Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 264 Wijziging van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming en enkele andere wetten in verband met het stroomlijnen en actualiseren van het gegevensbeschermingsrecht (Verzamelwet gegevensbescherming)
ARTIKEL I. UITVOERINGSWET ALGEMENE VERORDENING GEGEVENSBESCHERMING
ARTIKEL II. FAILLISSEMENTSWET
ARTIKEL III. VREEMDELINGENWET 2000
ARTIKEL IV. WEGENVERKEERSWET 1994
ARTIKEL V. WET ADMINISTRATIEFRECHTELIJKE HANDHAVING VERKEERSVOORSCHRIFTEN
ARTIKEL VI. WET JUSTITIËLE EN STRAFVORDERLIJKE GEGEVENS
ARTIKEL VII. WET MARKTORDENING GEZONDHEIDSZORG
ARTIKEL VIII. WET OP DE RECHTSBIJSTAND
ARTIKEL IX. WET OP HET ACCOUNTANTSBEROEP
ARTIKEL X. WET OP HET FINANCIEEL TOEZICHT
ARTIKEL XI WET POLITIEGEGEVENS
ARTIKEL XII. WET TOEZICHT ACCOUNTANTSORGANISATIES
ARTIKEL XIII. SAMENLOOP
ARTIKEL XIV. INWERKINGTREDING
ARTIKEL XV. CITEERTITEL
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te voorzien in een aanvulling
op en wijziging van een aantal wettelijke regels ter bescherming van persoonsgegevens;
Gelet op de Algemene verordening gegevensbescherming en artikel 10, tweede en derde
lid, van de Grondwet;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I. UITVOERINGSWET ALGEMENE VERORDENING GEGEVENSBESCHERMING
De Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 in de definitie van persoonsgegevens van strafrechtelijke aard vervalt
«, alsmede persoonsgegevens betreffende een door de rechter opgelegd verbod naar aanleiding
van onrechtmatig of hinderlijk gedrag».
B
In artikel 2, tweede lid, wordt «Wet basisregistratie personen, de Kieswet of de Wet
raadgevend referendum» vervangen door «Wet basisregistratie personen of de Kieswet».
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel a, wordt na het woord «daartoe» ingevoegd «bij besluit
of bij ministeriële regeling».
2. Onder vernummering van het vierde tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. In een besluit of ministeriële regeling als bedoeld in het derde lid, onderdeel a,
kunnen beperkingen en voorschriften worden gegeven.
3. In het vijfde lid (nieuw), wordt na het woord «besluit» ingevoegd «of ministeriële
regeling».
D
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien artikel 8 van de verordening niet van toepassing is en sprake is van toestemming
als bedoeld in artikel 4, onderdeel elf, van de verordening en de betrokkene heeft
de leeftijd van zestien jaren nog niet bereikt, is in plaats van toestemming van de
betrokkene, de toestemming van zijn wettelijk vertegenwoordiger vereist.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien de betrokkene onder curatele is gesteld, dan wel ten behoeve van de betrokkene
een bewind of mentorschap is ingesteld, geldt voor iedere toestemming als bedoeld
in artikel 4, onderdeel elf, van de verordening dat, in de plaats van de toestemming
van de betrokkene, die van zijn wettelijk vertegenwoordiger is vereist, voor zover
het een aangelegenheid betreft waarvoor de betrokkene onbekwaam dan wel onbevoegd
is.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Toestemming kan te allen tijde worden ingetrokken door:
a. de wettelijk vertegenwoordiger;
b. de betrokkene die de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt, en
c. de wettelijk vertegenwoordiger, indien de betrokkene onder curatele is gesteld, dan
wel ten behoeve van de betrokkene een bewind of mentorschap is ingesteld, voor zover
het een aangelegenheid betreft waarvoor de betrokkene onbekwaam dan wel onbevoegd
is.
4. Het vierde lid komt te luiden:
4. Ten aanzien van de rechten van de betrokkene, bedoeld in hoofdstuk III van de verordening,
geldt het volgende:
a. indien de betrokkene de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, worden deze
rechten uitgeoefend door diens wettelijke vertegenwoordiger;
b. indien de betrokkene de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren
heeft bereikt, kunnen deze rechten, behalve door de betrokkene ook uitgeoefend worden
door diens wettelijk vertegenwoordiger,
c. indien de betrokkene onder curatele is gesteld of ten behoeve van hem een bewind of
mentorschap is ingesteld, worden deze rechten uitgeoefend door diens wettelijk vertegenwoordiger,
voor zover het een aangelegenheid betreft waarvoor de betrokkene onbekwaam dan wel
onbevoegd is.
