Nota van wijziging (initiatiefvoorstel) : Nota van wijziging
35 980 Voorstel van de leden Omtzigt, Eerdmans en Dassen tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met het invoeren van de mogelijkheid dat vijftig leden kunnen verzoeken de (in)formateur(s) uit te nodigen inlichtingen te verschaffen over de kabinetsformatie
Nr. 5 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 23 mei 2023
Het voorstel (nr. 2) wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift komt te luiden: Voorstel van de leden Omtzigt, Eerdmans en Dassen tot
wijziging van het Reglement van Orde in verband met het invoeren van termijnen voor
de opdrachten van (in)formateur(s)
B
De aanhef en artikel 11.2 worden vervangen door:
Artikel 11.1 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt
als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot het derde tot en met
zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. De Kamer stelt bij de aanwijzing van de informateurs of formateurs een termijn
vast, waarbinnen de uit te voeren opdracht moet zijn afgerond. De termijn bedraagt
ten hoogste zes weken, en kan niet worden verlengd.
2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. Indien een informatieopdracht binnen de termijn, bedoeld in het tweede lid, wordt
afgerond, formuleert de Kamer in beginsel binnen een week na de dag van afronding
een formatieopdracht, en wijst zij voor de uitvoering daarvan een of meer formateurs
aan.
3. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:
4. Indien de aangewezen informateurs of formateurs hun opdracht binnen de termijn,
bedoeld in het tweede lid, teruggeven, of zij niet binnen die termijn hun opdracht
hebben afgerond, formuleert de Kamer in beginsel binnen een week na de dag van teruggave
onderscheidenlijk na de dag van het verstrijken van de termijn een nieuwe opdracht,
en wijst zij voor de uitvoering daarvan een of meer informateurs of formateurs aan.
4. In het zesde lid (nieuw) komt de tweede zin te luiden: Het eerste tot en met vijfde
lid is dan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijn, bedoeld
in het tweede lid, ten hoogste drie weken kan bedragen.
Toelichting
Via deze nota van wijziging voorzien de initiatiefnemers hun voorstel van een nieuwe
inhoud. Daarvoor hebben zij onderstaande toelichting. Zie hierover ook de inleiding
van de nota naar aanleiding van het verslag bij het voorstel.
De evaluatie van de kabinetsformatie 2021/22 brengt als eerste aanbeveling naar voren
dat er deadlines moeten worden geïntroduceerd in de formatieprocedure inhoudende dat
er termijnen moeten worden verbonden aan de opdrachten van (in)informateurs. Het is
vooral de uit de evaluatie gebleken onvrede over de lange duur van de kabinetsformatie
die tot deze aanbeveling heeft geleid. Het was immers de tweede formatie op rij die
een «duurrecord» vestigde. De voordelen zijn, zo blijkt uit de evaluatie, evident:
het voorkomt eindeloze (in)formatiefases, geeft de Kamer meer controle over het proces
en creëert meer duidelijkheid over de voortgang. Op deze wijze wordt tevens de «spanning»
op het proces gehouden en blijft de urgentie behouden.1
Het verbinden van een deadline aan een (in)formatiepoging waarna door de (in)formateur(s)
bij de Kamer een eindrapport wordt ingeleverd, is direct afkomstig uit de evaluatie.
In de evaluatie wordt een termijn van vier à zes weken voorgesteld. Initiatiefnemers
kiezen voor de ruimste termijn van ten hoogste zes weken, gelet op de complexiteit
van de (in)formatieprocedure. De termijn vangt aan op de dag waarop de (in)formateur(s)
wordt/worden aangewezen en de (in)formatieopdracht van de Kamer ontvangt. Zie daartoe
het voorgestelde in te voegen tweede lid. Als de informatieopdracht binnen of na ommekomst
van de gestelde termijn van ten hoogste zes weken wordt afgerond, stelt de Kamer in
beginsel binnen een week een formatieopdracht op en wijst zij daarvoor een of meer
formateur(s) aan.
Indien de poging niet is afgerond binnen de gestelde termijn beraadslaagt de Kamer
in beginsel binnen een week over het vervolg. De Kamer kan dan wederom dezelfde informateur(s)
aanwijzen met een opdracht of kiezen voor een of meer nieuwe informateur(s).
