Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Verordening verbod producten gemaakt met dwangarbeid (Kamerstuk 22112-3537)
2022D46777 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben
de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het Fiche: Verordening
verbod producten gemaakt met dwangarbeid (Kamerstuk 22 112, nr. 3537).
De voorzitter van de commissie, Wuite
De griffier van de commissie, Meijers
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Inbreng VVD-fractie
2
Inbreng D66-fractie
3
Inbreng CDA-fractie
4
Inbreng SP-fractie
5
Inbreng PvdA-fractie
5
Inbreng ChristenUnie-fractie
6
II
Antwoord / Reactie van de Minister
7
III
Volledige agenda
7
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor het Fiche: «Verordening verbod
producten gemaakt met dwangarbeid» d.d. 10 november 2022. Zij hebben daarover nog
enkele vragen.
De Minister schrijft onder het kopje «2. Essentie voorstel» dat de bevoegde autoriteiten
van de lidstaten samenwerken en communiceren via een netwerk dat de coördinatie en
samenhang tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten moet bevorderen en zo zorgt
voor een effectieve handhaving van het verbod. De leden van de VVD-fractie willen
de Minister vragen hoe dit netwerk formeel vorm krijgt en welke rol reeds bestaande
netwerken krijgen in de facilitering van de coördinatie.
De Minister schrijft ook dat de Commissie specifieke aandacht besteedt aan wat het
voorstel voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) betekent, dat er rekening is gehouden
met de mogelijke beperktere middelen en mogelijkheden van het MKB. Deelt de Minister
de mening van de leden van de VVD-fractie dat, indien het voorstel wordt aangenomen,
het Nederlandse MKB actief moet worden meegenomen in de implementatiefase van deze
verordening? Zo ja, op welke manier zou dat het beste kunnen?
De Minister schrijft onder het kopje «b. Impact Assessment Commissie» dat eerdere
impact assessments, zoals voor de CSDDD (Corporate Sustainability Due Diligence Directive), zijn gebruikt voor dit voorstel. Voorts schrijft de Minister dat het kabinet het
belangrijk vindt dat een impact assessment wordt gedaan en dat het bij de Commissie
zal aangeven dat het onwenselijk is om in dit geval af te wijken van het EU Betere
regelgevingsprincipe door het niet uitvoeren van een impact assessment. Deelt de Minister
de mening van de leden van de VVD-fractie dat slechts verwijzing naar de CSDDD impact
assessments niet voldoende is om de implicaties en effectiviteit van deze regelgeving
goed te kunnen beoordelen? Wat gaat de Minister doen om de directe implicaties en
effectiviteit van deze regelgeving goed in kaart te brengen?
Voorts vinden de leden van de VVD-fractie het belangrijk dat er met deze verordening
geen ongelijk speelveld gecreëerd wordt via regels die niet rekening houden met wat
andere landen doen. De leden van de VVD-fractie willen daarom aan de Minister vragen
hoe zij rekening gaat houden met, dan wel uitvoering gaat geven aan het behoud van
het gelijke speelveld met alle EU-lidstaten of tenminste met de omringende landen?
Hoe gaat de Minister daarnaast om met de handhaving van deze verordening?
Inbreng leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel voor
een verordening met betrekking tot het verbod op producten gemaakt met dwangarbeid
en de positie van het kabinet. De leden zijn van het standpunt dat Nederland en de
Europese Unie alles op alles moeten zetten om dwangarbeid, kinderarbeid en slavernij
te stoppen en dat dit van het grootste belang is, en te allen tijden van groter belang
dan economische overwegingen.
De leden zijn het dan ook zeer eens waar het kabinet stelt dat het een sterk gevoelde
urgentie voelt «om paal en perk te stellen aan dwangarbeid. Doel van het voorstel
is het bijdragen aan de wereldwijde strijd tegen dwangarbeid door het weren van producten
vervaardigd met dwangarbeid van de EU-markt. Het voorgestelde optreden is geschikt
om deze doelstelling te bereiken.»
Kan de Minister toezeggen dat economische overwegingen nooit onderdeel zijn van beleid
en wetgeving om dwangarbeid, kinderarbeid en slavernij tegen te gaan? Kan de Minister
toezeggen, zodoende, altijd te handelen conform artikel 5 van het Handvest van de
Grondrechten van de Europese Unie en artikel 273-f van het Wetboek van Strafrecht?
Voorts nemen de leden van de D66-fractie kennis van de zorgen over de uitvoerbaarheid
voor het MKB, maar brengen zij de Minister graag in herinnering dat vele MKBers in
Nederland al ontzettend voortvarend werken aan bijvoorbeeld het beleid omtrent Internationaal
Maatschappelijk Verantwoord (IMVO). De Minister stelt de vraag of er wel voldoende
rekening is gehouden met het MKB; op welke manier wil zij dit aankaarten zonder het
doel dat iedereen onderschrijft – het zoveel mogelijk voorkomen van dwangarbeid –
te ondermijnen?