5. In het vijfde lid, wordt na «onder curatele gestelde» ingevoegd «of een persoon ten
behoeve van wie een bewind of mentorschap is ingesteld».
6. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Het eerste tot en met vierde lid zijn niet van toepassing voor zover een bijzondere
regeling geldt op grond van Afdeling 5, titel 7, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
E
In artikel 7 wordt, onder vernummering van het vijfde tot en met negende lid tot zesde
tot en met tiende lid, een lid ingevoegd, luidende:
5. Bij ministeriële regeling worden voorwaarden gesteld en vereiste kwalificaties benoemd
waaraan een kandidaat dient te voldoen respectievelijk waarover deze dient te beschikken,
om benoemd te kunnen worden als lid van de Autoriteit persoonsgegevens, alsmede regels
ten aanzien van de procedure die tot een benoeming als bedoeld in het derde lid leidt.
F
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
De aanhef komt te luiden:
De artikelen 46c, met uitzondering van onderdeel b, 46ca, met uitzondering van het
eerste lid, onderdeel b, 46d, tweede lid, 46f, 46g, 46i, met uitzondering van het
eerste lid, onderdeel c, en zesde lid, 46j, 46l, eerste en derde lid, 46m, met uitzondering
van onderdeel d, 46n, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren
zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter en de andere leden van de Autoriteit
persoonsgegevens, met dien verstande dat:
2. In onderdeel a wordt «artikel 46c, eerste lid,» vervangen door «artikel 46ca, eerste
lid, onderdeel a,».
3. In onderdeel b wordt «artikel 46c, eerste lid, onderdeel b,» vervangen door «artikel 46c,
onderdeel b,».
4. In onderdeel c wordt «artikel 46c, eerste lid,» vervangen door «artikel 46ca, eerste
lid, onderdeel a,».
G
In artikel 22, tweede lid, onderdeel e, wordt «onderbouwing» vervangen door «verdediging»
en «rechtsbevoegdheid» vervangen door «rechtsprekende taken».
H
In artikel 23, onderdeel b, wordt na «Autoriteit persoonsgegevens» ingevoegd «, het
College voor de rechten van de mens».
I
Na artikel 23 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 23a Uitzondering voor verplichte accountantsopdrachten
1. Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de verordening, is het verbod om
bijzondere categorieën van persoonsgegevens te verwerken niet van toepassing indien
de verwerking noodzakelijk is voor een door een accountant te verrichten bij wettelijk
voorschrift voorgeschreven opdracht.
2. Op persoonsgegevens waarop de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 457, eerste
lid, van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek rust dan wel heeft gerust, wordt voor aanvang
van de verwerking van persoonsgegevens voor de opdracht, bedoeld in het eerste lid,
pseudonimisering als bedoeld in artikel 4, onderdeel 5, van de verordening toegepast
en vervolgens onafgebroken gecontinueerd.
J
Artikel 28, tweede lid, aanhef, komt te luiden:
Gelet op artikel 9, vierde lid, van de verordening, is in andere gevallen dan bedoeld
in het eerste lid, het verbod om genetische gegevens te verwerken uitsluitend niet
van toepassing indien:
K
In artikel 29 wordt «beveiligingsdoeleinden» vervangen door «omwille van beveiligingsdoeleinden
en slechts voor zover dit noodzakelijk is vanwege een zwaarwegend algemeen belang
van rechtmatige toegang tot bepaalde plaatsen, gebouwen, diensten, producten, informatiesystemen
of werkprocessystemen»
L
In artikel 30, derde lid, wordt in de aanhef, na «onderdeel» ingevoegd «g en».
