Brief regering : Brede schuldenbrief
24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 655
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 november 2022
In het commissiedebat Armoede en schulden van 6 oktober jl. (Kamerstuk 24 515, nr. 652) werden verschillende vragen gesteld over het risico van oplopende schulden en of
het huidige systeem van schuldhulpverlening voldoende in staat is de problematiek
het hoofd te bieden. In dit debat heb ik toegezegd voor de begrotingsbehandeling van
het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een brede schuldenbrief nader
in te gaan op de vragen van uw Kamer. Met deze brief verwacht ik, mede namens de Minister
voor Rechtsbescherming en de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
tegemoet te komen aan deze toezegging. Het kabinet informeert de kamer separaat over
het implementatieplan van de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden. Dit plan beoogt
een aantal fundamentele aanpassingen van het huidige systeem en wordt gelijktijdig
met deze brief aan uw Kamer aangeboden.
In onderhavige brief zal per toezegging een toelichting worden gegeven. Allereerst
ga ik in op de zorgen rond de continuïteit van schuldregelingen en wat het kabinet
doet om te voorkomen dat mensen uit de schuldregeling vallen. Daarna ga ik in op de
vraag over het voorkomen van huisuitzettingen tijdens de energiecrisis (vraag lid
Ceder, ChristenUnie). Ik geef uw Kamer vervolgens de stand van zaken van de Wet kwaliteit
incassodienstverlening (Kamerstuk 35 733) (vraag lid Simons, BIJ1) en de Wet betalingsregelingen (vragen van leden Sahla,
D66 en Palland, CDA). Ten slotte zal ik ingaan op de vragen die zijn gesteld over
schulden als verdienmodel (vraag lid De Kort, VVD) en de toegang tot de Wsnp (vraag
lid Palland, CDA). Ik zal de aangekondigde wijzigingen in deze brief breed onder de
aandacht brengen van de maatschappelijke partners die zich inzetten voor mensen met
schulden.
Voorkomen beëindiging van schuldregelingen
Zoals aangegeven in de Kamerbrief Aanvullende maatregelen energierekening van 20 september
jl. (Kamerstukken 29 023 en 36 200, nr. 354) heeft het kabinet een groot pakket aan maatregelen getroffen om de inkomenspositie
van mensen te versterken en de effecten van de stijgende energieprijzen tegen te gaan.
Inzet is om te voorkomen dat mensen worden afgesloten («niemand mag in de kou zitten»)
en dat (schuld)hulpverlening bereikbaar moet zijn («schuldregelingen mogen niet worden
beëindigd vanwege stijgende energiekosten»). Met energiebedrijven, de VNG, NVVK en
departementen is daarnaast aan de volgende maatregelen gewerkt:
• Op 31 oktober hebben 30 koepels van schuldeisers, individuele bedrijven en overheidsdiensten
de Intentieverklaring Samen schuldregelingen redden ondertekend, waarin afspraken staan om te voorkomen dat mensen door de inflatie en
stijgende energieprijzen uit de buitengerechtelijke schuldregeling vallen.
• Verbreding Waarborgfonds. In overleg met NVVK en kredietbanken zijn drie voorstellen
geformuleerd die het mogelijk maken om lopende saneringskredieten in stand te houden
en vaker saneringskredieten in te zetten, ook als de afloscapaciteit van mensen tijdelijk
niet toereikend is, zoals met de hierboven genoemde intentieverklaring is overeengekomen.
Deze drie mogelijkheden zijn voor een periode van maximaal 6 maanden toepasbaar en
zijn naar verwachting beschikbaar vanaf 1 december. Na de genoemde 6 maanden gaat
het Waarborgfonds weer terug naar de gebruikelijke werkwijze. Met deze voorstellen
wordt tegemoetgekomen aan de motie van het lid Van Weyenberg c.s.1
1. Aflossing bestaande saneringskredieten verlagen met betalingsregeling (per 6 maanden)
Wanneer iemand de maandelijkse aflossing van zijn saneringskrediet (gedeeltelijk)
niet meer kan nakomen, kunnen kredietbanken de afloscapaciteit herberekenen en zo
rekening houden met de gestegen energieprijzen en inflatie. De lagere afloscapaciteit
kan door middel van een nieuwe aangepaste betalingsregeling leiden tot een lagere
maandelijkse aflossing van het saneringskrediet. Het Waarborgfonds saneringskredieten
vergoedt de gemiste aflossing. De looptijd van het saneringskrediet van 36 maanden
wordt hierbij niet verlengd.
