Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de nahang besluit uitgebreide producentenverantwoordelijkheid textiel (Kamerstuk 32852-234)
2023D23691 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat over haar brief inzake de Nahang besluit uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
textiel (Kamerstuk 32 852, nr. 234).
De voorzitter van de commissie,
Tjeerd de Groot
De adjunct-griffier van de commissie,
Koerselman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
VVD-fractie
D66-fractie
PVV-fractie
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de nahang
van het besluit uitgebreide producentenverantwoordelijkheid textiel (hierna: de nahang).
Deze leden hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de nahang en hebben
nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de betreffende beleidsbrief en
willen de Staatssecretaris nog enkele vragen voorleggen.
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen dat de definitie van vezel-tot-vezelrecycling inhoudt
dat vezels opnieuw kunnen worden toegepast in materialen voor kleding of huishoudtextiel.
Hoe verhoudt zich dat tot artikel 1.1.1.c Wet milieubeheer (Wm) waarin staat: «(...)
of voor een ander doel.»? Deze leden lezen eveneens dat met de definitie van vezel-tot-vezelrecycling
hoogwaardige recycling wordt beoogd. Is toepassing van dergelijke vezels in meubels,
schoenen of auto’s geen hoogwaardige recycling, ook wanneer deze vervolgens wederom
her te gebruiken zijn?
De leden van de VVD-fractie lezen dat zowel uit de internetconsultatie, als door de
Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) is aangegeven dat er mogelijk onduidelijkheid
bestaat in de praktijk over het verschil tussen voorbereiding voor hergebruik en recycling
en voorbereiding voor hergebruik. Deze leden lezen bijvoorbeeld dat tweedehands kleding
die opnieuw wordt aangeboden op de markt geen afval is, maar lezen ook dat wanneer
er sprake is van «schoonmaken» de textiel onder «voorbereiden voor hergebruik en recycling»
valt en er wel sprake is van afval. Is de Staatssecretaris het met deze leden eens
dat deze onduidelijkheid moet worden weggenomen, voordat de regeling ingaat? Op welke
manier kan de Staatssecretaris daar invulling aan geven? Deze leden lezen eveneens
dat tweedehands kleding waarschijnlijk aan de voorwaarden voor eindeafval zal voldoen,
maar dat dat per geval zal moeten worden beoordeeld. Is de Staatssecretaris het met
deze leden eens dat het mogelijk moet zijn om voor alle kleding die gescheiden is
ingezameld, gesorteerd en verkocht gaat worden, in één keer aangetoond kan worden
dat deze kleding aan de voorwaarden gesteld in artikel 1.1, achtste lid, Wm voldoet
in plaats van dat dat per geval moet worden beoordeeld?
De leden van de VVD-fractie lezen dat producenten uit het buitenland verplicht een
in Nederland gemachtigde vertegenwoordiger moeten hebben. Welk deel van de textielverkoop
wordt direct door consumenten via internet aangekocht uit het buitenland en op welke
manier worden die producenten in Nederland vertegenwoordigd?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er diverse doelen zijn voor de jaren 2025 en
verder en dat ILT daarop zal toezien. Zij lezen niets over de consequenties van het
niet halen van doelen. Welke consequenties kunnen door ILT worden ingezet bij het
niet halen van de doelen richting individuele producenten? Op welke manier worden
deze consequenties doorgezet in het geval er een productenorganisatie wordt opgericht
voor de uitvoering van de UPV textiel?
De leden van de VVD-fractie lezen dat producenten een gezamenlijke producentenorganisatie
kunnen opzetten, maar dat zij daartoe niet gehouden zijn. Deze leden lezen eveneens
dat de ILT heeft aangegeven dat de uitvoering niet haalbaar is, in geval er geen producentenorganisatie
wordt ingericht. Hoe gaat de Staatssecretaris de uitvoering realiseren, in geval er
geen organisatie wordt opgericht? Op welke manier kan zij gemeenten helpen bij het
maken van afspraken met alle producenten separaat en hoe geeft zij invulling aan de
risico’s die ILT benoemt?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de producenten worden verplicht een passend
innamesysteem te organiseren, maar dat gemeenten volgens de Wm verantwoordelijk blijven
voor het inzamelen van huishoudelijk afval. Deze leden vinden dit dubbelop en niet
wenselijk. Is de Staatssecretaris dat met deze leden eens? Op welke manier verwacht
zij dat de producenten met de gemeenten afspraken gaan maken over de inzameling? Kan
zij daarbij de volgende twee scenario’s naast elkaar beschrijven: een met gezamenlijke
producentenorganisatie en een zonder? Kan de Staatssecretaris aangeven welke rol zij
de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) toedicht in relatie tot deze UPV en tot
deze dubbele inzamelverantwoordelijkheid in het bijzonder?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de bestaande inzamelpraktijk voor textiel per
gemeente grote verschillen laat zien. Welke gemeente zamelt het meest kostenefficiënt
in en op welke manier vindt die inzameling plaats?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de te verwachten milieuwinst van de UPV nog
nadere studie vergt, maar dat de milieu-impact voornamelijk plaats zal vinden in productielanden
(en dus niet in Nederland), terwijl de kosten van deze UPV, geschat op 82 tot 196 miljoen euro
per jaar bedragen. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre de UPV dan toch bijdraagt
aan de Nederlandse milieudoelen en kan zij dat kwantificeren?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de precieze administratieve lasten bij de ministeriële
regeling in beeld worden gebracht waarin de verslagleggingsverplichting wordt geregeld.
