Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de ontwikkelingen ouderenzorg - kwaliteit van zorg (Kamerstuk 31765-651)
2022D37218 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Langdurige
Zorg en Sport betreffende ontwikkelingen in de ouderenzorg en de kwaliteit van zorg1.
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Heller
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
8
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
8
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
10
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
11
II.
Reactie van de Minister
13
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met waardering kennisgenomen van de Kamerbrief
van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport (LZS) van 7 juli 2022. Het is goed te
zien dat er slagen worden gemaakt in de doorontwikkeling van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg.
Zorg is er over de ontwikkeling van het woondomein; bij de doorontwikkeling, bij de
bouw van verpleeghuisplekken en bij het programma wonen en zorg voor ouderen. Nederland
vergrijst. Alleen al het aantal 75-plussers neemt toe tot een kleine drie miljoen.
Het versnellen van de bouw van geschikte locaties en het stimuleren van doorstroom
zijn daarom van het grootste belang. Op andere fronten in het woondomein stokt de
groei, ondanks de regie van de Minister voor VRO. Wat betekent dit voor de ambities
van de Minister voor LZS?
NZa-verkenning naar het gebruik van het volledig pakket thuis (vpt) in de sector verpleging
en verzorging (V&V)
Genoemde leden lezen dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) aangeeft dat de inzichten
die men in de verkenning heeft opgedaan ook bruikbaar zijn voor de verdere beleidsontwikkeling
bij het scheiden van wonen en zorg. Zij bevelen aan te bepalen op basis van welke
waarden wordt beoordeeld of het scheiden van wonen en zorg een succes is. Hoe ziet
de Minister de uitvoering hiervan? Ook is het een aanbeveling dat er meer regie nodig
is vanuit het woondomein. Hoe wordt dit proces vormgegeven en hoe zal de beoordeling
eruitzien? Wanneer kan de Kamer van de Minister voor LZS en de Minister voor VRO de
aangekondigde beleidsbrief verwachten over wonen, zorg en ondersteuning voor ouderen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er in het WOZO-programma wordt gewerkt aan thema’s
die de NZa benoemt, zoals de regievoering op het woondomein. Zij vragen de Minister
op welke manier zij daar rekening mee heeft gehouden.
HHM-onderzoek naar de bouwplannen voor extra verpleeghuiscapaciteit van zorgaanbieders
in de VVT-sector.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of zij kan aangeven hoe het wordt gewaarborgd
dat bij de bouwplannen tot 2026 rekening wordt gehouden met het voornemen in het coalitieakkoord
om het scheiden van wonen en zorg door te voeren bij nieuwe capaciteit in traditionele
verpleeghuizen. Op welke wijze zal zij deze totstandkoming accommoderen?
Genoemde leden vinden het goed om te horen dat de bevindingen van de NZa de urgentie
van de afspraken in het coalitieakkoord onderstrepen.
Reactie op verzoek vaste commissie voor VWS over de uitzending omroep MAX «Afschaffen
verzorgingshuizen»
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister in haar Kamerbrief van 17 juni 2022
heeft aangegeven open te staan voor de mogelijkheid om familieleden de Wet langdurige
zorg (Wlz)-aanvraag te laten ondertekenen. Zij vragen de Minister wat de stand van
zaken is nu de voorbereidingen van een wetsvoorstel zijn gestart en vragen de Minister
tevens wanneer een dergelijk voorstel wordt verwacht.
Bouwplannen intramurale zorg
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister duidelijkheid te geven over de aanvankelijke
uitbreiding van 25.000 verpleeghuisplekken. Er is onduidelijkheid ontstaan omdat betrokkenen
dachten dat dit intramurale verpleeghuisplaatsen betrof, maar er bleek volledig pakket
thuis (vpt) bedoeld te worden. De cliënt betaalt de huur dan zelf en krijgt volwaardige
verpleeghuiszorg via de Wlz. Er zijn echter ouderenzorgorganisaties die al bezig waren
met uitbreiding van intramurale plekken. Uit een inventarisatie van Bureau HHM blijkt
dat het om 8.800 verpleeghuisplekken gaat, waarvan 4.800 plekken niet meer zijn terug
te draaien. Kan de Minister aangeven hoe zij hier mee omgaat, zodat organisaties niet
onnodig in de problemen komen?
Is de Minister het met genoemde leden eens dat een stabiele Normatieve Huisvestingscomponent
(NHC) nodig is om het vastgoed langdurig te exploiteren, ook in relatie tot de realisatie
van de genoemde 4.800 verpleeghuisplaatsen?
De leden van de VVD-fractie hebben tot slot nog een vraag over de voorgenomen herijking
in 2024 van de NHC door de NZa. Elke vijf jaar wordt de NHC herijkt, maar de voorgenomen
herijking dreigt nu erg negatief uit te vallen vanwege onder andere lage rentes van
de afgelopen jaren. Op dit moment stijgen de bouw- en energiekosten tot grote hoogte.