2. Schuldbemiddelingsregeling omzetten naar saneringskrediet
Wie een schuldbemiddelingsregeling heeft, kan in een situatie komen dat er niet meer
gespaard kan worden voor de jaarlijkse aflossing aan schuldeisers. Om te voorkomen
dat de schuldbemiddelingsregeling strandt, kan de hulpverlener de schuldbemiddeling
omzetten naar een saneringskrediet. Het omzetten van schuldbemiddelingen in saneringskredieten
kon overigens altijd al en zal ook na de looptijd van het verbrede Waarborgfonds mogelijk
blijven.
3. Tijdelijke nieuwe saneringskredieten voor mensen zonder afloscapaciteit, voor een
periode van 6 maanden
Wie begint aan een minnelijke schuldregeling en geen afloscapaciteit heeft, kan volgens
de regels geen saneringskrediet krijgen. Het verbrede Waarborgfonds stelt kredietbanken
in staat om ook mensen zonder afloscapaciteit te helpen. Er wordt een saneringskrediet
verstrekt op basis van veronderstelde minimum afloscapaciteit. De eerste 6 maanden
hoeft de klant slechts een zeer beperkt bedrag (€ 1) af te lossen. Na 6 maanden wordt
de afloscapaciteit opnieuw berekend. De totale looptijd van het krediet wordt niet
langer dan 36 maanden.
Voorkomen van huisuitzettingen
Het lid Ceder (ChristenUnie) verzocht of het mogelijk is afspraken die in coronatijd
zijn gemaakt met gemeenten, verhuurdersorganisaties en brancheorganisaties over het
voorkomen van huisuitzettingen in coronatijd, door hem een moratorium genoemd, te
hernieuwen in het geval de betaalproblematiek rond de energiecrisis toeneemt.
De Minister voor VRO laat mij desgevraagd weten dat hij hierover – ook conform de
motie van de leden Beckerman en Grinwis2 – in gesprek is met partijen die eerder betrokken waren bij de afspraken om huisuitzettingen
te voorkomen in coronatijd. Dat zijn VNG, Aedes, IVBN, Vastgoedbelang en Kences. De
afspraken zijn destijds onderstreept door de Woonbond. De bestuurlijke afspraken kunnen
gaan over het bieden van maatwerk bij betaalachterstanden, het treffen van betalingsregelingen,
het actief wijzen op ondersteuning vanuit de bijzondere bijstand van gemeenten of
het aanbieden van alternatieve (goedkopere) woonruimte. We streven ernaar dit jaar
nog tot afspraken te komen.
Verhuurders hebben sinds 2021 de plicht om sociale incasso te voeren, contact te zoeken
met huurders die betaalachterstanden hebben en deze achterstanden te melden bij gemeenten.
Gemeenten moeten vervolgens een hulpaanbod doen. Voordat een vonnis tot huisuitzetting
wordt afgegeven, is een rechterlijke uitspraak nodig. De rechter kijkt hierbij naar
alle omstandigheden van het geval (de bijzondere omstandigheden van de huurder moeten
dan wel in de procedure worden ingebracht en worden onderbouwd) om te bepalen of de
huurachterstand ontbinding rechtvaardigt dan wel of het belang van de huurder om in
de woning te mogen blijven wonen zwaarder weegt dan het belang van de verhuurder om
de huur te beëindigen.
De Minister voor VRO geeft ook aan nut en noodzaak van aanvullende juridische maatregelen
zoals een generiek moratorium op huisuitzettingen van mensen die aan een schuldhulpverleningstraject
deelnemen, te verkennen.
Stijging minimumloon en beslagvrije voet
Met betrokken (beslagleggende) partijen zet ik met urgentie stappen om te bewerkstelligen
dat de stijging van het wettelijk minimumloon en de daaraan gekoppelde uitkeringen
per 1 januari 2023 ook tijdig merkbaar is voor mensen die te maken hebben met beslag
op loon of uitkering. Vanwege de huidige systematiek van herberekening van de beslagvrije
voet merken financieel kwetsbare mensen de stijging, in geval van beslagen die over
de jaargrens doorlopen, pas na een herberekening van de beslagvrije voet in hun portemonnee.
We werken aan het mogelijk maken van een herberekening. Alle betrokkenen zoals burgers,
beslagleggers, derden beslagenen en schuldeisers worden hiervan op de hoogte gehouden.