M
Na artikel 30 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 30a. Uitzonderingen inzake gegevens over de gezondheid – overdracht van dossiers
door hulpverleners
1. Onder verwerking als bedoeld in artikel 30, derde lid, aanhef en onder a, worden
met het oog op het voldoen aan de bewaarplicht, bedoeld in artikel 454, derde lid,
van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, en het bijbehorende beheer, mede de volgende
handelingen verstaan:
a. dossiers als bedoeld in artikel 454, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
door de hulpverlener met wie de overeenkomst inzake geneeskundige behandeling is gesloten
overdragen aan een hulpverlener, instelling of voorziening voor gezondheidszorg of
maatschappelijke dienstverlening die zorg gaat dragen voor het bewaren en beheren
van de dossiers;
b. dossiers als bedoeld in artikel 454, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
bewaren en beheren door een andere hulpverlener, instelling of voorziening voor gezondheidszorg
of maatschappelijke dienstverlening, dan de hulpverlener met wie de overeenkomst inzake
geneeskundige behandeling is gesloten.
2. In een geval als bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt de betrokkene geïnformeerd
over de overdracht en gewezen op de van toepassing zijnde rechten. Indien het informeren
onmogelijk is of onevenredig veel inspanning vergt of de persoonsgegevens vertrouwelijk
moeten blijven uit hoofde van een beroepsgeheim, wordt in ieder geval tijdig in algemene
bewoordingen brede kenbaarheid gegeven aan de gegevensverwerking.
3. Als in een geval als bedoeld in het eerste lid, onder b, de betrokkene op grond van
artikel 14, vijfde lid, onder b of d, van de verordening niet wordt geïnformeerd,
wordt als passende maatregel in ieder geval tijdig in algemene bewoordingen brede
kenbaarheid gegeven aan de gegevensverwerking.
4. Bij regeling van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kunnen nadere
regels worden gesteld over de toepassing van het eerste, tweede of derde lid.
5. In situaties als bedoeld in het eerste lid, mag de overdracht van dossiers plaatsvinden
zonder de toestemming van de patiënt als bedoeld in artikel 457, eerste lid, eerste
volzin, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 30b. Uitzonderingen inzake gegevens over de gezondheid – overdracht van dossiers
door anderen dan hulpverleners
1. Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel h, van de verordening, is het verbod om
gegevens over gezondheid te verwerken niet van toepassing op het overdragen van dossiers
als bedoeld in artikel 454, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met
het oog op het voldoen aan de bewaarplicht, bedoeld in artikel 454, derde lid, van
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, en het bijbehorende beheer door degene die geen
hulpverlener is aan een hulpverlener, instelling of voorziening voor gezondheidszorg
of maatschappelijke dienstverlening, als deze hulpverlener, instelling of voorziening
voor gezondheidszorg of maatschappelijke dienstverlening zorg gaat dragen voor het
bewaren en beheren van de dossiers.
2. De artikelen 30, vierde lid, en 30a, derde tot en met vijfde lid, zijn van overeenkomstige
toepassing.
N
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef komt te luiden:
Gelet op artikel 10 van de verordening mogen persoonsgegevens van strafrechtelijke
aard worden verwerkt, indien:
2. In onderdeel d, wordt «rechtsbevoegdheid» vervangen door «rechtsprekende taken».
O
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, aanhef, komt te luiden:
Gelet op artikel 10 van de verordening mogen persoonsgegevens van strafrechtelijke
aard worden verwerkt, indien:
2. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. Persoonsgegevens van strafrechtelijke aard mogen worden verwerkt indien de verwerking
noodzakelijk is voor een door een accountant te verrichten bij wettelijk voorschrift
voorgeschreven opdracht.
P
Het opschrift van hoofdstuk 4 komt te luiden:
HOOFDSTUK 4. UITZONDERINGEN, BEPERKINGEN EN BIJZONDERE GRONDSLAGEN
Q
In artikel 43, eerste lid, wordt «de artikelen 1 tot en met 4» vervangen door «de
artikelen 1, 2, 3, 4».
R
Artikel 45, eerste lid, komt te luiden:
1. De artikelen 15, 16, 18, eerste lid, onderdeel a, en 20 van de verordening zijn niet
van toepassing bij de verwerking van persoonsgegevens die deel uitmaken van archiefcollecties
van blijvende waarde voor het algemeen belang, die beheerd worden in archiefbewaarplaatsen
als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Archiefwet 1995, of die beheerd worden
door andere voor het publiek toegankelijke instellingen die geen winstoogmerk hebben
en waarvan de activiteiten in hoofdzaak uit publieke middelen worden bekostigd, of
waarvan de leden van het bestuursorgaan, het leidinggevend orgaan of het toezichthoudend
orgaan voor meer dan de helft door de staat, zijn territoriale lichamen of andere
publiekrechtelijke instellingen zijn aangewezen.
