Initiatiefnota : Initiatiefnota
36 254 Initiatiefnota van het lid Hagen over een nieuw ontwerp voor de kledingindustrie: van wegwerpmaatschappij naar circulaire economie
Nr. 2
INITIATIEFNOTA
Inhoudsopgave
Inleiding
1
1. Radicale transparantie in de modewereld
3
Het probleem
3
Wat gebeurt er al?
4
Voorstellen
5
2. Een bredere verantwoordelijkheid voor producenten
7
Het probleem
7
Wat gebeurt er al?
8
Voorstellen
9
3. De strijd aan met microplastics en vervuilende stoffen
10
Het probleem
10
Wat gebeurt er al?
11
Voorstellen
12
4. Écht circulaire ketens
13
Het probleem
13
Wat gebeurt er al?
14
Voorstellen
15
Samenvatting: Beslispunten
15
Europese context
16
Financiële paragraaf
16
Inleiding
Beelden van rivieren in India die zo vervuild zijn met kleurstoffen dat er geen vis
meer in zwemt.1 Documentaires over de Chileense woestijn waar afgedankte en onverkochte kleding een
afzichtelijke afvalberg vormen.2 Ecosystemen, ernstig vervuild door microplastics die door de productie of bij het
wassen van onze kleding in het water terecht komen.3 Het is slechts het topje van de ijsberg van de impact van de kledingindustrie op
onze planeet. De kledingindustrie is door het gebruik van toxische chemicaliën en
het enorme beslag op grondstoffen namelijk één van de meest vervuilende industrieën
ter wereld. Met 10% van de wereldwijde CO2-uitstoot is het zelfs vervuilender dan de lucht- en scheepvaart bij elkaar.4
Terwijl onze planeet een steeds hogere prijs betaalt voor onze consumptiepatronen,
groeit de honger naar mode. Kleding consumptie is sinds 2000 meer dan verdubbeld.5 In Nederland verschijnen jaarlijks een miljard nieuwe kledingstukken die we gemiddeld
7 keer dragen.6 Wereldwijd gooien we jaarlijks 5348 miljoen kilogram textiel weg. Slechts 1% textiel
wordt gerecycled.7 Dat zijn omgerekend 764 000 vuilniswagens aan kostbare grondstoffen die we weggooien
en daarmee verbranden of dumpen. Overproductie is bovendien de standaard, waardoor
grote delen kleding wel geproduceerd, maar nooit verkocht worden. Maar liefst 6% van
de gemaakte kleding, blijft onverkocht en wordt weggegooid.8
Een deel van de oplossing is dat consumenten minder en duurzamere kleding kopen. Maar
kun je als consument in een wereld die ingericht is op verleiding en beïnvloeding,
waar valse duurzaamheidsclaims overal op de loer liggen, nog wel een eerlijke kledingkeuze
maken? Zolang (fast fashion) merken zoveel mogelijk tegen zo weinig mogelijk produceren
en daarmee elke verantwoordelijkheid voor de impact op natuur, mens en dier mijden,
trekken duurzame alternatieven aan het kortste eind. Dus is er werk aan de winkel,
zodat de niche de norm wordt.
In een circulaire economie maken we kleding op een manier waarbij het zo lang mogelijk
meegaat en grondstoffen hergebruiken. Hiervoor moeten we kleding maken met zorg voor
onze leefomgeving, natuur en biodiversiteit. Dat betekent zonder schadelijke chemicaliën
en niet-hernieuwbare fossiele grondstoffen en dus mét hernieuwbare grondstoffen die
een positieve bijdrage leveren aan onze biodiversiteit, zoals vlas of hennep, of gerecycled
materiaal. Omdat kledingmerken transparant zijn over waar kleding vandaan komt, hoe
het is gemaakt en onder welke omstandigheden, kopen we onze kleding op een bewuste
wijze. We dragen deze kleding vervolgens zo lang mogelijk: als we het niet meer mooi
vinden of passen, verkopen we het op de tweedehandsmarkt of sturen we het terug naar
het bedrijf om opnieuw te verhuren. Als een kledingstuk echt op is, recyclen we het
tot een nieuw kledingstuk of ander hoogwaardig textielproduct, waardoor een trui weer
een trui wordt en we we zo min mogelijk nieuwe grondstoffen delven.
We zijn op dit moment helaas nog ver verwijderd van deze circulaire textielindustrie.
Fast fashion is de huidige norm. Dit bedrijfsmodel is gericht op een consumptiecultuur
waarin consumenten vaak en veel goedkope kleding kopen die ze slechts een korte tijd
dragen en dan afdanken. De omslag naar een circulaire economie vraagt een actieve
rol van de overheid om dit soort modellen te ontmoedigen en een eerlijk speelveld
te maken voor circulaire en duurzame koplopers. Deze nota bevat een reeks voorstellen
voor een overheid die actief bouwt aan een kledingindustrie die past binnen een circulaire
economie. Deze voorstellen bouwen aan wat voor ons de randvoorwaarden zijn van een
circulaire economie: radicale transparantie, een bredere verantwoordelijkheid voor
producenten, een einde aan microplastics en toxische stoffen en steun aan duurzame
koplopers.
De focus in deze nota ligt op de transitie naar een circulaire economie voor de kledingindustrie,
binnen Nationaal en Europees grondgebied. Om tot deze nota te komen heeft de initiatiefnemer
het afgelopen jaar gesprekken gevoerd met verschillende koplopers in de circulaire
economie – van inzamelaars van gebruikt textiel, textielvezel recycelaars tot modemerken
en ontwerpers die het toonbeeld zijn van circulaire ondernemerschap. Veel dank voor
jullie tijd en inzicht in de grootste uitdagingen. Mede dankzij jullie waardevolle
input is deze initiatiefnota tot stand gekomen. We hopen met deze voorstellen jullie
missie van een duurzame circulaire textielindustrie dichterbij te brengen en jullie
inzet de standaard te maken.
