Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sylvana Simons over het rapport 'Sociale minima in de knel' van de Nationale ombudsman
Vragen van het lid Sylvana Simons (BIJ1) aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over het rapport «Sociale minima in de knel» van de Nationale ombudsman (ingezonden 19 oktober 2022).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) (ontvangen
14 december 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 707.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het rapport van de Nationale ombudsman over sociale minima,
gepubliceerd op 17 oktober 2022?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de hoofdconclusie van dit rapport dat het huidige sociaal minimum
te laag is?
Antwoord 2
Het waardevolle rapport van de Nationale Ombudsman geeft op heldere wijze weer welke
knelpunten (zoals de hoogte van het sociaal minimum) burgers met een inkomen op het
sociaal minimum ervaren. Deze signalen zijn bij mij bekend. Ik vind het schrijnend
dat er nu situaties ontstaan waarin mensen niet meer in de basisbehoeften kunnen voorzien.
Dit vereist actie op de korte termijn, maar ook een grondige zoektocht naar wat er
op de langere termijn nodig is. Op de korte termijn kampen we met uitzonderlijk hoge
inflatie. Deze situatie raakt huishoudens hard. Daarom heeft het kabinet in het koopkrachtpakket
ook veel geld uitgetrokken voor de ondersteuning van huishoudens rond het sociaal
minimum.
Het kabinet verhoogt het minimumloon met 10% vanaf 1 januari 2023, en als gevolg daarvan
stijgt ook het sociaal minimum. Tegelijkertijd is de huidige situatie van hoge inflatie
niet volledig representatief voor de structurele situatie.
De vraag over de structurele toereikendheid is lastiger te beantwoorden. De Commissie
sociaal minimum is hiervoor ingesteld en doet nader onderzoek naar de hoogte, de toereikendheid
en de systematiek van het sociaal minimum. De commissie zal haar eindrapport voor
30 juni 2023 opleveren. Ik zal het eindrapport vervolgens delen met uw Kamer. Tot
slot heeft dit kabinet in het coalitieakkoord afgesproken dat het sociaal minimum
elke vier jaar wordt herijkt. Daarvoor zal het rapport van de Commissie Sociaal Minimum
nuttige input zijn.
Vraag 3
Wat is uw reactie op de aanbeveling van de Nationale ombudsman dat de overheid meer
proactief moet zijn in het opzoeken van burgers en hen actief moet wijzen op de inkomensvoorzieningen
waar zij recht op hebben, gezien het feit dat velen geen gebruik hiervan durven te
maken uit angst dat zij deze terug moeten betalen?
Antwoord 3
Ik onderschrijf deze aanbeveling van de Nationale Ombudsman. Gemeenten en uitvoeringsinstanties
kunnen al veel doen om mensen te ondersteunen richting een aanvraag en om hen voor
te lichten ter voorkoming van terugvorderingen. Tegelijkertijd werkt het kabinet aan
meer maatregelen. In een reactie van 6 oktober jl. op het rapport «Met te weinig genoegen
nemen», beschrijf ik mede namens de Staatssecretaris Toeslagen en Douane, de Staatssecretaris
Fiscaliteit en Belastingdienst en het bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB)
onze inzet op het tegengaan van niet-gebruik en het voorkomen van terugvorderingen
bij inkomensvoorzieningen. Onze inzet sluit aan op de thema’s die de Nationale Ombudsman
hanteert in zijn aanbevelingen, te weten: proactieve benadering en persoonlijk contact,
benutten van intermediairs, en gebruik van beschikbare data en gegevensuitwisseling.
Graag verwijs ik u voor de acties per thema naar de reactiebrief die ik aan de Ombudsman
heb gestuurd, en waarvan ik u ook een afschrift heb doen toekomen.2 Een deel van die acties brengt de Nationale Ombudsman ook in de huidige reflectie
naar voren. Ook voorbij de acties blijven proactieve benadering en preventie, onder
andere in het kader van voorkomen van terugvorderingen, continue aandachtspunten,
onder meer in het traject Herijking handhavingsinstrumentarium3, het IBO Vereenvoudiging sociale zekerheid4 en de uitvoering van de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden.
