Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Eindadvies Beleidstafel wateroverlast en hoogwater (Kamerstuk 32698-74)
2023D05346 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat over Eindadvies Beleidstafel wateroverlast en hoogwater (Kamerstuk 32 698, nr. 74)
De voorzitter van de commissie,
Tjeerd de Groot
De adjunct-griffier van de commissie,
Meedendorp
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inleiding
VVD-fractie
D66-fractie
GroenLinks-fractie
ChristenUnie-fractie
JA21-fractie
BBB-fractie
II Reactie van de bewindspersoon
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken behorend bij het schriftelijk
overleg Eindadvies Beleidstafel wateroverlast en hoogwater (hierna: het Eindadvies)
en hebben hierover nog enkele vragen/opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben met instemming kennisgenomen van onderhavige stukken.
Zij vinden het goed dat de Minister snel na de ramp in Limburg aan de slag is gegaan
om hier lessen uit te trekken en dat de gebeurtenis ook iets goeds oplevert, namelijk
verbeteringen in het beleid. Zij lezen een mooi, compleet adviesstuk en hebben hierover
nog enkele vragen aan de Minister.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het advies en van de reactie
van de Minister. Deze leden kunnen zich grotendeels vinden in het advies.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het Eindadvies.
Zij blikken met huiver terug op de overstromingen in Limburg in de zomer van 2021,
in het bijzonder vanwege de grote emotionele effecten van deze overstromingen, naast
de majeure materiële schade. Zij erkennen met de beleidstafel dat wateroverlast als
gevolg van dit soort extreme omstandigheden in de toekomst niet te voorkomen is en
eenvoudige maatregelen ter preventie niet mogelijk zijn. Daarom zijn deze leden de
beleidstafel erkentelijk voor hun verrichte werkzaamheden, het opgeleverde eindrapport
en de daarin gedane aanbevelingen. Daarbij hebben zij nog enkele vragen.
De leden van de JA21-fractie nemen met belangstelling kennis van het Eindadvies. Het
beginsel aanpassen aan het klimaat begint voet aan de grond te krijgen. Een haalbare
en betaalbare aanpak met draagvlak is verstandiger en past ook veel beter bij eeuwenlang
waterbeheer dan vergeefse pogingen om het klimaat naar onze hand te zetten.
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het Eindadvies. Dit lid heeft een
aantal vragen als reactie.
VVD-fractie
Allereerst willen de leden van de VVD-fractie de beleidstafel hartelijk danken voor
hun adviezen. De leden zijn benieuwd of het klopt dat de Minister alle adviezen van
de beleidstafel integraal zal overnemen. Deze leden delen de mening van de beleidstafel
dat het belangrijk is om te weten wat de risico’s zijn bij extreme buien in een groot
gebied en wat mogelijke cascade-effecten zijn. Kan de Minister aangeven hoe en op
welke manier de bovenregionale stresstesten zullen worden uitgevoerd en verwerkt worden
in beleid? Deze leden lezen dat de beleidstafel terecht schrijft dat het beperken
van risico’s en gevolgen van wateroverlast een belangrijk uitgangspunt moet worden
bij de aanpak. Kan de Minister aangeven wat dat volgens hem betekent voor de rol van
waterschappen, provincies en gemeenten? Zijn de waterschappen, provincies en gemeenten
hier nu voldoende op toegerust?
De leden van de VVD-fractie hebben ook kennisgenomen van de zogenaamde «meerlaagsveiligheid»
uit het advies. Kan de Minister toelichten wat de toevoeging van de nieuwe principes
(waterbewustzijn en klimaatrobuust herstel) in de praktijk zullen betekenen voor burgers
en bedrijven? Vanuit het oogpunt van waterbewustzijn lezen de leden dat er excursies
komen naar waterprojecten, musea en pilots. Op welke manier wordt dit concreet gemaakt
en voor welke doelgroep zijn deze excursies? Deelt de Minister de mening van deze
leden dat er meer gedaan moet worden om waterbewustzijn te vergroten en dat de aanpak
voor de verschillende doelgroepen anders moet zijn? Zo ja, hoe gaat de Minister hieraan
uitwerking geven?
