) aangesloten wordt bij algemene principes, verantwoordelijkheden,
procedures, en regels. Zo zou aansluiting bij de Wet Digitale Overheid kunnen zorgen
voor de benodigde flexibiliteit bij nieuwe ontwikkelingen. De Wet Digitale Overheid
biedt geen oplossing voor bovenstaand proces en is niet het juiste wetgevingsinstrument
om toegelaten instellingen en hun woonruimteverdelers te voorzien van een wettelijke
grondslag ter verwerking van het BSN bij de uitvoering van de inkomenstoets met het
digitaal verstrekte inkomensgegeven.
II. Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel B
Deze wijziging betreft een technische correctie om een verwijzing weer kloppend te
maken. De verkeerde verwijzing is ontstaan met de wijziging van de Woningwet in artikel I,
onderdeel M, van de Wet van 7 juli 2021 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014,
de Woningwet, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk
Wetboek naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet en om de mogelijkheden
voor tijdelijke huurovereenkomsten te verruimen. Het toenmalige zevende tot en met
elfde lid van artikel 30 zijn in die wijzigingsopdracht vernummerd tot achtste tot
en met twaalfde lid.
Hetgeen voorheen in het negende lid was opgenomen, is derhalve sindsdien in het tiende
lid opgenomen.
Om die reden is met deze wijzigingsopdracht artikel 30, elfde lid, technisch gecorrigeerd
door de twee verwijzingen naar het negende lid beide te wijzigen tot verwijzingen
naar het tiende lid.
Onderdeel C
In artikel 36, eerste lid, van de Woningwet, wordt een technische correctie aangebracht
die samenhangt met de wijziging in onderdeel D. In de opsomming van afdelingen uit
titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die van overeenkomstige toepassing worden
verklaard op het jaarverslag van woningcorporaties wordt afdeling 9 ingevoegd. De
betreffende afdeling 9 bevat slechts één artikel, namelijk artikel 393 van Boek 2
van het Burgerlijk Wetboek. Zie de artikelsgewijze toelichting bij onderdeel D voor
een nadere toelichting waarom voortaan ook dit artikel van overeenkomstige toepassing
moet zijn.
Onderdeel D
Net als het vorige onderdeel betreft ook dit onderdeel een technische correctie zonder
enige beleidsmatige inhoud. In artikel 38 van de Woningwet staan verwijzingen naar
verklaringen en controles in artikel 37 van de Woningwet die een rol spelen in het
kader van het financiële overzichts- en verantwoordingsproces voor woningcorporaties.
Die verwijzingen kloppen echter niet meer. In artikel I, onderdeel N, van de Wet van
7 juli 2021 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Woningwet, Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van
de evaluatie van de herziene Woningwet en om de mogelijkheden voor tijdelijke huurovereenkomsten
te verruimen, is artikel 37 namelijk gewijzigd teneinde meer aansluiting te bewerkstelligen
bij de algemene regels op dit vlak zoals neergelegd in afdeling 9 van titel 9 van
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Abusievelijk zijn toen de verwijzingen in artikel 38
niet aangepast aan de wijzigingen van artikel 37. Met deze wijzigingsopdracht wordt
dat hersteld.
Allereerst wordt de verwijzing in artikel 38, eerste lid, onderdeel b, aangepast.
Daarin werd verwezen naar «de verklaring, bedoeld in artikel 37, derde lid, onderdeel a».
In dat onderdeel was voorheen een omschrijving van een verklaring van de accountant
omtrent de getrouwheid van de jaarrekening opgenomen. Met het hiervoor genoemde wetsvoorstel
is ervoor gekozen deze verklaring niet langer in de Woningwet op te nemen, aangezien
dit een doublure was met de regels in het Burgerlijk Wetboek. In dit geval betreft
dat de verklaring uit artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Daarnaast worden twee verwijzingen in het tweede lid van artikel 38 technisch gewijzigd.