Is de Minister bereid deze ontwikkeling met de NZa te bespreken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over het
Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg en andere onderwerpen op het terrein van de ouderenzorg.
De doorontwikkeling van het kwaliteitskader, de WOZO en het scheiden van wonen en
zorg zijn voor genoemde leden belangrijke maatregelen die in het coalitieakkoord zijn
gerealiseerd om de ouderenzorg ook voor in de toekomst goed te regelen. Zij vragen
de Minister dan ook om snelheid te maken met deze maatregelen en de Kamer goed te
blijven mee te nemen in de voortgang hiervan.
Voor genoemde leden is het belangrijk dat er een goede invulling komt van het Kwaliteitskader
Verpleeghuiszorg, waarbij er oog is voor de kwaliteit van zorg, maar er ook rekening
wordt gehouden met de schaarste aan personeel. Voor deze leden is het belangrijk dat
er daarom ook snelheid wordt gemaakt met deze doorontwikkeling en zij vragen de Minister
hoe zij ervoor gaat zorgen dat er snelheid op dit proces blijft en welke stappen zij
neemt om regie te voeren op dit proces. Zij willen daarnaast graag weten hoe de Minister
erop gaat sturen dat het kwaliteitskader toekomstbestendig ingevuld wordt, zodat innovatie
en technologie hier ook een plek in kunnen krijgen. Deze leden vinden het ook belangrijk
dat werken in de ouderenzorg aantrekkelijk blijft, dus vragen zij de Minister hoe
ervoor gezorgd wordt dat het kwaliteitskader ook gaat bijdragen aan de verlaging van
de werklast en toename van werkplezier.
Met interesse hebben genoemde leden ook kennisgenomen van de brief van 30 mei 2022
aan het Zorginstituut Nederland (ZIN) over de doorontwikkeling van het kader. De leden
van de D66-fractie lazen daarin dat de Minister nadrukkelijk een rol wil spelen met
betrekking tot de normatieve elementen van de kwaliteit van verpleegzorg. Dat vinden
deze leden een positief signaal en zij vragen de Minister welke mogelijkheden zij
ziet om ook te sturen op de uitwerking van het kader, anders dan de randvoorwaarden
meegeven aan het ZIN en het ZIN hierin doorzettingsmacht te geven.
Daarnaast hebben zij ook vragen over de financiering van het kwaliteitskader. Zij
vragen de Minister hoe zij ervoor gaat zorgen dat er zowel passende financiering is
voor de uitvoering van het kwaliteitskader, maar ook de houdbaarheid van de uitgaven
in de verpleeghuiszorg geborgd worden. Deze leden horen graag van de Minister hoe
de zogenaamde «noodrem-wet» geborgd is en er goede budgettaire besluitvorming plaatsvindt
als de kosten hoger uitvallen.
De leden van de D66-fractie hebben tevens kennisgenomen van de aanbevelingen van de
NZa, waarbij de NZa onder andere aangeeft dat het scheiden van wonen en zorg niet
binnen het huidige wettelijke kader tot stand komt. Deze leden horen graag van de
Minister hoe zij deze suggestie mee gaat nemen in de uitwerking en ontvangen graag
een tijdspad van de Minister over wanneer zij hier verder over geïnformeerd worden.
Zij ontvangen deze informatie graag voor het debat over de WOZO.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief met bijlagen over de
ontwikkelingen in de ouderenzorg en de kwaliteit van zorg en hebben daar nog enkele
vragen en opmerkingen over.
Doorontwikkeling Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg
De leden van de PVV-fractie nemen aanstoot aan de misleidende voorstelling van zaken
die het begrip «doorontwikkelen» in zich houdt, in de context dat het kabinet 300 miljoen euro
bezuinigt op personeel in de verpleeghuizen waardoor wederom 6.000 zorgmedewerkers
verdwijnen en de ouderenzorg nog verder door de bodem zakt. Het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg
is met bloed, zweet en tranen bevochten en staat voor het minimum van het minimum
dat in verschillende bewonerssamenstellingen nodig is aan personele ondersteuning,
met een gemiddelde van twee op acht tijdens piektijden. Dat het van de Minister nog
minder moet worden, vinden deze leden hardvochtig en onverantwoordelijk. Genoemde
leden zijn benieuwd naar wat acceptabele personeelsnormen zijn voor de Minister. Is
de Minister met de leden van de PVV-fractie eens dat medewerkers in de langdurige
zorg veel te veel tijd kwijt zijn aan administratieve lasten en dat het terugdringen
hiervan zorgt voor meer tijd voor de cliënt? Zo ja, wanneer gaat de Minister echt
werk maken van het terugdringen van administratieve lasten? Wordt dit ook meegenomen
in het kwaliteitskader? De Minister geeft aan dat doelgroep van verpleeg(huis)zorg
breder is dan alleen ouderen, denk aan jong dementerenden, patiënten met Korsakov,
Huntington en andere hoog complexe zorgvragen. Kan de Minister per doelgroep aangeven
hoe groot het percentage per doelgroep is? Hoe komt de Minister aan het wereldvreemde
idee dat de inzet van informele zorg door mantelzorgers en vrijwilligers nog verder
vergroot kan worden? Hoeveel Nederlanders doen vrijwilligerswerk? Hoeveel Nederlanders
zijn mantelzorger? Hoeveel mantelzorgers zijn zelf hulpbehoevend? Hoeveel mantelzorgers
zijn overbelast? Wat gaat de Minister doen om die overbelasting te verminderen? Is
het de bedoeling van de Minister dat mantelzorgers voorbehouden handelingen gaan uitvoeren?