De leden van de VVD-fractie lezen verder dat de beleidstafel adviseert om de ponswerking
van de bodem te verbeteren in stad en land. Kan de Minister toelichten wat dit betekent
voor met name de stedelijke gebieden en de bouwopgave. In hoeverre is dit van invloed
op bestaande bouwplannen en -locaties? Ook wordt geadviseerd om een waterlabel voor
gebouwen te introduceren. Kan de Minister aangeven hoe hier vanuit de sector over
wordt gedacht? En wat zijn de gevolgen voor de financierbaarheid van (bestaande) woningen?
De leden van de VVD-fractie constateren dat de beleidstafel adviseert om «bovenregionale
stresstesten» uit te voeren, waarin de zwakke plekken in een gebied worden aangewezen
die kwetsbaar zijn voor wateroverlast. Kan de Minister aangeven in hoeverre deze testen
overeenkomen en afwijken van de stresstesten die momenteel al worden uitgevoerd? Op
basis van welke stresstesten wordt momenteel het beleid in het HWBP gevormd? Deze
leden constateren bovendien dat in het specifieke geval van Valkenburg de overlast
met name vanuit België en Duitsland kwam. Kan de Minister aangeven in hoeverre hij
in gesprek is met zijn evenknieën in België en Duitsland, om gezamenlijk te investeren
in de wateropgave? Herkennen beide landen zich in de conclusie van de beleidstafel
en zijn zij bereid mee te betalen aan de oplossingen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat in maart 2022 de beleidstafel in haar eerste
advies vijf aanbevelingen heeft gedaan die bijdragen aan het verbeteren van de crisisbeheersing,
met name gericht op het handelingsperspectief tijdens de crisis. Kan de Minister reflecteren
hoe deze aanbevelingen zijn overgenomen of nader uitgewerkt?
Tot slot constateren de leden van de VVD-fractie dat om de uitvoerbaarheid van de
aanbevelingen van de beleidstafel te borgen, er door de organisaties waar een groot
deel van de actiepunten belanden, uitvoeringsscans gedaan. Dit geldt voor Rijkswaterstaat,
het Interprovinciaal Overleg (IPO) de Vereniging van Nederlands Gemeenten (VNG) en
de Unie van Waterschappen (UvW). Uit de scans blijkt dat de uitvoeringscapaciteit
onder druk staat omdat er veel grote opgaven op partijen afkomen. Afgesproken is dat
partijen in onderling overleg gezamenlijk knelpunten signaleren en oplossen. Om een
impuls te kunnen geven aan de uitvoering van de aanbevelingen en partijen hierbij
te ondersteunen, wordt tijdelijk een ambtelijk regieteam ingericht. Kan de Minister
een nadere duiding geven van de mate waarin de uitvoeringscapaciteit onder druk komt
te staan en of hij het verstandig vindt om de aanpak van de knelpunten bij de organisaties
zelf te laten liggen? Kan hij daarbij tevens aangeven wat de rol van het ambtelijk
regieteam precies wordt? En op welke momenten en op welke manier krijgt de Kamer inzicht
in de mate waarin mogelijke knelpunten ontstaan en al dan niet worden opgelost?
D66-fractie
De leden van de D66-fractie zijn zeer te spreken over het advies om de meerlaagsveiligheid
uit te breiden naar vijf lagen. Deze leden zien dat er nog een wereld te winnen valt
bij waterbewustzijn bij burgers. Zij zien dat het eindadvies hierover al goed uitgewerkte
ideeën bevat. Zij vragen de Minister of hij aanvullend daarop een koppeling kan en
wil maken met de aanstaande klimaatcampagne vanuit de Minister voor Klimaat en Energie.
