Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake Openstelling SDE++ 2023
2023D12311 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Minister voor Klimaat en Energie voorgelegd over de brief van 17 februari 2023
betreffende de Openstelling SDE++ 2023.
De voorzitter van de commissie,
Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie,
Reinders
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
II Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van De leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de inzet van het kabinet voor
de aankomende openstellingsronde van de SDE++ in 2023. De leden van de VVD-fractie
zijn positief over de ingeslagen richting van het kabinet, maar hebben hierover nog
wel enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er in de nieuwe ronde geen plafond meer zal
zijn voor hernieuwbare elektriciteit op land. De leden van de VVD-fractie zijn van
mening dat zon en wind helpen om aan de groeiende vraag naar elektriciteit te voldoen,
maar vragen zich wel af of er op dit moment voldoende ruimte is op het net om ongelimiteerd
nieuwe projecten in te passen. Wordt er bij het verstrekken van subsidies aan projecten
voor hernieuwbare elektriciteit op land ook rekening gehouden met de netproblematiek?
Welke gevolgen heeft het verwijderen van het plafond voor andere projecten die ook
een aansluiting op het net nodig hebben, als de verduurzaming van de industrie of
het bouwen van woningen? Worden de netbeheerders betrokken bij de uitrol van de projecten
voor hernieuwbare elektriciteit op land? Netbeheerders geven zelf aan dat flexibiliteit
een oplossingsrichting zou kunnen zijn, hoe kijkt de Minister hiernaar?
De leden van de VVD-fractie nemen met belangstelling kennis van het feit dat er in
de komende openstellingsronde hekjes worden geïntroduceerd. De leden van de VVD-fractie
zijn hier positief over, dit biedt andere technieken een betere kans om in aanmerking
te komen voor de subsidie. Wel zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd hoe het bedrag
van € 750 miljoen per hekje tot stand is gekomen, kan de Minister dit toelichten?
Welke studies liggen hieraan ten grondslag? Biedt dit budget voldoende ruimte voor
de technieken die voorheen buiten de boot vielen om nu wel in aanmerking te komen
voor subsidie? Wat betreft warmteprojecten hebben de leden van de VVD-fractie verschillende
zorgen ontvangen over de referentiesystematiek binnen de SDE++. Op dit moment zijn
de tarieven voor duurzame warmtelevering gekoppeld aan de aardgasprijs. Deze koppeling
leidt ertoe dat de subsidie voor deze projecten aanzienlijk lager is dan dat deze
zou moeten zijn. Hierdoor komen de duurzame warmteprojecten in de knel. Hoe apprecieert
de Minister dit? Zijn er mogelijkheden om de referentiesystematiek binnen de SDE++
anders vorm te geven?
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de uitvoering van de motie Grinwis/Erkens
over onderzoeken op welke wijze inprijzing van systeemkosten in de SDE++-systematiek
het beste een plaats kan krijgen (Kamerstuk 31 239, nr. 356) om ook de systeemkosten mee te nemen in de SDE++-systematiek. De leden van de VVD-fractie
lezen dat de Minister het onderzoek naar hoe systeemkosten kunnen worden meegenomen
in de SDE++ wil betrekken bij het onderzoek naar de toekomstige ondersteuning van
zon- en windprojecten. Waarom is de Minister het onderzoek naar de inpassing van systeemkosten
niet eerder gestart? De motie is immers bijna een jaar geleden ingediend. Wanneer
verwacht de Minister de resultaten met de Kamer te kunnen delen? Wanneer zou de Minister
de resultaten uiterlijk nodig hebben om de conclusies van het onderzoek nog mee te
kunnen nemen in de openstellingsronde van 2024? Tot slot, de Minister geeft aan dat
de verhoging van het SDE++ budget naar 8 miljard tot een additionele CO2-reductie van 1,5 MTon leidt. Kan hij dit verder onderbouwen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van onderliggende brief. Deze leden
zijn verheugd dat de rijksoverheid veel middelen ter beschikking heeft gesteld voor
de verduurzaming van de Nederlandse economie. Zij hebben daarbij nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat bij volledige aanvraag en beschikking van het
budget, dit kan leiden tot een CO2-reductie van 4 Mton in 2030. Deze leden vragen of iets te zeggen is over waar deze
reductie (welke sectoren, bedrijven) deze reductie neerslaat? Houdt het ministerie
hier cijfers over bij? Deze leden vragen de Minister of hij verwacht dat de verbreding,
aanscherping en verbeterende handhaving van de energiebesparingsplicht effect heeft
op de te verwachten aanvragen en beschikkingen?
