Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Eurogroep en informele Ecofinraad (Kamerstuk 21501-07-1944)
2023D17397 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 21 april 2023 enkele vragen en opmerkingen
aan de Minister van Financiën voorgelegd over haar op 14 april 2023 toegezonden brief
inzake de geannoteerde agenda Eurogroep en informele Ecofinraad (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1944) en enkele andere brieven.
De voorzitter van de commissie,
Tielen
De griffier van de commissie,
Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda en hebben nog enkele vragen aan de Minister.
De leden van de VVD-fractie begrijpen uit de geannoteerde agenda dat wordt gesproken
over mogelijke uitbreidingen van het resolutiemechanisme voor banken. Daarbij zou
ook naar een verdere harmonisatie en uitbreiding van het gebruik van nationale depositogarantiestelsels
worden gekeken. Zij vragen de Minister nader toe te lichten of het klopt dat Nederland
eerder samen met Duitsland, Frankrijk en Finland een kritisch standpunt over deze
voorstellen heeft ingenomen en vragen de Minister hoe de voorstellen van de Europese
Commissie zich verhouden tot de eerdere kritiek vanuit Nederland en deze andere landen.
Ook vragen zij de Minister nader te duiden welke risico’s door de voorstellen van
de Europese Commissie ontstaan of worden vergroot voor het Nederlandse depositogarantiestelsel.
Ten aanzien van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) begrijpen de leden van de VVD-fractie
dat de Duitse regering een paper met voorstellen om schuldafbouw te verzekeren heeft
gedeeld met de Ecofinraad. Deze leden lezen in deze voorstellen nuttige en concrete
eisen om schuldafbouw te verzekeren. Steunt het Nederlandse kabinet de inzet van de
Duitse regering om kwantitatieve benchmarks in te zetten en voor een verplichte vaste
minimumschuldreductie per jaar? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie lezen tevens dat de president van De Nederlandsche Bank
(DNB) waarschuwt dat de liquiditeitseisen voor banken op dit moment onvoldoende zijn1 en dat het IMF waarschuwt voor langer aanblijvende hoge inflatie2. Deelt het kabinet de zorgen dat de hoge inflatie nog langer kan aanhouden en dat
stevig ingrijpen vanuit monetaire autoriteiten onverminderd nodig blijft? Deelt het
kabinet ook de zorgen van de heer Knot dat de liquiditeitseisen voor banken op dit
moment te laag zijn? Neemt het Minister deze zorgen mee in haar inbreng tijdens de
aanstaande Eurogroep en Ecofinraad?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
ter voorbereiding op de aanstaande vergadering van de Eurogroep en Ecofinraad en hebben
daarover nog de volgende vragen.
De leden van de D66-fractie vernemen in de media dat er binnenkort een voorstel van
de Europese Commissie komt ten aanzien van de hervorming van de begrotingsregels.
In een eerder Commissievoorstel werden veel punten uit de gezamenlijke Nederlands/Spaanse
brief overgenomen, zoals de focus op landenspecifieke schuldafbouwpaden, meer nationale
verantwoordelijkheid en de nadruk op een uitgavenregel in plaats van schuld- en tekortdoelen.
In de Duitse tegenvoorstellen lijken deze uitgangspunten die de Commissie had overgenomen
uit de Nederlands/Spaanse brief onder druk te komen staan, bijvoorbeeld door met een
algemene schuldreductieregel van 1 procent per jaar te werken voor alle landen met
hoge schulden. Wat is de positie van Nederland ten opzichte van de Duitse tegenvoorstellen?
Op welke manier manifesteert de Minister zich in deze Europese discussie met het doel
om de uitgangspunten uit eerdergenoemde Nederlands/Spaanse brief overeind te houden
en hoeveel kans ziet het kabinet daartoe, gelet op het speelveld? Hoe wordt in ieder
geval voorkomen dat we weer teruggaan naar one-size-fits-all-afspraken die in tijden
van economische neergang dermate procyclisch werken dat ze meestal de handhaving en
effectiviteit van zulke regels onder druk zetten?