Is de Minister het met deze leden eens dat het belangrijk is om klimaatmitigatie en
-adaptatie ook in samenhang te bezien en ook als zodanig richting Nederlanders te
communiceren? En dat het voor beide communicatiecampagnes van meerwaarde is om deze
koppeling te maken? Kan de Minister toezeggen dat te doen?
De leden van de D66-fractie vinden het ook verstandig om ervoor te zorgen dat elke
schop in de grond klimaatrobuust moet. Dit is echter lastig te controleren en daardoor
bestaat de kans dat dit een beleidswens blijft. Wat is het huidige beeld van de Minister
wat betreft klimaatrobuuste ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland? Zetten gemeenten
hier al vol op in? Zo nee, zal de Minister samen met de Minister voor Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening (VRO) absolute prioriteit geven aan klimaatrobuuste ontwikkeling,
bijvoorbeeld door dit goed en zo snel mogelijk in wet- en regelgeving te verankeren?
Daarnaast vragen deze leden met welk klimaatscenario de Minister werkt. Is dat het
worst-case-scenario en zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie lezen dat ambtelijke capaciteit en uitvoeringscapaciteit
een knelpunt zijn. Hoe wordt daarmee omgegaan? Worden de beleidsadviezen geprioriteerd?
Of krijgen alle adviezen prioriteit ten opzichte van andere zaken die capaciteit vragen.
Welke zaken komen dan op een lager pitje te staan? Deze leden vinden het goed dat
de Minister de voortgang van de uitvoering zal delen met de Kamer. Zij vragen om een
eerste, korte update voor het commissiedebat Water van 7 juni 2023 voor de eerste
indrukken.
Tot slot hebben de leden van de D66-fractie nog enkele vragen over het voorgaande
decennium. Het is immers al langer bekend dat klimaatverandering voor meer en heftigere
weersextremen in Nederland zal zorgen. Hoewel het liever laat dan nooit is, is het
toch opmerkelijk dat er een ramp voor nodig was om dit bewustzijn aan te wakkeren,
zowel in de beleidsontwikkeling als bij de burger. In het stuk wordt ook gesteld dat
de Nederlandse burger groot vertrouwen heeft in de overheid als het aankomt op waterbeheersing.
Dat is mooi en grotendeels ook terecht, maar vertrouwen kan ook leiden tot naïviteit.
Kan de Minister toelichten hoe er binnen het ministerie het afgelopen decennium is
gedacht en gesproken over hoogwaterveiligheid en wateroverlast, ook in relatie tot
het betrekken van de burger? Is het bijvoorbeeld een bewuste keuze geweest om hier
niet te alarmistisch over te doen? Is er sinds de ramp in Limburg een omslag in het
denken geweest? Zo ja, welke lessen worden daaruit getrokken door de Minister?
GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie willen nog wel benadrukken dat met goed ruimtelijk
beleid heel veel schade en mogelijk gevaar van wateroverlast nog veel meer beperkt
kan worden, als we het water echt de ruimte geven. Het Eindadvies constateert zelf
dat het vergroten van bewustzijn onvoldoende is. Iedereen informeren om zelf een bewuste
keuze te kunnen maken is echt niet genoeg. De optelsom van individuele keuzes leidt
ook niet tot de beste keuze voor het algemene belang.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister om de voorwaarden voor het gebruik
van grond in stroomgebieden uiterwaarden en ander buitendijks gebied fors aan te scherpen.
Bouwen in overstromingsgebied leidt niet alleen tot schade aan het aldaar gebouwde,
maar beperkt ook de ruimte van het water, legt beslag op nood- en hulpdiensten als
de ramp daar is en een vergunning leidt toch tot de veronderstelling dat het «ok»
is om daar te bouwen of economische activiteiten te ontplooien. Banken verlenen hypotheken,
verzekeringen innen premies, maar ooit komt het water. Beekdalen, uiterwaarden, lage
polders, we zullen moeten erkennen dat overstromingen hier voortaan tot de norm behoren
en dat natuur of extensieve landbouw eigenlijk de enige realistische invulling van
deze gebieden kan zijn.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister hoe de aanbevelingen terugkomen
in de toekomstige inrichtingsplannen. Hoe wordt dit betrokken bij de uitvoering van
de omgevingswet, bij het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en het overige
ruimtelijke beleid? Hoe wordt erop toegezien dat lokale en kortetermijnbelangen overheersen?