De leden van de D66 fractie vragen in hoeverre de hogere energie- en CO2-prijzen van invloed zijn op de hoeveelheid te realiseren projecten binnen de hekjes?
In hoeverre hebben deze marktontwikkelingen effect op de subsidie-intensiteit van
de aangevraagde en te beschikken projecten? Kan de Minister ingaan op de planning
rond de goedkeuring van de Europese Commissie? Wat is zijn verwachting?
De leden van de D66-fractie lezen dat de categorie voor elektrificatie van bestaande
offshore-productieplatformen met aansluiting op het net-op-zee nog niet is opengesteld
vanwege een noodzakelijke wetswijziging. Kan de Minister nader toelichten om wat voor
soort projecten het hier gaat? Welke wetswijziging is hiervoor noodzaak en wat is
de beoogde planning?
De leden van de D66-fractie vragen de Minister in te gaan op de stand van zaken van
de regeling voor dakversterking, die hij heeft aangekondigd in de zonnebrief. Is deze
op tijd gereed voor de SDE++ ronde van dit jaar? Zo nee, ziet hij eventuele mogelijkheden
om dit of zelfs vorig jaar beschikte projecten daar met terugwerkende kracht gebruik
van te laten maken?
De leden van de D66-fractie vragen de Minister in te gaan op de planning van en beoogde
toepassing op de SDE++ van de gedelegeerde handeling van de Europese Commissie die
kaders biedt voor de definitie van groene waterstof.
De leden van de D66-fractie lezen over de mogelijkheden om een herindiening te doen
voor projecten waarvan de basisbedragen zijn gestegen en de subsidie niet meer toereikend
is. Deze projecten moeten gemotiveerd een verzoek tot intrekken en herindieninging
doen. Deze leden roepen de Minister hier coulant mee om te gaan en waar nodig maatwerk
te voeren.
De leden van de D66-fractie ontvangen signalen niet overal waar dat mogelijk een oplossing
kan bieden (voor een onterechte negatieve transportindicatie) een congestie-onderzoek
door de netbeheerders wordt uitgevoerd. Dit terwijl de netbeheerders hier volgens
de codewijziging van november 2022 wel toe verplicht zijn? Wat zijn hiervan de oorzaken?
Is het eventueel mogelijk om bij beschikkingen voor 2023 in een later stadium een
positieve transportindicatie toe te voegen? Is de Minister bereid toe te zeggen te
onderzoeken hoe, voor de SDE++ openstelling van 2024, multifunctionele zonneparken
eenvoudiger kunnen worden gerealiseerd? Kan hij toezeggen dit te borgen in de volgende
openstellingsronde, dit moet immers de nieuwe standaard worden? Is de Minister van
mening dat netbeheerders aan congestiemanagement moeten doen, bijvoorbeeld door congestieverzoeken
te doen, voordat een gebied op «rood» gezet kan worden? Is de Minister van mening
dat er transportindicaties afgegeven zouden moeten worden zolang er geen congestiemanagement
wordt gedaan? Is de Minister van mening dat het zonde is als er geen transportindicatie
wordt afgegeven, terwijl er met goed congestiemanagement eigenlijk nog wel transportcapaciteit
beschikbaar is? Is dit iets waar de Minister op zou kunnen sturen, bijvoorbeeld door
netbeheerders te vragen om voor gebieden waar zij geen transportindicatie afgeven
een bewijs van congestiemanagement te vragen? Of dit in de SDE++-aanvraag te laten
verwerken?