Vraag 4
Wat is uw visie op hoe de overheid het vertrouwen van mensen in Nederland terug kan
winnen, nu volgens de Nationale ombudsman de armoedebestrijding en bescherming van
de koopkracht wordt gezien als belangrijkste taak van het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid terwijl het vertrouwen in datzelfde ministerie extreem laag is?
Antwoord 4
In september concludeerde het SCP dat het vertrouwen van mensen in de politiek laag
blijft. Ongeveer de helft van de Nederlanders geeft de politiek een onvoldoende (SCP,
Burgerperspectieven bericht 1 – 2022). Deze conclusie gaat niet specifiek over het
Ministerie van SZW, maar over de landelijke politiek. Volgens het SCP is laag vertrouwen
in de politiek niet per definitie een probleem. In een democratie horen burgers de
politiek kritisch te volgen. Het SCP waarschuwt wel tegen afhaken en beveelt de overheid
aan te luisteren, betrouwbaar te zijn, keuzes uit te leggen, daarnaar te handelen
en vooral concrete resultaten te boeken op onder meer de hoge kosten van het levensonderhoud.
Dat is een van de ambities uit het Coalitieakkoord. Voor schulden en armoede is het
Coalitieakkoord uitgewerkt in de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden die het kabinet
begin juli presenteerde. Ook de aanbevelingen van de Nationale Ombudsman sluiten aan
bij de aanpak. Om armoede en schulden te bestrijden neemt het kabinet samengevat vijf
maatregelen:
1. een betere borging van bestaans- en inkomenszekerheid: een voldoende en stabiel inkomen
is de basis;
2. preventie van geldzorgen: goede voorlichting van jongs af aan, in alle levensfases
en dichtbij om de juiste financiële keuzes te kunnen maken;
3. een overheid die werkt voor mensen en voorziet in laagdrempelige, eenvoudige, mensgerichte
financiële hulp en sociale incasso;
4. maatregelen nemen om (generatie)armoede te doorbreken zodat iedereen meedoet en vooruitkomt;
5. realiseren dat meer mensen eerder en betere schuldhulpverlening ontvangen en sneller
perspectief hebben op een financieel zorgeloze toekomst.
Armoede en schulden bestrijden vereist samenwerking binnen het kabinet en ook met
gemeenten, maatschappelijke organisaties, werkgevers, vrijwilligers, schuldeisers
en de mensen om wie het gaat. Ik heb het vertrouwen dat we er gezamenlijk voor kunnen
zorgen dat iedereen kan rekenen op een stabiel en voldoende besteedbaar inkomen, uit
werk of uit een vangnet wanneer dat nodig is. Zo krijgen mensen de ruimte om mee te
doen in de samenleving en om zichzelf te ontwikkelen.
Vraag 5
Hoe ziet u de aanbeveling om beleid en uitvoering op het gebied van armoedebestrijding
te ontwerpen vanuit het perspectief van de burger, in plaats van pleisters te plakken
op hardvochtig(e) en discriminerend(e) wetten en beleid zoals de Participatiewet?
Antwoord 5
Ik onderschrijf de aanbeveling om in het armoedebeleid uit te gaan van het perspectief
van de burger. In de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden geef ik aan dat een cultuuromslag
vanuit de overheid nodig is: van systemen naar mensen. We zijn veel van mensen gaan
verwachten in onze samenleving. In deze complexe maatschappij, met een dichtbegroeid
woud van regelgeving, is de rationale burger die feilloos alle wet- en regelgeving
kent het uitgangspunt geworden. We weten al langer dat het niet reëel is om te verwachten
dat iedereen alles overziet. Een kentering in kijken, denken en handelen is nodig.
De uitgangspunten zijn steeds: vertrouwen, oog hebben voor de behoeften van mensen,
niet over maar met mensen en gedeelde verantwoordelijkheid.