Kan de Staatssecretaris aangeven of er nog een besluitvormingsmoment voor de Tweede
Kamer in het proces aanwezig is, wanneer deze administratieve lasten onaanvaardbaar
hoog zijn voor met name de grote groep kleine producenten en importeurs?
De leden van de VVD-fractie lezen dat Zweden terecht aandacht vraagt voor de positie
van kleine en middelgrote ondernemingen om de doelen te kunnen halen en dat de regelgeving
de mogelijkheid biedt gezamenlijk een producentenorganisatie op te richten. Is de
Staatssecretaris het met deze leden eens dat gezamenlijk optrekken in een organisatie
in de praktijk vaak voordelen biedt voor de grote producenten en het de kleinere voor
voldongen feiten stelt? Op welke manier kan zij kleine en middelgrote producenten
tegemoetkomen, zowel in het geval er een producentenorganisatie wordt opgericht als
in het geval dat niet zo is?
De leden van de VVD-fractie lezen dat wanneer textiel niet geschikt is voor hergebruik
of recycling, een andere nuttige toepassing de minimumstandaard is en dat daarbij
een grens van € 205 per ton wordt gehanteerd. Wie beoordeelt dit? Klopt het dat wanneer
de kosten voor hergebruik of recycling hoger zijn dan € 205 de textiel alsnog in de
verbrandingsoven terechtkomt? Is laagwaardiger recycling niet wenselijker dan verbranden
en, zo ja, op welke manier kan de Staatssecretaris dat dan stimuleren?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het systeem van UPV zich nadrukkelijk richt
op de afvalfase van producten. Hoe is rekening gehouden met de aanbevelingen van de
Universiteit Utrecht uit 2021 waarbij geadviseerd wordt bij het opstellen van een
UPV ook maatregelen te nemen die hoger op de R-ladder staan?
De leden van de VVD-fractie lezen bij de doelen niet over een eventuele bijmengverplichting
van gerecyclede vezels in nieuwe kleding. Is de Staatssecretaris het met deze leden
eens dat, in het licht van de aangenomen motie-Hagen (Kamerstuk 32 852, nr. 244), een dergelijke bijmengverplichting onderdeel zou moeten zijn van een Europese UPV
textiel en dat daarmee invulling gegeven wordt aan de aanbeveling van de Universiteit
Utrecht? Hoe verhoudt de Nederlandse UPV textiel zich tot die Europese en hoe borgt
de Staatssecretaris dat er voor textielproducenten in Europa een gelijk speelveld
blijft bestaan?
D66-fractie
De leden van de D66-fractie lezen dat de Raad van State een aantal opmerkingen heeft
meegegeven bij de eerdere versie van de UPV textiel. Hierover hebben deze leden een
aantal vragen. Kan de Staatssecretaris per opmerking van de Raad van State aangeven
of en, zo ja, hoe deze is meegenomen in de aanpassing van de UPV textiel?
Kan de Staatssecretaris aangeven of er ook opmerkingen van de Raad van State niet
zijn overgenomen? En zo ja, waarom niet? Het advies van de Raad van State over het
ontbreken van een beschrijving van het totale stelsel van textielinzameling is wat
betreft deze leden onvoldoende verwerkt. Hierdoor kunnen gemeenten onvoldoende anticiperen
op de nieuwe realiteit na invoering van de UPV, noch draagt het bij aan inzichtelijkheid
in de hele keten, wat een van de doelstellingen is van de UPV. Kan de Staatssecretaris
alsnog een beschrijving toevoegen van het totale stelsel van textielinzameling?