De leden van de D66-fractie constateren dat in de SDE++ nog altijd een koppeling bestaat
tussen de aardgasprijs en de inzet van de duurzame warmtebronnen? Ziet de Minister
meerwaarde aan het loslaten van deze koppeling, vooruitlopend op de Wet collectieve
warmtevoorzieningen? Kan dit een bijdrage leveren aan het versnellen de realisatie
van warmteprojecten en het behalen van de warmtedoelen?
De leden van de D66-fractie vragen de Minister of hij verwacht dat het onderzoek naar
de rol van de systeemkosten naar verwachting op tijd is afgerond om mee te worden
genomen in de openstelling van de SDE++ voor 2024? Welke mogelijkheden heeft de Minister
om, in afwachting van het onderzoek maar uitvoering gevende aan de motie Bontenbal
c.s., opwek op land te koppelen aan plekken waar de infrastructuur hier al geschikt
voor is, of deze te koppelen aan flexibiliteitsopties? Vindt de Minister hier een
koppeling met non-firm ATO’s wenselijk?
De leden van de D66 fractie vragen de Minister naar de stand van zaken van het leggen
van zonnepanelen op het Kamergebouw, dat volgens deze leden een voorbeeldfunctie heeft.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over Openstelling SDE++
2023 en hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister schrijft dat als het volledige
budget van 8 miljard euro aangevraagd en beschikt wordt en vervolgens alle projecten
worden gerealiseerd dit naar verwachting grofweg 4 Mton CO2-reductie op zal leveren in 2030. Daarbij komt de extra 3 miljard euro in het openstellingsbudget
overeen met een CO2-reductie van circa 1,5 Mton CO2 per jaar in 2030. Deze leden vragen de Minister of en in hoeverre deze verwachtte
reductie van 4 Mton en de reductie van 1,5 Mton als gevolg van het extra budget is
meegenomen in het IBO-basispad. Indien dat niet het geval is, wat betekent dat dan
voor de (hoogte van de) opgave waarvoor aanvullende klimaatmaatregelen zullen worden
voorgesteld door het kabinet? Klopt het dat in het IBO-basispad uitgegaan is van een
jaarlijks beschikkingenbudget van 3,5 miljard euro? Wat zouden de extra megatonnen
CO2-reductie in 2030 kunnen zijn bij een ophoging naar 4, 5 of 6 miljard euro per jaar?
Hoe zou het jaarlijkse beschikkingenbudget eruit moeten zijn om tot een extra reductie
van 10 Mton in 2030 te komen ten overstaande van het basispad?
De leden van de CDA-fractie constateren met tevredenheid dat de lucht-waterwarmtepomp
wordt toegevoegd als nieuwe categorie in de SDE++ en dat deze techniek ook open staat
voor toepassing in de glastuinbouw. Zij merken echter op dat in het Convenant Energietransitie
Glastuinbouw 2022–2030 is afgesproken dat naast lucht-waterwarmtepompen ook industriële
warmtepompen toegevoegd zouden worden aan de SDE++. Het Planbureau voor de Leefomgeving
(PBL) adviseert echter om deze categorie niet open te stellen voor de glastuinbouw.
Deze leden vragen de Minister hoe hij naar dit PBL-advies kijkt en in hoeverre dat
advies volgens hem in strijd is met de voorwaarden van het convenant met de glastuinbouwsector.
Welke argumenten heeft de Minister om de categorie industriële warmtepompen niet open
te stellen voor de glastuinbouw en wat is zijn voorstel om ervoor te zorgen dat er
toch kan worden voldaan aan de afspraken uit het convenant?
De leden van de CDA-fractie merken op dat carbon capture and utilization (CCU) in
de glastuinbouw vanuit de SDE++ wordt gestimuleerd, maar dat alleen geldt voor CO2 van biogene oorsprong. Atmosferische CO2 die met Direct Air Capture (DAC) wordt opgevangen wordt momenteel niet meegenomen
in de SDE, waardoor deze techniek ook niet goed kan concurreren met andere manieren
van CO2 levering aan de glastuinbouw. Deze leden vragen de Minister welke mogelijkheden hij
ziet voor het toepassen van DAC voor de glastuinbouw, op welke wijze dit zal worden
gestimuleerd en in hoeverre er al wordt gewerkt aan het opnemen DAC-technieken die
ook door de glastuinbouw kunnen worden benut vanuit de SDE++?