Daar zijn zij toch niet voor opgeleid? Tot welke veiligheidsrisico’s leidt dit als
het gaat om het niet opgeleid zijn om een stoma te verzorgen, medicijnen uit te reiken,
wonden te verzorgen, sondes aan te leggen, steunkousen aan te trekken, et cetera?
De Minister zet in op het scheiden van wonen en zorg. Aan welk invoeringsplanning
denkt zij? Wanneer krijgt de Kamer de financiële details te zien, zoals consequenties
voor de huurtoeslag? Op welk niveau wil de Minister de kosten gaan scheiden als het
gaat om wonen, hotelkosten, voeding en zorg? Hoe gaan de algemene ruimtes zoals een
receptie bekostigd worden? Hoe gaat de Minister voorkomen dat er voor ouderen met
een kleine beurs enkel een betaalbare plek zal zijn in een oud verpleeghuis? Wanneer
ontvangt de Kamer de verdere concrete uitwerking van het scheiden van wonen en zorg?
NZa-verkenning naar het gebruik van het vpt in de sector verpleging en verzorging
(V&V)
De leden van de PVV-fractie vragen de Minister welk deel van de gebruikers kiest voor
een vpt vanwege het feit er geen plek is in een instelling. Hoe lang is de actuele
wachtlijst voor het verpleeghuis? En hoe lang voor de gehandicapteninstellingen? Genoemde
leden willen graag van de Minister weten waarom er niet meer keuzemogelijkheden voor
cliënten zijn ontstaan, terwijl dit vooraf bij de invoering van het vpt wel werd beoogd.
De cliënt behoudt het recht om te kiezen voor opname met verblijf. De leden van de
PVV-fractie vragen de Minister of er genoeg van deze plekken beschikbaar zullen blijven.
Hoe gaat de Minister voor tijdige en voldoende opnameplekken met verblijf zorgdragen?
Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de cliënt thuis dezelfde zorg geleverd krijgt
als in het verpleeghuis? Hoeveel tijd verleent een medewerker in een verpleeghuishuis
gemiddeld per dag hulp aan één cliënt? Hoeveel tijd verleent een wijkverpleegkundige
gemiddeld per dag hulp aan één cliënt thuis? Welke onderdelen van het pakket worden
vaak niet geleverd in de thuissituatie? Deze leden ontvangen graag een aantal concrete
voorbeelden van de Minister. Hoe vaak gebeurd het dat niet alle onderdelen geleverd
worden? Op wiens verzoek worden delen uit het zorgarrangement gelaten? Kan de Minister
per aanbeveling aangeven of en hoe deze overgenomen en uitgevoerd gaat worden? Zo
nee, waarom niet?
Een zorgaanbieder geeft aan dat het tarief VV4 in zowel vpt als zelfstandigen zonder
personeel (zzp) ontoereikend is om de zorg rendabel te kunnen leveren. Cliënten worden
daarom bewust langer in de Zorgverzekeringswet (Zvw) gehouden of via het modulair
pakket thuis (mpt) gefinancierd voor ze naar het wooninitiatief verhuizen. Genoemde
leden ontvangen in dit kader graag een reactie van de Minister. Uit het rapport blijkt
dat zorgkantoren alleen zorg via vpt willen inkopen of alleen vpt-zorg willen contracteren.
Vindt de Minister deze inmenging van het zorgkantoor wenselijk?
HHM-onderzoek naar de bouwplannen voor extra verpleeghuiscapaciteit van zorgaanbieders
in de VVT-sector
Wordt de realisatie van de door aanbieders genoemde extra 12.015 intramurale verpleegzorgplekken
in 2025 behaald, zo vragen de leden van de PVV-fractie aan de Minister? Dit is toch
niet genoeg als er voor 2040 100.000 tot 164.000 nieuwe en vernieuwde verpleeghuisplekken
nodig zijn? Waarom laat de Minister deze ramp (het niet hebben van een plek voor hoogbejaarden)
gebeuren? Kan de Minister garanderen dat er voldoende woonvormen op basis van het
scheiden van wonen en zorg beschikbaar zijn voor ouderen met een kleine(re) beurs?
Wat zijn de gevolgen voor de eigen bijdrage van zorg met verblijf door de koppeling
van het wettelijke minimumloon (WML) aan de Algemene Ouderdomswet (AOW)? Heeft dit
ook effect op de eigen bijdrage voor vpt/mpt?