Dat er een voldoende sterk verplichtend en regulerend instrumentarium is.
ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat voor verschillende aanbevelingen
verschillende partijen aangewezen zijn als trekker. Zij vragen hoe dit trekkerschap
geborgd is en hoe gegarandeerd wordt dat acties adequaat opgepakt worden. Zij vragen
op welke wijze de Minister borgt dat acties goed uitgevoerd worden. Zij vragen hoe
de systeemverantwoordelijkheid invulling krijgt.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat een aantal acties uit het Eindadvies
nu al opgepakt wordt, terwijl andere acties op de langere termijn gestart worden.
Deze leden vragen op welke wijze dit onderscheid is gemaakt, of dit geen afbreuk doet
aan de aanbevelingen en de ambities. Deze leden vragen met name toe te lichten waarom
de normering wateroverlast tot 2027 zal duren.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat additionele middelen benodigd zullen
zijn ten opzichte van de nu beschikbare middelen in de bestaande fondsen om als land
gesteld te staan voor de grote opgave uit het eindadvies. Zij vragen hoe de Minister
hier invulling aan geeft. Zij vragen welke aanbevelingen met name extra investeringen
verwachten, en welke tegen beperktere kosten gerealiseerd kunnen worden. Zij vragen
ook de kosten voor medeoverheden in te schatten.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de verhouding van het Eindadvies.
Zij vragen de Minister op welke wijze de uitvoering van beide beleidslijnen elkaar
kunnen versterken en hoe de Minister daaraan invulling geeft.
JA21-fractie
De leden van de JA21-fractie nemen met belangstelling kennis van het Eindadvies. Het
beginsel aanpassen aan het klimaat begint voet aan de grond te krijgen. Een haalbare
en betaalbare aanpak met draagvlak is verstandiger en past ook veel beter bij eeuwenlang
waterbeheer dan vergeefse pogingen om het klimaat naar onze hand te zetten.
De leden van de JA21-fractie lezen dat het Eindadvies adviseert in aanbeveling 3 om
de sponswerking van het landschap te herstellen en te versterken om zo de weerbaarheid
tegen wateroverlast en ook tegen watertekorten te vergroten. Deze leden achten het
aannemelijk dat de weging van het waterbelang, die de watertoets gaat vervangen, de
lat hoger legt voor bouwplannen. De in regelgeving vast te leggen sponswerking zal
immers toch niet zonder gevolgen blijven. Is al een inschatting gemaakt wat deze strengere
weging van het waterbelang gaat betekenen voor bouwplannen? Te denken valt aan beperkingen,
meerkosten voor constructies, extra toetsing van plannen. Of is punt 3 een voornemen
waarvan nog moet blijken wat dat precies gaat betekenen voor de praktijk?
De leden van de JA21-fractie vragen zich af hoe de aanpak van normering van wateroverlast
meer risicogericht kan worden gemaakt. Aanbeveling 4 is conceptueel helder, maar op
een of andere manier zullen die risico’s toch hanteerbaar en toetsbaar in kaart moeten
worden gebracht. Alleen dan is het mogelijk om toe te passen maatwerk concreet aan
risico’s en gevolgen te koppelen. Deze leden vragen de Minister nog eens in te gaan
op de vraag of de beleidstafel heeft nagedacht over de uitwerking van de risicogerichte
benadering. Zij beseffen dat deze aanpak nadere uitwerking behoeft. Maar op voorhand
lijkt het al van belang dat er ideeën zijn over hoe deze vorm zou kunnen krijgen.