De leden van de CDA-fractie horen vanuit de energiesector zorgen over het toepassen
van hoge temperatuureisen bij duurzame warmtetechnieken, waardoor de toepassing van
deze technieken als warmtebron voor warmtenetten onnodig complex dreigt te worden
en er een prikkel dreigt te ontstaan om juist geen temperatuurverlaging door bijvoorbeeld
isolatie te realiseren. Zij vragen de Minister daarom om uit te leggen waarom er eisen
worden gesteld aan de aan de temperatuurniveaus van E-boilers en het temperatuurniveau
van de afgeleverde warmte bij warmtepompen en in hoeverre deze eisen de toepassing
van deze techniek in warmtenetten in de weg zullen staan. Is de Minister bereid om
hier samen met de sector naar te kijken en te onderzoeken hoe warmtetechnieken binnen
de SDE++ beter aan kunnen sluiten bij de bestaande praktijk en behoeften van warmtenetten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van onderhavige stukken. Zij hebben
hierover enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie constateren dat er geld beschikbaar is om Nederland te
helpen verduurzamen maar zien wel dat deze gelden worden opgebracht door huishoudens
via de energiebelasting, terwijl het wordt uitgegeven aan veelal winstgevende grootverbruikers
die bovendien al minder energiebelasting betalen. Zij vinden dit geen rechtvaardige
verdeling van klimaatgelden en zien liever dat grootverbruikers hun winsten inzetten
en hun eerlijke deel aan belasting betalen.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of er in een volgende ronde niet meer
geld gereserveerd kan worden voor duurzame energieopwekking voor huishoudens, zodat
geld opgebracht door huishoudens ook terecht komt bij huishoudens.
De leden van de SP-fractie zijn kritisch over de hoeveelheid geld die beschikbaar
is voor CCS-projecten. Het geld voor CCS-projecten komt veelal terecht bij zeer vervuilende,
fossiele bedrijven, die de afgelopen tijd wel enorm winstgevend zijn gebleken. Met
de SDE++ regeling geven wij dus extreem winstgevende bedrijven de mogelijkheid om
subsidiegeld aan te trekken en de leden van de SP-fractie keuren dit af. Daarnaast
leidt CCS ertoe dat er nauwelijks structurele aanpassingen gedaan worden aan het productieproces
zelf, waardoor afhankelijkheid van fossiele brandstoffen blijft bestaan en de schadelijke
broeikasgassen nog steeds uitgestoten worden maar mogelijk gedeeltelijk afgevangen
en opgeslagen kunnen worden. Deze techniek leidt volgens de leden van de SP-fractie
onvoldoende tot de noodzakelijke systeemverandering. Deze leden vragen de Minister
daarom om als voorwaarde bij het uitkeren van subsidie aan CCS-projecten op te nemen
dat aanvragers met een afbouwpad komen voor het gebruik van fossiele brandstoffen.
De leden van de SP-fractie constateren dat het subsidiëren van CCS ervoor zorgt dat
bedrijven minder uitstoten, en als zodanig meer ruimte over houden binnen de ETS (emissiehandelssysteem).