Hoeveel extra woonzorgplekken zijn er het afgelopen jaar gerealiseerd? Kan de Minister
voor de jaren 2010–2040 in een tabel aangeven hoeveel plekken in het verpleeghuis,
vpt en ouderenwoningen (nultreden) netto extra nodig zijn? Kan de Minister dit uitsplitsen
in seniorenwoningen (nul-treden woning), geclusterde setting en verpleeghuissetting
met en zonder de scheiding van wonen en zorg?
Is het de bedoeling dat nieuw te bouwen verpleeghuisplekken op basis van het scheiden
van wonen en zorg gebouwd worden? Op welke termijn zijn de verpleeghuisplekken waar
bewoners nu nog geen praktische zaken zoals een eigen deurbel, eigen meterkast en
eigen brievenbus hebben, omgebouwd? Op welke wijze komt het bedrag aan huur in een
woon-zorgcomplex tot stand? Wordt de ambitie uit de bestuurlijke afspraken uit 2021
om de komende vijf jaar 25.000 verpleeghuisplekken te realiseren, behaald?
In de periode 2026–2031 zal worden bezien of een deel van de bestaande capaciteit
binnen de verpleeghuizen kan worden opgezet in geclusterde woningen waarbij zorg en
verblijf zijn gescheiden. Hoe groot is dit deel? Hoeveel extra verpleeghuisplekken
op basis van zorg en verblijf wil de Minister realiseren? Hoeveel extra verpleegplekken
op basis van een scheiden van wonen en zorg wil de Minister realiseren? Hoe groot
zijn de wachtlijsten voor een verpleeghuis (zorg met verblijf) op dit moment? Wanneer
kan de Kamer de uitgewerkte plannen en doelstellingen met betrekking tot het scheiden
van wonen en zorg ontvangen?
Monitor ouderenzorg van de NZa
Hoe komt het dat het aantal ouderen dat gebruik maakt van de wijkverpleging tot en
met 2018 stijgt en daarna daalt, terwijl er een toename is in het gebruik van andere
soorten van zorg door ouderen?
Hoe lang is de gemiddelde verblijfsduur binnen de intramurale Wlz-zorg?
Reactie op verzoek vaste commissie voor VWS over de uitzending omroep MAX «Afschaffen
verzorgingshuizen»
Op dit moment is er een groot tekort aan geclusterde woonvormen/verpleeghuisplekken.
Is deze Minister bereid toe te geven dat het stoppen van de financiering van de verzorgingshuizen
(extramuraliseren zzp 1–3 en de helft van 4) per 1 januari 2013 en 1 januari 2014
een grote fout is geweest?
Het levert problemen op dat familieleden geen Wlz-aanvragen mogen tekenen. Wanneer
ontvangt de Kamer deze wetswijziging?
Hoe vaak komt het voor dat patiënten zorgverleners niet kunnen bereiken? Welke knelpunten
zijn er opgepakt door het praktijkteam? Hoeveel mensen hebben het afgelopen jaar geen
palliatieve zorg thuis kunnen ontvangen? Hoeveel mensen zijn tegen hun wil in niet
thuis overleden? Hoeveel jaar bestaat het probleem dat mensen niet kunnen kiezen waar
ze kunnen sterven al?
Al jaren is bekend dat burgers de juiste weg en de onafhankelijke cliëntondersteuner
niet kunnen vinden. Wanneer moet dit verbetertraject voelbaar zijn, vragen de leden
van de PVV-fractie tot slot aan de Minister.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik om enkele aanvullende
en verduidelijkende vragen te stellen naar aanleiding van de Kamerbrief van de Minister
voor LZS.
Naar aanleiding van de NZa-verkenning naar het gebruik van het vpt in de V&V-sector
stellen genoemde leden de volgende vragen aan de Minister. Wat vindt de Minister ervan
dat het gebruik van het vpt zo is gestegen? Ziet de Minister het vpt in verband met
het scheiden van wonen en zorg als een oplossing of als een «bijkomend» probleem?
Kan de Minister nader duiden wat er wordt bedoeld met de zin die stelt dat gezien
de verschillende verschijningsvormen van het vpt gekeken moet worden of het instrument
van het vpt goed passend is? Voor wie moet het dan passend zijn? Wat vindt de Minister
van het punt van de NZa waarin zij stelt dat als zorg thuis als uitgangspunt in de
aanspraken van de Wlz moet worden opgenomen, scheiden van wonen en zorg waarschijnlijk
sterker gestimuleerd wordt dan onder de huidige situatie? Er worden een aantal aanbevelingen
nader uitgewerkt in het WOZO-programma. Genoemde leden vragen de Minister of bij verdere
uitwerking ook rekening wordt gehouden met mantelzorgers, specifiek gezien de positie
van mantelzorgers en het sociale netwerk bij de leveringsvorm vpt?