1. Radicale transparantie in de modewereld
Het probleem
««Deze broek is gemaakt van duurzaam katoen»», of ««Gemaakt met gerecycled plastic!»». We zien allemaal wel eens dit soort duurzaamheidsclaims bij modemerken. Maar wat
betekent «duurzaam» katoen? En mag een merk stellen dat een broek gemaakt met gerecycled
plastic daadwerkelijk gerecycled is als slechts één procent van de hele stof bestaat
uit gerecyclede plastic flessen? Helaas gaat het bij 40–60% van de claims om greenwashing: claims waarmee bedrijven zich duurzamer voordoen dan ze in werkelijkheid zijn.9
In de modewereld komt greenwashing heel vaak voor. In mei 2021 schreef de Autoriteit Consument en Markt (ACM) 70 modemerken
aan, omdat ze misleidende claims maakten.10 Ook buiten de modewereld komt het voor. Uit een recent onderzoek van de Europese
Commissie blijkt dat er bij 42% van de 344 van de onderzochte claims reden was om
aan te nemen dat claims misleidend of zelfs onterecht zijn. 37% van de claims was
vaag en daardoor moeilijk te ontkrachten.11 Als bedrijven worden gepakt op greenwashing zijn de boetes laag: toen twee grote
multinationals met miljarden dollars omzet recent op de vingers werden getikt voor
greenwashing, was de straf een vrijwillige bijdrage van € 500.000 aan een goed doel.
Van één van deze bedrijven was dit nog geen 0,003% van de jaarlijkse omzet.12
Het bewijs voor duurzaamheidsclaims is vaak twijfelachtig. Er zijn veel keurmerken
actief in de modewereld die merken helpen om claims te bewijzen, maar omdat er geen
wettelijke regels zijn voor het oprichten of het beheren van een keurmerk, kan dat
valse claims opleveren. ACM waarschuwde dit jaar voor misbruik van keurmerken voor
duurzaamheidsclaims.13 Tenslotte mogen merken zelf kiezen welke informatie ze wel of niet delen, waardoor
vaak alleen de mooie verhalen worden verteld.14
Het gevolg van deze praktijken is een wirwar van incomplete, verwarrende en misleidende
informatie. Voor consumenten levert dit een groot probleem op: voor 78% van de consumenten
speelt duurzaamheid wel een rol bij het aankopen van een product.15 Maar het is een breder probleem: merken blijven er zo mee wegkomen dat ze niets doen
voor de duurzaamheid, mens- en diervriendelijkheid van hun producten. Dit levert een
oneerlijk speelveld op voor de bedrijven die wél transparant zijn over hoe en waar
hun kleding gemaakt wordt en welke impact het heeft op milieu.
Wat gebeurt er al?
Greenwashing is al verboden in Nederland en Europa en zelfs strafbaar. In Nederland bestaat hiervoor
sinds 2020 een leidraad met vijf vuistregels: de claim moet concreet zijn, onderbouwd
en actueel, vergelijkingen met andere bedrijven moeten eerlijk zijn, productspecifiek,
en mogen geen verwarrende keurmerken, kleuren of beelden bevatten die het product
duurzamer laat voorkomen dan het eigenlijk is.16
De leidraad is een goede start, maar gaat niet alle problemen tegen. Een claim over
een product kan eerlijk en onderbouwd «duurzaam» zijn, zonder dat een product daadwerkelijk
duurzaam is. Denk bijvoorbeeld aan de claim «is gemaakt met 5% gerecycled plastic».
Om wat voor gerecycled plastic gaat het hier? En als dat bijvoorbeeld PET-flessen
zijn, is dat dan de meest duurzame toepassing? Er zijn veel duurzamere toepassingen
voor die oude PET-flessen, zoals nieuwe PET-flessen. Het gebruik van PET in kleding
maakt kleding moeilijker te recyclen.17 Omdat er nog geen duidelijke leidraad is in het veld over wat precies duurzaam is, is de leidraad eigenlijk nog incompleet. Door het ontbreken van nationale regels
over keurmerken is het lastig vast te stellen of een claim onafhankelijk onderbouwd
is en werkt een keurmerk verwarrend.
Wat ook tot verwarring leidt is dat bedrijven veel informatie nog niet hoeven delen.
Bijvoorbeeld over wat er gebeurt met teruggestuurde kleding. Ook hoeven bedrijven
bijvoorbeeld niet te delen hoe dicht ze zijn bij het behalen van een bedrijfsbreed
doel zoals 58% gerecycled materiaal in 2030. Daardoor kunnen zij bepaalde doelen uitspreken,
zonder dat er een harde stok achter de deur bestaat om het doel te halen. Dit kan
consumenten de misleidende indruk geven dat een bedrijf op de goede weg is.
Gelukkig heeft de Europese Commissie afgelopen jaar een veelbelovend voorstel gedaan
om de bestaande wetgeving aan te scherpen. Zo mogen brede, vage containerbegrippen
als «duurzaam» straks niet meer gebruikt worden. Voor elke claim moet onafhankelijk
bewijs aan worden geleverd en worden er eisen aan certificeringsschema’s en keurmerken
gesteld, zodat de wildgroei aan keurmerken stopt. Kledingstukken worden voorzien van
een productpaspoort dat consumenten, verwerkers en andere spelers in de keten vertelt
hoe en waarvan een kledingstuk is gemaakt. Informatie over de levensduur van een product
moet worden gedeeld, zodat consumenten een eerlijke afweging kunnen maken bij aanschaf.18
Alhoewel we veel verwachten van het voorstel van de Europese Commissie en de implementatie
ervan met open armen ontvangen, zijn er nog een aantal zaken die we anders zouden
willen zien. Zo is een productpaspoort niet erg toegankelijk voor consumenten. Ook
vinden we het belangrijk dat bedrijven niet meer zelf mogen kiezen welke informatie
ze wel en niet willen delen. Tenslotte missen we in het EU-voorstel informatie-eisen
voor onverkochte kleding, zoals voor de kleding die wordt teruggestuurd na online
aankopen.
Voorstellen
De initiatiefnemer doet daarom de volgende aanvullende voorstellen:
1. Bepaal wat (on)«duurzaam» is. Bewuste greenwashing tegengaan betekent dat in eerste instantie heldere keuzes over
wat wel en niet duurzaam is. Het begrip duurzaamheid is op dit moment breed en wordt
door iedereen anders geïnterpreteerd. Is het gebruik van gerecyclede plastic PET-flessen
bijvoorbeeld duurzaam of niet? En is een kledingstuk van niet-biologisch katoen of
gerecycled polyester duurzamer, als het oorspronkelijk gemaakt is van fossiele materialen?
Dit wordt onvoldoende concreet gemaakt in de EU Textile Strategy. Alhoewel duurzaamheid
überhaupt een complex begrip is, kan de afbakening van wat duurzaam is gestart worden
met bepalen wat in elk geval niet duurzaam is. Dat betekent bijvoorbeeld kleding die
gemaakt wordt van nieuwe (virgin) fossiele materialen bestempelen als onduurzaam,
of kleding waarin heel veel verschillende materialen worden gemixt, omdat deze vaak
lastig te recyclen zijn. Door te investeren in een gestandaardiseerde set aan eisen
voor wat duurzaam is, kan een duidelijker richting aan handhavers op greenwashing
worden meegegeven. Richting wordt meegegeven aan bedrijven over welke kant ze (niet)
op moeten. Omdat technieken continu groeien, zou zo’n set een levend document moeten
zijn. Het belangrijkste is dat de wetenschap hierbij leidend is: door middel van een
wetenschappelijke toetsing, kan worden gekeken wat wordt toegevoegd en wat moet worden
aangepast.