Stand van zaken Wet kwaliteit incassodienstverlening (Wki)
De Wki is reeds door de Eerste en Tweede Kamer aangenomen en op 19 mei jl. gepubliceerd
in het Staatsblad.3 Met deze wet wordt voorzien in een verplicht incassoregister en een systeem van toezicht
en handhaving, waardoor incassobureaus vorderingen moeten voldoen aan kwaliteitseisen.
De verwachte inwerkingtreding is 1 juli 2023.4 De inwerkingtreding hangt samen met het op de wet gebaseerde Besluit Kwaliteit Incassodienstverlening.
Dit concept besluit is op 13 mei jl. parallel aan de start van de internetconsultatie
aan uw Kamer toegezonden.5 De consultatie heeft veel reacties opgeleverd. De reacties op de internetconsultatie
worden momenteel verwerkt waarna het concept naar verwachting begin volgend jaar voor
advisering aan de Raad van State wordt aangeboden. De Minister voor Rechtsbescherming
zal uw Kamer op de hoogte houden van de inwerkingtreding.
Het lid Simons (BIJ1) heeft gevraagd hoe voorkomen kan worden dat de schuldenindustrie
«gespekt wordt» en dat incassobedrijven hun activiteiten mogelijk de komende zes maanden
opschroeven, voordat de Wki naar verwachting op 1 juli 2023 in werking treedt. Wanneer
een vordering om wat voor reden dan ook niet betaald kan worden door de schuldenaar,
zal een schuldeiser naar mogelijkheden zoeken om alsnog betaald te krijgen voor het
geleverde goed of de dienst. Dat kan zijn door het inschakelen van een incassobedrijf.
Als een incassobedrijf in de periode tot inwerkingtreding van de Wki de activiteiten
opschroeft, blijft het de praktijk dat een schuldeiser, alsook een incassobureau,
bij het incasseren van een vordering moet voldoen aan eisen van een zorgvuldige incasso.
Zo moet er eerst een kosteloze betalingsherinnering zijn verstuurd, waarin de te betalen
incassokosten worden aangekondigd en zijn de incassokosten wettelijk gemaximeerd.
Wanneer mensen – het vermoeden – van oneerlijke incasso hebben, kunnen deze gemeld
worden bij de ACM. Daarnaast kan door middel van het strafrecht aangifte gedaan worden
wanneer er sprake is van fraude. Deze praktijk blijft bestaan, zowel voor als na de
inwerkingtreding van de Wki.
Wetsvoorstel betalingsregelingen
Door het lid Sahla (D66) is gevraagd naar de stand van zaken van het wetsvoorstel
inzake het opleggen van een betalingsregeling door de rechter en de termijn waarop
dit voorstel naar uw Kamer kan worden gestuurd. Het lid Palland (CDA) heeft gevraagd
hoe aangekeken wordt tegen het verankeren van het recht op een betalingsregeling in
de wet en of dit al eens verkend is of verkend kan worden.
Op 18 juni 2021 heeft de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming de beleidsreactie
op het WODC onderzoek «Betalingsregelingen – Bevorderen van haalbare betalingsregelingen
bij private schuldeisers» aan de Kamer aangeboden (Kamerstukken 24 515 en 29 279, nr. 604).
Hierin wordt aangegeven waarom niet tot een wettelijk algemeen recht op een betalingsregeling
wordt overgegaan. Het uitgangspunt in het Nederlandse recht is contractsvrijheid.
Eenmaal gemaakte afspraken moeten worden nagekomen. Daarbij kan een algemeen recht
op een betalingsregeling het vertrouwen van schuldeisers in het handelsverkeer ondermijnen.
Daarnaast zou een algemeen recht op een betalingsregeling (kleinere) schuldeisers
in financiële problemen kunnen brengen. Betalingsregelingen bieden niet in alle gevallen
een oplossing, bijvoorbeeld voor mensen met problematische schulden. Daarom heeft
de Minister voor Rechtsbescherming een wetsvoorstel voorbereid waarmee de rechter
een betalingsregeling kan opleggen. Op dit moment worden de consultatiereacties op
dit wetsvoorstel verwerkt. De verwachting is dat indiening van het wetsvoorstel bij
uw Kamer voor de zomer zal kunnen plaatsvinden.