De Minister is van plan de Europese Commissie te vragen een impact assessment te doen.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister wat het doel hier van is. Een dergelijke
assessment kan tot vertraging leiden in het tegengaan van dwangarbeid en suggereert
dat economische overwegingen toch een rol spelen in de vormgeving van wetgeving en
beleid. Mocht er een impact assessment komen, kan de Minister dan toezeggen dat zij
zich er hard voor zal maken dat deze impact assessment zich niet alleen richt op de
gevolgen voor bedrijven, maar ook de gevolgen voor de mensenrechten en arbeidsrechten
in gehele waardenketens, en met name buiten de Europese Unie?
De leden van de D66-fractie zien de Minister op een aantal plekken verwijzen naar
de richtlijnen voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling (OESO-richtlijnen). Deze richtlijnen spreken ook over
het bieden van herstel nadat is vastgesteld dat schade is vastgesteld in de keten.
Deze leden zien in het voorliggende voorstel van de Commissie helaas niks terug over
herstel. Kan de Minister hierop reflecteren? Kan zij toezeggen dit te bespreken met
haar collega’s in Brussel? Is de Minister daarnaast bereid te onderzoeken of het IMVO-steunpunt
ook gebruikt kan worden om bedrijven voor te lichten over dwangarbeid?
Inbreng leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het fiche over de verordening
verbod producten gemaakt met dwangarbeid en hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de CDA-fractie vinden het belangrijk om goederen vervaardigd met dwangarbeid
van de markt te weren binnen de Europese Unie. Gezien de lengte van de handelsketens
tegenwoordig is het zeer complex geworden om te bepalen of een product geheel dwangarbeidvrij
is, zeker wanneer het zoals in deze verordening betrekking heeft op elk stadium van
de productie. Daarom vragen de leden van de CDA-fractie aan de Minister hoe het controleerbaar
is voor bedrijven die producten invoeren dat een product geheel dwangarbeidvrij is.
Brengt dit niet tamelijk veel regeldruk mee, zeker voor het MKB?
De Commissie heeft aangegeven dat deze verordening een aanvulling is op de Richtlijn
gepaste zorgvuldigheid (Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD))
en de Richtlijn duurzaamheidsrapportage door ondernemingen (Corporate Sustainability
Reporting Directive). De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of gezien het
belang van het beëindigen van dwangarbeid deze verordening apart meegenomen wordt
binnen het wetgevingstraject op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen (IMVO). Hoe gaat dit binnen de Nederlandse wetgeving samenkomen? Hoe zorgen
wij voor duidelijkheid voor onze bedrijven wanneer dit niet in de Nederlandse IMVO-wetgeving
wordt meegenomen?
De leden van de CDA-fractie vinden het belangrijk dat deze wetgeving ook daadwerkelijk
handhaafbaar is voor de autoriteiten. Daarom vragen de leden van de CDA-fractie de
Minister hoe handhaving plaats gaat vinden. Is er genoeg informatie beschikbaar over
de handelsketens om te handhaven op deze producten? Gaat de handhaving ook gepaard
met informatiedeling binnen het netwerk van toezichthoudende autoriteiten?
De leden van de CDA-fractie maken zich erg zorgen over verschillen in uitvoering tussen
verschillende lidstaten. Immers is een gelijk speelveld binnen de Unie erg belangrijk.
Kan de Minister reflecteren op hoe er gezorgd gaat worden dat de bevoegde autoriteiten
dezelfde maatstaven voor gepaste zorgvuldigheid en handhaving bij bedrijven gaan hanteren?
Hoe gaan wij een gelijk speelveld binnen de Unie bewerkstelligen?
De leden van de CDA-fractie zien het belang van deze gepaste zorgvuldigheidsverordening
in aanvulling op andere richtlijnen en verordeningen. Wel maken de leden van de CDA-fractie
zich zorgen om hoe er duidelijkheid gaat komen voor bedrijven op de Nederlandse markt
waaraan ze moeten voldoen en hoe ze dit moeten rapporteren. Kan de Minister reflecteren
op wat dit aan extra regeldruk voor bedrijven (groot-, MKB en kleinbedrijven) gaat
betekenen? Hoe gaat er duidelijkheid komen voor bedrijven om verbod van hun producten
op de markt te voorkomen?
De Europese Commissie gaat een lijst met risicogebieden opstellen voor dwangarbeid.