De leden van de D66-fractie hebben tevens vernomen dat er in de discussie over de
hervorming van het SGP wordt nagedacht over clausules tegen backloading in het geval
een land een schuldafbouwpad van zeven jaar mag gebruiken en een uitgavenregel waarin
een uitzondering gemaakt wordt voor uitgaven op basis van de herstel- en veerkrachtfaciliteit
(RRF). Hoe kijkt de Minister hiernaar? Indien een uitzonderingsgrond wordt ingesteld
voor RRF-uitgaven ten aanzien van de uitgavenregel, in hoeverre valt dan te verwachten
dat landen die slechts een beperkt deel uit het RRF krijgen (omdat zij worden verondersteld
voldoende middelen uit de nationale begroting te kunnen vrijmaken voor noodzakelijke
investeringen) ook een uitzondering krijgen op de uitgavenregel voor uitgaven die
zij buiten het RRF om doen aan noodzakelijke investeringen voor dezelfde gemeenschappelijke
uitdagingen (zoals klimaat en digitalisering)? Zou dat niet logisch zijn volgens het
kabinet en kan de Minister dit idee opperen in de gedachtewisseling over de herziening
van het SGP? En wat is de haalbaarheid van een optie waarin landen de ruimte krijgen
binnen de begrotingsregels voor het doen van uitgaven uit incidentele grote fondsen
voor gemeenschappelijke uitdagingen zoals klimaat, mits deze duidelijk tijdsgebonden
en afgebakend zijn?
De leden van de D66-fractie willen benadrukken dat voortgang op de voltooiing van
de bankenunie van grote prioriteit is. Deelt de Minister de mening dat het einddoel
moet zijn om naar een volwaardig Europees Depositogarantiestelsel te gaan en welke
acties onderneemt de Minister om dat doel dichterbij te brengen? Is het harmoniseren
van nationale depositogarantiestelsels wel voldoende? Ten aanzien van het voorstel
om het crisisraamwerk te herzien, merken de leden van de D66-fractie op dat het goed
is dat kleine en middelgrote banken in aanmerking komen voor resolutie, als daarmee
publieke belangen geborgd kunnen worden. Welke maatregelen worden genomen om moral
hazard te voorkomen bij banken die nu onder dit raamwerk gaan vallen? Wat betekent
dit voor de benodigde en daadwerkelijke grootte van het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds?
Bieden deze voorstellen ook ruimte om breder naar financiële instellingen te kijken,
bijvoorbeeld ook verzekeraars met een publieke functie?
De leden van de D66-fractie zijn verheugd om te horen dat Spanje en de Europese Commissie
tot een akkoord zijn gekomen over een grote pensioenhervorming als milestone voor
het RRF. Deze leden zien dit als andermaal een goed voorbeeld hoe het RRF-instrument
erin slaagt om belangrijke grote hervormingen ten behoeve van de economische stabiliteit
van Europa als geheel te bevorderen. Aan de andere kant merken we dat sommige landen
hun betalingsverzoeken uitstellen om meer tijd te nemen voor hervormingen. Op zich
voldoet dat aan de afspraak dat middelen pas worden vrijgemaakt als de hervormingen
voortgang laten zien, maar in hoeverre komen daarmee de benodigde investeringen in
gemeenschappelijke uitdagingen niet in gevaar? Wil de Minister daarover het gesprek
aangaan met andere landen? Wanneer gaat Nederland het eerste betalingsverzoek doen
en welke factoren hebben ertoe geleid dat dat verzoek tot nu toe nog niet heeft plaatsgevonden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de informele Ecofinraad.
Zij lezen dat er een werksessie is over de wederopbouw van Oekraïne en het gebruik
van bevroren Russische tegoeden. Deze leden verwijzen naar een brief die Europees
Parlementariër Esther de Lange op woensdag 19 mei stuurde aan voorzitter van de raad
van toezicht van de ECB Enria over Europese banken die ondanks de sanctiemaatregelen
nog aanwezig zijn in Rusland. Zo heeft de Oostenrijkse Raiffeisenbank schijnbaar zelfs
meer activiteiten in Rusland dan voor februari 2022. Deze leden vragen of er binnen
Europa een tijdlijn is afgesproken waarin de banken hun activiteiten in Rusland afstoten.
Ook zijn zij benieuwd hoe het staat met de aanwezigheid van Nederlandse banken in
Rusland. Zij vragen de Minister aan te geven hoeveel Nederlandse banken nog actief
zijn in Rusland, of hun vertrek via een bepaald tijdpad verloopt en wat dat tijdpad
dan is. Ook zijn zij benieuwd of de Minister hen aan een bepaalde termijn houdt voor
een exit uit Rusland. Voorts vragen zij de Minister of zij voornemens is haar Oostenrijkse
collega aan te spreken op het feit dat een Oostenrijkse bank in plaats van activiteiten
af te stoten, juist zijn betrokkenheid in Rusland lijkt te vergroten. Deze leden begrijpen
dat een exit niet van de ene op de andere dag lukt, maar zij zouden graag duidelijke
richtlijnen zien wat de termijn is waarop een exit bewerkstelligd moet zijn. Zij vragen
of de Minister bereid is dit thema op te brengen tijdens de informele Eurogroep/Ecofinraad.