In onderdeel a wordt abusievelijk nog verwezen naar het assurance-rapport, bedoeld
in artikel 37, derde lid, onderdeel b, terwijl dat artikellid sinds de betreffende
wijziging uit het hiervoor genoemde wetsvoorstel niet langer uit verschillende onderdelen
bestaat. Derhalve is de verwijzing kloppend gemaakt door te verwijzen naar artikel 37,
derde lid.
Ten slotte is onderdeel b gewijzigd. Het bedoelde accountantsverslag is niet langer
opgenomen in artikel 37, derde lid, onderdeel c, van de Woningwet. Dit betrof wederom
een doublure met de regels uit het Burgerlijk Wetboek, waardoor met de verwijzing
nu wordt voorgesteld om aan te sluiten bij het accountantsverslag, bedoeld in artikel 393,
vierde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Onderdeel E
In het voorgestelde vierde lid van artikel 46 is de grondslag opgenomen voor het op
hun eigen verzoek kunnen aanwijzen van woningcorporaties en woonruimteverdelers door
de Minister, waarna die aangewezen woningcorporatie of woonruimteverdeler (in samenhang
met het vijfde lid) verplicht is om de woningzoekende (en de overige meerderjarige
personen die deel uitmaken van diens huishouden) om instemming te vragen voor het
toepassen van de digitale procedure en om vervolgens het BSN te gebruiken van de woningzoekende
ten behoeve van het registreren van de inschrijving als woningzoekende en ten behoeve
van het uitvoeren van de inkomenstoets. Zie voor een nadere toelichting over de aanwijzing
paragraaf 2.4 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting. De aangewezen
woningcorporatie of woonruimteverdeler is verwerkingsverantwoordelijke in de zin van
de AVG met betrekking tot een deel van de verwerkingen van persoonsgegevens in het
kader van de digitale procedure van de inkomensvaststelling. Aangezien deze digitale
procedure verwerking van het BSN omvat, is een expliciete wettelijke grondslag nodig
op grond van artikel 46, eerste lid, van de UAVG.
In het vijfde lid is een voorwaarde opgenomen: een woningzoekende moet instemmen met
de digitale procedure van registratie en inkomensvaststelling. Daartoe moet de woningzoekende
eerst voldoende informatie worden geboden over dit proces en de daarbij behorende
gegevensverwerking, zodat de woningzoekende een afgewogen beslissing kan nemen. Bij
de procedure worden onder andere het inkomensgegeven en identificerende gegevens,
waaronder het BSN, verwerkt. In het geval woningzoekende hier niet mee wil instemmen,
wordt een alternatief geboden. De instemming ziet op de digitale procedure, benadrukt
wordt dat ook in het geval van het alternatief het inkomensgegeven moet worden verwerkt
door de woningcorporatie, want anders mag de woningcorporatie niet toewijzen. In het
geval de woningzoekende bijvoorbeeld wel wil instemmen met de digitale procedure van
registratie en inkomensvaststelling maar digitaal minder vaardig is en er zelf niet
uitkomt, dan kan de woningcorporatie of woonruimteverdeler aan de woningzoekende aanbieden
om contact op te nemen voor een oplossing. Daarnaast blijft ook het bestaande alternatief
mogelijk. Zie paragraaf 2.1.1 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting
voor een toelichting over het bestaande alternatief.
De hier bedoelde instemming is geen verwerkingsgrondslag in de zin van in artikel 6,
eerste lid, onder a, van de AVG. Wel geldt dat de woningzoekende zijn eenmaal gegeven
toestemming voor het verwerken van zijn BSN te allen tijde kan en mag intrekken. Dat
is geregeld in het zesde lid. Een intrekking van de toestemming heeft als gevolg dat
het proces van het delen van inkomensgegevens opnieuw moet worden doorlopen (digitaal
of op andere wijze), indien de woningzoekende in aanmerking wil komen voor de toewijzing
van een sociale huurwoning. De intrekking van toestemming heeft ook tot gevolg dat
de woningcorporatie of woonruimteverdeler de tot dan toe verzamelde gegevens in het
kader van de digitale procedure zo snel mogelijk moet verwijderen. De grondslag van
de verwerking in het kader van de AVG is artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de
AVG: de verwerking is noodzakelijk om te voldoen aan een wettelijke verplichting die
op de verwerkingsverantwoordelijke rust, namelijk de wettelijke verplichting die geldt
op grond van het voorgestelde nieuwe vierde lid van artikel 46. Aangewezen woningcorporaties
en woonruimteverdelers worden immers verplicht om deze procedure te volgen.