Met de «Participatiewet in Balans» zet ik mij in om wet- en regelgeving meer aan te
laten sluiten op het doenvermogen van mensen. Het traject is opgepakt als een brede
maatschappelijke opgave. Samen met bijstandsgerechtigden, gemeenten, de Sociale Verzekeringsbank
(SVB) en andere partijen zijn ervaren hardheden en knelpunten geïnventariseerd, achterliggende
oorzaken geanalyseerd en oplossingsrichtingen geformuleerd. De inbreng van alle betrokkenen
is van ongekende waarde geweest. De inbreng heeft woorden gegeven aan hoe de Participatiewet
in de praktijk wordt ervaren. Mijn inzet op meer rekening houden met de leefwereld
en het doenvermogen van mensen binnen het traject «Participatiewet in Balans» heb
ik met u gedeeld middels de brieven van 21 juni en 28 november jl.
Vraag 6
Hoe ziet u de rol van de centrale overheid in het ondersteunen dan wel aansturen van
gemeenten zodat bestaanszekerheid voor iedereen gegarandeerd wordt, ongeacht in welke
gemeenten zij zich bevinden?
Antwoord 6
De centrale overheid is verantwoordelijk voor het stelsel van sociale zekerheid en
inkomensafhankelijke toeslagen dat de bestaanszekerheid ondersteunt voor degenen die
niet in staat zijn hier zelfstandig in te voorzien. Dit stelsel van inkomensvoorzieningen
en toeslagen wordt deels centraal en deels decentraal uitgevoerd. De uitvoering van
de Participatiewet is welbewust decentraal georganiseerd, juist zodat er maatwerk
kan worden toegepast, dat is afgestemd op de vraagstukken die spelen binnen de gemeentelijke
grenzen.
Met het traject «Participatiewet in Balans» worden verschillende stappen gezet om
de bestaanszekerheid beter te borgen en participatie te bevorderen. Ik denk hierbij
onder meer aan de verruiming van de bijverdiengrenzen, het harmoniseren van de jongerennormen,
een bufferbudget om grote inkomensschommelingen op te vangen bij mensen die aan het
werk gaan en de mogelijkheid om in specifieke situaties waar nodig met terugwerkende
kracht bijstand te verlenen. Bij de uitwerking worden gemeenten en andere stakeholders
betrokken. Mijn inzet hierop heb ik met u gedeeld middels de brieven van 21 juni en
28 november jl.
Vraag 7
In hoeverre en op welke wijze zult u actie ondernemen om de aanbevelingen van de Nationale
ombudsman uit dit rapport op te volgen, aanvullend op het huidige pakket voor armoedebestrijding
dat op Prinsjesdag is aangekondigd? Kunt u uw acties onderbouwen? Wanneer informeert
u de Kamer over uw plannen?
Antwoord 7
Het kabinet is voornemens om begin 2023 te komen met een gecombineerde reactie op
een aantal recente rapporten van de Nationale Ombudsman5, waaronder dit rapport. Daarin zal nader worden ingegaan op de verschillende aanbevelingen.
Daarnaast raken de aanbevelingen van de Nationale Ombudsman aan de Aanpak geldzorgen,
armoede en schulden. Op 23 november jl. heb ik het implementatieplan voor deze aanpak
aan uw Kamer aangeboden6. Daarin heb ik aangegeven dat ik twee keer per jaar zal rapporteren over de voortgang.
Hierbij zal ik ook ingaan op de voortgang op onderwerpen die de Nationale Ombudsman
heeft aangestipt (zoals bijv. het tegengaan van niet-gebruik en de hoogte van het
sociaal minimum).
Vraag 8
Kunt u uw acties opsplitsen aan de hand van de drie groepen in het rapport – statushouders,
mensen met een beperking en jongeren tot 21 jaar die leven van de bijstand – aangezien
zij door de Nationale ombudsman zijn aangeduid als de meest kwetsbare groepen en zij
daardoor een prioritaire en specifieke aanpak nodig hebben?
Antwoord 8
In het traject «Participatiewet in Balans» wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan
de positie van jongeren tot 21 jaar die niet altijd een beroep kunnen doen op hun
ouders voor financiële ondersteuning. Hierbij zet ik in op het harmoniseren van de
jongerennorm, zodat gemeenten uniform de bestaanszekerheid kunnen borgen én daarmee
beter in kunnen spelen op de verscheidene hulpvragen van deze diverse groep jongeren,
waaronder ook jonge alleenstaande statushouders. Daarnaast streef ik ernaar dat gemeenten
de mogelijkheid krijgen om ook ten aanzien van het in behandeling nemen van de bijstandsaanvraag
van een jongere maatwerk kunnen toepassen. Zo kan een gemeente de vierweken-zoektermijn
indien deze voor jongeren tot 27 jaar onwenselijke effecten heeft, buiten beschouwing
laten.