Ten aanzien van de Europese hervorming van het SGP merken de leden van de CDA-fractie
meer in den brede op dat de wereldeconomie en daardoor ook de economie van diverse
landen zich steeds meer schoksgewijs lijkt te ontwikkelen. Ons land is sterk afhankelijk
is van de ontwikkelingen in de wereldeconomie. Het gevolg is dat schokken meer impact
hebben bij ons, dan landen met een grotere thuismarkt. Verder constateren deze leden
dat overheden steeds vaker ingrijpen in de economie en meer publieke schulden aangaan.
Het IMF waarschuwt in een recent rapport «On the path to policy normalization» dat
regeringen meer prioriteit moeten geven aan het herstellen van begrotingsbuffers en
het ontwikkelen van geloofwaardige begrotingskaders, met name om ruimte te creëren
om toekomstige schokken op te vangen. Deze leden vragen de Minister of en op welke
wijze zij gehoor wil geven aan de oproep van het IMF. Ook vragen deze leden of de
Minister nogmaals kan reflecteren op een centrale Europese begrotingscapaciteit, dat
volgens economen juist een mechanisme is dat zou kunnen zorgen voor stabilisatie bij
economische schokken.
De leden van de CDA-fractie wijzen op het Duitse voorstel om te komen tot een bepaalde
ondergrens voor schuldenafbouw, die voor een lidstaat met hoge schulden praktisch
en realistisch is. Een verlaging van 1 procentpunt per jaar en als uitgangspunt dat
de overheidsuitgaven van deze landen de groei niet mogen overtreffen. Zij vragen of
de Minister de Duitse lijn voor een ondergrens bij de schuldenafbouw steunt. Ook vragen
zij of er meer lidstaten zijn die Duitsland steunen en of de Minister denkt dat dit
voorstel kans van slagen heeft.
De leden van de CDA-fractie lezen ook dat gesproken zal worden over de onrust in de
bankensector. President Knot van DNB wees erop dat de recente bankenonrust voortkwam
uit de vormgeving en gedrag van de financiële sector zelf en riep op tot strengere
liquiditeitseisen voor banken, nu blijkt dat in een gedigitaliseerde wereld bankruns
zich sneller en grootschaliger kunnen voltrekken van voorheen. Deze leden vragen of
de Minister de analyse van president Knot deelt, en zo ja, welke stappen ze wil nemen
om te komen tot die strengere liquiditeitseisen voor banken. Kan de Minister schetsen
welke gevolgen zulke strengere eisen hebben op de investeringsbehoefte van bijvoorbeeld
het midden- en kleinbedrijf (mkb)?
De leden van de CDA-fractie hebben er altijd voor gepleit dat lidstaten zelf in eerste
instantie verantwoordelijk zijn voor een gezonde bankensector in eigen land. Wel zien
deze leden dat het omvallen van niet-systeembanken grote gevolgen heeft, ook bij gezonde
banken. Er lijkt sprake te zijn van een permanente moral hazard, waardoor overheden
samen met een centrale bank ook bij niet-systeembanken moeten ingrijpen. Bovendien
is er een enorme verwevenheid tussen banken, ook over de landsgrenzen heen. Deze leden
vragen hoe de Minister het idee van de Europese Commissie beoordeelt om te komen tot
een «public interest test», waardoor bepaald kan worden of ook middelgrote banken
in resolutie kunnen komen bij een dreigend faillissement. Ook vragen deze leden hoe
de Minister het idee van de Commissie beoordeelt om super-preferentie van depositogarantiestelsels
om te zetten in een preferentie op gelijke voet, waardoor het no-creditor-worse-off-principe
bij resolutie gemakkelijker behaald wordt. Wat zijn volgens de Minister de voor- en
nadelen van het loslaten van de super-preferentie, zoals het risico op moral hazard,
en ziet zij alternatieven?