In het zevende lid is de toegang van de aangewezen woningcorporatie of woonruimteverdeler
tot de Beheervoorziening BSN geregeld, hetgeen ook afhankelijk is van de instemming
van woningzoekende uit het vijfde lid. Zie paragraaf 2.2.4 van het algemeen deel van
deze memorie van toelichting voor een nadere toelichting over de Beheervoorziening
BSN, en zie paragraaf 2.5 voor een stapsgewijze omschrijving van de verwerking van
het BSN en het digitaal verstrekken van het inkomensgegeven en de verificatiefunctie
die de Beheervoorziening BSN daarbinnen vervult.
In het voorgestelde achtste en negende lid wordt de uiterlijke bewaartermijn voor
het BSN geregeld.
Op grond van de AVG en het vijfde lid van dit artikel, mag het BSN alleen worden verwerkt
zolang dat noodzakelijk is voor het in het vijfde lid geregelde doel van de verwerking.
Toegelaten instellingen en woonruimteverdelers zijn daarmee, als verwerkingsverantwoordelijken
in de zin van de AVG, verantwoordelijk voor het beëindigen van de verwerking als die
niet langer noodzakelijk is voor dat doel. Als zij het BSN langer dan noodzakelijk
verwerken, levert dat een onrechtmatige verwerking op in de zin van de AVG. Deze algemene
bepaling zal in de praktijk vertaald moeten worden naar de processen en informatievoorziening
rond inschrijving, woonruimteverdeling en het aangaan van een overeenkomst van huur
en verhuur, alsmede de controles daarop. Verwerkingsverantwoordelijkheden zijn daarmee
allereerst zelf verantwoordelijk voor de juiste toepassing van de wet, waarbij toezicht
en handhaving achteraf kunnen plaatsvinden.
Vanwege de bijzondere aard van het BSN, met name de risico’s voor betrokkene als onbevoegden
daartoe toegang zouden verkrijgen, en de bescherming van de integriteit van en het
vertrouwen in het BSN, is het wenselijk om situaties te voorkomen waarin het gebruik
van het BSN zonder meer niet noodzakelijk is. Daarom regelen het achtste en het negende
lid dat de afwegingsruimte van de toegelaten instellingen en woonruimteverdelers beperkt
wordt door deze twee uiterlijke termijnen op te nemen. De verwerking van het BSN dient
daarmee nog steeds te eindigen als die niet meer noodzakelijk is, maar in ieder geval
uiterlijk op de volgende momenten:
a) als het gaat om de verwerking van het BSN ten behoeve van de inschrijving: direct
na uitschrijving;
b) als het gaat om de verwerking van het BSN ten behoeve van de inkomensvaststelling:
uiterlijk binnen drie jaar na inkomensvaststelling.
De koppeling tussen de verwerking van het BSN en het doel van de verwerking blijft
behouden. Als het BSN voor beide rechtmatige doeleinden wordt verwerkt, moet per verwerking
en dus per doel worden bekeken of de verwerking van het BSN beëindigd moet worden
of niet. Het is dus mogelijk dat het BSN voor bijvoorbeeld inschrijving niet meer
verwerkt mag worden, maar nog wel als dit noodzakelijk is voor de inkomensvaststelling
of daarvan afgeleide processen waaronder die voor de accountantscontrole op de toewijzing.
In dat geval geldt dus wel de uiterlijke termijn van drie jaar.
De reden dat een uiterlijke bewaartermijn van drie jaar is opgenomen, is als volgt.
In uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat de feitelijke verhuring vanwege een
bezwaar of een ander soort conflict langer op zich laat wachten. De controle op het
inkomen vindt dan ook plaats in een latere periode. Voor deze controles geldt net
als bij andere controles dat deze niet altijd in een keer zonder nadere controle plaatsvinden.