De uitstootrechten hebben wel een economische waarde en kunnen daarom verkocht worden
aan andere bedrijven. Bedrijven krijgen dus gesubsidieerd meer uitstootrechten die
zij vervolgens kunnen verkopen. Via deze weg leidt het subsidiëren van CCS-technieken
tot een dubbele subsidie. De leden van de SP-fractie vragen de Minister om deze dubbele
subsidiestroom aan banden te leggen en de Kamer hierover te informeren.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of de financiering van de SDE++ regelingen
via de energiebelasting op dit moment eerlijk is. De energiebelasting voor grootverbruikers
is lager per afgenomen eenheid energie dan voor huishoudens. Het gevolg is dat huishoudens
meer bijdragen aan de SDE++ regeling dan de grootverbruikers zelf. Terwijl het geld
van de SDE++ regeling hoofdzakelijk terecht komt bij de grootverbruikers. Is de Minister
bereid om een energiebelasting te hanteren die voor alle afnemers gelijk is, en zo
nee, waarom niet? Is de Minister dan wel bereid om gelet op het rapport van de Wetenschappelijke
Raad voor Regeringsbeleid over rechtvaardigheid in klimaatbeleid, te onderbouwen welke
vorm van rechtvaardigheid ten grondslag staat aan de keuze om grootverbruikers minder
energiebelasting per eenheid te laten betalen, en te onderbouwen waarom hiervoor gekozen
is?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties lezen aandachtig hoe de Minister van
plan is om de SDE++-regeling dit jaar open te stellen. Het forse budget kan een aanzienlijke
bijdrage leveren aan het energiesysteem van de toekomst. Hierover hebben deze leden
een aantal opmerkingen en vragen.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties valt op dat het budget naar beneden is
bijgesteld ten opzichte van vorig jaar, 8 miljard euro in plaats van 13 miljard euro.
Hoewel dit bedrag hoger is dan de 5 miljard euro die in 2020 en 2021 beschikbaar was,
valt de leden op dat de Minister er van uit gaat dat de 3 miljard euro hierbovenop
goed kan zijn voor 1,5Mton CO2 reductie per jaar vanaf 2030. Vertaalt deze berekening zich door bij verdere verhoging
van het beschikbare budget? Zou nog 3 miljard euro extra budget leiden tot eenzelfde
additionele reductie, of vlakt deze reductiewinst af?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties vernemen dat de regeling per fase van
subsidie-intensiteit is ingedeeld. Hierbij worden de voorstellen die voor het minste
geld tot reductie leiden als eerste ontvangen. Echter vragen deze leden zich af waarom
er niet is gekozen om in ieder geval de eerste, meest kosteneffectieve fase langer
open te stellen. Wordt een voorstel met een lage subsidie-intensiteit afgewezen als
deze wordt ingediend nadat de openstelling is gesloten? Moet deze aanvrager dan wachten
tot de openstelling in 2024 om dit voorstel in te dienen? Is de Minister bereid om
hiervan af te zien, in ieder geval bij zeer kosteneffectieve voorstellen? Is de Minister
bereid om projecten die niet passen binnen de huidige subsidiecategorieën, maar wel
een lage subsidie-intensiteit kennen en aantoonbaar effectief zijn, toch subsidie
toe te kennen om zo te voorkomen dat het voorstel pas in 2024 aan bod komt?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties vragen of er, aangezien ook de meest
kosteneffectieve aanvragen voorrang krijgen, verdere voorrangsregelingen mogelijk
zijn. Ziet de Minister bijvoorbeeld ruimte om voorrang te bieden aan projecten die
onder de vernieuwde netcode van de ACM (zullen) worden verstaan als maatschappelijk
belangrijk, of projecten die de transportschaarste op het stroomnet tegengaan? Is
de Minister bereid voorrang te verlenen bij herindieningen van voorstellen, in het
geval voor deze voorstellen al enige voorbereiding is getroffen? Deze leden zijn benieuwd
of voorrang voor projecten die al langer in de koker zitten, zal leiden tot een sneller
gerealiseerde CO2-reductie.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties zijn eveneens benieuwd naar de stand
van zaken van enkele andere lopende trajecten. De wijziging van de netcode in november
2022 verplicht bijvoorbeeld dat netbeheerders onderzoek doen naar congestiemanagement.
Welke gevolgen zijn er voor SDE++-inschrijvingen op locaties waar de onderzoeken nog
niet zijn afgerond? Onder welke voorwaarden is de Minister bereid om af te zien van
de eis voor een transportindicatie in gebieden waar de onderzoeken nog niet zijn afgerond,
of een transportindicatie achteraf voor dit jaar toe te staan? Het kabinetsbeleid
is om multifunctioneel ruimtegebruik mogelijk te maken, waaronder multifunctionele
zonneparken. De leden vrezen echter dat wegens de hogere investeringskosten, deze
projecten onvoldoende van de grond komen. Wat gaat de Minister doen om het realiseren
van multifunctionele zonneparken mogelijk te maken onder de SDE++ in 2024? Tot slot
heeft de Minister vorig jaar in de Zonnebrief aangekondigd een dakversterkingsregeling
uit te werken. Wat is hiervan de status en wanneer kan de Kamer dit voorstel verwachten?