Naar aanleiding van het HHM-onderzoek naar de bouwplannen voor extra verpleeghuiscapaciteit
van zorgaanbieders in de VPT-sector stellen de leden van de CDA-fractie verder de
volgende vragen aan de Minister. Hoe verhoudt de demografische groei zich tot het
daadwerkelijke aantal bouwplannen (22.000 in 2026)? Hoe verhoudt dit zich tot de bestuurlijke
afspraken uit 2021 waarin is afgesproken dat er voor de komende vijf jaar 25.000 verpleeghuisplekken
moeten worden gerealiseerd? Begrijpen deze leden het goed dat het grootste deel van
deze plaatsen gezocht wordt in geclusterde woningen, dus ook in de leveringsvorm vpt?
En wordt er rekening gehouden of deze vorm passend is zoals de eerder in de brief
wordt gesteld? De Minister stelt dat voor een deel van deze plekken nog plannen moeten
worden opgesteld. Hoe groot is het deel waarvoor nog plannen moeten worden opgesteld
en voor welk deel zijn al wel plannen geconcretiseerd?
Naar aanleiding van de Monitor Ouderenzorg van de NZa stellen genoemde leden daarnaast
de volgende vragen aan de Minister. De NZa stelt dat door de dubbele vergrijzing de
toegankelijkheid van de ouderenzorg onder druk komt te staan en dat de komende jaren
keuzes nodig zijn om tot een meer integrale benadering te komen. Wat vindt de Minister
van de stellingname van de NZa? Onderschrijft de Minister deze stellingname? Denkt
de Minister dat het scheiden van wonen en zorg een oplossing kan bieden in verband
met de dubbele vergrijzing? Een belangrijk thema in het WOZO-programma is het eerder
aanbieden van zorg; hierdoor wordt zwaardere en duurdere zorg voorkomen. De Minister
stelt dat een betere samenwerking en een meer integrale benadering nodig zijn. Dat
delen de leden van de CDA-fractie, maar zij denken dan wel dat mantelzorgers meer
en beter ondersteund kunnen en moeten worden. Deelt de Minister deze zienswijze? Vallen
mantelzorgers ook onder de «integrale benadering» of heeft de Minister het dan alleen
over de professionele zorg? Hoe wil de Minister meer samenwerking bevorderen? Wordt
er dan gewerkt met reeds succesvolle projecten? Hoe verhoudt deze integrale benadering
en betere samenwerking zich tot andere delen van de zorg (met name in de thuissituatie)
die zich in de Zvw of in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 bevindt?
Naar aanleiding van de samenwerkingsafspraken tussen beroepsgroepen, brancheverenigingen
en stelselpartijen binnen de ouderenzorg en de uitvoering van de motie-Peters vragen
de leden van de CDA-fractie de Minister of zij dit verder kan concretiseren. «Het
op de gespreksagenda houden» vraagt wat betreft deze leden om een nadere duiding en
uitleg.
Genoemde leden lezen tot slot dat de Minister gestart is met de voorbereidingen om
familieleden Wlz -aanvragen te laten ondertekenen. Onderhavige brief is van 7 juli
2022. Hoe staat het met de voorbereidingen van dit wetsvoorstel? Kan de Minister aangeven
wanneer dit naar de Kamer wordt gestuurd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben
hierover nog een aantal kritische vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie zijn tegenstander van de versobering van de personeelsnorm
in de verpleeghuiszorg. Zij vragen de Minister daarom of zij zich herinnert waarom
de huidige personeelsnorm binnen het kwaliteitskader verpleeghuiszorg tot stand is
gekomen. Zo ja, is zij van mening dat het wenselijk is om weer terug te bewegen richting
de situatie voor de totstandkoming van deze personeelsnorm bestond?
Daarnaast vragen deze leden of de Minister zich beseft dat versobering van de bezettingsnorm
ervoor zal zorgen dat zorgverleners een nog hogere werkdruk krijgen, waardoor nog
meer zorgverleners de sector dreigen te verlaten? Zo ja, waarom blijft zij dan alsnog
achter deze versobering staan?
Waarom kiest de Minister er niet voor om te investeren in de verpleeghuiszorg, in
plaats van erop te bezuinigen?
De leden van de SP-fractie lezen voorts dat de Minister de intentie heeft om het aantal
verpleegzorgplekken met verblijf te stabiliseren, door wonen en zorg te scheiden.
Daarmee kiest zij ervoor om de toegang van ouderen tot verpleeghuizen verder in te
perken. Waarom maakt zij deze keuze, zo vragen deze de Minister?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de
voorliggende stukken. Zij vinden het belangrijk dat de ontwikkelingen in de ouderenzorg
door de NZa in kaart worden gebracht, zodat tijdig aandacht kan worden gevraagd voor
noodzakelijke aanpassingen.
Immers de vergijzing en daarmee de zorgvraag nemen toe, de Minister richt zich op
extramurale zorg, dan moet de vinger aan de pols gehouden worden of voldoende zorg
thuis beschikbaar en toegankelijk is.