2. Stel eisen aan de informatievoorziening van bedrijven. Op deze manier kunnen op bedrijfsniveau merken beter met elkaar vergeleken worden.
Alhoewel het productpaspoort zoals de Commissie nu overweegt een bijdrage levert aan
de transparantie van hoe duurzaam een product is, is het ook nuttig om te weten hoe
duurzaam het bedrijf als geheel is. Als een bedrijf maar één duurzame lijn heeft maar
voor de rest heel veel slechte dingen op de markt brengt, kan het alsnog misleidend
zijn voor een consument. Het is daarom belangrijk dat over een aantal zaken duidelijk
inzicht wordt gegeven:
1. Voortgangseisen op gestelde duurzaamheidsdoelen;
2. Groei in productie per jaar (relevant om uit af te kunnen leiden wat het productiemodel
is van een bedrijf);
3. Recyclebaarheid van producten en hoeveelheid post-consumer gerecycled product dat
gebruikt wordt;
4. Volume van aantal niet verkochte kledingstukken per jaar en een omschrijving van hun
bestemming (verkocht aan outlets; tweedehandsplatforms of herverkoop).
Op zowel Europees als nationaal niveau bestaan al meerdere rapportageverplichtingen
en initiatieven, zoals neergelegd in de Corporate Sustainability Reporting Directive.
Daarnaast lopen een aantal wetgevingstrajecten rondom IMVO. Om te voorkomen dat duurzame
bedrijven worden geconfronteerd met meer administratieve zaken, moet hierop zo goed
mogelijk worden aangesloten.
Ook willen we dat de Nederlandse overheid start met pilots met het productpaspoort
in de textielindustrie. Zo kan de implementatie van het Europese voorstel versneld
worden.
3. Een Eco-score op kleding. Digitale productpaspoorten zijn belangrijk voor veel spelers in de keten zoals recyclers,
maar vragen veel actieve interesse en onderzoek van consumenten en zijn daarmee niet
klantvriendelijk. Naast het productpaspoort is het dus goed als er een score wordt
ontwikkeld die consumenten in één oogopslag laat zien hoe duurzaam een kledingstuk
geproduceerd is en hoe lang het meegaat. De nutri-score zoals deze voor de gezondheid
van voedsel wordt gebruikt, is hierbij een interessante oplossing, omdat de lay-out
erg simpel en klantvriendelijk is. In Frankrijk en België, en zelfs in sommige winkels
in Nederland, wordt voor voedingsproducten al met zo’n Eco-core gewerkt. Als de duurzaamheidsrichtlijnen
en het productpaspoort zijn uitgewerkt, moet dit wat de initiatiefnemer betreft direct
vertaald worden naar een soortgelijk klantvriendelijk systeem als de Eco-score dat
de consument in één oogopslag laat zien hoe duurzaam een kledingproduct is. Hierbij
geven we ook aan dat de score nooit perfect kan zijn: duurzaamheid is een complex
onderwerp en onderhevig aan verandering. Door het gebruik van levenscyclusanalyses
die de hele levenscyclus van een product meenemen, kan duidelijkheid worden geschept.
4. Hogere boetes op greenwashing. Toen de ACM in september van dit jaar Decathlon en de H&M op de vingers tikte voor
het maken van misleidende claims, hoefden de bedrijven slechts respectievelijk € 400.000
en € 500.000 af te dragen. Op een omzet van bijna 19 miljard per jaar, is dit minder
dan 0,003% van de omzet. Om het onaantrekkelijk te maken om aan greenwashing te doen,
moeten hier veel hogere boetes op komen, bijvoorbeeld 1% van de jaarlijkse winst.
5. Een aanpak van keurmerken. Ook voor de wildgroei aan keurmerken moet de Nederlandse overheid al, vooruitlopend
op de EU, actie ondernemen. De Staatssecretaris moet het ACM verzoeken hier onderzoek
naar te verrichten. Wat de initiatiefnemer betreft zou een top 10 aan keurmerken een
goede eerste stap zijn.
6. Een informatieplicht over het retourbeleid van winkels. Als consumenten online kleding bestellen moeten zij een pop-up krijgen met informatie
over wat er gebeurt met kleding die zij terugsturen. Veel consumenten weten nu niet
dat kleding die teruggestuurd wordt vaak niet terug in de handel belandt. Een jurk
in twee maten bestellen is handig, maar kent grote gevolgen omdat deze veelal niet
meer verkocht, maar afgedankt wordt. Van kledingbestellingen ging in 2020 maar liefst
34% van alle bestellingen terug.19 Door de informatieplicht wordt de consument zich bewuster van het lot van producten
die ze terugsturen, en wordt voorkomen dat kleding zomaar vernietigd wordt, zoals
in het verleden wel vaker is gebeurd.20 De eis moet gelden voor alle bedrijven die in Nederland kleding verkopen.
2. Een bredere verantwoordelijkheid voor producenten
Het probleem
Een hemd van € 10 dat je drie keer kunt dragen voordat je het weg moet gooien omdat
het kapot is, een vervaagde kleur heeft of niet meer trendy is. Helaas is dit de afgelopen
decennia steeds vaker het bedrijfsmodel van grote modeconcerns. Naar schatting wordt
tegenwoordig meer dan de helft van de kledingstukken binnen een jaar na aankoop al
weggegooid.21 Van die weggegooide kleding wordt naar schatting minder dan 1% hoogwaardig gerecycled.22
Wegwerpmode of fast fashion bedrijfsmodellen spelen dit soort gedrag in de hand. Dat
gaat ten koste van onze planeet. Fast fashion kledingproductie verbruikt een groot
deel van grondstoffen en door de korte levenscyclus gaan deze grondstoffen snel verloren.
