Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over stand van zaken onderhandelingen met de Europese Commissie over derogatie van de Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33037-448)
33 037 Mestbeleid
Nr. 449
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 15 augustus 2022
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 15 juli 2022 inzake stand van zaken onderhandelingen met de Europese
Commissie over derogatie van de Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33 037, nr. 448).
De vragen en opmerkingen zijn op 20 juli 2022 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 10 augustus 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Geurts
Adjunct-griffier van de commissie, Meijer
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stand van zaken van de onderhandelingen
met de Europese Commissie (EC) over derogatie van de Nitraatrichtlijn. Deze leden
hebben daar enkele vragen over.
1
De leden van de PVV-fractie vragen welke regio’s in de Europese Unie (EU) een derogatie
van de Nitraatrichtlijn hebben. Hadden regio’s in het Verenigd Koninkrijk ook een
derogatie van de Nitraatrichtlijn? In welke Europese regio’s wordt de norm van de
Nitraatrichtlijn niet gehaald en is er toch sprake van een derogatie? Is het de Minister
bekend dat heel veel Europese landen zich niet houden aan Europese richtlijnen en
verordeningen?
Antwoord
Naast Nederland is in het kader van de Nitraatrichtlijn momenteel een derogatie van
kracht in België voor het Vlaams Gewest, Denemarken en Ierland. Voor de uittreding
van het VK uit de EU was er ook een derogatie verleend aan het VK voor Noord-Ierland.
In het Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de uitvoering
van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging
door nitraten uit agrarische bronnen, op basis van verslagen van de lidstaten over
de periode 2016–2019 1 is te lezen dat van de vier landen waar in die periode een derogatie van kracht was
alleen in België (Vlaams Gewest) de maximum concentratie in een groot aantal grondwatermeetstations
overschreden werd. Andere landen waar dit ook het geval was, maar die geen derogatie
hebben, zijn Duitsland, Luxemburg, Malta, Portugal en Spanje. Ik heb geen overzicht
van de mate van naleving van alle Europese richtlijnen en verordeningen door alle
lidstaten.
2
Waarom bereikt de Minister niets voor onze boeren en vissers in Brussel? Komt het
goed uit dat deze sectoren moeten krimpen? Is de Minister bereid de derogatie te eisen,
onder dreiging van inzet van veto’s of te stoppen met de financiële bijdrage aan de
EU?
Antwoord
De opgaven op het gebied van natuur, stikstof, waterkwaliteit en klimaat waar Nederland
en in het bijzonder de landbouwsector in Nederland mee geconfronteerd worden, zijn
groot. Dit vraagt om een transitie van de landbouw waarbij krimp niet het doel maar
een mogelijke resultante is. Mijn inzet in de derogatieonderhandelingen met de Commissie
is om de transitie in de landbouw te faciliteren en mogelijk te maken. Het verkrijgen
van derogatie is echter geen vanzelfsprekendheid. Nederland heeft op basis van het
7eActieprogramma Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33 037, nr. 431) en het bijbehorende addendum (Kamerstuk 33 037, nr. 437) verzocht om toekenning van derogatie en het is aan de Europese Commissie om te beoordelen
of en, zo ja, onder welke voorwaarden zij bereid is de derogatie te verlenen. Begin
september, als de Europese Commissie de conceptderogatiebeschikking bekend heeft gemaakt
ter bespreking in het Nitraatcomité van 15 september 2022, zal ik uw Kamer informeren
over de inhoud.
3
De leden van de PVV-fractie vragen verder hoeveel extra transportbewegingen de Minister
schat dat er zullen plaatsvinden door het verlies van derogatie. Hoeveel brandstof
is hiermee gemoeid? Hoeveel extra behoefte aan kunstmest schat de Minister dat er
zal zijn als de Nederlandse landbouwsector de totale productie van landbouwgewassen
op peil wenst te houden? Hoeveel aardgas is hiermee gemoeid? Is het realistisch dat
kunstmest zonder aardgas wordt geproduceerd?