Doorontwikkeling Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg
De leden van de PvdA-fractie lezen dat «zelf als het kan; thuis als het kan; digitaal
als het kan» de nieuwe norm in het WOZO-programma wordt. In de begroting van het ministerie
voor 2023 lezen zij dat het Zorgkantoor gaat sturen op extramurale zorginkoop en dat
het aantal verpleeghuisplekken gelijk blijft. Zij vragen de Minister wat er gebeurt
met een oudere als hij of zij het zelf niet kan én thuis niet kan en in hoeverre deze
norm als sturingsmechanisme gaat functioneren. Hebben ouderen nog een keuze, wanneer
zij veel zorg nodig hebben, of wordt die keuze bepaald door de beschikbare capaciteit?
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat een dergelijke beleidskeuze alleen
kan wanneer voldoende zorg thuis gegarandeerd kan worden. Kan de Minister aangeven
of zij deze mening deelt en dit uitgebreid toelichten?
Genoemde leden constateren dat intramurale verpleeghuisplekken voor ouderen met alleen
AOW of AOW en een klein pensioen financieel aantrekkelijker zijn dan (aangepast) thuis
wonen. Hoe worden de financiële gevolgen voor deze groep onderzocht en hoe wordt er
rekening gehouden met voldoende woonmogelijkheden voor deze groep?
NZa-verkenning naar het gebruik van het vpt in de V&V-sector
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister wanneer en in hoeverre ieder van de
aanbevelingen van de NZa wordt overgenomen in beleid. Hoe kan bijvoorbeeld worden
beoordeeld of scheiden van wonen en zorg een succes is? Worden alle aanbevelingen
geheel overgenomen? Hoe wordt gecontroleerd dat overgenomen aanbevelingen ook daadwerkelijk
worden uitgevoerd?
Deze leden lezen dat de NZa aangeeft dat de toegankelijkheid van het wonen een risico
kan vormen voor de toegankelijkheid van de zorg. Hoe gaat de Minister dit risico voorkomen?
Hoe wordt meer regie vanuit het woondomein georganiseerd, gezien de huidige situatie
op de woningmarkt?
Hoe gaat de kwaliteit van zorg thuis worden gebruikt bij de herinterpretatie van het
Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg? Hoe wordt gegarandeerd dat zorgverzekeraars de afspraken
in het Integraal Zorgakkoord nakomen en nu wel voldoende wijkverpleging inkopen?
HHM-onderzoek naar de bouwplannen voor extra verpleeghuiscapaciteit van zorgaanbieders
in de VVT-sector
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister wanneer duidelijkheid wordt geboden
over de 4800 onomkeerbare nieuwe plekken, ook wat betreft de intramurale bekostiging
en de NHC?
Kan een overzicht gegeven worden van de 4800 onomkeerbare plekken, wat betreft een
overzicht van bouwprojecten, bij welke zorgorganisaties en in welke zorgkantoorregio’s?
Wat betekent het omzetten van de bestaande capaciteit binnen verpleeghuizen naar geclusterde
woningen en in welke mate is deze omzetting ook afgestemd op de toenemende vergrijzing
en zorgvraag en het zorgaanbod voor zorg thuis?
Monitor ouderenzorg van de NZa
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de NZa constateert dat ten gevolge van de dubbele
vergrijzing de toegankelijkheid van de ouderenzorg meer onder druk komt te staan en
dat politieke keuzes nodig zijn om tot een meer integrale benadering te komen. Zij
vragen welke concrete maatregelen in begroting en het Integraal Zorgakkoord er volgens
de Minister voor zullen zorgen dat de toegankelijkheid van de zorg voor ouderen wordt
gegarandeerd, zowel wat betreft financiële toegang als wat betreft capaciteit, en
daarbij aan te geven van welke partijen en welke inzet die garantie afhankelijk is.
De leden van de PvdA-fractie wijzen hierbij op de samenhang tussen de Wmo, Zvw en
Wlz, waardoor samenwerking tussen verschillende partijen een vereiste is. Hoe gaat
de Minister zorg voor de juiste prikkels? Hoe wordt bijvoorbeeld voorkomen dat het
voor zorgverzekeraars voordelig is om onvoldoende systeemfuncties in te kopen, zodat
mensen minder lang thuis kunnen blijven? Hoe kan ervoor gezorgd worden dat preventie
door de ene partij niet alleen financieel voordeel voor een andere partij oplevert?
Hoe wordt gezorgd voor een gezamenlijke verantwoordelijkheid en een gezamenlijk belang?
En hoe wordt dit door het Ministerie van VWS gecoördineerd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Kamerbrief
van de Minister van 7 juli 2022. De Minister geeft aan in grote lijnen de aanbevelingen
van de NZa met betrekking tot het gebruik van het vpt in de V&V-sector te onderschrijven.
Genoemde leden vragen de Minister welke aanbevelingen zij onderschrijft. Welke concrete
maatregelen zal de Minister nemen om de aanbevelingen in de praktijk toe te passen?