Naar schatting wordt bijvoorbeeld voor katoen op dit moment 2,5% van al de bruikbare
landbouwgrond ter wereld gebruikt, waarvoor veel schadelijke pesticiden en kostbaar
drinkwater wordt gebruikt.23 Fast fashion creëert door de lage kwaliteit en vluchtig gebruik bovendien veel afval:
gemiddeld wordt er wereldwijd elke seconde een vrachtwagen met oud textiel verbrand of op de vuilstort gedumpt.24 Ongeveer 62% hiervan komt in het gemeentelijk afval terecht, wat betekent dat de
consument zowel bij aanschaf als bij het weggooien van kleding, voor het product betaalt.25
Één van de redenen dat een fast fashion businessmodel dit soort problemen veroorzaakt, is omdat modemerken enerzijds niet
verantwoordelijk zijn voor waar hun kleding terechtkomt en anderzijds geen kwaliteitsgaranties
hoeven af te geven. Modemerken kunnen daarom kleding van een gemiddelde tot slechte
kwaliteit verkopen, zonder volledig verantwoordelijkheid te dragen voor de (milieu)problemen
of kosten die het met zich meebrengt als kleding eenmaal in een van de kledingbakken
of in de gemeentelijke vuilnisverwerking terecht komt. Merken zijn dus niet verantwoordelijk
voor de manier waarop hun kleding geproduceerd wordt en ook niet wat er mee gebeurt
als kleding wordt afgedankt, tenzij zij intrinsiek gemotiveerd zijn om deze verantwoordelijk
wél te nemen.
Wat gebeurt er al?
Met hun strategie voor duurzaam textiel heeft de Europese Commissie recent aangekondigd
om dit soort bedrijven verantwoordelijk te houden. Bijvoorbeeld door het stellen van
ontwerpeisen die ervoor moeten zorgen dat kleding langer meegaat en een verplichte
hoeveelheid gerecycled materiaal bevat (hoeveel staat nog niet vast). Ook wordt gewerkt
aan een verbod op de vernietiging van kleding die reikt tot over de Europese grens.
Tenslotte worden nog richtlijnen ontwikkeld voor een Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid
(UPV) voor textiel in Europa. Onder een UPV-schema zijn producenten verantwoordelijk
voor de gehele levenscyclus van hun product, omdat ze een heffing moeten betalen voor
de verwerking van het afval dat hun product kan genereren, en worden gehouden aan
afvalinzamel- en recycling doelen. Door de heffingen afhankelijk te maken van de duurzaamheid
en herbruikbaarheid van het oorspronkelijke product, worden merken geprikkeld om kritisch
te kijken naar hoe circulair hun producten zijn.26 Helaas kan het nog wel even duren voordat de plannen van de Europese Commissie werkelijkheid
zijn. Het wetgevingsproces in de Europese Unie kan soms wel vijf jaar of langer duren.
Het is ook nog geen gelopen race: in het proces naar de implementatie van de nieuwe
wetgeving, wordt vaak nog veel water bij de wijn worden gedaan omdat andere lidstaten
het er bijvoorbeeld niet mee eens zijn.
Nederland heeft zich tot nu toe ambitieus opgesteld over de Europese plannen. Er ligt
zelfs vooruitlopend op het voorstel van de Commissie al een concreet plan dat is afgestemd
met de sector om tot een UPV voor textiel te komen, met doelstellingen voor hoeveel
kleding ingezameld en (hoogwaardig) gerecycled moet worden. Ook wordt de eis gesteld
dat er geld moet worden gestopt in een innovatiefonds voor bijvoorbeeld nieuwe recycle
technieken.27
Er zijn een aantal tekortkomingen aan het Nederlandse voorstel. Het grootste probleem
van dit UPV voorstel is dat het producenten te weinig prikkelt om kritisch te kijken
naar hun ontwerpproces. In de praktijk pakt het UPV proces minder circulair uit dan
het bedoeld was. Producenten betalen een standaard bedrag aan een gezamenlijk fonds
dat de inzameling en verwerking regelt, vaak met gemeenten, maar er is weinig samenwerking
met andere spelers in de keten. Dat terwijl zij nuttige feedback kunnen geven over
een beter ontwerpproces, zodat het recyclen of hergebruiken van kleding ergens anders
in de keten makkelijker en goedkoper wordt.28 De voorgestelde heffing van een paar cent per kilo verkochte kleding, is te laag
om de hoge kosten van een goede recycling keten en het investeren in duurzame innovaties
voor betere recycling te dekken. De hoogte van het bedrag en de differentiatie van
dit bedrag voor duurzame en niet-duurzame producten is bovendien onvoldoende motiverend
om het productieproces te verduurzamen. Als bedrijven die vooral nog fossiele materialen
gebruiken een even hoge heffing moeten betalen als bedrijven die biologische of gerecyclede
materialen gebruiken, biedt de UPV geen extra prikkel om hierin te investeren. Deze
ontwikkeling is waarneembaar bij de UPV verpakkingen, waarbij het fonds oploopt, maar
de ontwerpen en hoogwaardige recycling nagenoeg uitblijft.
De producentenverantwoordelijkheid beperkt zich bovendien tot de eigen landsgrens.
Dit is te kortzichtig; veel kleding gaat op dit moment naar het buitenland voor de
tweedehands markt. Waar het leidt tot de vervanging van eerstehands kleding is dit
goed, maar door de steeds slechter wordende kwaliteit van kleding, wordt er ook steeds
meer kleding verscheept die beter onder de noemer «afval» dan «tweedehands kleding»
valt. Dat kan eindigen in landen als Ghana of Chili, waar de kleding alsnog verbrand
of gedumpt wordt. Op deze plekken ontstaan grote vuilstorten met een grote milieu
impact.29 Alhoewel dit volgens Europese regels technisch gezien al niet mag, wordt de wetgeving
omzeild door kleding onterecht als tweedehands kleding aan te merken in plaats van
als afval.30 De wereld áchter de kledingbak verdient ook de verantwoordelijkheid van de producent.
Tenslotte is het plan nog niet allesomvattend. Zo lijken er bij de eco-design richtlijn
nog geen eisen te worden opgesteld aan hoe de verschillende materialen gemaakt worden
en hoe herbruikbaar ze zijn. De combinaties van materialen die gebruikt worden (herbruikbare
materialen als katoen of linnen, of synthetische stoffen op basis van olie) zeggen
veel over de footprint van een kledingstuk, maar hoe die materialen gemaakt worden
en welk type landbouw ervoor gebruikt wordt (biologisch of niet-biologisch), zijn
belangrijke elementen in een circulaire kledingketen. Ook worden er geen duidelijke
uitspraken gedaan over materialen die gemaakt worden van fossiele brandstoffen als
aardolie. Synthetische stoffen zijn op dit moment de meest gebruikte stoffen in kleding.
Willen we op termijn van fossiele brandstoffen af, dan moeten ook hier duidelijk uitfaseringsplannen
voor komen.