Datzelfde proces geldt ook voor de formatieopdracht.
Indieners hebben overwogen om een (in)formateur eerst een termijn van maximaal zes
weken te geven en daarna een kortere maximumtermijn voor de verlenging van zijn opdracht,
maar aangezien formatieopdrachten nogal complex kunnen zijn en het mogelijk is dat
in eerste instantie een aantal partijen samen onderhandelen en er in een later stadium
een partij bijkomt of afvalt, zou dan eerst bepaald moeten worden of er sprake is
van een nieuwe formatiepoging (met een langere maximumtermijn) of de voortzetting
van een huidige poging (met een kortere termijn). Na beraad hebben zij het onwenselijk
geacht: het voorstel voorziet nu enkel in de verplichting om de Kamer binnen een door
de Kamer vast te stellen termijn van ten hoogste zes weken te informeren en dan over
het proces te beraadslagen. De Kamer kan dus een kortere termijn meegeven als de (in)formateur
aangeeft bijna een resultaat behaald te hebben.
Aan het niet halen van de termijnen is geen sanctie verbonden, behalve dan dat er
een nieuwe opdracht aan een (in)formateur wordt gegeven. De reden hiervan is dat het
verbinden van sancties, zoals het uitschrijven van nieuwe verkiezingen, niet in het
Reglement van Orde dient te worden opgenomen, maar onderwerp zou moeten zijn van een
wet in formele zin. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een Formatiewet. Aangezien
het opstellen van een Formatiewet een langdurig proces zal zijn en met het oog op
de komende Tweede Kamerverkiezingen, die uiterlijk in maart 2025 zullen plaatsvinden
maar mogelijk eerder, een oplossing moet worden gevonden voor de steeds langer durende
kabinetsformatie, vinden initiatiefnemers deze wijziging van het Reglement van Orde
noodzakelijk.
De Voorzitter van de Kamer agendeert een debat over de kabinetsformatie, in de regel
binnen een week, Dat geeft de Voorzitter enige discretie. De initiatiefnemers denken
dat in een beperkt aantal situaties de week overschreden kan worden:
1. De Voorzitter kan bepalen om tussen Kerst en 2 januari de Kamer niet bijeen te roepen.
Dus indien de Kamer op woensdagavond 21 december een eindverslag krijgt, heeft de
Voorzitter de mogelijkheid te wachten tot dinsdag 3 januari voor het debat;
2. Hetzelfde geldt voor de centrale twee weken van het zomerreces (eind juli-begin augustus);
3. Een gebeurtenis van nationaal belang, zoals de kroning van een nieuwe Koning, een
koninklijke begrafenis, maar ook een watersnoodramp, een meerdaagse gijzeling, het
neerhalen van een verkeersvliegtuig of andere zaken die de urgente aandacht van de
zittende demissionaire regering vragen kunnen aanleiding zijn voor overschrijding
van de termijn.
In het geval het kabinet tussentijds valt, heeft de Kamer overeenkomstig het huidige
artikel 11.1, vijfde lid, (dat door het voorstel wordt vernummerd tot zesde lid) twee
mogelijkheden. De Kamer kan een nieuwe formatiefase starten waarin wordt onderzocht
of er binnen de huidige Kamerfracties een nieuw kabinet kan worden gevormd. Daarnaast
kan de Kamer overgaan de regering te verzoeken tot het uitschrijven van nieuwe verkiezingen.
Als de Kamer ertoe besluit om te onderzoeken of er binnen de huidige Kamerfracties
een nieuw kabinet kan worden gevormd, dan treedt dezelfde procedure in werking, maar
wel met een vast te stellen termijn van maximaal drie weken.
Er is gekozen voor een kortere termijn omdat er na de val van het kabinet een korte
regeerperiode resteert en er dus ook over minder beleid overeenstemming bereikt hoeft
te worden. Als het niet lukt om snel een kabinet te vormen, zal moeten worden overgegaan
tot nieuwe verkiezingen.
Voor de volledigheid zij opgemerkt dat de Kamer op grond van het huidige artikel 11.2
van het Reglement altijd de mogelijkheid houdt om bij meerderheid een debat aan te
vragen over de formatie.
Omtzigt Eerdmans Dassen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Pieter Omtzigt, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Laurens Dassen, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Joost Eerdmans, Tweede Kamerlid