Antwoord
In mijn brief van 26 april 2022 (Kamerstuk 33 037, nr. 439) heb ik aangegeven dat te voorzien is dat bij verlies van derogatie de afzet van
mest buiten Nederland toe zal nemen. Daarnaast zullen ondernemers meer kunstmest aanvoeren
om het verlies van stikstof uit dierlijke mest te compenseren en zo de huidige productie
van landbouwgewassen op peil te houden. Dit zal resulteren in meer transportbewegingen
en extra aardgasgebruik. Ik kan niet betrouwbaar aangeven wat de omvang hiervan is
omdat deze afhankelijk is van vele factoren. Gelet op de huidige stand van de techniek
is het niet realistisch te veronderstellen dat op dit moment kunstmest op grote schaal
geproduceerd kan worden zonder aardgas.
4
Vindt de Minister, net als de leden van de PVV-fractie, dat het totaal onacceptabel
is dat door beëindiging van de derogatie er grondstoffen (als diesel en aardgas) worden
verspild?
Antwoord
Mijn inzet is erop gericht om dierlijke mest te laten verwerken tot een waardevolle
meststof die kan dienen als volwaardige kunstmestvervanger waardoor verspilling van
grondstoffen wordt tegengegaan.
5
Is het juist dat de norm van de Nitraatrichtlijn bij (bijna) alle derogatiebedrijven
in Nederland gehaald wordt? Vindt de Minister het goed dat de hele landbouwsector
in Nederland gedupeerd wordt als slechts in een klein gebied de norm van de Nitraatrichtlijn
niet wordt gehaald?
Antwoord
Op 7 juli 2022 (Kamerstuk 33 037, nr. 445) heb ik uw Kamer het rapport «Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven
aangemeld voor derogatie 2020», door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM) en Wageningen Economic Research (WEcR) doen toekomen. Uit het rapport komt
naar voren dat de waterkwaliteitsnormen bij derogatiebedrijven niet overal gehaald
worden; met name is dit het geval bij derogatiebedrijven gelegen in het zuidelijk
en oostelijk deel van de Zandregio en de Lössregio. Verder blijkt uit de rapportage
dat de dalende trend in de nitraatconcentraties in het uitspoelingswater die tot en
met 2017 werd waargenomen in de afgelopen jaren tot stilstand is gekomen en dat er
in sommige regio’s sprake is van een stijging.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief voor het schriftelijk
overleg stand van zaken onderhandelingen met de Europese Commissie over derogatie
van de Nitraatrichtlijn en hebben nog enkele vragen.
6
De leden van de CDA-fractie constateren dat al meerdere keren in brieven en debatten
wordt gesteld dat de Minister zich maximaal inspant voor het verkrijgen van derogatie.
Kan de Minister aangeven wat hij er concreet aan heeft gedaan om dit voor elkaar te
krijgen en of de gesprekken hierover op het hoogste politieke niveau plaatsvinden?
In de brief wordt aangegeven dat de Minister zich inzet om een derogatiebeschikking
voor vier jaar te verkrijgen. Waarop is deze termijn gebaseerd? En wat verstaat de
Minister hier concreet onder? Wordt hiermee een afbouwpad van vier jaar bedoeld? Zo
ja, is de Minister het met deze leden eens dat dat veel te kort is voor de sector
om zich hierop aan te passen?
Antwoord
Zoals in mijn brief van 26 april jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 439) is aangegeven, is het gebruikelijk dat de Europese Commissie de derogatie verleend
voor een beperkte tijd, meestal vier jaar, en daarbij nauwgezet de milieutoestand
volgt om zo, indien noodzakelijk, tijdig mogelijke oorzaken van een te hoge milieudruk
weg te (laten) nemen. In 2018 heeft dit geleid tot een derogatieverlening voor 2018
en 2019 en in 2020 tot een verlening voor de jaren 2020 en 2021. Vanwege rechtszekerheid
voor boeren hecht ik er aan om in de huidige onderhandelingen over de derogatie een
beschikking te verkrijgen voor vier jaar. Ik zal uw Kamer begin september als de Europese
Commissie de conceptderogatiebeschikking bekend heeft gemaakt, informeren over de
inhoud van de conceptbeschikking en daarbij ingaan op het procesverloop.
7
Klopt de conclusie van de leden van de CDA-fractie dat er nog geen zekerheid is over
de derogatie in 2023 en dat daar pas op 15 september 2022 over besloten gaat worden?