De leden van de CDA-fractie vragen zich af of dit niet averechts gaat werken. Kan
de Minister reflecteren op hoe zij het risico inschat dat bedrijven welke daar eerlijke
en duurzame banen willen bieden zich terugtrekken omdat het te lastig is te bewijzen
dat er in het risicogebied geen sprake is van dwangarbeid? Is er duidelijkheid hoe
een eventuele terugtrekking van bedrijven die gepaste zorgvuldigheid willen toepassen
en eerlijke banen willen bieden bewerkstelligd gaat worden?
De leden van de CDA-fractie zouden graag meer inzicht krijgen in de planning van dit
Europese proces, naast de planning voor het proces van IMVO-wetgeving in Nederland.
Kan de Minister reflecteren op in hoeverre dit gelijk gaat lopen? Op welke tijdsplanning
moet deze verordening en richtlijnen in Nederlandse wet geïmplementeerd worden? Hoe
gaan wij zorgen voor één duidelijke wet conform de Europese wetgeving met betrekking
tot IMVO en gepaste zorgvuldigheid?
Inbreng leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben het fiche: Verordening verbod producten gemaakt
met dwangarbeid met interesse gelezen. De leden hebben hier nog een aantal vragen
over.
Het is goed dat er beleid komt om dwangarbeid daadkrachtiger aan te pakken. De leden
hebben wel zorgen dat het voorstel op verschillende vlakken niet streng genoeg is,
waardoor het mogelijk is dat er uiteindelijk weinig mensen mee geholpen zijn. Het
zou goed zijn om de verordening op een aantal vlakken aan te scherpen en niet onnodig
te vertragen. Deze mogelijke vertraging kan zitten in een verdere consultatie met
het MKB, impact assessments en een conservatieve inschatting van de implementatietermijn.
Het is positief om te lezen dat het kabinet op onderdelen inzet op strengere regelgeving
zoals het expliciet naleven van de OESO-richtlijnen en de Guiding Principles van de Verenigde Naties (United Nations Guiding Principles on Business and Human
Rights (UNGPs)). Dit is de absolute ondergrens voor het effectief aanpakken van dwangarbeid
in de keten.
De leden vinden het jammer om te lezen dat er weinig aandacht is voor het onderdeel
herstel en daarmee ook het recht op herstel. Voor de leden van de SP-fractie is dit
een essentiële stap in het treffen van een rechtvaardige compensatie voor de geleden
schade. Is de Minister het met de leden eens dat dit onderdeel moet worden van de
onderhandelingsinzet van Nederland? Zo nee, waarom niet?
De leden vinden het eveneens een gemiste kans dat er weinig concreets in het voorstel
staat over de benodigde transparantie van de ketens. Dit is een essentieel onderdeel
om deze verordening daadwerkelijk effectief te maken. Op welke manier gaat de Minister
ervoor zorgen dat de transparantie beter gewaarborgd wordt?
Inbreng leden van de PvdA-Fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het fiche:
verordening verbod producten gemaakt met dwangarbeid. De leden zijn van mening dat
een EU-breed verbod op dwangarbeid een cruciale stap is om standaarden van de Internationale
Arbeidsorganisatie (ILO) beter te handhaven. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
In het huidige voorstel ligt de verantwoordelijkheid van de uitvoering bij individuele
lidstaten. De leden van de PvdA-fractie vragen zich af hoe de Minister ervoor gaat
zorgen dat dit niet leidt tot ongelijke uitvoering. De kans bestaat dat in het geval
van ongelijke uitvoering bedrijven op zoek gaan naar loopholes in het uitvoeringsbeleid van landen en hier gebruik van gaan maken, wat een negatief
effect zou hebben op de doelstelling van het verbod op dwangarbeid. Is volgens de
Minister uniformiteit in richtlijnen voor de uitvoering een oplossing die voor handen
ligt? Is het netwerk van bevoegde netwerken hierbij voldoende om uniformiteit te waarborgen?
De leden van de PvdA-fractie verwelkomen de wetgeving voor een extra stap tegen dwangarbeid
ten zeerste, maar plaatsen daarbij de kanttekening dat de wetgeving goed moet aansluiten
op bestaande of in ontwikkeling zijnde wetgeving. In het bijzonder moet het verbod
op dwangarbeid aansluiten op de IMVO-wetgeving die in ontwikkeling is. Hierbij vinden
voornoemde leden het van belang dat een IMVO-plan of inspanningen van bedrijven geen
excuus mag zijn voor een lidstaat om geen onderzoek in te stellen binnen het verbod.
Dit ook aangezien wanneer de gepaste zorgvuldigheid van een bedrijf op peil is, de
kans op een onderzoek of verbod nihil is. Is de Minister het eens dat een IMVO-plan
geen excuus mag zijn voor een bedrijf om geen onderzoek in te stellen? Hoe gaat de
Minister ervoor zorgen dat het verbod wordt uitgevoerd in het geval van een dergelijke
situatie?