Tenminste, als een risicogerichte benadering meer wil zijn dan een abstract idee dat
de uitkomst is van een of andere dialoog.
De leden van de JA21-fractie leden in punt 7 van de aanbevelingen van de beleidstafel
om beter in te spelen op situaties van extreem weer, behelst zogenoemd klimaatrobuust
bouwen. Een te ondernemen actie bij dit onderdeel is een klimaatrobuuste inrichting
van Nederland via alle ruimtelijke ontwikkelingen die op stapel staan. Het Eindadvies
constateert dat de precieze doelen voor klimaatadaptatie nog onvoldoende duidelijk
zijn, dat een goed zicht ontbreekt op hoe klimaatadaptief Nederland is, terwijl duidelijke
sturing afwezig is. Deze leden vragen zich in dit licht af wat het eindadvies concreet
betekent voor de woningbouw. Zijn er bouwplannen die gelet op de adviezen moeten worden
heroverwogen, ingrijpend aangepast of geschrapt? Is de Minister bereid in overleg
met Minister VRO een analyse op te stellen wat het eindadvies betekent voor de bouwopgave,
met het oog op locaties en met betrekking tot aantallen woningen?
BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie leest dat er een zevental aan punten is ontwikkeld die
Nederland beter zou voorbereiden op extreme neerslag.
Het lid van de BBB-fractie leest dat punt 1 zich richt op iedereen waterbewust en
zelfredzaam maken, waarbij het kennen en accepteren van het risico de basis is. Als
actie wordt gesteld: «ga gericht lokaal communiceren voor specifieke doelgroepen,
educatie van kinderen en jongeren, pilot met ondernemers» en «verken mogelijkheid
van een waterlabel voor woningen en gebouwen». Zelfredzaamheid is uiteraard belangrijk.
Tegelijkertijd kan de overheid niet alle verantwoordelijkheid van zich afschuiven.
Veel mensen zijn zich al bewust van de gevolgen die extreem weer kan hebben maar zullen
hard geraakt blijven worden door extreem noodweer. Wat zijn verbeterpunten als het
gaat om gericht lokaal communiceren voor specifieke doelgroepen ten opzichte van nu
en hoe gaat dit de bewustwording en zelfredzaamheid (verwacht) verbeteren ten opzichte
van nu?
Het lid van de BBB-fractie vraagt zich af hoe een waterlabel er in de praktijk uit
gaat zien en dit wateroverlast en andere klimaat gerelateerde schade tegenhoudt, zonder
dat inwoners hun woning voor hoge bedragen moeten renoveren? En wat gebeurt er als
inwoners vanwege financiële situaties niet een beter waterlabel kunnen krijgen? Zorgt
dit plan er uiteindelijk ook niet voor dat het voor mensen in specifieke gebieden
met hoger risico tot klimaatschade (zoals bijvoorbeeld Limburg i.v.m. overstromingen)
lastiger wordt om een woning te verkopen, ten opzichte van andere gebieden in het
land?
Het lid van de BBB-fractie leest dat punt 5 gaat over klimaatrobuust herstel van schade.
Het lid vindt het van grote noodzaak dat schade aan eigendommen zo snel mogelijk gerepareerd
wordt zodat de lokale gemeenschappen zo snel mogelijk verder kunnen met hun leven.
Of het nu om een huis of onderneming gaat, het moet zo snel mogelijk op orde worden
gebracht. Is er een noodfonds om schade door extreem weer zo snel mogelijk financieel
te dekken?
Het lid van de BBB-fractie vraagt zich af wat er concreet wordt bedoeld met klimaatrobuust
herstel? Zijn er door klimaatrobuust herstel geen risico’s dat het herstel juist langzamer
gaat? Wat gebeurd er bijvoorbeeld als de ondernemer wiens zaak door waterschade vernield
is geen geld over heeft om het pand, herstel, ook nog te verduurzamen?
II Reactie van de bewindspersoon
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
M. Meedendorp, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.