S
Het tweede lid van artikel 46 vervalt alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
T
Na artikel 47 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 47a Tijdelijke commissies en adviescolleges
Een commissie als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet vergoedingen adviescolleges
en commissies, dan wel een adviescollege dat is ingesteld op grond van artikel 5 of
6 van de Kaderwet adviescolleges, die voor bepaalde tijd wordt ingesteld bij koninklijk
of ministerieel besluit of ministeriele regeling, kan persoonsgegevens verwerken,
indien in de instellingsregeling of het instellingsbesluit is opgenomen:
a. de taak van algemeen belang als bedoeld in artikel 6, onderdeel e van de verordening
en het doel ten behoeve waarvan de persoonsgegevens worden verwerkt;
b. de verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevensverwerking; en
c. de maximale bewaartermijn.
In afwijking van artikel 46 kan in de instellingsregeling of het instellingsbesluit
worden bepaald dat de commissie of het adviescollege ten behoeve van het in de instellingsregeling
of instellingsbesluit opgenomen doel nummers die dienen ter identificatie als bedoeld
in artikel 46 kan verwerken. In de instellingsregeling worden passende waarborgen
voor de rechten en vrijheden van de betrokkene vastgesteld.
Gelet op artikel 9, aanhef en onder g, en artikel 10 van de verordening is het verbod
om bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke
aard te verwerken door een commissie of adviescollege als bedoeld in het eerste lid
niet van toepassing indien:
a. de verwerking noodzakelijk is in het kader van een taak van zwaarwegend algemeen belang,
die in de instellingsregeling is opgenomen;
b. het vragen van uitdrukkelijke toestemming onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning
vergt; en
c. er in de instellingsregeling of instellingsbesluit voldoende passende en specifieke
waarborgen zijn opgenomen ter bescherming van de grondrechten en fundamentele belangen
van de betrokkene.
Indien een commissie of adviescollege als bedoeld in het eerste lid, bijzondere categorieën
van persoonsgegevens of persoonsgegevens van strafrechtelijke aard verwerkt, stelt
de commissie of het adviescollege voorafgaand aan haar opheffing een verslag op over
de wijze waarop deze persoonsgegevens zijn verwerkt.
Indien een commissie of adviescollege als bedoeld in het eerste lid gegevens over
de gezondheid verwerkt, is artikel 30, vierde lid van overeenkomstige toepassing.
De instellingsregeling of het instellingsbesluit waarin een commissie als bedoeld
in het eerste lid wordt ingestelden waarin een regeling wordt getroffen met betrekking
tot de verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens of strafrechtelijke
persoonsgegevens, wordt onverwijld meegedeeld aan beide kamers der Staten-Generaal.
U
In artikel 48, tweede lid, vervalt na «van rechtswege» het woord «is».
V
Na artikel 48a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 48b. Overgangsrecht III
Het tweede lid van artikel 46, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van artikel I,
onderdeel T, van de Verzamelwet gegevensbescherming, blijft van toepassing ten aanzien
van die algemene maatregelen van bestuur die voor deze inwerkingtreding reeds waren
gebaseerd op deze delegatiegrondslag.
ARTIKEL II. FAILLISSEMENTSWET
A
Na artikel 68 van de Faillissementswet wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 68a
1. De curator kan persoonsgegevens verwerken voor zover dit bij of krachtens de wet
noodzakelijk is voor het beheer en de vereffening van de boedel, bedoeld in artikel 68.