Los van dit wetsvoorstel neemt het kabinet op dit moment stappen om – zonder tussenkomst
rechter – één betalingsregeling mogelijk te maken voor betalingsachterstanden bij
de rijksoverheid door de aangesloten uitvoeringsorganisaties, met de mogelijkheid
om schulden te pauzeren. De eerste fase van deze Betalingsregeling Rijk start op 1 december
aanstaande met CJIB, CAK en DUO. Mensen die bij die overheidsorganisaties betalingsachterstanden
hebben, krijgen waar mogelijk niet meer met de verschillende organisaties te maken,
maar ontvangen één gezamenlijke betalingsregeling. Deze aanpak draagt bij aan een
betere, verantwoorde overheidsincasso met oog voor de menselijke maat. De beleidsregel
die dit regelt is op 18 november jl. in de Staatscourant gepubliceerd.6
Schulden als verdienmodel
De vraag van het lid De Kort (VVD) of gekeken kan worden naar een andere manier van
omgang met schulden als een verdienmodel kan bevestigend worden beantwoord. Zoals
ik ook in het implementatieplan Geldzorgen, armoede en schulden heb aangegeven, maak
ik er samen met de Minister voor Rechtsbescherming werk van om excessieve stapeling
van de kosten en schulden als verdienmodel tegen te gaan in lijn met de motie van
de leden Ceder en Kat.7 Zoals de voormalig Minister voor Rechtsbescherming heeft laten weten zijn alle stappen
binnen de keten opzichzelfstaand gerechtvaardigd, maar kunnen deze als optelsom soms
tot excessen leiden. Dit wordt aan voortgezette thematafels met betrokken stakeholders
besproken, waarover de Minister voor Rechtsbescherming u voor het zomerreces nader
zal informeren. Deze thematafels betreffen een doorlopend proces voor verbeteringen
in het huidige stelsel van maatschappelijk verantwoorde incasso en deurwaardersactiviteiten.8
Toegang en duur Wsnp-traject
Daarnaast heeft uw Kamer een aantal vragen gesteld met betrekking tot de mogelijkheden
om de duur van een Wsnp-traject te verkorten alsmede de vraag of de toegang tot de
Wsnp kan worden verbeterd. Ik wil graag op deze vragen reageren door enerzijds aan
te geven wat op dit moment al gebeurt en anderzijds door te beschrijven op welke manier
de Minister voor Rechtsbescherming en ik de ambities op dit gebied verder vorm wil
geven.
Op dit moment is bij uw Kamer het wetsvoorstel Wijziging van de Faillissementswet
ter verbetering van de doorstroom van de gemeentelijke schuldhulpverlening naar de
wettelijke schuldsanering natuurlijke personen in behandeling.9 Dit wetsvoorstel heeft als doel de duur van schuldhulptrajecten te verkorten, zodat
mensen sneller schuldenvrij zijn. Daarvoor worden enkele aanpassingen voorgesteld
om de toegang tot de Wsnp te verbeteren.
In de aanloop van het plenaire debat van 8 juni jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 89, items 4 en 7) over dit wetsvoorstel zijn verschillende amendementen ingediend, waaronder een amendement
met als doel de toegang tot de Wsnp voor iedereen mogelijk te maken ongeacht het voortraject
en een amendement met als doel de termijn van de duur van een Wsnp-traject in te korten
met de duur van de gemeentelijke hulp. In samenspraak met de Kamer is het plenaire
debat aangehouden om de praktijk eerst te kunnen consulteren over de impact van de
voorgestelde amendementen. De Minister voor Rechtsbescherming heeft uw Kamer hierover
op 11 november 2022 per brief geïnformeerd (Kamerstuk 35 915, nr. 16).
De bovenbeschreven ontwikkeling was reeds inwerking gezet door de vorige Minister
voor Rechtsbescherming. Inmiddels hebben we onze ambities flink aangescherpt. Zoals
beschreven in het coalitieakkoord (Kamerstuk 35 788, nr. 77) en implementatieplan Geldzorgen, Armoede en Schulden, zijn we voornemens de doorlooptijd
van schuldhulpverlening te verkorten. Op dit moment worden hiertoe samen met het Ministerie
van Justitie en Veiligheid en ketenpartners de verder plannen uitgewerkt. Ik zal u
tijdens de eerste voortgangsrapportage van de aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden
verder informeren.
Ik hoop u met deze antwoorden voldoende te hebben geïnformeerd. Met de Aanpak geldzorgen,
armoede en schulden, waarover uw Kamer separaat wordt ingelicht, streeft het kabinet
ernaar dat stapeling van schulden wordt voorkomen, mensen sneller schuldhulp vinden
en ontvangen – bijvoorbeeld in de vorm van betalingsregelingen en saneringskredieten
–, en mensen sneller zicht hebben op een financieel gezonde toekomst.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen