Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 132 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet voortgezet onderwijs 2020 houdende de verankering van het experiment educatieve module en enkele andere aangelegen wijzigingen op het gebied van de lerarenopleiding
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 13 september 2022
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder
het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam
voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
I
ALGEMEEN
2
1.
Inleiding
2
2.
Hoofdlijnen van het voorstel
3
2.1
De educatieve module
3
2.1.1
Experiment en evaluatie
3
2.1.2
Voorstel educatieve module
5
2.2
Verwantschapstabel educatieve minor
5
3.
Gevolgen (met uitzondering van financiële gevolgen)
6
3.1
Gevolgen voor het doenvermogen van de student
6
3.2
Gevolgen voor de vakinhoudelijke bekwaamheidseisen voor leraren
6
4.
Uitvoering
6
4.1
Educatieve module
6
4.2
Verwantschapstabel
7
4.3
Verbreding recht op studiefinanciering hbo-lerarenopleidingen
7
5.
Consultatie
7
5.1
Internetconsultatie
7
5.2
Uitvoeringstoetsen (DUO, Inspectie)
8
6.
Overgangsrecht en beoogde inwerkingtreding
8
II
ARTIKELSGEWIJS
8
Artikel I, onderdeel A (wijziging artikel 1.1 WHW)
8
I ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennis gekomen van het wetsvoorstel
inzake de Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,
de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet voortgezet onderwijs 2020 houdende de verankering
van het experiment educatieve module en enkele andere aangelegen wijzigingen op het
gebied van de lerarenopleiding en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van voornoemd wetsvoorstel.
Zij juichen toe dat de regering stappen zet om het lerarentekort tegen te gaan. Deze
leden hebben enkele vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Gezien het oplopende lerarentekort steunen deze leden het voorstel om
de educatieve module wettelijk te verankeren en het recht op studiefinanciering voor
hbo-lerarenopleidingen gelijk te trekken met de wo-lerarenopleidingen. Wel hebben
zij nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van voornoemd wetsvoorstel. Deze leden
menen dat met dit wetsvoorstel de drempel om leraar te worden wordt verlaagd en zij
verzetten zich hiertegen. Daarom hebben zij wat vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie onderstrepen het belang van het aantrekkelijker maken
van het leraarsvak. Elk kind verdient de beste leraar voor de klas, maar helaas zijn
vierdaagse lesweken en zelfs schoolsluitingen aan de orde van de dag door het almaar
toenemende lerarentekort. De inspanning om meer studenten in de lerarenopleiding te
krijgen en hen te enthousiasmeren voor het vak zijn dan ook zeer belangrijk. Deze
leden willen tegelijkertijd benadrukken dat de kwaliteit van het onderwijs niet mag
lijden onder het lerarentekort en zijn bedacht op de mogelijk langwerkende impact
die het tornen aan de vakbekwaamheid kan hebben. In dit kader hebben zij onderstaande
vragen met betrekking tot dit wetsvoorstel.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggend
wetsvoorstel. Deze leden maken zich al langer grote zorgen over het structurele lerarentekort.
Zij zijn ook van mening dat de creatieve oplossing van de educatieve minor er niet
toe moet leiden dat lagere kwaliteitseisen geaccepteerd worden. Derhalve hebben zij
enkele vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Hoewel deze leden het verminderen van het lerarentekort een urgent probleem vinden,
menen zij dat het verankeren van de educatieve module niet uitsluitend als maatregel
ter bestrijding van het lerarentekort gepresenteerd zou moeten worden. Dit traject
heeft ook een eigenstandige functie, waarbij overigens de kwaliteit buiten kijf moet
staan.
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie constateren dat in het voortgezet onderwijs voor het jaar
2025 een onvervulde vraag wordt verwacht van rond de 2500 fte. Deze leden vragen wat
het verwachte effect is van de wijziging van de hierboven genoemde wet op het lerarentekort
in het voortgezet onderwijs, uitgedrukt in fte’s. Wordt een verdere toename van het
aantal studenten in de educatieve module verwacht, zo vragen zij.
De leden van de SP-fractie ondersteunen het doel van voorliggend wetsvoorstel, namelijk
om mensen te laten kennismaken met het leraarschap en zo het lerarentekort op te lossen.
Dit mag echter niet ten koste gaan van de kwaliteit van het onderwijs. Deze leden
zijn bang dat met deze wetswijziging de kwaliteit in het geding komt. Het mag volgens
hen namelijk niet zo zijn dat afronding van een minor of module leidt tot een permanente
deelbevoegdheid, maar het moet de opmaat zijn naar een volwaardige bevoegdheid. Zij
vragen zich af of de regering dit ook zo ziet en of de regering het met de AOb1 eens is dat een educatieve minor of module een opmaat kan zijn naar een zij-instroomtraject.
Op deze manier zijn de minor en module een toegang tot het beroep, zijn de mensen
direct inzetbaar en is de kwaliteit gewaarborgd.
De leden van de PvdA-fractie vragen aan de regering om te reageren op het voorstel
van de AOb om de minor of educatieve module te laten leiden tot een geschiktheidsverklaring
als zij-instromer, hetgeen hen direct inzetbaar maakt, maar om verdere scholing vraagt.
De Raad van State oppert bovendien om de beperkte tweedegraads bevoegdheid van een
wettelijke limitering van de termijn te voorzien. Staat de regering positief tegenover
dit voorstel dat afbreuk van de onderwijskwaliteit voorkomt, zo vragen deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de AOb aangeeft dat door het onderliggend
wetsvoorstel afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van het onderwijs. De AOb stelt
dat de minor of module tot een geschiktheidsverklaring zou moeten leiden als zij-instromer.
Zo is de kandidaat direct inzetbaar in het onderwijs en ontvangt de kandidaat de noodzakelijk
scholing tot een volwaardige bevoegdheid en volwaardige inzetbaarheid, aldus de AOb.
De leden vragen of de regering een reactie kan geven op dit voorstel.
2. Hoofdlijnen van het voorstel
2.1 De educatieve module
2.1.1 Experiment en evaluatie
De leden van de VVD-fractie lezen dat scholen en lerarenopleiders aangeven dat het
wenselijk is dat leraren uiteindelijk een eerstegraads lerarenopleiding afronden.
Deze leden vragen zich af welke stappen de regering neemt of gaat nemen om te stimuleren
dat studenten deze eerstegraads lerarenopleiding gaan volgen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat 55% van de studenten die de module hebben
gevolgd, aangeeft een baan in het onderwijs te hebben. Kan de regering aangeven in
welke andere sectoren het overige deel werkzaam is? Kan de regering tevens aangeven
of de 55% die werkzaam is in het onderwijs, voldoende is voor de regering of dat hij
een hoger percentage zou willen realiseren? Zo ja, hoe, zo vragen deze leden.
Kwalitatieve waardering van de educatieve minor en module
De leden van de VVD-fractie lezen dat betrokkenen in scholen aangeven dat leraren
met een beperkte tweedegraadsbevoegdheid een lagere startvaardigheid hebben op het
gebied van pedagogisch en didactische vaardigheden. De leden vragen of deze leraren
in hun eerste jaren voor de klas extra begeleid worden en of de regering inzichtelijk
heeft of het niveau van deze leraren op lange termijn hetzelfde is als van leraren
met een tweedegraadsbevoegdheid uit het hbo. Zij lezen daarnaast dat scholen aangeven
dat startende leraren, die alleen een minor of module hebben gedaan, vakinhoudelijk
sterker zijn dan startende leraren met een hbo-lerarenopleiding met volledige tweedegraads
bevoegdheid. Ook lezen de leden dat het uitgangspunt van de regering bij deze minor/
module is dat dit een opstap is naar een volledige bevoegdheid. Zij vragen of de regering
kan aangeven hoe kan worden geborgd dat studenten na deze minor of module een zo licht
mogelijk traject hoeven te volgen voor een volledige eerste of tweedegraads bevoegdheid.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de reden is dat de educatieve module én minor
alleen opleidt voor de theoretische mavo (wetstechnisch «het mavo»2), de eerste drie leerjaren van de havo en het vwo en niet voor het vmbo, terwijl
afgestudeerden met een eerstegraads bevoegdheid wel in het gehele voortgezet onderwijs
les mogen geven. Waarom is er niet voor gekozen om de educatieve module en minor ook
alvast te laten opleiden voor onderwijs in de leerjaren van het vmbo-basis en vmbo-kader,
zo vragen deze leden.
De leden van de PvdA-fractie nemen kennis van het feit dat ondanks dat de aanwas van
extra studenten via de educatieve module niet groot was, deze aanwas gezien de urgentie
van het lerarentekort positief is en de doelstelling behaald is. Echter, deze leden
zien zich toch genoodzaakt deze beperkte toename van studenten op de lerarenopleiding
te voorzien van een kritische kanttekening. Leraren die in feite het curriculum van
een halve master hebben doorlopen zijn logischerwijs ook minder goed voorbereid op
het uitoefenen van het vak. Het argument dat elke leraar die van een opleiding komt
nog veel te leren heeft, doet daar niets aan af. Zij delen de kritiek vanuit het werkveld
dat de regering te summier ingaat op deze bezwaren rondom de startbekwaamheid. Ziet
de regering manieren om de educatieve module in te zetten als een kennismaking met
het vak en opstap naar behalen van een volwaardige bevoegdheid? Deelt de regering
de mening dat de educatieve module zou moeten dienen als een tijdelijke, maar geen
permanente, deelbevoegdheid, zodat de kwaliteit van onderwijs niet lijdt onder het
aantrekken van meer studenten? De leden vrezen bovendien dat wanneer studenten van
de educatieve module met minder startvaardigheid dan startende leraren die een hbo-bachelor
voor tweedegraads leraar hebben gevolgd, in het diepe worden gegooid, zij eerder afhaken
en uitstromen, omdat zij niet goed zijn voorbereid op wat hen te wachten staat. Tevens
is er voor startende leraren, vanwege de hoge werkdruk als gevolg van het lerarentekort,
vaak te weinig begeleiding op school, hetgeen verder bijdraagt aan uitval. Hoe gaat
de regering om met deze risico’s, zo vragen zij.
De leden van genoemde fractie hebben daarnaast groot begrip voor het verbeteren van
de toegang tot het leraarsvak dat met dit wetsvoorstel wordt beoogd. Ook staan zij
niet negatief tegenover het vinden van nieuwe (tijdelijke) tussenvormen om studenten
voor het vak te enthousiasmeren en hen kennis te laten maken met het leraar-zijn.
Wel vragen zij de regering nogmaals met kritische blik te kijken naar het wetsvoorstel,
opdat de onderwijskwaliteit niet de dupe wordt van de werving van nieuwe leerkrachten.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat scholen zorgen hebben geuit over de pedagogische
en didactische bekwaamheid van leraren met een beperkt tweedegraads bevoegdheid die
wordt verkregen bij de afronding van een educatieve module. Voor deze leden is het
belangrijk dat dergelijke zorgen over de afname van het onderwijskwaliteit door de
flexibilisering van de lerarenopleidingen voldoende worden weggenomen alvorens er
wordt overgegaan tot een structurele verankering. Goed onderwijs staat of valt namelijk
met de kwaliteit van de docent. Zij lezen dat dit signaal wordt meegenomen bij een
bredere heroriëntatie op het bevoegdhedenstelsel in het voortgezet onderwijs. Waarom
heeft de regering er niet voor gekozen om de zorgen van de scholen ook mee te nemen
in dit wetsvoorstel? Hoe kan de regering dat alsnog doen, zo vragen zij.
De leden van genoemde fractie vragen daarnaast of de regering kan aangeven op welke
wijze leraren met een beperkte tweedegraads bevoegdheid door hun onderwijsinstelling
worden aangemoedigd om een volledige onderwijsbevoegdheid te halen. Gaat dit ook om
financiële ondersteuning? Zij vragen hoe de Minister wil monitoren of (voldoende)
leraren uiteindelijk toch een volledige onderwijsbevoegdheid halen en dat het niet
blijft bij een vrijblijvende ambitie.
Kwaliteitsborging
De leden van de VVD-fractie lezen dat de NVAO3 geen zelfstandig oordeel heeft gegeven over de kwaliteit van de educatieve minoren.
Er wordt vanuit gegaan dat de rapporten uit de vorige visitatierondes genoeg aanleiding
geven om niet de twijfelen of de minor van voldoende kwaliteit is. Deze leden begrijpen
niet goed hoe de regering zicht heeft op de kwaliteit als die niet zelfstandig beoordeeld
is. Kan dat toegelicht worden, zo vragen zij.
2.1.2 Voorstel educatieve module
De leden van de CDA-fractie constateren dat door de route, waarbij universiteiten
meer ruimte kunnen bieden om individuele kennis en vaardigheden van studenten te wegen
bij de afgifte van een verklaring dat voldaan is aan de bekwaamheidseisen voor leraar
na afronding van de educatieve minor of module, de situatie kan ontstaan dat studenten
meer vakken hebben gevolgd (en succesvol afgerond) dan volgens de verwantschapstabel
beschreven staat, aangezien een student ook deficiënties weg moet werken. Deze leden
willen graag weten hoe de opgedane kennis en vaardigheden, die leiden tot een bevoegdheid,
op dat moment vastgelegd wordt en hoe ervoor gezorgd wordt dat dit over bijvoorbeeld
30 jaar nog herkenbaar is. Moeten bijvoorbeeld op getuigschriften alle gevolgde vakken
worden opgenomen of een specifieke vermelding naar een bevoegdheid? Kan hierbij tevens
aangegeven worden hoe bevoegdheden op getuigschriften vermeld worden bij andere trajecten
die opleiden voor het leraarschap, zo vragen zij.
2.2 Verwantschapstabel educatieve module
Het valt de leden van de SGP-fractie op dat in de verwantschapstabel grote opleidingen
als rechtsgeleerdheid niet voorkomen, terwijl het curriculum van die opleidingen veel
onderdelen bevat die de vraag rechtvaardigen of deze opleiding bijvoorbeeld voldoende
is om leraar maatschappijleer in de onderbouw te worden. Ook specifieke afstudeerrichtingen
als rechtsfilosofie worden in de tabel kennelijk niet als toereikend beschouwd om
in de onderbouw vakken als filosofie te geven. Ten aanzien van de studie geschiedenis
valt op dat deze enkel kwalificeert voor leraar geschiedenis, terwijl ook hier de
vraag gesteld kan worden of niet meer domeinen in beeld kunnen komen, zoals maatschappijleer.
Deze leden vragen een reactie op de genoemde voorbeelden. Eveneens vragen zij of het
voorgestelde artikel 7.24a, eerste lid, onderdeel b, erop ziet studenten uit deze
opleidingen alsnog op basis van maatwerk toe te laten. Zij vragen of niet een meer
generieke regeling mogelijk is die op voorhand houvast biedt voor degenen die zich
oriënteren op een baan in het onderwijs en die daarvoor een educatieve module in gedachten
hebben.
3. Gevolgen (met uitzondering van financiële gevolgen)
3.1 Gevolgen voor het doenvermogen
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering wil toelichten welke financiële
mogelijkheden er zijn voor werkenden die een baan in het onderwijs overwegen en die
daarvoor een educatieve module overwegen. In hoeverre kan het nuttig zijn om zoveel
mogelijk doelgroepen effectief te bereiken en om een specifieke subsidie beschikbaar
te stellen voor het volgen van een educatieve module? Immers, de werkgever van deze
werknemers zal doorgaans onvoldoende prikkel hebben om deze werknemer (financieel)
te ondersteunen om een overgang naar het onderwijs te maken of de zelfstandige zal
gedurende een half jaar een aanmerkelijk verlies aan inkomsten hebben. Op welke wijze
kan dit halfjaar adequaat worden overbrugd, zo vragen deze leden.
3.2 Gevolgen voor de vakinhoudelijke bekwaamheidseisen voor leraren
De leden van de PvdA-fractie hebben zorgen over hoe de bekwaamheid van studenten met
een minor of educatieve module zich verhoudt tot de eisen zoals deze zijn vastgesteld
in het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel4. Aangezien deze vorm van deelbevoegdheid een nieuwe is, vragen zij de regering hier
nogmaals en in groter detail op te reflecteren.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat zowel de Raad van State als de
AOb kritiek heeft op de beperkte onderbouwing inzake het voldoen aan de bekwaamheidseisen
die geformuleerd zijn in het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel. Ook voor
deze leden is onvoldoende onderbouwd hoe leraren met een beperkte tweedegraads bevoegdheid
voldoen aan bekwaamheidseisen die geformuleerd zijn in voornoemd besluit. Zij vragen
of de regering dit nader kan toelichten.
4. Uitvoering
4.1 Educatieve module
Vooropleidingseisen
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het instellingsbestuur naast het bezit
van de graad bachelor of master aanvullende eisen kan stellen bij het volgen van een
educatieve module. Kan de regering toelichten wat voor soort aanvullende eisen dit
kunnen zijn, zo vragen deze leden.
Inschrijving en vergoeding
De leden van de SGP-fractie vragen hoe wordt bepaald in welke reguliere bacheloropleiding
de student moet worden ingeschreven. Verschilt de inhoud van de educatieve module,
die gericht is op het werven van algemene pedagogisch-didactische vaardigheden, dermate
dat inschrijving in afzonderlijke opleidingen nodig is? De leden vragen bovendien
of de regering kan toelichten waarom het logisch is om de student voor een reguliere
opleiding in te schrijven, terwijl op voorhand duidelijk is dat het onderwijs slechts
een zeer beperkt en specifiek gedeelte betreft.
4.2 Verwantschapstabel
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering voorkomt dat op allerlei plaatsen
wordt gezocht naar individueel maatwerk ten aanzien van vergelijkbare vooropleidingen,
terwijl meer generiek scenario’s en schema’s gehanteerd zouden kunnen worden die voor
groepen studenten gelden en die de rechtszekerheid dienen. Is het met het oog op de
overzichtelijkheid verstandig om de landelijke afspraken die instellingen maken als
afzonderlijk kader te hanteren in plaats van ze zoveel mogelijk te integreren in de
verwantschapstabel? Wordt na aanvaarding van het wetsvoorstel ook een integrale heroverweging
van de verwantschapstabel uitgevoerd, waarbij de afspraken van de instellingen kunnen
worden betrokken, zo vragen deze leden.
4.3 Verbreding recht op studiefinanciering hbo-lerarenopleidingen
De leden van de D66-fractie constateren dat de wetswijziging het recht op studiefinanciering
voor hbo-lerarenopleidingen verbreedt. Deze leden moedigen deze ontwikkeling aan en
denken dat dit meer studenten zal aantrekken. Welke mogelijkheden ziet de regering
om deelname aan de educatieve module voor studenten nog aantrekkelijker te maken?
Hoe kijkt de regering aan tegen het bekostigen van de module? Hoe kijkt de regering
aan tegen het verbreden van studiefinanciering voor de module? Is het mogelijk om
de module en de kopopleiding voor studenten vrijgesteld van collegegeld aan te bieden,
zo vragen zij.
5. Consultatie
5.1 Internetconsultatie
Beperkte duur van de educatieve module
De leden van de D66-fractie constateren dat de AOb en verschillende lerarenopleiders
en leraren in de internetconsultatie aangeven dat de bestaande minor te kort is om
goed les te kunnen geven. Deze leden begrijpen die zorg. Tegelijkertijd geloven zij
dat deze wetswijziging kan bijdragen aan het oplossen van het lerarentekort. Welke
mogelijkheden ziet de regering om de kwaliteit van de leraren die de kopopleiding,
minor en onderwijsmodule hebben gevolgd aanvullend te waarborgen of te monitoren?
Is de regering voornemens de effecten van de wetswijziging te evalueren, zo vragen
zij.
Uitval
De leden van de VVD-fractie lezen dat de uitval van leraren die middels een educatieve
minor of module zijn opgeleid tot nu toe relatief gering is. Deze leden vragen of
de regering van plan is om deze uitval te blijven monitoren om zo een goed beeld van
de uitval op lange termijn te krijgen op basis van een groter aantal afstudeerders.
Is de regering ook van plan te monitoren hoeveel van deze leraren uiteindelijk een
eerstegraads bevoegdheid behalen, zo vragen zij.
5.2 Uitvoeringstoetsen (DUO, Inspectie)
DUO5
De leden van de VVD-fractie lezen dat DUO heeft gewezen op een uitvoeringsprobleem,
waarbij de module niet past in de bestaande systematiek van het levenlanglerenkrediet
en het collegegeldkrediet. Hierbij verwacht de regering dat dit in de praktijk niet
tot problemen hoeft te leiden, gelet op de aard van de doelgroep. Wanneer dit in een
individueel geval wel tot problemen leidt, acht de regering het opportuun om dit via
een hardheidsclausule op te lossen. De Raad van State is echter van mening dat de
hardheidsclausule is bedoeld voor onvoorziene omstandigheden. Deze leden vragen hoe
de regering omgaat met deze constatering. Ook lijkt het niet dat op korte termijn
een oplossing kan worden gevonden die zowel doelmatig als effectief is. Gaat de regering
de hardheidsclausule als oplossing blijven hanteren? Op welke termijn denkt de regering
met een andere oplossing te komen, zo vragen zij.
De leden van de D66-fractie lezen dat de educatieve module niet past in de systematiek
van het levenlangleren- en het collegegeldkrediet, omdat bij berekening en uitbetaling
daarvan wordt uitgegaan van een verdeling over twaalf maanden. DUO moet daaraan in
individuele gevallen door de toepassing van de hardheidsclausule op aanvraag tegemoetkomen.
Deze leden zien hierin een risico. Hoe waarborgt de regering de rechtszekerheid voor
studenten? Hoe zorgt de regering ervoor dat studenten weten dat ze hier recht op hebben,
zo vragen zij.
Inspectie van het Onderwijs
De leden van de SGP-fractie vragen hoe het komt dat de Inspectie van het Onderwijs
de geruststellende constateringen, die de regering vermeldt als het gaat om de kwaliteit
van de educatieve minor en module, niet direct overneemt en waarom de inspectie de
gegevens die de regering aanvoert als het gaat om doorstroom naar eerstegraads bevoegdheden
kennelijk anders weegt.
6. Overgangsrecht en beoogde inwerkingtreding
De leden van de CDA-fractie geven aan dat al langere tijd bekend was dat het experiment
educatie module op 1 juli 2022 afliep. De leden vragen wat de reden is dat het wetsvoorstel
om de educatieve module te verankeren pas in juni 2022 naar de Tweede Kamer is gestuurd,
zodat de wet pas per 1 september 2023 in werking kan treden.
II ARTIKELGEWIJS
Artikel I, onderdeel A (wijziging artikel 1.1 WHW)
Op de leden van de SGP-fractie komt het wat gekunsteld over om de educatieve module
te definiëren als het deel van een reguliere bacheloropleiding, terwijl duidelijk
is dat het juist gaat om een zeer beperkt opleidingstraject dat na afronding van een
reguliere bacheloropleiding wordt gevolgd. Noopt de inhoudelijke samenhang en kwaliteitsborging
in de praktijk werkelijk tot het positioneren van de module als onderdeel van een
reguliere opleiding of is het juridisch ook mogelijk om de module een eigenstandige
positionering te geven, zo vragen deze leden.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie, Huls
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.M. Huls, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Vergissing |
---|---|---|---|
VVD | 34 | Voor | |
D66 | 24 | Voor | |
PVV | 17 | Voor | |
CDA | 14 | Voor | |
PvdA | 9 | Tegen | |
SP | 9 | Tegen | |
GroenLinks | 8 | Tegen | |
PvdD | 6 | Voor | Vergissing |
ChristenUnie | 5 | Voor | |
FVD | 5 | Voor | |
DENK | 3 | Voor | |
Groep Van Haga | 3 | Voor | |
JA21 | 3 | Voor | |
SGP | 3 | Voor | |
Volt | 2 | Voor | Vergissing |
BBB | 1 | Voor | |
BIJ1 | 1 | Tegen | |
Fractie Den Haan | 1 | Voor | |
Gündogan | 1 | Voor | |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.