In dat geval is er in het daarop volgende jaar of de daarop volgende periode nog een
controle nodig. Deze optelling zorgt ervoor dat in uitzonderlijke gevallen een bewaartermijn
van 3 jaar nodig is. Bij een bewaartermijn van 2 jaar zou een deel van de controles
niet meer plaats kunnen vinden.
Het is ook mogelijk dat de uiterste verwerkingstermijn (van drie jaar) na de inkomensvaststelling
is verlopen, maar het BSN nog wel verwerkt wordt ten behoeve van een nog lopende inschrijving.
Dit laatste kan zich bijvoorbeeld voordoen bij:
1. Directe bemiddeling; hierbij wordt een verhuurbare eenheid niet via een woningadvertentie aangeboden maar
direct toegewezen aan een woningzoekende. Hier is sprake van een bijzondere woon-
of zorgvraag die niet ingevuld wordt via het reguliere woonruimtebemiddelingsproces.
Bij een directe bemiddeling kan het zijn dat de inschrijving (en de inschrijfduur)
actief blijft (elke gemeente maakt hierover afspraken met woningcorporaties en legt
dit vast in een woonruimteverdeelconvenant), zodat deze woningzoekende verder kan
zoeken op basis van zijn inschrijving. Omdat hij dan feitelijk nog in het zoekproces
zit en kan reageren op woningen is het BSN nodig. Zodra deze persoon een reguliere
woning vindt en toegewezen krijgt wordt hij uitgeschreven en zal het BSN worden verwijderd.
2. Toewijzing op basis van bepaalde urgentieverklaringen; in dit geval heeft een woningzoekende een urgentieverklaring voor een bepaalde periode
en voor een bepaald segment. Na de toewijzing op basis van een urgentieverklaring
kan het zijn dat de woningzoekende zijn inschrijfduur dient te behouden, en is het
om die reden mogelijk dat er drie jaren zijn verstreken vanaf het moment van de inkomenstoets,
maar het BSN, net als in de eerste situatie, toch verwerkt moet worden ten behoeve
van de inschrijving.
De daadwerkelijke verwijdering van het BSN, nadat verwerking niet meer plaats mag
vinden, is gebonden aan de AVG, in het bijzonder artikel 25 (privacy by design). Toepassing
daarvan maakt onder meer dat de verwerkingsverantwoordelijke is gehouden de gegevens
veilig en binnen redelijke termijn daadwerkelijk te verwijderen.
In het tiende lid wordt voorgesteld om een delegatiegrondslag op te nemen zodat eventueel
bij algemene maatregel van bestuur nadere voorschriften kunnen worden gegeven over
de verwerking van het BSN. Bijvoorbeeld kunnen nadere voorschriften worden geregeld
over beveiliging, een belangrijk aspect waarvoor reeds normen gelden op grond van
de AVG, zie daarvoor paragraaf 2.6.3 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting.
Dit geeft de mogelijkheid om in de toekomst op het niveau van de algemene maatregel
van bestuur, indien dat noodzakelijk is, specifiekere eisen te regelen voor het verwerken
van het BSN, anders dan de algemene eisen die uit de AVG volgen.
Onderdeel F
De digitale procedure voor de inkomensvaststelling wordt door de woningcorporatie
of woonruimteverdeler ingezet ten behoeve van de inkomensvaststelling in het kader
van de passende toewijzing voor de huurtoeslag zoals geregeld in artikel 46, tweede
lid, van de Woningwet, maar ook voor de inkomensvaststelling in het kader van de Dienst
van algemeen economisch belang (hierna: DAEB) uit artikel 48, eerste lid.
Dat wordt in dit onderdeel bewerkstelligd door de voorgestelde nieuwe artikelleden
van artikel 46 met betrekking tot de digitale procedure voor de inkomensvaststelling
van overeenkomstige toepassing te verklaren op de inkomensvaststelling die noodzakelijk
is om te voldoen aan deze eis die gerelateerd is aan de DAEB in artikel 48, eerste
lid.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.