De NZa waarschuwt voor de toegankelijkheid van zorg door wonen en zorg te scheiden,
zo lezen de leden van de GroenLinks-fractie. Toch blijkt dat volgend jaar al wordt
gestart met het scheiden van wonen en zorg. Dit terwijl de randvoorwaarde, voldoende
huisvesting voor ouderen, nog niet voldoende is ingevuld. Waarom wordt volgend jaar
al gestart met het scheiden van wonen en zorg als er nog niet voldoende geclusterde
woningen zijn? Genoemde leden vragen de Minister hoe het kan dat de plannen voor 50.000
verpleegzorgplekken in geclusterde woningen nog moeten worden gemaakt, maar dat wonen
en zorg nu wel al wordt gescheiden.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich ernstig zorgen over de ouderen met weinig
vermogen. Voor hen zal het erg moeilijk zijn om geschikte huisvesting te vinden voor
hun oude dag. Temeer omdat ouderenwoningen waar verpleegzorg gegeven kan worden aan
bepaalde eisen moet voldoen. Zo dient deze overal ruim genoeg te zijn voor een rollator
en gelijkvloers te zijn. Daarnaast is er ook aan deze woningen een enorm tekort, waarmee
de prijs nog verder wordt opgedreven. Deze leden hebben hier twee vragen over. Ten
eerste willen zij graag weten welke stappen de Minister zet om deze groep nu al gericht
te ondersteunen. Ten tweede vragen zij de Minister hoeveel van de 50.000 verpleegzorgplekken
beschikbaar komen als sociale huur.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen tevens aan de Minister op basis van welke
waarden wordt beoordeeld of het scheiden van wonen en zorg een succes is, aangezien
de NZa ook aangeeft dat dit van tevoren dient te worden bepaald. Aangezien volgend
jaar wordt gestart met het scheiden van wonen en zorg, verwachten de genoemde leden
dat de Minister kan aangeven welke doelen hiermee bereikt dienen te worden.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen verder dat de voorziene uitbreiding van verpleeghuisplekken
lager ligt dan de genoemde 12.000 en dat de Minister de komende periode zal bezien
op welke wijze zij de totstandkoming van de extra 4.800 plekken kan accommoderen.
Genoemde leden zijn benieuwd of de Minister al concrete ideeën heeft over de accommodatie
van de totstandkoming van de extra plekken. Daarnaast lezen zij dat de ambitie om
de komende vijf jaar 25.000 verpleegzorgplekken te realiseren op dit moment niet worden
aangepast. Deze leden vragen de Minister wat zij zal doen om ervoor te zorgen dat
deze 25.000 verpleegzorgplekken daadwerkelijk gerealiseerd zullen worden. En hoe verhoudt
dit voornemen zich tot de plannen uit de begroting van het ministerie, waaruit blijkt
dat wordt voorgenomen om het aantal verpleegzorgplekken gelijk te houden? Bovendien
lezen de genoemde leden dat voor een deel van de geclusterde woonplekken nog plannen
moeten worden opgesteld. Waarom zijn deze plannen nog niet opgesteld? Wat gaat de
Minister doen om ervoor te zorgen dat deze plannen zo snel mogelijk opgesteld zullen
worden?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister zich inzet voor preventie
van duurdere en zware zorg, onder andere door advance care planning, vervroegde aandacht
voor de ouder wordende burger en het versterken van het sociaal domein. Genoemde leden
vinden het belangrijk dat ook de meest kwetsbare groepen toegang hebben tot zorg en
hopen dat deze mening gedeeld wordt door de Minister. Zij vragen de Minister dan ook
of de eerdergenoemde middelen ter preventie, maar ook zorg, ingezet zullen worden
voor oudere vluchtelingen. Welke maatregelen zullen concreet genomen worden om ouderenzorg
voor oudere vluchtelingen mogelijk en toegankelijk te maken?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg dat
het ZIN veel waarde hecht aan compassie voor de cliënt. Genoemde leden vinden compassie
voor de cliënt ook erg belangrijk. Is de Minister bekend met het probleem compassion fatigue, een situatie waarin de bronnen van een hulpverlener om empathisch te engageren met
andere personen uitgeput zijn, met onder andere als gevolg dat het lastiger wordt
om compassievolle zorg te leveren? Heeft de Minister inzicht in het aantal zorgverleners
binnen de ouderenzorg wat kampt met compassion fatigue? Zo ja, om hoeveel zorgverleners gaat dit? Zo nee, zou de Minister een inschatting
kunnen maken? Welke maatregelen gaan genomen worden om compassion fatigue bij zorgverleners binnen de ouderenzorg tegen te gaan? En hoe verwacht de Minister
dat de doorontwikkeling van het kwaliteitskader hier een positieve of negatieve invloed
op heeft?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
Kamerbrief van de Minister en de onderliggende rapporten over ontwikkelingen in de
ouderenzorg. Zij maken van de gelegenheid gebruik om enkele vragen te stellen.
