Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over fiche: Richtlijn verminderen ongelijke behandeling vreemd en eigen vermogen en beperking renteaftrek (Kamerstuk 22112-3465)
2022D35786 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 14 september 2022 een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over het door de Minister
van Buitenlandse Zaken op 1 juli 2022 toegezonden fiche: Richtlijn verminderen ongelijke
behandeling vreemd en eigen vermogen en beperking renteaftrek (Kamerstuk 22 112, nr. 3465)
De voorzitter van de commissie, Tielen
De griffier van de commissie, Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het fiche over de «Richtlijn
verminderen ongelijke behandeling vreemd en eigen vermogen en beperking renteaftrek»
en hebben nog enkele vragen en opmerkingen hierover.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet van mening is dat de introductie
van een vermogensaftrek met de voorgestelde vormgeving tot een verdere toename van
de complexiteit in een reeds zeer complexe Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zal
leiden. Kan de Staatssecretaris aangeven of het in het licht van deze complexiteit,
zowel voor het bedrijfsleven als voor de Belastingdienst, niet wenselijk is om het
richtlijnvoorstel niet aan te nemen?
Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij tegen het voorstel van het Tsjechische voorzitterschap
van de Raad aankijkt om op het vlak van directe belastingen meer middels soft law te harmoniseren, in plaats van middels richtlijnen?
Indien het kabinet voornemens is wel in te stemmen met het richtlijnvoorstel, kan
de Staatssecretaris aangeven hoe de complexiteit van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969 op de korte termijn zal worden verminderd om de uitvoering voor zowel het bedrijfsleven
als de Belastingdienst minder complex te maken?
De leden van de VVD-fractie constateren dat Nederland de earningsstrippingmaatregel
uit Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad strenger heeft geïmplementeerd dan de uit
die richtlijn voortvloeiende minimumstandaard. In artikel 6 van het onderhavige richtlijnvoorstel
lezen de leden van de VVD-fractie echter dat het richtlijnvoorstel verwijst naar Richtlijn
(EU) 2016/1164 van de Raad voor een van de twee limieten voor renteaftrek. Hoe verhoudt
deze verwijzing zich tot de strengere, Nederlandse implementatie?
Verder hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen over een uitspraak van de
Hoge Raad, die raakvlakken heeft met de voorliggende richtlijn. Heeft de Staatssecretaris
kennisgenomen van het arrest van de Hoge Raad van 2 september jl., waarin de Hoge
Raad aan het Hof van Justitie van de Europese Unie prejudiciële vragen heeft gesteld
over de juridische houdbaarheid van artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969 op basis van het Unierecht?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven of hij voornemens
is om, indien het Hof van Justitie van de Europese Unie zou oordelen dat als leningen
aangegaan zijn onder marktconforme voorwaarden, er geen sprake is van een volstrekt
kunstmatige constructie, artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
af te schaffen ten faveure van meer generieke maatregelen die het fiscale verschil
tussen eigen en vreemd vermogen wegnemen, zoals bijvoorbeeld een eigenvermogensaftrek.
Is de Staatssecretaris het met de leden van de VVD-fractie eens dat het schrappen
van deze wetsbepaling ten faveure van meer generieke maatregelen zou leiden tot een
vermindering in de complexiteit van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris voornemens is om, als daarvoor
ruimte bestaat op basis van een eventuele uitspraak van het Hof van Justitie van de
Europese Unie, in te grijpen indien het Hof van Justitie van de Europese Unie zou
oordelen dat artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in strijd is
met het Unierecht en, zo ja, hoe.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het fiche over de «Richtlijn
verminderen ongelijke behandeling vreemd en eigen vermogen en beperking renteaftrek»
en hebben hierover nog enkele vragen.
Deze leden vragen of Nederland het enige land is dat niet kan voldoen aan de implementatiedatum
van 1 januari 2024 dat er meerdere lidstaten zijn die deze datum niet kunnen halen.
Zo ja, welke landen zijn dat?
Wordt er een tussentijdse controle uitgevoerd op het gebied van uitvoerbaarheid door
het Ministerie van Financiën op de richtlijnen die zullen worden vastgesteld door
de Europese Commissie, zo vragen de leden van de D66-fractie.