Zal de regeling bekend zijn vóór de SDE++-openstelling van 2023? Indien de regeling
pas vanaf 2024 wordt ingevoerd, kan de regeling dan met terugwerkende kracht over
2023 worden toegepast?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister
over de openstelling van de SDE 2023. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn allereerst blij te lezen dat het openstellingsbudget
is verhoogd naar aanleiding van de motie Grinwis c.s. over het bij de SDE++ hanteren
van actuele en adequate ramingen van de energie- en ETS-prijzen en hiermee rekening
te houden bij het bepalen van het openstellingsbudget (Kamerstuk 32 813, nr. 946). Op welke termijn komt de Minister met een nieuwe referentiesystematiek, en daarmee
prijs, voor warmte? De leden hebben ook enkele vragen bij de PBL-aanbeveling, waarop
de Minister deze nieuwe referentie baseert. Deze maakt geen onderscheid tussen base-
en peakload WKK-draaiuren, er wordt slechts met een baseload gerekend. Dit kan problemen
geven voor WKK-installaties, omdat het PBL er in haar onderbouwing onterecht vanuit
gaat dat een WKK non-stop draait. Neemt de Minister dit mee, en ook bijvoorbeeld de
CE Delft-studie over dit onderwerp? Zij willen de Minister in dit kader graag wijzen
op afspraak in het convenant met de glastuinbouw hierover. De aquathermie in het bijzonder
heeft last van de hoge volatiliteit. Zou de Minister willen (laten) onderzoeken hoe
de aanzienlijke gevoeligheid voor zowel de aardgas- als de elektriciteitsprijs bij
aquathermie beter gemitigeerd kan worden?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de prijzen zijn niet alleen hoog
zijn, er is vooral hoge volatiliteit. Is de SDE hier wel voldoende op toegespitst?
Hoge prijzen, daarmee vaak lage of geen subsidie en onzekerheid zorgen voor stilvallende
projecten en aarzelende investeerders. Veel bestaande geo-, zonthermie- en biomassaprojecten
komen in de problemen. Op welke manier is de Minister voornemens om de SDE toch goed
te laten werken? Hoe staat het in dit kader met de uitvoering van de motie Grinwis/Erkens
t.a.v. correctieregeling? (Kamerstuk 29 023, nr. 322).
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de Minister een goede balans vindt
tussen voldoende projecten beschikken en voorkomen dat er te veel stilvalt door het
ongestraft niet-realiseren, wat nog steeds mogelijk lijkt? Wil hij nog eens kritisch
hiernaar kijken? Tot slot kijken de leden uit naar de verdere uitvoering van de motie
Grinwis c.s., die de regering verzoekt om een uiterste inspanning te verrichten voor
de realisatie van hernieuwbare energieprojecten door deze één of twee jaar extra realisatietijd
te geven, zonder dit ten koste te laten gaan van de totale exploitatieduur (Kamerstuk
29 023, nr. 380).