Voorstellen
De initiatiefnemer doet daarom de volgende voorstellen:
1. Een ambitieuze Eco-design richtlijn. Alhoewel de Eco-design richtlijn al erg veelomvattend is, neemt de richtlijn de oorsprong
en aard van materialen onvoldoende mee. Denk hierbij aan de vorm van landbouw die
is gebruikt voor het katoen (biologisch of niet-biologisch), en voor hernieuwbaar
(katoen) of niet-hernieuwbaar (polyester) materiaal. Omdat in een circulaire economie
de voorkeur wordt gegeven aan hernieuwbare bronnen, moet de Eco-design richtlijn inzetten
op dat er zoveel mogelijk materialen van een hernieuwbare oorsprong worden gebruikt,
waarbij de productie ook verantwoord is. Denk aan zo min mogelijk tot geen pesticide
en chemicaliën, en zo min mogelijk water gebruik. Dit betekent een uitfasering van
materialen die een niet-gerecylede fossiele oorsprong hebben. Nederland moet hier
in Europa enthousiast pleitbezorger van zijn.
2. De Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid (UPV) voor textiel gebruiken om circulariteit
écht aan te moedigen. Dat betekent:
■ Met producenten in de UPV pilots draaien voor een levenslang recht op kledingreparatie
voor consumenten, waardoor kleding veel langer mee kan gaan.
■ De tarieven kostendekkend maken, om hoogwaardig te kunnen inzamelen en recyclen. Hierin
moet onder andere worden meegenomen: 1) de kosten voor herstel of bredere toepassingen
zijn die kunnen worden gedaan om kleding opnieuw te kunnen dragen/verkopen; 2) de
prijs van de meest hoogwaardige (vezel-tot-vezel-) recycling; 3) de kosten voor innovaties
in nieuwe recycle technieken; en 4) de verantwoordelijkheid voor de kosten van textiel
dat nog steeds in het restafval eindigt. Het bedrag moet vastgesteld worden door een
onafhankelijke partij.;
■ Een sterke differentiatie in de tarieven die bedrijven moeten betalen, waarbij bedrijven
die de meest hernieuwbare of hoogwaardig gerecyclede materialen gebruiken, of bedrijven
die zelf al veel inspanningen doen om producten hoogwaardige nieuwe levens te geven,
het laagste tarief krijgen;
■ Een actievere rol van de rijksoverheid als gespreksleider aan tafel bij het fonds
dat het geld van de heffingen uit de UPV beheert;
■ Een formele rol voor andere ketenspelers zoals de gemeente, waardoor zij meer invloed
en zeggenschap krijgen over hoe het geld besteed wordt;
■ Een jaarlijkse kennisuitwisseling moet plaatsvinden, georganiseerd door de UPV-fondsen,
tussen spelers op een andere plek in de keten, zoals ontwerpers en recyclers, ook
in Europees verband;
■ Actievere communicatie over de mogelijkheid om een vrijstelling te krijgen van de
heffing als een bedrijf zelf een 100% gesloten keten heeft weten te organiseren en
aan alle eisen voldoet.
Daarnaast vallen op dit moment schoenen niet binnen de UPV-textiel. De initiatiefnemer
wil dat hier ook alvast aan gewerkt wordt.
3. Inzetten in grootschalig onderzoek naar waar kleding vanuit Nederland heen wordt gestuurd. Op dit moment wordt afgedankte kleding vaak vanuit Nederland naar andere landen in
Europa of buiten Europa gestuurd voor de tweedehands markt. Dit is een goede bestemming
als het de aanschaf van nieuwe kleding in die landen kan voorkomen. Helaas eindigt
kleding op de vuilstort in dit soort landen, waar het een grote milieu impact veroorzaakt.
Dit geldt zeker voor kleding van een lage kwaliteit, die onterecht wordt bestempeld
als «geschikt voor de tweedehands markt». Er bestaan op dit moment heel weinig studies
naar de export van tweedehands kleding en waar het terecht komt. Als we in de toekomst
producenten verantwoordelijk willen houden voor de kleding die verdwijnt uit Europa,
is dit een groot probleem. We willen daarom dat Nederland en de EU investeren in onderzoek
naar de handelsstromen van textiel: waar het heen gaat, waar het terecht komt, welke
milieu impact het heeft, en welke «replacement factor» het heeft. Vervangt het eerstehands
kleding in deze markt? Dit onderzoek moet gebruikt worden om strategische partnerschappen
te sluiten met deze landen, om handelsstromen vooral te richten op landen waar tweedehands
kleding welkom en nodig is en deze landen te helpen met het verwerken van de afvalstromen
van de kleding die daar reeds beland is en toch ongewenst blijkt.
3. De strijd aan met microplastics en vervuilende stoffen
Het probleem
De kledingindustrie is één van de meest vervuilende industrieën ter wereld. De onderzoeken
lopen uiteen van de op-één-na meest vervuilende industrie tot een impact die niet
in te schatten valt. Alleen de olie industrie zou nog vervuilender zijn. Deze olie
wordt helaas ook weer gebruikt voor de productie van kleding. De manier waarop we
omgaan met kleding, de kwaliteit van de kleding en de manier waarop we kleding produceren
dragen allemaal bij aan de gigantische impact die kleding heeft op onze leefomgeving
en ons milieu.
De meeste kleding die wordt geproduceerd (69%), is gemaakt met synthetische vezels,
vezels die gemaakt worden uit een kunstmatige grondstof.31 Hiertoe behoren veelgebruikte stoffen als Polyester, Nylon, Acryl, Fleece en Elastaan.
Bij het wassen van deze kleding komen kleine plastic deeltjes vrij die via de wasmachine,
droger en de afvoer uiteindelijk in onze oceanen terechtkomen. Onderzoek heeft aangetoond
dat ongeveer 35% van de primaire microplastics die eindigen in onze oceaan afkomstig
is van het wassen van onze kleding.32 Microplastics zijn kleine plastic deeltjes die veelal in het milieu en uiteindelijk
in onze oceanen terechtkomen. Deze microplastics zijn niet biologisch afbreekbaar
en komen als gevolg daarvan terecht in ons milieu. Deze microplastics vormen vervolgens
een bedreiging voor kleine organismen als zooplankton. Deze kleine zee organismes
zien het plastic aan voor voedsel. Via de voedselketen komt het plastic dat mensen
in de zee lozen terug in de bloedbanen van de top van de voedselketen, en uiteindelijk
ook in de mens. Over de directe gevolgen die dit heeft voor onze gezondheid is nog
weinig bekend.