2. Onder noodzakelijk voor de uitvoering van de in het eerste lid genoemde taak wordt
in ieder geval begrepen gegevensverwerking in het kader van:
a. de last, bedoeld in de artikelen 14 en 99;
b. de opzegging van de arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 40;
c. het onderzoek naar de oorzaken van het faillissement, alsmede de handelingen, bedoeld
in artikel 68, tweede lid, met inbegrip van eventuele melding aan de bevoegde instanties;
d. het uitbrengen en ter griffie neerleggen van een verslag, bedoeld in de artikelen 73a,
137 en 137d, alsmede het openbaar maken en gedurende een redelijke periode openbaar
houden van dit verslag;
e. de verstrekking van inlichtingen aan en de inwinning van advies van de commissie,
bedoeld in de artikelen 76 en 77;
f. de bewaring van de boedel en het onder zich nemen van de bescheiden en andere gegevensdragers
en overige stukken, bedoeld in artikel 92;
g. het opmaken en ter griffie neerleggen van de boedelbeschrijving en de staat, bedoeld
in de artikelen 94, 96 en 97;
h. de voortzetting van het bedrijf van de gefailleerde, bedoeld in de artikelen 98 en
173a;
i. de vervreemding van goederen, bedoeld in artikel 101, alsmede de voorbereiding van
een verkoop van het bedrijf van de gefailleerde aan derden met inbegrip van het geven
van inzage in gegevens aan derden in het kader van een mogelijke verkoop, dan wel,
in het kader van een ordentelijke afwikkeling van de bedrijfsactiviteiten;
j. de vordering, bedoeld in artikel 106a;
k. de indiening van schuldvorderingen en het opmaken en ter griffie neerleggen van de
lijsten, bedoeld in de artikelen 110, 112 en 114, alsmede het openbaar maken van die
lijsten;
l. het toetsen van de ingezonden rekeningen aan de administratie en opgaven van de gefailleerde,
alsmede het vorderen van ontbrekende stukken en van inzage in de administratie en
oorspronkelijke bewijsstukken, bedoeld in artikel 111;
m. het opmaken en ter griffie neerleggen van de uitdelingslijst, bedoeld in de artikelen 137c,
137d, 180 en 183, alsmede het openbaar maken van die uitdelingslijst;
n. de advisering over het akkoord, bedoeld in artikel 140; of
o. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen handelingen of taken.
3. Gelet op de artikelen 9, tweede lid, onder g, en 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming
kan de curator, voor zo ver dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de in het
eerste lid genoemde taak, de volgende gegevens verwerken:
a. bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet
Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover het verwerken betrekking heeft
op de in het tweede lid, onder a, c, f, h en j, genoemde gespecificeerde taken of
de overdracht van de gegevens, genoemd in het tweede lid, onder f, voor zover dat
in het kader van een dringend maatschappelijk belang is vereist;
b. persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet
Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover het verwerken betrekking heeft
op de in het tweede lid, onder a, c, f, h en j, genoemde gespecificeerde taken;
c. nummers die dienen ter identificatie van personen die bij wet zijn voorgeschreven
op grond van artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming,
voor zover het verwerken betrekking heeft op de in het tweede lid, onder a, c, f,
h en j, genoemde gespecificeerde taken.
B
Na artikel 215a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 215b
1. De bewindvoerder kan persoonsgegevens verwerken voor zover dit bij of krachtens de
wet noodzakelijk is voor het beheer met de schuldenaar van diens zaken, bedoeld in
artikel 215.
2. Onder noodzakelijk voor de uitvoering van de in het eerste lid genoemde taak wordt
in ieder geval begrepen gegevensverwerking in het kader van:
a. het uitbrengen en ter griffie neerleggen van een verslag, bedoeld in de artikelen 226
en 227, alsmede het openbaar maken en gedurende een redelijke periode openbaar houden
van dit verslag;
b. het schadeloos houden van de boedel, bedoeld in artikel 228;
c. het verzoek, bedoeld in artikel 242;
d. het toetsen van de ingezonden rekeningen aan de administratie en opgaven van de schuldenaar,
alsmede het vorderen van ontbrekende stukken en van raadpleging van de administratie
en oorspronkelijke bewijsstukken, bedoeld in artikel 258;
e. het opmaken en ter griffie neerleggen van de lijst, bedoeld in de artikelen 259 en
263, alsmede het openbaar maken van die lijst;
f. het uitbrengen van een schriftelijk verslag, bedoeld in artikel 265; of
g. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen handelingen of taken.
3. Gelet op de artikelen 9, tweede lid, onder f en g, en 10 van de Algemene verordening
gegevensbescherming kan de bewindvoerder, voor zo ver dit noodzakelijk is voor de
uitoefening van de in het eerste lid genoemde taak, verwerken:
a. bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet
Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover het verwerken betrekking heeft
op de in het tweede lid, onder c, genoemde gespecificeerde taak;
b. persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet
Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover het verwerken betrekking heeft
op de in het tweede lid, onder c, genoemde gespecificeerde taak.