Zo ja, wat gaat de Minister concreet doen om ervoor te zorgen dat ook in 2023 nog
een derogatie van hetzelfde niveau als de afgelopen jaren wordt verkregen? Welke argumenten
gaat de Minister aandragen om dit voor elkaar te krijgen? Deze leden benadrukken het
belang van een geleidelijk, realistisch afbouwpad na 2023 van minstens tien jaar,
zodat de sector de tijd krijgt om de omschakeling te maken, inclusief de innovaties
die daarvoor nodig zijn. Wat gaat de Minister doen om de sector te stimuleren om aan
deze omschakeling mee te werken? Kan de Minister aangeven hoe het staat met de uitvoering
van de gewijzigde motie van het lid Van der Plas c.s. over het per direct toestaan
van kunstmestvervangers op basis van dierlijke mest (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1403)?
Antwoord
In mijn brief van 15 juli 2022 (Kamerstuk 33 037, nr. 448) heb ik aangegeven dat de procedure om tot een nieuwe derogatiebeschikking te komen
nog niet is afgerond en dat het proces nu gericht is op behandeling van een conceptbeschikking
in het Nitraatcomité van 15 september 2022. Zodra de Europese Commissie de conceptderogatiebeschikking
deelt met de lidstaten zal ik met uw Kamer delen onder welke voorwaarden de Europese
Commissie bereid is een nieuwe derogatiebeschikking aan Nederland te verlenen. In
de brief over de toekomst van de landbouw die ik uw Kamer in september toestuur, zal
ik nader ingaan op de betekenis van de conceptderogatiebeschikking voor de landbouw
en hoe hier mee om te gaan. Dan ook zal ik ingaan op stand van zaken ten aanzien van
de landenspecifieke voorziening die Nederland heeft aangevraagd voor het toestaan
van kunstmestvervangers op basis van dierlijke mest.
8
De leden van de CDA-fractie vragen of er ook een scenario is uitgewerkt voor als er
geen volledige derogatie voor 2023 verkregen wordt. Hoeveel gaat dit de individuele
boer (financieel) kosten en op welke manier wordt deze gecompenseerd? Wat zijn de
exacte consequenties voor de sector en daarbuiten, concreter dan beschreven in de
brief van 26 april jongstleden? En wat zijn de gevolgen voor het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (7e APN) wanneer geen/minder derogatie voor 2023 verkregen wordt? Worden de eisen dan
naar beneden bijgesteld?
Antwoord
Het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn inclusief bijbehorend addendum is nodig om aan de
vereisten van de Nitraatrichtlijn te voldoen en vormt daarmee de basis voor het huidige
verzoek aan de EC om derogatie te verlenen. De inhoud van de derogatie heeft dus geen
invloed op het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Zoals aangegeven zal ik begin september uw Kamer
informeren over de inhoud van de conceptderogatiebeschikking. Dan ook zal duidelijk
worden wat de gevolgen zijn voor de landbouwsector, zij het in eerste instantie vooral
in kwalitatieve zin.
9
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat wordt aangegeven dat het uitrijdseizoen
inmiddels ver gevorderd is en dat het daarom de inzet van de Minister is om de omvang
van de derogatie voor 2022 op hetzelfde niveau te houden als de afgelopen jaren. Waarom
worden beslissingen over belangrijke onderwerpen, onder andere derogatie, het Nationaal
Strategisch Plan (NSP) voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB-NSP) en het
7e APN, binnen de agrarische sector keer op keer te laat genomen, waardoor de boeren
steeds niet weten waar ze aan toe zijn? En is de Minister zich ervan bewust dat boeren
altijd ver vooruit moeten denken en plannen en dat dit wordt bemoeilijkt door deze
(te) late besluitvorming? Hoe verhoudt zich dit tot een goede landbouwpraktijk, zo
vragen deze leden. En wat gaat de Minister eraan doen om dit in het vervolg te voorkomen?
Deze leden hechten grote waarde aan duidelijkheid en perspectief voor de agrarische
sector.