Bijstandsgerechtigde statushouders die onder de Wet Inburgering 2021 inburgeringsplichtig
zijn, worden gedurende de eerste zes maanden dat ze woonachtig zijn in de gemeente
financieel ontzorgd om financiële problemen te voorkomen. De huur, de premie voor
de zorgverzekering en de rekeningen voor gas, water en licht worden vanuit de uitkering
betaald. Daarnaast hebben gemeenten de taak begeleiding aan te bieden om ze meer financieel
zelfredzaam te maken. Hiermee wordt beoogd financiële problematiek te voorkomen. Het
kabinet houdt met gemeenten de vinger aan de pols ten aanzien van de knelpunten die
hierbij in de uitvoering ervaren worden.
Met betrekking tot mensen met een beperking heb ik op 13 oktober jl. Kamervragen beantwoord
van het lid Ceder (ChristenUnie).7 Ik acht het van groot belang dat jongeren met een beperking de ondersteuning krijgen
die zij gezien hun mogelijkheden en omstandigheden nodig hebben om te voorzien in
inkomen en te kunnen participeren naar vermogen. Dit is een opgave voor alle partijen.
De regering heeft reeds diverse maatregelen in gang gezet. Zo is het wetsvoorstel
Breed Offensief, dat onlangs door de Eerste Kamer is aangenomen, erop gericht om de
kansen op duurzaam werk voor mensen met een beperking in de Participatiewet te verbeteren.
Voorts werk ik aan het brede traject «Participatiewet in Balans» en de in dit verband
voorgestelde maatregelen. Over de uitwerking van deze maatregelen heb ik uw Kamer
onlangs geïnformeerd. Ook werkt het kabinet samen met betrokken partijen aan een verbetering
van de banenafspraak. Over de stappen die daarvoor worden gezet heb ik uw Kamer geïnformeerd
in mijn brief van 7 juli jongstleden.8 Samen met UWV wordt verder gewerkt aan een effectevaluatie van de Wajong-dienstverlening.
Tot slot wil het kabinet het WML met ingang van 1 januari 2023 met 10% verhogen. Dit
werkt ook door in de aan de WML-gekoppelde uitkeringen en komt tegemoet aan de roep
om versterking van de koopkracht, ook van jongeren met een beperking. Zoals aangegeven
in het antwoord op vraag 7 komt het kabinet begin 2023 met een gecombineerde reactie
op de recente rapporten van de Nationale Ombudsman.
Vraag 9
Bent u het eens dat de 10% minimumloonverhoging slechts een inflatiecorrectie betreft
en dat het minimumloon met ingang van 1 januari 2023 substantieel verhoogd moet worden
naar 15 euro per uur? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 9
De bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon met 8,05% (inclusief reguliere
indexatie stijgt het minimumloon met 10,15%) is onderdeel van het bredere pakket met
hogere toeslagen en meer zekerheid voor huishoudens door het tijdelijke prijsplafond
voor de energierekening. Dit pakket ondersteunt kwetsbare huishoudens en middeninkomens
en stelt hen beter in staat om te gaan met het hogere prijsniveau. De minimumloonsverhoging
geeft de laagste inkomens structureel een betere uitgangspositie en verbetert hun
bestendigheid tegen toekomstige financiële schokken. Het kabinet is daarom niet voornemens
om het minimumloon verder te verhogen. Het is op dit ook moment ook niet meer uitvoerbaar
om de verhoging van het minimumloon op 1 januari 2023 aan te passen. Het UWV heeft
aangegeven de gevolgen hiervan niet te kunnen verwerken, de uiterlijke termijn hiervoor
was 1 oktober 2022.
Vraag 10
Kunt u, gezien de urgentie van de situatie, uw antwoorden op bovenstaande vragen zo
spoedig mogelijk delen?
Antwoord 10
Ik heb gestreefd naar zorgvuldige en zo tijdig mogelijke beantwoording.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.