C
Na artikel 316 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 316a
1. De bewindvoerder kan persoonsgegevens verwerken voor zover dit bij of krachtens de
wet noodzakelijk is voor de volgende onderdelen, bedoeld in artikel 316:
a. het toezicht op de naleving door de schuldenaar van diens verplichtingen die uit de
schuldsaneringsregeling voortvloeien;
b. het beheer en de vereffening van de boedel.
2. Onder noodzakelijk voor de uitvoering van de in het eerste lid genoemde taken wordt
in ieder geval begrepen gegevenswerking in het kader van:
a. de opzegging van de arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 40;
b. de indiening van schuldvorderingen en het opmaken en ter griffie neerleggen van de
lijsten, bedoeld in de artikelen 110, 112 en 114;
c. het uitbrengen en ter griffie neerleggen van een verslag, bedoeld in de artikelen 137
en 318;
d. de last, bedoeld in artikel 287;
e. het verzoek het bedrag gelijk aan de beslagvrije voet, bedoeld in artikel 475d van
het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, te verhogen, bedoeld in artikel 295;
f. het voeren van een afzonderlijke administratie, bedoeld in artikel 310;
g. de bewaring van de boedel en het onder zich nemen van de bescheiden en andere gegevensdragers
en overige stukken, bedoeld in artikel 323;
h. het opmaken en ter griffie neerleggen van de boedelbeschrijving en de staat, bedoeld
in de artikelen 94, 96, 324 en 325;
i. de vereffening en tegeldemaking van de tot de boedel behorende goederen, bedoeld in
artikel 347;
j. het opmaken en ter griffie neerleggen van de uitdelingslijst, bedoeld in de artikelen 183
en 349;
k. het verzoek, bedoeld in artikel 350;
l. het opmaken van de slotuitdelingslijst, bedoeld in artikel 356; of
m. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen handelingen of taken.
3. Gelet op de artikelen 9, tweede lid, onder f en g, en 10 van de Algemene verordening
gegevensbescherming kan de bewindvoerder, voor zo ver dit noodzakelijk is voor de
uitoefening van de in het eerste lid genoemde taken, verwerken:
a. bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet
Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover het verwerken betrekking heeft
op de in het tweede lid, onder c, d, g en k, genoemde gespecificeerde taken of de
overdracht van de gegevens, genoemd in het tweede lid, onder g, voor zover dat in
het kader van een dringend maatschappelijk belang is vereist;
b. persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet
Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover het verwerken betrekking heeft
op de in het tweede lid, onder c, d, g en k, genoemde gespecificeerde taken;
c. nummers die dienen ter identificatie van personen die bij wet zijn voorgeschreven
op grond van artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming,
voor zover het verwerken betrekking heeft op de in het tweede lid, onder d en g, genoemde
gespecificeerde taken.
ARTIKEL III. VREEMDELINGENWET 2000
Artikel 107 van de Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende:
Bij die verstrekking kan gebruik worden gemaakt van het vreemdelingennummer, het burgerservicenummer,
bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer,
en van andere, bij regeling van Onze Minister aangewezen, nummers.
2. Onder vernummering van het achtste tot en met elfde lid tot tiende tot en met dertiende
lid, worden twee leden ingevoegd:
8. Uit de vreemdelingenadministratie kunnen aan bij ministeriële regeling aangewezen
organisaties of instellingen die werkzaam zijn op het gebied van begeleiding of ondersteuning
van vreemdelingen, niet zijnde bestuursorganen als bedoeld in het vierde lid, die
gegevens en inlichtingen worden verstrekt die zij behoeven voor de uitvoering van
hun taak, met uitzondering van de gezichtsopnames en vingerafdrukken, bedoeld in het
eerste lid. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van het vreemdelingennummer.
9. De organisaties en instellingen, bedoeld in het achtste lid, kunnen bij de verstrekking
van gegevens en inlichtingen omtrent een vreemdeling aan Onze Minister gebruik maken
van het vreemdelingennummer.
3. In het tiende lid (nieuw) wordt «het vierde tot en met zevende lid» vervangen door
«het vierde tot en met negende lid».
ARTIKEL IV. WEGENVERKEERSWET 1994
De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 181 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Gelet op artikel 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming kunnen door de
eigenaar of houder persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf
3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming worden verwerkt
die betrekking hebben op de bestuurder, dan wel eigenaar of houder van het motorrijtuig,
voor zover die verwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van dit artikel en het
verhaal van de straf op de bestuurder.