Antwoord
Net als de leden van de CDA-fractie hecht ook ik eraan om voor langere tijd duidelijkheid
en perspectief te geven. Juist omdat dit boeren in staat stelt om invulling te geven
aan een goede landbouwpraktijk. Vandaar mijn inzet om de Europese Commissie te bewegen
derogatie te verlenen aan Nederland voor een periode van vier jaar. Ook in andere
belangrijke dossiers tracht ik zo spoedig mogelijk duidelijkheid te verschaffen, maar
ik ben daarbij wel gebonden aan – veelal Europese – besluitvormingstrajecten die zorgvuldig
voorbereid en doorlopen moeten worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- en de PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben de brief van de Minister gelezen
en hebben hier vragen en opmerkingen bij.
10
De brief van de Minister is buitengewoon summier en bevat eigenlijk geen nieuwe informatie.
Dat maakt het voor de Kamer lastig om haar controlerende functie uit te oefenen en
de inzet en de slagingskansen te beoordelen en af te wegen tegen andere belangen en
het algemeen belang.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie kunnen uit deze brief en het beleid van
de afgelopen decennia niet opmaken dat er een degelijke afweging ten guste van het
algemeen belang is gemaakt. Het lijkt erop, en de brief bevestigt dit ook wel, dat
het doel van de Minister is om de huidige status quo, waarbij het huidige mestoverschot
maximaal mag worden uitgereden ten koste van natuur en waterkwaliteit, zoveel mogelijk
behouden dient te blijven. Deze leden zijn van mening dat het tijd wordt om met deze
praktijk en dit beleid te breken. De doelstellingen en mogelijkheden van het stikstoffonds,
de gewijzigde inzet van het GLB, de «Van boer tot bord»-strategie, de klimaat- en
natuurdoelstellingen en de gewijzigde maatschappelijke houding ten opzichte van de
intensieve veehouderij en de daaraan verbonden ethische bezwaren, zouden ook voor
de Minister aanleiding moeten zijn om anders naar de derogatie te kijken. De kwestie
van de derogatie, en veel breder de intensieve veehouderij, zou niet meer exclusief
vanuit de belangen van het agro-industriële complex moeten worden beschouwd, maar
vooral vanuit het algemeen belang, met gezondheid, klimaat en natuurbehoud als prioriteit.
Daarmee zouden nieuwe derogatie-afspraken en lagere nitraatplafonds hand in hand kunnen
gaan met een forse afname van de veestapel en extensivering van de landbouw, waardoor
het derogatiebeleid meewerkt met de bredere doelen van de Minister in plaats van deze
tegen te werken. Deze leden zijn benieuwd waarom hier niet voor is gekozen.
Antwoord
De EU-Nitraatrichtlijn heeft tot doel de nitraatuitspoeling uit de landbouw en de
eutrofiëring van oppervlaktewater door de landbouw te verminderen, en een verdere
verontreiniging van grondwater en oppervlaktewater met nitraat uit de landbouw te
voorkomen. Lidstaten hebben de mogelijkheid om de Europese Commissie te verzoeken
om een derogatie van de gebruiksnorm van maximaal 170 kg N per ha per jaar uit dierlijke
mest, indien er geen afbreuk wordt gedaan aan het bereiken van de doelstellingen van
de Nitraatrichtlijn, en mits de derogatie wetenschappelijk wordt onderbouwd. De onderbouwing
van de Nederlandse derogatie voor graasdiermest op graasdierbedrijven is steeds gebaseerd
op de hoge stikstofopname en het lange groeiseizoen van grasland.2 In 2021 is de onderbouwing voor de derogatie door de Commissie Deskundigen Meststoffen
(CDM) getoetst (Kamerstuk 33 037, nr. 393, bijlage CDM-advies «Toetsing van de wetenschappelijke onderbouwing van de Nederlandse
derogatie in het kader van de Nitraatrichtlijn»). Ten algemene geeft de CDM aan dat
de monitoring van de waterkwaliteit op derogatiebedrijven laat zien dat er bij derogatie
geen afbreuk wordt gedaan aan de doelstellingen van de Nitraatrichtlijn. Tegelijk
is het zo, als aangegeven in bovengenoemde Kamerbrief, dat de nitraatconcentratie
in het grondwater in bepaalde gebieden in de afgelopen jaren is toegenomen en dat
er in agrarische gebieden er problemen zijn met de kwaliteit van het oppervlaktewater.