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de hekjes voor onder andere duurzame
warmte er eindelijk komen. De gascrisis heeft pijnlijk blootgelegd hoe groot de achterstand
in ontwikkeling van duurzame warmte is. Ziet de Minister nog risico’s met betrekking
tot de staatsgoedkeuring van de hekjes door de Europese Commissie? De leden lezen
tot hun tevredenheid dat de lucht-water-warmtepomp is goedgekeurd als nieuwe categorie,
ondanks het PBL-advies. Ook komen er verschillende domeinen. Houdt de Minister scherp
in de gaten dat er voldoende geld is gereserveerd voor de verschillende domeinen en
neemt hij dit mee in toekomstige openstellingen? Verder in het kader van het stimuleren
van duurzame warmte: de leden zijn enigszins teleurgesteld dat meervoudige warmtepompen
niet als aparte categorie opgenomen gaan worden in de openstellingsronde van de SDE++
en om procesintegratie onderdeel te maken van de categorieën voor warmtepompen, aangezien
dit expliciet is verzocht in de motie Grinwis/Bontenbal (Kamerstuk 29 826, nr. 163). De Minister geeft aan dit te vragen in de uitvraag voor de SDE++ voor 2024, en
de sector uit te nodigen om informatie hierover te geven. De leden vragen zich af
waarom de Minister deze stappen niet heeft gezet in aanloop naar de opstelling van
2023, eventueel in de vorm van een aanvullende uitvraag naar het PBL?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben regelmatig in debatten over de duurzame
transitie aandacht gevraagd voor de noodzaak tot een veel kritischere blik op de locatie
van opwek van energie in relatie tot de vraag. Het is volstrekt onlogisch om in Drenthe
stroom op te wekken voor Amsterdam, en ligt veel te veel druk op al overbelaste netten,
maar de huidige SDE-systematiek houdt hier geen rekening mee.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben in eerdere brieven gelezen dat infrastructurele
kant van de transitie wel enigszins wordt geadresseerd in de SDE++, door het voorstel
om alle zonneparken aan te sluiten op 50% van het aansluitvermogen en het onderzoeken
van de rol van systeemkosten en de samenhang met de SDE++. Op zichzelf staan de leden
ook, gezien de urgentie van klimaatverandering, positief tegenover het besluit om
het plafond voor hernieuwbare elektriciteit op land in de SDE++ los te laten. De impact
op de elektriciteitsinfrastructuur moet echter wel worden meegenomen, omdat een vastgelopen
net de transitie al helemaal niet dient. Het beter koppelen van vraag en aanbod is
dus ook urgenter dan ooit, net als mogelijkheden zoals cable-pooling of een bestaand
wind of zonnepark te laten groeien in vermogen door opgewekte energie direct lokaal
te koppelen aan opslag.
Welke aanpassingen en extra voorwaarden in de SDE overweegt de Minister om goede inpassing
te garanderen? Eerder noemde de Minister het stellen van een flexibele en tijdsgebonden
transportcontract («non-firm ATO») als optie. Is dit nog mogelijk voor de SDE++ in
2023? Systeemkosten spelen ook een rol bij het al dan niet geven van een eerlijke
kans aan groen gas. De Minister sluit de subsidie voor groen gas uit restafval uit,
maar stimuleert hij op die manier niet de groei van biomassa en de aanleg van compleet
nieuwe warmtenetten die daarvoor nodig zijn, terwijl er een perfect gasnet nog klaarligt?
Hoe heeft de Minister dit gewogen?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben nog enkele vragen over de temperatuurregimes
bij E-boilers. De hoge minimum- temperatuureisen geven geen prikkel om huizen te isoleren
en met lagere temperaturen te werken wonen. Waarom is hiervoor gekozen? Is de Minister
bereid in overleg met de sector tot andere eisen t.a.v. temperatuur te komen?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben tot slot vragen over de plek van doorontwikkeling
en innovaties. De transitie vraagt om continue verbetering van bijvoorbeeld duurzame
warmteconcepten, maar hiervoor is geen plaats binnen de SDE++-beschikking. Wil de
Minister onderzoeken hoe innovatie meer gestimuleerd kan worden binnen de SDE++, bijvoorbeeld
door het meer toepassen van maatwerk?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben samen met leden van andere fracties regelmatig
aangedrongen op een correctieregeling voor duurzame warmte, zoals verwoordt in de
aangenomen motie Grinwis/Erkens (Kamerstuk 29 023 nr. 322). Met de gasprijs als referentie schakelen onder meer tuinders over op de wkk. De
referentie zou gekoppeld moeten zijn aan de prijs van de restwarmte van wkk’s. Daarnaast
gaat het PBL in haar berekeningen ervan uit dat wkk’s non-stop draaien, terwijl dat
in de praktijk niet het geval is. Ook op dit punt is aanpassing nodig. Deze leden
horen graag hoe de Minister de genoemde punten gaat oppakken. Wordt de gevraagde correctie
op korte termijn doorgevoerd?