Naast microplastics worden er bij de productie van kleding ook veel chemicaliën gebruikt
die vervolgens terechtkomen in ons water, onze bodem en onze natuur. Bij de productie
van kleding worden veel chemicaliën gebruikt om stoffen te bewerken. Dit gaat bijvoorbeeld
om oplosmiddelen, chroom, bleek of andere chemicaliën. Alles bij elkaar zou het gaan
om meer dan 8.000 verschillende soorten chemicaliën, waarvan het gebruik in de textielindustrie
goed is voor ongeveer 25% van het totale chemicaliën verbruik wereldwijd.33 Deze giftige stoffen leiden tot grote schade aan de natuur, ons milieu en onze leefomgeving
in de vorm van watervervuiling en afname van biodiversiteit. Deze schade aan ecosystemen,
leefomgeving en de gezondheid van mensen en dieren komt hoofdzakelijk terecht in de
armste delen van de wereld, waar regels en wetgeving het milieu, de natuur en de gezondheid
van mensen in de steek laten.
Wat gebeurt er al?
Microplastics
Het gebruik van synthetische vezels in textiel is verdubbeld ten opzichte van het
jaar 2000. Als dit zo doorgaat, zal dit aandeel stijgen tot bijna driekwart van de
totale wereldwijde vezelproductie in 2030.34 Aangezien de grootste hoeveelheid microplastics vrijkomt bij de eerste vijf tot tien
wasbeurten, heeft fast fashion, dat meer gebruik maakt van synthetische vezels op basis van fossiele grondstoffen,
een grote impact op verontreiniging door microplastics. Elk jaar komen alleen al uit
het afvalwater van wasmachines tot 40.000 ton synthetische vezels vrij. De Europese
Commissie is voornemens de verschillende fasen van de levenscyclus waarin synthetische
vezels in het milieu vrijkomen aan te pakken door een reeks preventie- en reductie
maatregelen te treffen. De Europese Commissie stelt daarvoor bindende ontwerpvereisten
(verordening betreffende ecologisch ontwerp voor duurzame producten) voor die ervoor
moeten zorgen dat er door anders weven of breien van polyester garens minder plastics
vrij komen. Daarnaast wordt gewerkt aan een initiatief om het onopzettelijk in het
milieu vrijkomen van microplastics aan te pakken. Dit initiatief wordt verwacht in
de tweede helft van 2022.
Naast productontwerp zullen de maatregelen gericht zijn op productieprocessen, voorwassen
in industriële productiefaciliteiten, etikettering en de bevordering van innovatieve
materialen. Andere opties zijn wasmachine filters die de bij het wassen vrijkomende
hoeveelheid microplastics met wel 90% kunnen verminderen, het opstellen van richtsnoeren
voor niet agressieve wasmiddelen, onderhoud en wassen, de afvalbehandeling van textielafval
aan het einde van de levensduur, en regelgeving voor een betere behandeling van afvalwater
en zuiveringsslib.35
Chemicaliën
De aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in textielproducten die in de EU in de handel
worden gebracht, waarvan er ongeveer 60 als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor
de voortplanting worden beschouwd, is een bron van zorg die de Commissie in het kader
van de Reach-verordening aanpakt. Bovendien zal de Commissie, zoals aangekondigd in
de strategie voor duurzame chemische stoffen, de industrie ondersteunen om de zorgwekkende
stoffen in textielproducten die in de EU in de handel worden gebracht zo veel mogelijk
te vervangen en anderszins tot een minimum te beperken. Dit gebeurt door criteria
op te stellen voor chemische stoffen en materialen die door hun ontwerp veilig en
duurzaam zijn. Dit is in overeenstemming met de acties ter verbetering van de bescherming
van werknemers die aan gevaarlijke stoffen worden blootgesteld, zoals gedefinieerd
in het strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2021–2027. Het
streven om alle verontreiniging bij de productie van textiel tot nul terug te dringen,
ligt ook ten grondslag aan de herziening van de richtlijn inzake industriële emissies
en de lopende herziening van het referentiedocument voor de beste beschikbare technieken
(BBT-referentiedocument) in de textielindustrie.
Voorstellen
De initiatiefnemer doet daarom de volgende voorstellen:
1. Stel regels op voor het voorwassen van textiel. De grootste hoeveelheid microplastics komt vrij bij de eerste paar wasbeurten. Om
de verantwoordelijkheid zo veel mogelijk te houden bij de producent van de kleding
moeten zij verplicht de kleding/stoffen een aantal keer voorwassen in industriële
wasmachines met een filter voor microplastics. Zo blijft de verantwoordelijkheid waar
hij hoort en voorkomen we een groot gedeelte van het vrijkomen van microplastics als
het gevolg van het wassen van kleding.
2. Ontwikkel een industriestandaard voor vezelverlies. Op dit moment bestaat er geen industriële standaard voor het meten van vezelverlies.
Hierdoor is het moeilijk vergelijken en is verdere actie tegen vezelverlies lastig.
Daarom moet het gesprek met de industrie worden opgezocht om te komen tot een standaard
voor vezelverlies. Deze kan vervolgens onderdeel uitmaken van de Eco-score.
3. Stel een maximum in voor vezelverlies. Duurzame kleding gaat lang mee. Dat betekent dat er richting kledingproducenten een
maximum gesteld moet worden aan het aantal vezels dat een kledingstuk verliest per
wasbeurt. Hierdoor wordt hoofdzakelijk de verantwoordelijkheid gelegd bij de producent
in plaats van de consument. De gestandaardiseerde testmethode moet ervoor gaan zorgen
dat er meer duidelijkheid komt over de kwaliteit van kleding op het gebied van vezelverlies.
Daarnaast zou vezelverlies ook een onderdeel moeten uitmaken van de Eco-score zoals
eerder voorgesteld in deze nota.
4. Verplicht wasmachine filters. Veel van de microplastics komen vrij bij het wassen van kleding. Hoewel de verantwoordelijkheid
ligt bij de kledingproducent, moeten we ook aan de achterkant zo veel mogelijk zien
te voorkomen dat microplastics via onze wasmachines in onze leefomgeving terechtkomen.
Daarom stellen we voor dat filters vanaf 2025/2027 verplicht worden ingebouwd in wasmachines
(in Frankrijk is dit vanaf 2025 verplicht). Fabrikanten van wasmachines zullen vanaf
dat moment worden verplicht om filters in te bouwen in hun wasmachines. Deze filters
kunnen tot wel 90% van de microplastics die vrijkomen bij een wasbeurt afvangen. Ook
kan het gebruik van losse filters (voor reeds aangeschafte wasmachines) onder de aandacht
gebracht worden bij consumenten. Volgens recent onderzoek zouden naast wasmachines
ook wasdrogers bijdragen aan het vervuilen van het milieu met microplastics.36 Aanvullend onderzoek is nodig om te bepalen of ook voor wasdrogers een verplichte
filter zou moeten gaan gelden om zo ons milieu te beschermen.