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie aandacht voor veel lidstaten die achterlopen
met hun betaalverzoeken voor de herstel- en veerkrachtfaciliteit. Nederland heeft
zelfs nog geen betaalverzoek gedaan. Deze leden vrezen dat het opschuiven van betaalverzoeken
kan leiden tot druk om aan het eind van de looptijd vindingrijker te worden in het
verzinnen van projecten en soepeler te worden in de beoordeling. Zo noemen zij het
voorbeeld van Italië om een voetbalstadion uit de jaren »30 met de middelen uit de
herstel- en veerkrachtfaciliteit te gaan upgraden. Deze leden vragen de Minister waarom
Nederland nog geen betaalverzoek heeft gedaan. In het licht van de onderuitputting
enerzijds, en de geopolitieke dreigingen anderzijds, vragen zij de Minister of zij
het niet noodzakelijk en passend acht om te komen tot een zevende pijler voor deze
faciliteit: namelijk defensie en weerbaarheid.
Als laatste vragen deze leden wat de stand van zaken is van de pensioenhervormingen
in Spanje. En of het kabinet de zorgen deelt van eurocommissaris Věra Jourová ten
aanzien van Spanje met betrekking tot Consejo General del Poder Judicial (CGPJ), het
hoogste rechtsorgaan van Spanje. Klopt het dat sommige benoemingen aan dit Hof zich
moeilijk verhouden tot de Europese principes van de «rule of law»?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de komende Eurogroep
en de Ecofinraad. Deze leden hebben een aantal vragen aan de Minister over de recente
onrust in de financiële sector. Deze leden vragen de Minister of zij de wereldwijd
snel oplopende rentes en het risico dat dit vormt voor de financiële stabiliteit zal
opbrengen. Deze leden vragen de Minister of zij het eens is met het IMF dat die kwestie
«een krachtige herinnering» is aan hoe snel stijgende rentes tot nieuwe kwetsbaarheden
in het financiële systeem kunnen leiden. Deze leden vragen de Minister of zij bereid
is tijdens de Eurogroep haar zorgen te uiten over de financiële stabiliteit door rentestijgingen.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister in hoeverre er een fundamenteel onderliggend
probleem is met de liquiditeit van banken, omdat de president van De Nederlandsche
Bank in een interview aangeeft dat banken in de toekomst aan strengere liquiditeitseisen
moeten voldoen, nu is gebleken dat bankruns veel sneller en grootschaliger kunnen
gebeuren dan tot nu toe werd gedacht. Deze leden vragen de Minister of zij het eens
is met de president van DNB, of dat zij het juist eens is met de verklaring van de
Eurotop die zegt dat er niets mis is met de huidige liquiditeitsposities van banken.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of de EU nog steeds lijkt te kiezen
voor een implementatie van normen die significant afwijken van de Bazel III-standaarden.
Deze leden vragen de Minister of de waarschuwingen van onder andere het IMF invloed
hebben op de lopende trilogen over de implementatie van Bazel III. Hoe wordt deze
discussie beïnvloed door de recente onrust in de financiële sector, volgens de Minister,
en is zij bereid hiernaar te vragen in de Ecofinraad? Deze leden vragen de Minister
of nog steeds aan de orde is dat de EU dreigt te worden aangemerkt als «non-compliant»
door het Bazels Comité, en wat de gevolgen daarvan dan kunnen zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda.
Zij hebben een aantal vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet een stand van zaken kan geven
rondom de timing van het voorstel ter herziening van het Stabiliteits- en Groeipact.
Klopt het dat de publicatie van deze voorstellen naar waarschijnlijkheid iets is vertraagd,
zo vragen zij specifiek.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de Nederlandse appreciatie van het
Duitse non-paper inzake de SGP-hervorming. Deze leden vragen of de berichtgeving klopt
dat Nederland achter het idee staat van numerieke doelstellingen voor schuldreductie
(als percentage van het bbp) en een uitgavenregel waarbij de groei van de uitgaven
lager moet zijn dan de (ongeschoonde) bbp-groei.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of zij nog steeds achter het
uitgangspunt staat dat de begrotingsregels in principe anticyclisch moeten uitwerken.
Deze leden vragen of het kabinet het met hen eens is dat een uitgavenregel die gekoppeld
is aan groei zoals in het Duitse voorstel, de facto betekent dat er bezuinigd moet
worden als er sprake is van recessie/krimp, waardoor procycliciteit in de hand gewerkt
wordt.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat ook absolute numerieke schuldreductie
(zoals in het Duitse voorstel minimaal 1 procent van het bbp per jaar) tot procycliciteit
kan leiden, vanwege het noemereffect waardoor in crisistijd de schuld hoger uitvalt.