De leden van de SGP-fractie zijn verbaasd dat de Europese Commissie geen goedkeuring
zou geven aan SDE++-subsidie voor hybride glasovens in verband met de staatssteunregels.
Zij willen erop wijzen dat het lastig is om dergelijke industriële processen te verduurzamen
en dat tussenstappen nodig zijn. Zij willen er ook op wijzen dat door het Europees
innovatiefonds geld is toegekend voor een pilotproject met hybride glasovens. Deelt
de Minister de zienswijze van de Europese Commissie of ziet hij op zichzelf wel ruimte
binnen het staatssteunkader?
De leden van de SGP-fractie hebben regelmatig benadrukt dat het van belang is om in
de SDE++-regeling meer recht te doen aan de verschillen in systeemkosten tussen energiebronnen/-projecten.
Op dit punt zijn ook enkele moties aangenomen (Stoffer c.s. Kamerstuk 32 813, nr. 803, Grinwis/Erkens Kamerstuk 31 239 nr. 356). Deze leden zien onvoldoende voortgang bij de uitvoering. De Minister schrijft dat
hij bij het onderzoek naar de toekomstige ondersteuning van zon- en windprojecten
ook de rol van systeemkosten en de samenhang met de SDE++ meeneemt. Deze leden willen
graag voorkomen dat het op de lange baan geschoven wordt. Wanneer wordt de Kamer over
de uitkomst geïnformeerd? Zorgt de Minister ervoor dat in de SDE++ voor 2024 de systeemkosten
op enigerlei wijze ingeprijsd worden?
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat in het kader van het Convenant Energietransitie
Glastuinbouw 2022–2030 is besproken dat de glastuinbouw voor zowel industriële warmtepompen
als lucht/water-warmtepompen SDE++-subsidie kan aanvragen in 2023. Deze leden lezen
in de voorliggende brief echter dat deze openstelling alleen zal gelden voor lucht/water-warmtepompen.
Waarom worden industriële warmtepompen niet meegenomen?
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over het loslaten van het plafond voor
hernieuwbare elektriciteit op land. Zij willen erop wijzen dat netbeheerders waarschuwen
dat als extra uitvoeringscapaciteit nodig is voor aansluiting van extra wind- en zonneparken
dit ten koste gaat van projecten voor elektrificatie van de industrie en woningbouwprojecten.
Hoe weegt de Minister dit risico? Is hij bereid voorwaarden te koppelen aan deze beschikkingen
gericht op het zoveel mogelijk beperken van de netimpact van deze duurzame energieprojecten,
zoals flexibele en tijdsgebonden transportcontracten?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de SDE++ voor aquathermie een basisbedrag
voor warmteproductie betreft met de gasprijs als referentie. In de praktijk is aquathermie
ook afhankelijk van elektriciteit voor de inzet van transport- en warmtepompen. Dat
betekent dat aquathermie niet alleen gevoelig is voor de gasprijs, maar ook voor de
elektriciteitsprijs. Wil de Minister bezien of en hoe bij de categorie aquathermie
meer rekening gehouden kan worden met de ontwikkeling van de elektriciteitskosten?
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de fractie BBB heeft kennisgenomen van de brief van de regering betreffende
de Openstelling SDE++ 2023 en is positief over de uitvoering van verschillende moties.
Het lid van de fractie BBB heeft nog wel een vraag. In het licht van de motie natuurinclusiviteit
leest het lid van de fractie BBB dat voor de SDE++ het van belang is dat de subsidiebedragen
voor het merendeel van de projecten binnen een categorie passend zijn, en dat het
om die reden van belang is dat natuurvriendelijke elementen als voorwaarde in de vergunningen
kunnen worden verwerkt, zodat het voor het merendeel van de projecten verplicht wordt
de natuurinclusieve opties toe te passen en er concreet resultaat behaald wordt. Wat
is de werkdefinitie van natuurinclusiviteit die wordt gehanteerd? Wanneer is iets
natuurinclusief?
II Antwoord / reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.