Het kabinet waarschuwt dat het mkb negatieve gevolgen kan ervaren vanwege het voorgestelde
richtlijnvoorstel. Hoe gaat het kabinet rekening houden met deze negatieve gevolgen
voor het mkb?
In relatie tot de complexiteit van het richtlijnvoorstel: wanneer denkt het kabinet
het richtlijnvoorstel volledig werkbaar te kunnen hebben? Voorts vragen deze leden
hoe de uitvoerbaarheid van het richtlijnvoorstel door andere lidstaten wordt beoordeeld.
Stuiten zij op vergelijkbare complexiteit, zoals in Nederland?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche met betrekking
tot het voorstel voor een eigenvermogenaftrek. Waar dat deze leden in eerste instantie
aanspreekt, omdat zij ook liever willen dat bedrijven gefinancierd worden met eigen
vermogen dan met vreemd vermogen, hebben zij wel grote zorgen ten aanzien van de complexiteit
en uitvoerbaarheid van dit voorstel.
Ten aanzien van de vermogensaftrek hebben de leden van de CDA-fractie een dubbel gevoel.
Zij vinden het een goed idee om het aanhouden van vermogen te stimuleren. Dat is ook
in de augustusbesluitvorming voor 2021 afgesproken in combinatie met aanscherping
van de earningsstrippingmaatregel. In 2021 heeft de voormalig Staatssecretaris dit
onderzocht en kwam tot de conclusie dat dit beter in internationaal verband kon worden
opgepakt. Nu dat voorstel er ligt, maken de leden van de CDA-fractie zich zorgen over
de complexiteit en administratieve belasting van dit voorstel van bedrijven, met name
het mkb. Het tien jaar bijhouden van de vermogensontwikkeling en navenant verwerken
van de aftrek is niet voor elke ondernemer zomaar te overzien, laat staan de voort
te wentelen aftrek die de 30 procent EBITDA overstijgt en de samenloop met andere
fiscale regelingen. Ieder complex voorstel vraag dan logischerwijs om bijstand van
een account/fiscalist, zeker voor het mkb dat minder vaak financiële specialisten
in huis heeft. Daarbij is ook nog de verwachting dat de kosten bij accountants gaan
stijgen vanwege aangescherpte regelgeving. Is de Staatssecretaris van mening dat de
vormgeving aansluit bij het doenvermogen van het mkb, maar ook van grotere bedrijven?
Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen de 30 procent EBITDA-bepaling die ook in dit
voorstel is opgenomen? Wordt dat volgens de Staatssecretaris voor veel ondernemers
niet verwarrend en onbegrijpelijk in samenloop met de 20 procent EBITDA-earningsstrippingbepaling?
Voor wat betreft de technische inhoud van het voorstel, zouden de leden van de CDA-fractie
verwachten dat bij de aftrekmogelijkheden de aftrek gebaseerd is op het fiscale eigen
vermogen. Echter, in de tekst van het fiche wordt verwezen naar een gemeenschappelijke
Europese definitie die is gepresenteerd in een EU-richtlijn die betrekking heeft op
onderwerpen die relevant zijn voor de commerciële jaarrekening (in voetnoot 8 wordt
verwezen naar richtlijn 2013/34/EU). Kan de Staatssecretaris specifieker aangeven
welk eigen vermogen in het fiche wordt bedoeld?
Wat de leden van de CDA-fractie zich verder afvragen is waarom het voorstel een nieuwe
renteaftrekbeperking bevat, die stapelt bovenop de earningsstrippingmaatregel die
we al in veel strengere mate dan veel andere lidstaten hebben opgenomen. Deze leden
zijn niet tegen het ontmoedigen van het financieren met vreemd vermogen, maar zij
vragen de Staatssecretaris wel toe te lichten of hij voorstander is van het stapelen
van de earningsstrippingmaatregel met een aanvullende aftrekbeperking die dan weer
een andere systematiek kent, namelijk dat 15 procent van de per saldo verschuldigde
rente niet aftrekbaar is. Zou het volgens de Staatssecretaris dan niet logischer zijn
geweest de earningsstrippingmaatregel op Europees niveau nog verder aan te scherpen,
zodat bijvoorbeeld alle lidstaten 20 procent EBITDA aanhouden?
De leden van de CDA-fractie zijn met de Staatssecretaris ook benieuwd naar de door
de Europese Commissie voorgeschreven bepalingen ten aanzien van het opnemen van flankerende
maatregelen. Daarvan zien zij ook graag een verdere uitwerking.
De leden van de CDA-fractie vinden het verstandig dat de het kabinet helder aangeeft
dat het voorstel leidt tot meer complexiteit in wetgeving en dat het gevolgen heeft
voor de uitvoeringslasten van de Belastingdienst en dat het voorstel dan ook niet
per de door de Commissie gewenste datum uitvoerbaar is. Dat is beter dan het aan te
nemen en vervolgens niet tijdig te kunnen implementeren.
Toch vinden deze leden het jammer dat een zodanig complexe maatregel ertoe leidt dat
die niet op de korte termijn kan worden doorgevoerd. Zij vragen zich af of de Staatssecretaris
een eenvoudigere vorm van uitwerking van een vermogensaftrek voor zich ziet, die hij
als inzet in Brussel kan meegeven. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het fiche over het richtlijnvoorstel
inzake een gelijkere behandeling tussen vreemd en eigen vermogen. Zij delen het doel
van het voorstel maar zijn het niet eens met de wijze waarop de Europese Commissie
dit doel denkt te bereiken. Ze stellen daarom de nodige vragen over het voorstel.
Allereerst vragen de leden van de SP-fractie zich af waarom de Commissie dit voorstel
doet. Volgens de leden is de fiscaliteit nog altijd een onderwerp waarover lidstaten
zelf willen bepalen. In bepaalde situaties is van dit uitgangspunt afgeweken, bijvoorbeeld
wanneer het ging over de grootste multinationale ondernemingen en de bestrijding van
belastingontwijking door deze bedrijven. De leden van de SP-fractie hebben het afwijken
van dit uitgangspunt ook gesteund omdat belastingontwijking door multinationals per
definitie een grensoverschrijdend thema is. Deze leden zien echter niet waarom de
Commissie nu een fiscaal voorstel doet dat in hoge mate betrekking heeft op het mkb,
en waarom het kabinet hiermee akkoord gaat. Zij dachten dat het kabinet zich tot nog
toe altijd op hetzelfde standpunt had gesteld, namelijk dat de fiscaliteit een nationale
aangelegenheid is. Kan de Staatssecretaris uitleggen of hier sprake is van een trendbreuk?
Waarom beoordeelt het kabinet de subsidiariteit van het voorstel als positief? Doet
dit niet af aan het standpunt van het kabinet dat belastingen aan lidstaten moeten
worden overgelaten? Is het al eerder voorgekomen dat de Commissie fiscale voorstellen
deed die voornamelijk betrekking hebben op mkb-ondernemingen? De leden ontvangen graag
een gemotiveerde reactie van de Staatssecretaris.
De leden van de SP-fractie hebben vragen over de wijze waarop de EC haar doel wil
bereiken. Zij hebben vaker aangegeven dat, om tot een meer gelijke behandeling van
eigen en vreemd vermogen te komen, het logischer lijkt om simpelweg de renteaftrek
verder te beperken en uiteindelijk mogelijk af te schaffen. Waarom kiest de EC hier
niet voor? In het impact assessment staat dat optie 4, welke de aftrek van vreemd
vermogen afschaft, slecht is voor de werkgelegenheid en economische groei. De leden
willen graag weten hoeveel slechter deze optie scoort ten opzichte van de andere opties.
Kan de Staatssecretaris die cijfers verstrekken? Wordt hier niet onnodig angst gecreëerd
voor een optie die verreweg het beste uitvoerbaar is, niet leidt tot een verslechtering
van de financiële situatie van de lidstaten en het belastingstelsel veel minder complex
maakt? Is er in het impact assessment ook rekening gehouden met een scenario waarin
deze optie stapsgewijs wordt ingevoerd? En is uitgezocht hoe lang de veronderstelde
negatieve effecten op werkgelegenheid en groei zich zullen voordoen? De leden vragen
de Staatssecretaris zich hard te maken voor een grondig onderzoek naar alle opties.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris waar het voorstel, wanneer dit
wordt aangenomen, toe leidt. Hoeveel capaciteit van de Belastingdienst is er voor
nodig? Hoeveel extra kosten gaan hiermee gepaard? Hoeveel administratieve en financiële
rompslomp levert het op voor het bedrijfsleven?