B
Aan artikel 182 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Gelet op artikel 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming kunnen door de
eigenaar of houder van de aanhangwagen persoonsgegevens van strafrechtelijke aard
als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming
worden verwerkt die betrekking hebben op de bestuurder, dan wel de eigenaar of houder
van het motorrijtuig waarmee de aanhangwagen werd voortbewogen, voor zover die verwerking
noodzakelijk is voor de uitvoering van dit artikel en het verhaal van de straf op
de bestuurder.
ARTIKEL V. WET ADMINISTRATIEFRECHTELIJKE HANDHAVING VERKEERSVOORSCHRIFTEN
De Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Ten behoeve van het verhaal van de administratieve sanctie op de bestuurder kunnen
door de eigenaar of de houder van het motorrijtuig persoonsgegevens worden verwerkt
van degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven of van
de bestuurder.
B
Artikel 5a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Artikel 5, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
C
Aan artikel 5b wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Artikel 5, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL VI. WET JUSTITIËLE EN STRAFVORDERLIJKE GEGEVENS
De wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 16, tweede lid, wordt «politiegegevens» vervangen door «justitiële gegevens».
B
In artikel 36, eerste lid, wordt «artikel 21, eerste lid, onderdeel e,» vervangen
door «artikel 21, tweede lid, onderdeel e,».
ARTIKEL VII. WET MARKTORDENING GEZONDHEIDSZORG
A
In artikel 60, vierde lid, vervalt na gegevensbescherming «en persoonsgegevens betreffende
onrechtmatig of hinderlijk gedrag in verband met een opgelegd verbod naar aanleiding
van dat gedrag.»
B
In artikel 70, tweede lid, wordt «het College bescherming Persoonsgegevens» vervangen
door «de Autoriteit persoonsgegevens»
C
In artikel 70a wordt «de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «artikel 4,
onderdeel 1, van de Algemene verordening gegevensbescherming»
ARTIKEL VIII. WET OP DE RECHTSBIJSTAND
De Wet op de rechtsbijstand wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
– burgerservicenummer:
het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen
burgerservicenummer;
B
Na artikel 8a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 9
1. Gelet op de artikelen 9, tweede lid, onder g, en 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming,
kan het bestuur, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn taken
en bevoegdheden op grond van deze wet, bijzondere categorieën van persoonsgegevens
en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk
paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, verwerken,
alsmede vreemdelingennummers als bedoeld in artikel 107, derde lid, van de Vreemdelingenwet
2000 en andere nummers ter identificatie van personen die bij wet zijn voorgeschreven
op grond van artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming.
Het bestuur is verwerkingsverantwoordelijke.
2. Voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van deze wet of een overeenkomst
met het bestuur ter uitvoering van diens taken, kunnen persoonsgegevens als bedoeld
in het eerste lid onder verantwoordelijkheid van het bestuur worden verwerkt door
voorzieningen, commissies als bedoeld in artikel 8, eerste lid, verleners van rechtsbijstand,
mediators en derden die, anders dan op grond van deze wet, rechtskundige of maatschappelijke
hulp of bemiddeling verlenen en waarmee het bestuur een overeenkomst ter uitvoering
van zijn taken heeft gesloten.
Artikel 10
De personen en instanties, bedoeld in artikel 9, tweede lid, zijn bevoegd het burgerservicenummer
van de rechtzoekende of gewezen rechtzoekende en voor zover van toepassing van anderen
als bedoeld in artikel 34, derde lid, voor gegevensuitwisseling met het bestuur te
gebruiken met het doel te waarborgen dat de in het kader van de uitvoering van deze
wet te verwerken persoonsgegevens op die persoon of personen betrekking hebben. Indien
geen burgerservicenummer beschikbaar is, gebruiken zij hiervoor, indien beschikbaar,
het vreemdelingennummer, bedoeld in artikel 107, derde lid, van de Vreemdelingenwet
2000.
ARTIKEL IX. WET OP HET ACCOUNTANTSBEROEP
In de Wet op het accountantsberoep komt paragraaf 8.2 als volgt te luiden:
Paragraaf 8.2 Verwerking persoonsgegevens:
Artikel 57
Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de Algemene verordening gegevensbescherming
is het verbod om bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf
3.1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, te verwerken niet
van toepassing indien de verwerking van de persoonsgegevens noodzakelijk is voor de
uitvoering van deze wet en het bevorderen van een goede beroepsuitoefening door accountants
en het een situatie betreft waarop het verbod om bijzondere categorieën persoonsgegevens
te verwerken op grond van artikel 23a van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming
niet van toepassing is.