In de opdracht aan het ZIN voor de doorontwikkeling van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg
lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat de kwaliteit van de verpleeghuiszorg
de afgelopen jaren is verbeterd. Tegelijk is het budget voor verpleeghuiszorg de afgelopen
jaren met € 2,1 miljard toegenomen en is het aantal werknemers dat in de verpleeghuiszorg
werkt toegenomen. Deze leden onderschrijven de constatering van de Minister dat er
een grens zit aan het aantal mensen dat in de zorg werkt en dat dit een van de redenen
is om de kaders voor kwaliteit in de zorg te herzien. Tegelijkertijd vinden deze leden
het een opdracht voor de overheid om goede kwaliteit van zorg te bieden, zeker aan
de kwetsbaren in onze samenleving. Het is niet vanzelfsprekend dat dezelfde kwaliteit
geboden kan worden aan ouderen met minder geld en minder mensen. Welke reflectie geeft
de Minister verder op dit dilemma?
De leden van de ChristenUnie-fractie interpreteren de toelichting van de Minister
zo dat om de kwaliteit van zorg in de verdere toekomst te borgen, ook gevolgen kan
hebben voor de kwaliteit van zorg in de nabijere toekomst. Deze leden zien ook dat
er grenzen zijn aan wat mogelijk is in de zorg, voornamelijk door personeelstekorten.
Zij vinden het daarin belangrijk dat er een maatschappelijke dialoog wordt gevoerd
over de toekomst van de ouderenzorg, waarbij nadrukkelijk wordt bezien hoe de samenleving
gezamenlijk de opdracht ervaart om zich voor te bereiden op meer vergrijzing en goede
zorg voor elkaar. Het ZIN krijgt de opdracht mee om een maatschappelijke toetsing
van het nieuwe kwaliteitskader uit te voeren. Ziet de Minister voor zichzelf ook een
opdracht en verantwoordelijkheid om een maatschappelijke dialoog over de toekomst
van de ouderenzorg te starten? Hoe geeft de Minister vorm aan deze verantwoordelijkheid?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de plaats van de regiovisies in het
nieuwe kwaliteitskader. Deze leden vinden het belangrijk dat het verpleegzorgaanbod
in een nauw verbonden netwerk van andere zorgaanbieders is ingebed. Dit belang wordt
alleen maar groter als het nieuwe kwaliteitskader niet alleen over verpleeghuiszorg
maar over alle verpleegzorg gaat. Ten aanzien daarvan vragen de leden van de ChristenUnie-fractie
of de Minister kan omschrijven welke cliënten met welke zorgbehoefte en woonsituatie
onder dit nieuwe kwaliteitskader vallen.
Is de Minister het met deze leden eens dat het onderscheid tussen verschillende vormen
van verpleging thuis, zoals wijkverpleging en vpt, op de inhoud nauwelijks meer te
maken is? Terwijl tegelijkertijd de doelgroepen sterk uiteen kunnen lopen, van een
levenslang en levensbreed beperkte cliënt die thuis woont en een toekomst wil opbouwen
tot een oudere in een verpleeghuis aan het einde van haar of zijn leven. Pleit deze
ontwikkeling volgens de Minister ook niet voor een andere benadering van langdurige
zorg en bijvoorbeeld voor één kwaliteitskader ouderenzorg? Op welke manier spant de
Minister zich in om hieraan te werken?
Ten aanzien van het scheiden van wonen en zorg hebben de leden van de ChristenUnie-fractie
ook enkele vragen. De verkenning van de NZa over het gebruik van het vpt in de V&V-sector
heeft tot goede aanbevelingen geleid over het scheiden van wonen en zorg. Kan de Minister
aangeven of zij werk wil maken van de voorgestelde wetswijziging om zorg thuis als
uitgangspunt in de aanspraak op te nemen? En op welke termijn worden de aanbevelingen
van de NZa in het WOZO-programma uitgewerkt?
Kan de Minister aangeven hoe zij bij de invoering van de scheiding van wonen en zorg
rekening houdt met de financiële gevolgen voor ouderen? De leden van de ChristenUnie-fractie
zien namelijk dat nu een verpleeghuisplek een betaalbare plek is voor ouderen met
weinig financiële armslag, maar zien dat de betaalbaarheid onder druk kan komen te
staan als wonen en zorg van elkaar worden gescheiden.
Ten aanzien van de bouwplannen voor extra verpleeghuiscapaciteit vragen de leden van
de ChristenUnie-fractie op welke manier en termijn duidelijkheid kan worden gegeven
aan zorgaanbieders of en welke bouwplannen doorgang kunnen vinden en welke niet. Waarom
kan er nog geen overzicht van bouwprojecten of zorgorganisaties gegeven worden die
horen bij de 4.800 «onomkeerbare plekken» die Bureau HHM heeft berekend? De leden
van de ChristenUnie-fractie onderstrepen ten slotte dat het een randvoorwaarde is
voor het slagen van het scheiden van wonen en zorg dat er voldoende zelfstandige ouderenwoningen
in diverse vormen zijn. Op dit punt zullen zij de ontwikkeling van het scheiden van
wonen en zorg kritisch blijven volgen en de nauwe samenwerking tussen de Minister
voor VRO en de Minister voor Langdurige Zorg en Sport aanmoedigen.
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.