Volgens het BNC-fiche leidt het Commissievoorstel tot de nodige ontwijkings- en planningsmogelijkheden,
zoals het kunstmatig naar Nederland halen van eigen vermogen. Welke andere ongewenste
constructies ziet de Staatssecretaris zich voordoen en in hoeverre kunnen deze volgens
de Staatssecretaris adequaat worden bestreden? Kan worden gesteld dat het huidige
voorstel vrijwel zeker tot nieuwe tax planning zal leiden die mogelijk niet goed kan worden tegengegaan? Is uitgesloten dat het
voorstel leidt tot een flinke budgettaire derving voor Nederland?
Kan de Staatssecretaris aangeven wat de effecten voor het mkb zijn, zowel als het
gaat om de administratieve lasten als de financiële gevolgen, zo vragen de leden van
de SP-fractie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het fiche om de ongelijke behandeling
van vreemd en eigen vermogen te verminderen en renteaftrek te beperken. In algemene
zin zijn deze leden voorstander van het evenwichtiger maken van de behandeling van
vreemd en eigen vermogen. Ook zijn zij uitgesproken voorstander van de earningsstrippingmaatregel
en de verdere beperking van de renteaftrek. Wel hebben zijn zorgen over het voorstel
vanuit de Commissie.
De leden van de PvdA-fractie kunnen zich in de uitgangspunten van het voorstel vinden.
Het in balans brengen van de behandeling van vreemd en eigen vermogen kent volgens
deze leden voordelen. Een gezamenlijke aanpak op Europees niveau geniet dan ook de
voorkeur om ontwijking en tax planning tegen te gaan. Deze leden vragen het kabinet of de introductie van de aftrek op eigen
vermogen nodig is om de behandeling van vreemd en eigen vermogen meer in evenwicht
te brengen. Zou een verdere aanscherping van de behandeling van vreemd vermogen ook
niet al het gewenste effect bereiken zonder het introduceren van een nieuw instrument?
De Europese Commissie heeft meerdere opties overwogen. Is de Staatssecretaris van
mening dat met de huidige keuze een goede balans is gevonden tussen het bereiken van
het doel en de last in de uitvoering? Kan hij ook aangeven of een van de genoemde
opties de voorkeur geniet boven de gekozen opties door de Commissie?
De leden van de PvdA-fractie zouden willen wijzen op onbedoelde effecten van wetgeving
zoals eerder is geconstateerd bij de antibelastingontwijkingsrichtlijn ATAD1. Bedoeld
om belastingontwijking tegen te gaan zorgt deze ook voor de beperking van de financiële
armslag van instellingen zoals woningcorporaties. Heeft de Staatssecretaris scherp
wat het voorliggende voorstel betekent voor partijen met een maatschappelijk karakter
zoals woningcorporaties? Aangezien deze regeling betrekking heeft op een aftrekmogelijkheid
voor kosten over het eigen vermogen, kan logischerwijs verwacht worden dat een aftrek
wordt gebaseerd op het fiscale eigen vermogen. Echter, in de tekst van het fiche wordt
verwezen naar een gemeenschappelijke Europese definitie die is gepresenteerd in een
EU-richtlijn die juist betrekking heeft op onderwerpen die relevant zijn voor de commerciële
jaarrekening (in voetnoot 8 wordt verwezen naar richtlijn 2013/34/EU). Kan de Staatssecretaris
specifieker aangeven welk eigen vermogen in het fiche wordt bedoeld?
Deze leden maken zich zorgen over de uitvoerbaarheid van het voorliggende voorstel.
De Belastingdienst acht invoering per 1 januari 2024 niet mogelijk. Is aan te geven
wanneer dit wel mogelijk zou zijn? Ook zijn deze leden benieuwd naar het beslag dat
dit legt op de Belastingdienst. Er staan komende jaren grote ingrepen op de planning
die de aan het woord zijnde leden zeer belangrijk vinden. Zij zouden uitstel daarvan
niet acceptabel achten omdat tijd en menskracht moet worden ingezet bij de realisatie
van dit voorstel. Welke aanpassingen kunnen er gedaan worden zodat de uitvoerbaarheid
van het voorstel wordt vergroot?