Op basis van de combinatie van het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, het addendum hierbij en de voorwaarden die zijn
verbonden aan derogatie, zoals dat 80% van de landbouwgrond grasland moet zijn, maken
het verantwoord opnieuw derogatie aan te vragen.
Ik acht het verkrijgen van een derogatie van groot belang vanwege de overwegend positieve
gevolgen voor de waterkwaliteit en ook omdat een derogatie past bij en ondersteunend
is aan de transitie van de melkveehouderij naar grondgebondenheid en het beter sluiten
van de voer- en mestkringlopen.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben nog een aantal concrete vragen.
11
Om welke specifieke redenen staat de EC momenteel kritisch tegenover de Nederlandse
derogatie-aanvraag? Wat is volgens de EC de relatie met het coalitieakkoord (bijlage
bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) en de «Van boer tot bord»-strategie?
Antwoord
In mijn brief aan uw Kamer van 26 april jl. ben ik ingegaan op de positie van de Europese
Commissie ten aanzien van het derogatieverzoek (Kamerstuk 33 037, nr. 439).
12
Op welke manier is het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat betrokken bij de
derogatie-aanvraag en de implementatie daarvan in relatie tot verbetering van de waterkwaliteit
en hoe beziet de Minister van Infrastructuur en Waterstaat de kansen en risico’s van
het mogelijk aflopen van de derogatie in relatie tot de opgave om de Kaderrichtlijn
Water (KRW)-doelstellingen in 2027 te halen?
Antwoord
In april 2021 heeft mijn voorganger uw Kamer mede namens de bewindspersonen van Infrastructuur
en Waterstaat (IenW) uitgebreid geïnformeerd over de opgave voor de waterkwaliteit
(Kamerstuk 33 037, nr. 393). Het Ministerie van IenW is nauw betrokken geweest bij het opstellen van het 7eActieprogramma Nitraatrichtlijn en het addendum. Eveneens is het Ministerie van IenW
intensief betrokken bij de implementatie daarvan en de gesprekken met de Europese
Commissie over het Nederlandse derogatieverzoek.
Op basis van de conceptderogatiebeschikking kan de relatie tot de opgave van de Kaderrichtlijn
Water verder worden geduid. Het is nu te vroeg om daar al op in te gaan.
13
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie lezen dat de waterkwaliteit bij derogatiebedrijven
volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in drie van de vijf
afgelopen jaren is achteruitgegaan vanwege de droogte. Deze achteruitgang is strijdig
met Europees recht. Is de Minister voornemens om in het kader van de door klimaatverandering
steeds vaker voorkomende droogte de algehele nitraatplafonds te verlagen om achteruitgang
in tijden van droogte te voorkomen? Wat zijn de acute gevolgen voor het mestbeleid
per bedrijf, in geval van droogte? Hoe grijpt de Minister in als door droogte extra
vervuiling dreigt?
Antwoord
In 2018 en regionaal in 2019 en 2020 was er sprake van aanhoudende droogte in Nederland.
Omdat droogte een negatief effect heeft op de waterkwaliteit is aan de CDM in 2020
advies gevraagd over hoe om te gaan met aanhoudende droogte in het mestbeleid om effecten
op de waterkwaliteit te voorkomen. Uw Kamer is daarover geïnformeerd (Kamerstuk 33 037, nr. 379, bijlage CDM-advies «Structureel omgaan met droogte in het mestbeleid»). Overeenkomstig
het CDM-advies en zoals aangekondigd in het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33 037, nr. 431) is de CDM vervolgens gevraagd om de gevolgen van droogte nog verder in beeld te
brengen, onder andere ten aanzien van de monitoring van droogte ten behoeve van een
goede landbouwpraktijk. Onderdeel van een goede landbouwpraktijk is dat de mestgift
bij droogte wordt aangepast. Het vervolg CDM-advies ten aanzien van droogte zal naar
verwachting in de tweede helft van dit jaar worden opgeleverd.