Deze leden vragen of het kabinet het met hen eens is dat ook een dergelijke benadering
procyclisch kan uitwerken.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen toe te lichten hoe de berichtgeving over
Nederlandse steun aan de Duitse denkrichting te rijmen valt met het streven procycliciteit
terug te dringen. Deze leden geven aan hier zeer ongerust over te zijn.
Vragen en opmerkingen van het lid Gündoğan
Het lid Gündoğan heeft met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda
en de achterliggende documenten. Ten aanzien van de vervolmaking van de Europese bankenunie
en kapitaalmarktunie, deelt zij graag recente ervaringen met ondernemers en stelt
daar enkele vragen over.
Tijdens enkele werkbezoeken (onder andere in Wageningen en de bollenstreek) heeft
dit lid gesproken met ondernemers die de uitdagingen van deze tijd voor ons aan het
oplossen zijn. Van gewasveredeling op basis van big data tot en met het vervangen
van palmolie met afvalstromen. Deze ondernemers werken met «cutting edge» technologie
aan oplossingen waar wij op aarde allemaal bij gebaat zijn. Toegang tot kapitaal is
echter voor hen een groot probleem.
De kritiek die zij hebben op Nederlandse overheidsregelingen zal het lid Gündoğan
bewaren voor andere inbrengen, maar ten aanzien van de toegang tot private financieringsbronnen
valt het dit lid op dat Europa slechts een zeer kleine markt kent voor beursnoteringen
van spannende technologische innovaties.
Als Europese beleggers/investeerders willen «investeren» in de meest exotische cryptovaluta,
dan kunnen zij binnen een dag toegang krijgen tot uitgebreide markten met honderden
mogelijkheden. Van interessante projecten tot pure oplichting. In tegenstelling tot
beleggingen in aandelen en fondsen bij reguliere brokers, hoeven de cryptobeleggers
ook helemaal geen toetsen af te leggen alvorens zij hun geld in exotische munten kunnen
steken. Tegelijkertijd is er geen brede markt waar diezelfde beleggers/investeerders
kunnen deelnemen in het risicodragend vermogen van kansrijke innovaties die daadwerkelijke
problemen oplossen, zoals de klimaattransitie. Er is in Europa slechts een zeer kleine
markt waar dit soort bedrijven kunnen worden genoteerd en dan gaat het veelal om de
«grote jongens». De mogelijkheid van een beurnotering staat bij veel Europese tech-ondernemers
niet eens op het netvlies, terwijl dit in de VS een zeer gangbare en succesvolle manier
van kapitaal aantrekken is.
Dit lid concludeert dat de drempels, de voorwaarden en de regels voor de notering
van start-ups en scale-ups aan een effectenbeurs in Europa kennelijk veel zwaarder
zijn dan in de VS. Behalve voor cryptovaluta en, en dat vindt dit lid de omgekeerde
wereld. Zij stelt hierbij de volgende vragen aan de Minister.
Denkt de Minister dat de huidige inspanningen om te komen tot een vervolmaking van
de kapitaalmarktunie bijdragen aan het verminderen van de achterstand die Europa heeft
ten aanzien van private financieringen en beursnoteringen voor innovatieve bedrijven?
Indien ja, hoe?
Deelt de Minister de zienswijze dat marktregulering voor investeringen in planeet
reddende innovaties niet strenger zou moeten zijn dan investeringen in exotische digitale
munten? Wat zijn de plannen om dit verschil te verkleinen?
In de geannoteerde agenda meldt de Minister het volgende: «Daarnaast voorziet het
voorstel naar verwachting in verdere harmonisatie en uitbreiding van het gebruik van
nationale depositogarantiefondsen, anders dan voor een uitbetaling aan gedekte deposanten
(zowel in faillissement als in resolutie). Een geharmoniseerde «laagstekostentest»
(least cost test, LCT) zou moeten leiden tot consistente en kostenefficiënte inzet van geld uit het depositogarantiefonds
(DGF) om een falende bank af te wikkelen». Dit citaat wekt wat verwarring. Is het
nu de bedoeling dat de middelen voor depositogarantie ook beschikbaar worden gemaakt
voor andere onderdelen van de afwikkeling van banken, niet zijnde de depositogarantie?
De reserves voor depositogarantie staan nu al niet in verhouding tot het totale risico,
dus het bevreemdt dat deze schaarse middelen mogelijk ook voor andere onderdelen van
de afwikkeling van banken kan worden gebruikt. Dit lid ontvangt hierop graag een toelichting.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.