5. Neem het gebruik van chemicaliën op in de Eco-design richtlijn. Door chemicaliën op te nemen in de Eco-design richtlijnen geven we producenten een
duidelijk signaal dat ook chemicaliën op de radar staan. Daarnaast kan er een duidelijk
kader worden meegegeven voor wat betreft chemicaliën bij de productie van kleding.
Zo beperken we de effecten van chemicaliën op de natuur en leefomgeving in kledingproducerende
landen.
4. Écht circulaire ketens
Het probleem
Op dit moment werken de meeste bedrijven in de modewereld met een lineair bedrijfsmodel.
Dat betekent dat de kleren gemaakt worden van nieuwe materialen, verkocht worden en
daarna na een aantal keer dragen door een consument worden weggegooid. Kleding en
-diensten worden in een prijs concurrerende markt geproduceerd tegen een zo laag mogelijke
prijs. Dit heeft grote impact op de lonen, het gebruik van materiaal, de manier van
produceren en de kwaliteit van de kledingstukken. Alles moet tegen een zo laag mogelijke
prijs: een race naar de bodem.
De keten is niet gesloten: zodra het kledingstuk verkocht is, heeft de producent geen
binding meer met het specifieke product. Omdat de grootste motivatie van dit soort
bedrijfsmodellen is om zoveel mogelijk producten te verkopen is de productie, de marketing
en de verkoopstrategie hier ook op aangepast. Er worden elk seizoen wel één tot 52
nieuwe collecties uitgebracht en door sale na sale worden consumenten gestimuleerd
om zoveel mogelijk te kopen om bij te blijven met de laatste trends.
Het kan ook anders. Steeds vaker werken bedrijven met circulaire bedrijfsmodellen.
Duurzame circulaire ondernemers nemen wél verantwoordelijkheid voor de lonen, de kwaliteit
van het product, de impact op het milieu en het afvalmanagement. Bedrijfsactiviteiten
zijn zo georganiseerd dat er zoveel mogelijk waarde gehaald kan worden uit één product.
Er zijn verschillende circulaire bedrijfsmodellen. Sommigen werken bijvoorbeeld door
kleding niet te verkopen, maar in plaats daarvan te verhuren of te leasen, zodat kleding
zo vaak mogelijk gedragen wordt. Ook een product zo ontwerpen zodat het goed te repareren
en te recyclen is, kan onderdeel zijn van een circulair business model. Een ander
voorbeeld is dat het product volledig composteerbaar is. De tweedehands markt is een
goede manier om kleding zo lang mogelijk mee te laten gaan en zo veel mogelijk te
dragen. Tenslotte zijn er duurzame ondernemers die van ontwerp tot recycling betrokken
zijn bij hun product en de consument volledige inzage geven in het productieproces.
Ondanks dat deze bedrijfsmodellen veelbelovend zijn in het verminderen van de klimaat-
en milieu impact van onze kleding, gaat het helaas nog vaak om een nichemarkt. Voor
veel circulaire bedrijven is opschalen en concurreren in een gigantische modemarkt
lastig, doordat enerzijds de kennis en kunde van de textielindustrie in Nederland
en Europa vaak niet meer voldoende aanwezig is en anderzijds er maar beperkte maak-
en recycle capaciteit in de buurt beschikbaar is.37 Ondanks dat Nederland van oudsher een vooraanstaand textiel land was, maar de kennis
en kunde in de strijd om een zo laag mogelijke prijs, naar het buitenland verdwenen
is.
Onderzoek laat zien dat maar liefst 40% van de bedrijven in Europa aangeven te worstelen
met een tekort aan geschoolde vakmensen, waarbij een specifieke vraag is naar mensen
die gespecialiseerd zijn in ecologisch ontwerp, de ontwikkeling van vezels, reparatie
en hergebruik.38 Omdat de kosten van arbeid voor het inzamelen en sorteren van kleding hoog zijn,
is het lastig concurreren met bedrijven die dit niet hoeven te doen.
Wat gebeurt er al?
Gelukkig zijn er al veel stappen gezet om deze visie realiteit te maken. Binnen het
Beleidsprogramma circulair textiel 2020–2025 heeft de Nederlandse overheid de Dutch
Circular Textile Valley opgezet, een platform met verschillende maatschappelijke actoren,
bedrijven en organisaties die allemaal samenwerken om de transitie naar een circulaire
textielketen te versnellen. Ook in Europa worden veel mooie plannen voorbereid: er
worden aanbevelingen voorbereid voor lidstaten om gerichte investeringen te doen en
andere stimuleringsmaatregelen te treffen om circulaire bedrijven te helpen, er komt
wetgeving aan om het speelveld eerlijk te maken door middel van strengere regels voor
reguliere bedrijven, en er wordt op Europese schaal geïnvesteerd in onderzoek en innovatie
op het gebied van duurzame mode. Ook wordt gewerkt aan een groot Europees plan om
vakmanschap in de sector te stimuleren, door investeringen in bijvoorbeeld om- en
bijscholing.39 Toch zijn er nog veel obstakels. Bestaande wet- en regelgeving, zoals de wettelijke
definitie van afval, zitten soms nog in de weg van circulaire bedrijven. De beschikbaarheid
van secundaire materialen zoals gerecycled materiaal is vaak nog onvoorspelbaar en
noodzakelijke recycle innovaties zijn beperkt beschikbaar. De kosten van arbeid zijn
hoog, en de financiële prikkels om te recyclen of iets nieuws met een gebruikte grondstof
te doen, zijn niet altijd voldoende.40
Voorstellen
De initiatiefnemer doet daarom de volgende aanvullende voorstellen:
1. Ruim baan aan kennis en investeringen voor circulaire bedrijfsmodellen. De bestaande inzet op het ondersteunen van circulaire bedrijfsmodellen moet worden
geïntensiveerd. Er wordt nog meer geïnvesteerd in kennisplatformen en samenwerkingsverbanden,
en de overheid dient zich aan als een partner in het navigeren en verkrijgen van financieringsmogelijkheden.