De in het CDM-advies gegeven beleidsopties om rekening te houden met droogte zien
op meer aspecten dan alleen het mestbeleid, zoals hydrologische maatregelen in het
waterbeheer, het verbeteren van efficiënt watergebruik en het telen van meer droogte
bestendige gewassen. Deze klimaatadaptieve maatregelen zijn onderdeel van het Actieprogramma
klimaatadaptatie landbouw over de voortgang waarvan ik uw Kamer onlangs heb geïnformeerd
(Kamerstuk 35 925-XIV, nr. 159).
Ten algemene is in het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (paragraaf 5.4.2.3) een actualisatie van de stikstofgebruiksnormen
en stikstof werkingscoëfficiënten aangekondigd. Dit zal leiden tot stikstofgebruiksnormen
die afgestemd zijn op de actuele behoefte van het gewas met het oog op een betere
stikstofbenutting en daarmee een lager risico op uitspoeling naar het grondwater.
Hiervoor is gestart met een actualisatie van het modelinstrumentarium dat hiervoor
aan de basis ligt. Aansluitend zullen waar nodig de gebruiksnormen worden aangepast.
14
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie vragen op welke wijze de Minister momenteel
bezig is met een plan B, in relatie tot het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG),
om te voorkomen dat als gevolg van verlies van derogatie meer kunstmest wordt gebruikt
waardoor de waterkwaliteit verder verslechtert of het economisch perspectief van boeren
daalt. Krijgen boeren die hun derogatie verliezen een vergelijkbaar «woest aantrekkelijk
aanbod» als boeren die op basis van te veel ammoniakemissie de lucht vervuilen?
Antwoord
Ik verwacht dat de Europese Commissie in september een conceptderogatiebeschikking
zal voorleggen aan het Nitraatcomité, als aangegeven in mijn brief van 15 juli jongstleden
aan uw Kamer (Kamerstuk 33 037, nr. 448). Op dit moment kan ik niet vooruitlopen op de inhoud daarvan.
15
Als gevolg van het stikstofbeleid de veestapel met ongeveer een derde afneemt, wat
zijn dan de gevolgen voor het mestoverschot, vragen de leden van de GroenLinks- en
PvdA-fractie. En wat doet dat voor bedrijven die niet in de buurt van een kwetsbaar
natuurgebied zitten, maar wel hun derogatie verliezen? Is dit voldoende voor een nieuwe
mestbalans in Nederland?
Antwoord
Het doel van het NPLG is een vitaal landelijk gebied, met een gezonde natuur, een
robuust watersysteem, lage impact op het klimaat en met perspectief voor de landbouw
(Kamerstukken 34 682 en 35 334, nr. 96). Een afname van het aantal gehouden dieren in Nederland is geen doel op zich, maar
kan hiervan een uitkomst zijn. De door de leden van GroenLinks en de PvdA gevraagde
effecten kunnen in beeld worden gebracht op basis van de volgend jaar juli te verschijnen
integrale gebiedsprogramma’s.
16
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie willen voorkomen dat als gevolg van verlies
van de derogatie, dierlijke mest vervangen wordt door kunstmest. Is de Minister voornemens
de nitraatplafonds te verlagen bij verlies of vermindering derogatie en hiermee watervervuiling
te voorkomen en kringlooplandbouw te bevorderen?
Antwoord
De gebruiksnorm voor stikstof-totaal wordt bepaald op basis van de behoefte van het
gewas en de gevolgen voor de waterkwaliteit. Als de gebruiksnorm voor stikstof uit
dierlijke mest verlaagd wordt, kan een boer de stikstofbehoefte die het gewas heeft
invullen met overige meststoffen, zoals kunstmest. In het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (paragraaf 5.4.2.3) heb ik aangekondigd een actualisatie
te doen van de stikstofgebruiksnormen en stikstof werkingscoëfficiënten, zoals ik
in een eerder antwoord op vragen van uw fracties ten aanzien van droogte heb toegelicht.
Bij dit antwoord is ervan uitgegaan dat de fracties van GroenLinks en PvdA met nitraatplafonds
doelen op de stikstof-totaal gebruiksnormen.