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het voorstel grote budgettaire consequenties
met zich mee brengt. Kan de Staatssecretaris expliciet de weging maken tussen de voordelen
van het voorliggende voorstel, de budgettaire derving die daarmee gepaard gaat, de
uitdagingen in de uitvoering en eventuele alternatieven? Ook zouden deze leden graag
horen hoe de derving gedekt zal worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GL
De leden van de GroenLinks-fractie bedanken het kabinet voor het fiche. Zij hebben
er met interesse kennis van genomen. Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet toe te lichten wat zijn visie
is op financiering in de Nederlandse economie. Wat is de visie van het kabinet op
de verhouding tussen marktfinanciering en bankfinanciering? Is het wat het kabinet
betreft wenselijk dat marktfinanciering een grotere rol gaat spelen in Nederland?
En ziet hij ook risico’s die daaraan verbonden zijn, zoals een grotere rol voor aandeelhoudersbelangen
ten opzichte van andere belangen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet daarnaast te reflecteren op
de steeds verdere financialisering van de Nederlandse economie en het wetenschappelijke
debat dat daarover gevoerd wordt. In hoeverre vindt het kabinet deze ontwikkeling
onwenselijk? En hoe kijkt het kabinet aan tegen de verhouding tussen marktfinanciering
en bankfinanciering in het licht van deze discussie?
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de noodzaak voor maatregelen op dit
gebied slechts beperkt onderbouwd is. Zij vragen het kabinet daarom uitgebreider in
te gaan op deze noodzaak en toe te lichten welke concrete problemen er op dit moment
zijn, die ingrijpen noodzakelijk maken.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet positief tegenover het richtlijnvoorstel
staat, maar erkent dat het voorstel tot extra complexiteit zal leiden. Deze leden
vragen het kabinet toe te lichten hoe deze twee uitspraken zich tot elkaar verhouden.
Wegen de voordelen van de beoogde maatregelen op tegen de extra complexiteit die ermee
gepaard gaat?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen
van het fiche dat als doel heeft de debt bias in de vennootschapsbelasting te verminderen. Deze leden onderkennen dat de huidige
disbalans tussen het aanhouden van vreemd en eigen vermogen gepaard gaat met macroprudentiële
risico’s en dat het tegengaan van excessieve schuldfinanciering om die reden wenselijk
is. Tevens onderkennen deze leden dat deze problematiek een op EU-niveau gecoördineerd
beleid vereist, om fiscale planning op dit gebied tegen te gaan. Deze leden hebben
wel een aantal vragen over de inhoud van het BNC-fiche. Deze leden lezen enerzijds
dat het voorstel naar verwachting zal leiden tot een budgettaire derving van ongeveer
drie miljard euro, abstraherend van gedragseffecten een uitgaande van een risicovrije
rente van 1,5 procent. Tevens lezen deze leden dat de Europese Commissie vijf scenario’s
heeft opgesteld. Gaat de genoemde budgettaire derving uit van het voorkeursscenario
(scenario vijf) van de Europese Commissie? Met welke budgettaire dervingen of opbrengsten
gaan de andere scenario’s gepaard? Verder vragen deze leden of scenario twee en vijf,
waarbij wordt uitgegaan van een vermogensaftrek enkel voor nieuw eigen vermogen, of
dit geen prikkel oplevert voor bedrijven om bestaand eigen vermogen te vervangen voor
nieuwe eigen vermogen, en of dit ongewenste effecten (budgettair of anderszins) met
zich mee brengt. Verder maken deze leden zich zorgen over mogelijke internationale
fiscale planning, waarbij bedrijven vermogenselementen overbrengen naar EU-lidstaten.
Deze leden lezen dat dergelijke effecten en de daarbij horende derving nog gekwantificeerd
dient te worden. Op welke termijn wordt deze uitwerking verwacht, en wordt dit ook
met de Kamer gedeeld? Ook vragen deze leden zich af welke definitie van het eigen
vermogen van toepassing is bij deze regeling. Kan het kabinet preciseren welk eigen
vermogen in het fiche wordt bedoeld, en in hoeverre dit afwijkt van het fiscale ondernemingsvermogen
zoals we die kennen in Nederland?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.