Er wordt een gestandaardiseerde norm gesteld voor circulaire bedrijven zodat financiële
instellingen financieringsvoorwaarden kunnen bepalen en hiermee een onderscheid kunnen
maken tussen oude en nieuwe circulaire bedrijfsmodellen. Bij het ruim baan geven aan
kennis en hulp aan circulaire bedrijfsmodellen hoort ook het faciliteren van randzaken
zoals recyclebedrijven helpen met brandverzekeringen. In Nederland is het erg lastig
om je als recyclebedrijf te laten verzekeren tegen brand. Nederlandse verzekeraars
zijn hier huiverig voor, waardoor partijen moeten uitwijken naar verzekeraars in Duitsland
of Engeland. De overheid moet hier een bemiddelende rol op zich nemen.
2. Belemmerende wet- en regelgeving onder de loep nemen: Dat betekent onder andere dat er een nieuwe definitie van afval moet komen, zodat
kostbare grondstoffen niet meer weg worden gegooid als er ook een duurzame toepassing
voor te vinden is. Ook kijken we naar waar bestaande wet- en regelgeving lineaire
bedrijfsmodellen juist een oneerlijk voordeel geeft, zoals bij regels voor uitverkoop.
In 2025 moeten alle wet- en regelgeving die belemmerend of oneerlijk voordeel geven
zijn opgelost.
3. In Europees verband kijken naar het introduceren van een belasting op nieuw «virgin
materiaal». Op dit moment zijn nieuwe grondstoffen even duur als gerecyclede materialen. Hierdoor
bestaat geen fiscale prikkel om duurzamere alternatieven te gebruiken. Om marktverstoringen
te voorkomen, moet in Europees verband worden gekeken hoe dit aangepakt kan worden.
Samenvatting: Beslispunten
Samenvattend vraagt de initiatiefnemer de Kamer in te stemmen om de Minister van Economische
Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu te verzoeken
de volgende acties te ondernemen:
1. Bepaal wat (on)«duurzaam» is.
2. Stel eisen aan de informatievoorziening van bedrijven.
3. Ontwikkel een Eco-score op kleding.
4. Introduceer hogere boetes voor greenwashing.
5. Pak de wildgroei aan keurmerken aan.
6. Kom met een informatiebeleid voor retourproducten.
7. Stimuleer een ambitieuze Eco-design richtlijn, met eisen aan de oorsprong van producten
en een afbouwpad voor textiel gemaakt van virgin fossiele materialen.
8. Gebruik de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) voor echt circulaire
productie, met dekkende tarieven en een duidelijke ketenregie.
9. Voorkom dumping in derde landen door grootschalig onderzoek naar de stromen van ongebruikt
en tweedehands textiel binnen en buiten Europa.
10. Kom met regels voor het voorwassen van textiel.
11. Ontwikkel een industriestandaard voor vezelverlies en stel hierbij een maximum in.
12. Verplicht wasmachinefilters en onderzoek of dit voor wasdrogers ook moet.
13. Neem chemicaliëngebruik op in de Eco-design richtlijn.
14. Geef ruim baan aan circulaire businessmodellen met actieve hulp van de overheid.
15. Neem belemmerende wet- en regelgeving onder de loep, met onder andere een nieuwe definitie
van afval.
16. Heroverweeg belastingen op virgin materiaal ten opzichte van gerecycled materiaal
in een Europees verband.
Europese context
In de EU staan alle seinen op groen om als Nederland ambitieus aan de slag te gaan
met deze plannen. De Europese textielstrategie geeft een duidelijk mandaat voor de
toekomst en de initiatiefnemer is ontzettend verheugd dat de Commissie deze veelomvattende
visie heeft neergelegd. Veel van de voorstellen in deze nota sluiten aan bij wat er
door de Commissie wordt voorgesteld.
Dat er nu in Europa plannen liggen, betekent wat de initiatiefnemer betreft niet dat
we moeten afwachten totdat deze worden geïmplementeerd. Omdat de implementatie van
de Europese strategie nog jaren kan duren, moet Nederland zelf en met kopgroepen bezien
waar een koplopersrol voordeel heeft, bijvoorbeeld op het gebied van investeringen,
het stellen van eisen aan informatie die wordt aangeleverd en het implementeren van
een ambitieuze UPV. In Europa moet Nederland een ondersteunende rol spelen voor de
plannen van de Commissie: inzetten op het aansterken van de bestaande ambities met
gelijkgestemde landen, zorgen dat andere landen de ambities niet verzwakken, en laten
zien dat het beleid werkt door te rapporteren over de eigen ervaringen met het beleid.
Omdat de voorstellen vrijwel allemaal aansluiten op de Europese textielstrategie,
verwachten wij dat er weinig botsingen zijn met de Europese interne regels.
Financiële paragraaf
Een aantal van deze voorstellen hebben financiële consequenties. De financiële consequenties
voor de overheid zijn relatief beperkt, omdat het gaat om onderzoeksvoorstellen en
normering.
Voor bedrijven leveren de voorstellen een aantal lastenverzwaringen op:
1. De heffing van de UPV gaat generiek omhoog. Dit wordt vastgesteld door een onafhankelijke
partij, en gaat op basis van kostendekkendheid voor inzamelaars en recyclers. De kosten
liggen bij kledingproducenten.
2. Voor bedrijven die geen circulaire kleding ontwerpen, gaat de heffing die moet worden
betaald onder de UPV verder omhoog dan de generieke stijging voor alle bedrijven.
Zij zorgen immers ook voor hogere kosten voor recycling. Hoeveel hoger de heffing
precies zal zijn, hangt af van de mate van differentiatie.
3. Het verplichten van filters voor wasmachines leidt tot een kostenpost voor producenten.
Bestaande filtersystemen die 90% van de microplastics tegenhouden zijn op de commerciële
markt voor ongeveer € 60 te koop. Dit moet zo min mogelijk worden doorberekend naar
klanten. In 2020 werden in Nederland 726.000 wasmachines verkocht.41 Als de volledige € 60 wordt doorberekend aan consumenten, dan levert dat een kostenstijging
voor consumenten van in totaal € 43 miljoen op.
4. Het stellen van strengere producteisen levert hogere productiekosten op voor bedrijven
op de kortere termijn. Dit kan op de korte termijn helaas worden doorberekend aan
de consument. Daar staat tegenover dat de consument kleding koopt van een betere kwaliteit,
waardoor deze langer mee kan gaan en minder nieuwe kleding gekocht hoeft te worden.
5. Het principe dat de vervuiler betaalt wordt steviger toegepast. Producten met een
grotere negatieve milieu-impact worden zwaarder belast voor bedrijven en consument,
terwijl duurzame producten gestimuleerd worden. De precieze lastenverzwaring/-verlichting
per bedrijf/consument is nader te bezien na het onderzoek in Europees verband.
Hagen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.