ARTIKEL X. WET OP HET FINANCIEEL TOEZICHT
Aan artikel 3:17 van de Wet op het financieel toezicht worden twee leden toegevoegd,
luidende:
9. Ter uitvoering van het bepaalde in het eerste lid beschikt een bank of betaalinstelling
als bedoeld in dat lid over procedures en maatregelen met betrekking tot het monitoren
en analyseren van betalingstransacties van cliënten. Een bank of betaalinstelling
kan in dat kader geautomatiseerd besluiten om betalingstransacties die zijn gekoppeld
aan een financieel product te blokkeren of op te schorten, indien:
a. het blokkeren of opschorten plaatsvindt op basis van afwijkende individuele transactiepatronen
ten opzichte van het gebruik van het individuele financieel product van cliënten;
b. de bank of betaalinstelling de betalingstransacties na het blokkeren of opschorten
onverwijld door menselijke tussenkomst onderzoekt; en
c. cliënten hun standpunt omtrent het blokkeren of opschorten van de betalingstransactie
kenbaar kunnen maken.
10. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over passende maatregelen
ter bescherming van de rechten en vrijheden en gerechtvaardigde belangen van cliënten
in geval van het blokkeren of opschorten van betalingstransacties, bedoeld in het
negende lid, die in ieder geval betrekking hebben op:
a. gegevensanalyse
b. beveiliging en integriteit.
ARTIKEL XI WET POLITIEGEGEVENS
A
In artikel 23a, tweede lid, van de Wet politiegegevens wordt «de artikelen 91 en 94
van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017» vervangen door «de artikelen 91,
92 en 94 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017».
B
Aan artikel 35 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De Autoriteit persoonsgegevens is het nationaal controleorgaan, bedoeld in artikel 42,
eerste lid, van Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van
11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het
gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten
2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad.
ARTIKEL XII. WET TOEZICHT ACCOUNTANTSORGANISATIES
De Wet toezicht accountantsorganisaties wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van hoofdstuk 5A komt te luiden:
HOOFDSTUK 5A. GEHEIMHOUDINGSPLICHT EN BIJZONDERE PERSOONSGEGEVENS
B
na artikel 63a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 63aa
Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de Algemene verordening gegevensbescherming
is het verbod om bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf
3.1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, te verwerken niet
van toepassing indien de verwerking van de persoonsgegevens noodzakelijk is voor:
a. het voldoen aan het bij of krachtens deze wet bepaalde;
b. het voldoen aan de Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de
Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van
financiële overzichten van organisaties van openbaar belang en tot intrekking van
Besluit 2005/909/EG van de Commissie (PbEU 2014, L 158);
c. het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet of de verordening, bedoeld
in onderdeel b, bepaalde.
ARTIKEL XIII. SAMENLOOP
Indien het bij koninklijke boodschap van 17 november 2021 ingediende voorstel van
wet tot intrekking van de Archiefwet 1995 en vervanging door de Archiefwet 2021 (Archiefwet
2021), Kamerstukken II 2021/22, 35 968, nr. 2, tot wet is of wordt verheven en artikel 1.1 van die wet:
a. eerder in werking treedt of is getreden dan artikel I, onderdeel R, van deze wet,
wordt in artikel I, onderdeel R, van deze wet «die beheerd worden in archiefbewaarplaatsen
als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Archiefwet 1995» vervangen door «die
voor blijvende bewaring berusten bij een archiefdienst als bedoeld in artikel 1.1
van de Archiefwet 2021»;
b. later in werking treedt dan artikel I, onderdeel R, van deze wet, komt artikel 11.6,
onderdeel 1, van die wet te luiden:
1. In het eerste lid wordt «die beheerd worden in archiefbewaarplaatsen als bedoeld in
artikel 1, onderdeel f, van de Archiefwet 1995» vervangen door «die voor blijvende
bewaring berusten bij een archiefdienst als bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet
2021.»
ARTIKEL XIV. INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
ARTIKEL XV. CITEERTITEL
Deze wet wordt aangehaald als: Verzamelwet gegevensbescherming.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Rechtsbescherming,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Voor |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Tegen |
FVD | 3 | Tegen |
PvdD | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.