De leden van de D66-fractie merken op dat de verantwoordelijkheid voor afgedankt textiel
met de inwerkingtreding van de UPV textiel bij de producenten blijft, ondanks dat
gemeenten aan de lat staan voor inzameling. Een belangrijk element van een circulaire
textielketen is de inzameling en hoogwaardige recycling. Gemeenten werken samen in
gemeenschappelijke regelingen om de aanbesteding van inzameling te organiseren. Kan
de Staatssecretaris duiden of de inwerkingtreding van de UPV textiel invloed heeft
op reeds gedane aanbestedingen voor inzameling door gemeenten (in gemeenschappelijke
regelingen)? Of zorgt deze inwerkingtreding voor een heronderhandelingsmoment voor
de aanbestedingen van gemeenten? Er gaan geluiden op dat de producenten voor de inzameling
een minimaal bedrag hanteren dat niet kostendekkend is voor inzameling en hoogwaardige
recycling van textiel, mede omdat marktpartijen waarvan onduidelijk is of zij textiel
hoogwaardig recyclen, bereid zijn een bijdrage aan gemeenten te betalen voor inzameling.
Gemeenten die al jaren geconfronteerd worden met hogere kosten voor inzameling en
verbranding zijn uiteraard geneigd marktpartijen die een vergoeding hanteren, de inzameling
te gunnen. Of deze marktpartijen daadwerkelijk geënt zijn op hoogwaardige recycling
vragen deze leden zich af. Kan de Staatssecretaris, gegeven de geschetste onduidelijkheid
dan wel uitblijvende vergoeding voor gemeenten over de bijdrage van bijvoorbeeld het
Afvalfonds voor de inzameling van (plastic)verpakkingen, aangeven hoe de vaststelling
van de vergoeding uit de UPV textiel aan gemeenten beter geborgd is?
De leden van de D66-fractie merken op dat de beoordeling van de kwaliteit van inzameling
en de toewijzing van de textielstromen na inzameling onder de verantwoordelijkheid
van de UPV textiel vallen. Kan de Staatssecretaris aangeven of er een samenhang /
voorwaarde wordt gesteld aan de kwaliteit van productie van textielitems ten opzichte
van de inzameling? En kan zij aangeven of zowel inzameling als toewijzing van de ingezamelde
stromen naar inzamelaars of verwerkers uitgaan die de meest hoogwaardige recycling
van textiel borgen?
De leden van de D66-fractie merken op dat het actief aanbieden en inregelen van de
tweedehands markt van textielproducten van producenten vooralsnog geen concrete doelstelling
van de UPV textiel is. Deze leden zijn van mening dat langer gebruik en hergebruik
bijdragen aan een circulaire textielmarkt. Kan de Staatssecretaris aangeven of het
vormgeven van de tweedehands markt wel een agendapunt is voor de UPV textiel? Kan
zij daarnaast aangeven of en wanneer de doelstellingen, zoals verzocht in motie-Hagen
(Kamerstuk 32 852, nr. 243) met betrekking tot preventie, educatie en innovatie in de keten besproken zijn?
En als dat nog niet heeft plaatsgevonden, wanneer kan de Staatssecretaris de Kamer
hierover informeren?
De leden van de D66-fractie merken op dat de UPV verpakkingen de beschikking heeft
over een kennisinstituut duurzaam verpakken (KIDV). Gaan er geluiden op dat de textielproducenten
een soortgelijk instituut gaan oprichten? Niet alle textielstromen die gemeenten op
dit moment al moeten inzamelen, vallen onder het UPV-besluit (bijv. schoenen). Er
is nog geen duidelijkheid hoe hiermee wordt omgegaan en hoe voorkomen wordt dat dit
in de uitvoering tot (grote) problemen leidt. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe
er om moet worden gegaan met textielstromen die buiten de UPV vallen? Kan de Staatssecretaris
aangeven hoe het staat met de uitvoering van motie-Hagen (Kamerstuk 36 254, nr. 5) die oproept tot een UPV voor schoenen?
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris tot slot of zij kan aangeven
welke producenten deelnemen aan de UPV textiel. Hoe verplicht de UPV textiel dat bedrijven
als Shein deelnemen en is er anders een grondslag om deze producten die geen verantwoordelijkheid
nemen in de UPV textiel van de markt te weren?
PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie constateren dat het nog niet duidelijk is wat de te verwachten
milieuwinst van de UPV voor textiel gaat zijn. Deze leden vragen aan de Staatssecretaris
of zij niet te voorbarig is met het invoeren van de UPV zonder dat zij concreet weet
wat het effect daarvan gaat zijn.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris waarom bij het nemen van het
besluit niet gekeken is naar de administratieve lasten voor producenten.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris hoeveel de prijs van textielproducten
gaat stijgen en hoe zij ervoor zorgt dat textiel in de toekomst betaalbaar blijft.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de Staatssecretaris steeds meer invloed
wil uitoefenen op het dagelijks leven van inwoners. Zij vragen de Staatssecretaris
om daarmee te stoppen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.