De bewijslast van het verbod zoals het er nu ligt, is bij de lidstaten. De leden van
de PvdA-fractie zijn van mening dat indien er voldoende gronden zijn die het aannemelijk
maken dat de producten van een bedrijf door middel van dwangarbeid geproduceerd zijn,
de bewijslast bij het bedrijf moet liggen. Het bedrijf zal moeten aantonen dat de
producten waarin het handelt niet geproduceerd zijn door middel van dwangarbeid. Vindt
de Minister het net als de PvdA-fractie van belang dat de bewijslast bij bedrijven
terecht komt? Zo nee, waarom niet? Is het niet zo dat bedrijven zelf de zorgvuldigheidsplicht
hebben om ervoor te zorgen dat er in hun keten geen sprake is van dwangarbeid?
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de vakbonden en NGO’s expliciet betrokken
moeten worden bij het ingeven van informatie en detectie voor het instellen van een
onderzoek. Is de betrokkenheid van vakbonden en NGO’s naar het inzien van de Minister
op dit moment voldoende geborgd? Op welke manier zijn zij betrokken? Vindt de Minister
het net als de leden van de PvdA-fractie van belang dat vakbonden en NGO’s betrokken
worden in het detectie-proces?
Inbreng leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de brief van
Minister Hoekstra van 25 oktober jl. en het voorstel voor een verordening van het
Europees Parlement en de Raad inzake een verbod op met dwangarbeid vervaardigde producten
op de markt van de Europese Unie.
De leden delen het belang dat het kabinet hecht aan het effectief tegengaan van dwangarbeid.
Zij zijn echter van mening dat dit belang te weinig naar voren komt in de beoordeling
en inzet van het kabinet ten aanzien van dit voorstel. Naar de mening van deze leden
ligt de focus te eenzijdig op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het voorstel
voor Nederlandse en Europese bedrijven. Hoe waakt de Minister ervoor dat het doel
van de verordening niet uit het oog zal worden verloren in de Nederlandse inzet tijdens
de onderhandelingen?
Uit de bijgevoegde beslisnota blijkt dat op verzoek van de Minister niet langer steun
wordt uitgesproken voor het voorstel in het algemeen. In plaats daarvan wordt nu slechts
het doel van het voorstel onderschreven. De leden betreuren dit. Kan de Minister toelichten
waarom deze keuze is gemaakt? Hoe verhoudt deze keuze zich tot het grote belang dat
het kabinet zegt te hechten aan het tegengaan van dwangarbeid en de significante stappen
vooruit die het voorstel van de Commissie daarin volgens de leden kan zetten?
Het kabinet spreekt in de beoordeling en inzet ten aanzien van het voorstel niet over
het ontbreken van het recht op herstel in de verordening. In lijn met stap zes van
de OESO-richtlijnen moeten bedrijven ook verplicht gesteld worden om herstel te bieden
aan slachtoffers van dwangarbeid. Is de Minister bereid om in de onderhandelingen
te pleiten voor het opnemen van het recht op herstel in de verordening?
Het kabinet geeft aan bij de Commissie aan te willen dringen op maatregelen ter beperking
van de uitvoeringslast en kosten van het toezicht op de verordening. Welke gevolgen
zullen maatregelen als deze, volgens de Minister, hebben op de effectiviteit van het
voorstel? Hoe voorkomt de Minister dat de focus op het beperken van uitvoeringslast
en toezichtkosten ten koste gaat van de effectiviteit als het gaat om het tegengaan
van dwangarbeid?
Het kabinet schrijft dat met de voorgestelde verordening het risico wordt gelopen
op potentiële terugtrekking, al dan niet preventief. Waar baseert de Minister dit
aandachtspunt op?
De leden hebben kennisgenomen van het voornemen van het kabinet om in tegenstelling
tot het voorstel van de Commissie te pleiten voor het uitvoeren van een EU impact
assessment. De Commissie schrijft echter dat de urgentie om dwangarbeid aan te pakken
in combinatie met de noodzaak tot eerbiediging van menselijke waardigheid en de universele
en ondeelbare mensenrechten een vrijstelling van gangbare regels gerechtvaardigd maakt.
De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven deze visie van de Commissie en
achten die in lijn met het kabinetsbeleid om dwangarbeid tegen te gaan en de OESO-richtlijnen
leidend te laten zijn bij nationale wetgeving. Zij roepen de regering op de Europese
Commissie te volgen en niet te pleiten voor een EU impact assessment.
II. Antwoord / Reactie van de Minister
III. Volledige agenda
Fiche: Verordening verbod producten gemaakt met dwangarbeid.
22 112, nr. 3537 – Brief
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Wuite, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.