17
Een mogelijk negatief effect van verlies van derogatie is het omzetten van grasland
naar snijmais. De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie willen graag weten welke
beleidsinstrumenten reeds beschikbaar zijn vanuit bijvoorbeeld het GLB om deze omzetting
te voorkomen en welke mogelijkheden de Minister nog meer ziet om deze omzetting in
de toekomst te voorkomen of te ontmoedigen.
Antwoord
Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer (Kamerstuk 33 037, nr. 448) verwacht ik dat de Europese Commissie een conceptderogatiebeschikking zal voorleggen
aan het Nitraatcomité.
De Nitraatrichtlijn heeft tot doel de waterverontreiniging die wordt veroorzaakt of
teweeggebracht door nitraten uit agrarische bronnen te verminderen, en – verdere verontreiniging
van dien aard te voorkomen. Het nieuwe GLB stimuleert met het nieuwe subsidie instrument
de ecoregeling langdurig blijvend grasland en ontmoedigt daarmee omzetting van grasland
naar snijmais. Bovendien kent het GLB voor alle areaalbetalingen een aantal voorwaarden
die indirect het omzetten van blijvend grasland voorkomen. Deze voorwaarden betreffen
met name de goede landbouw en milieucondities, waaronder behoud van het aandeel blijvend
grasland in Nederland en een ploeg- en omzetverbod voor aangewezen ecologisch kwetsbaar
blijvend grasland in Natura2000-gebieden.
18
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie vragen of er plannen zijn voor meer «technische
oplossingen» zoals mestvergisters of export om het mestoverschot als gevolg van verlies
van derogatie te voorkomen. Zijn of komen hier subsidies voor? Is de Minister het
met deze leden eens dat dit de overige doelen, zoals die voor natuur, tegenwerkt en
er grote risico’s voor lock-ins bestaan? Hoe wordt voorkomen dat boeren zich wederom
voor miljarden in de schulden steken om een landbouwpraktijk te continueren die niet
houdbaar is?
Antwoord
Als naar voren gebracht in de beantwoording van een soortgelijke vraag van de leden
de fracties van GroenLinks en PvdA, verwacht ik dat de Europese Commissie begin september
een conceptderogatiebeschikking zal voorleggen aan het Nitraatcomité.
Daarnaast heb ik aangekondigd in september te komen met een brief over de toekomst
van de agrarische sector en met een verdere uitwerking van een herziening van het
mestbeleid (Kamerstuk 33 037, nr. 374) en in het bijzonder de verdere uitwerking van grondgebondenheid voor de melkveehouderij.
In deze brieven komen deze vragen van de fracties van GroenLinks en PvdA aan de orde.
19
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie vragen of door de Minister momenteel maatregelen
getroffen worden zodat een mogelijk verlies of vermindering van de derogatie meegenomen
kan worden door Rijk en provincies in de uitwerking van het NPLG en het economische
perspectief voor agrarische ondernemers. Is de Minister bereid om met ketenpartijen
in gesprek te gaan over hoe zij kunnen bijdragen aan de compensatie van eventuele
inkomstenderving van boeren bij een (gedeeltelijke) beëindiging van derogatie?
20
De gevolgen van mogelijk verlies van derogatie zijn veelomvattend en complex, zo stellen
de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie. Is de Minister om deze reden bereid de
Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM) om een aanvullend advies te vragen
over wat de kansen en risico’s op lange termijn zijn van het verlies van derogatie
in relatie tot het NPLG, de stikstofdoelen, de waterdoelen in relatie tot de KRW,
de klimaatdoelen en het economisch toekomstperspectief van de boeren en dit advies
met de Kamer te delen?
Antwoord 19 en 20
In september kom ik met een brief over de toekomst van de agrarische sector. Ik zal
in deze brief uiteraard de derogatie betrekken. In het kader van het NPLG worden door
de provincies integrale gebiedsprogramma’s ontwikkeld. Vooralsnog zie ik geen reden
voor een nieuwe scenariostudie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de brief van
de Minister over de stand van zaken van de onderhandelingen met de EC over derogatie
van de Nitraatrichtlijn.
21
Al jaren waarschuwen deze leden voor het moment waarop Nederland de derogatie zal
verliezen. In 2020 gaf de EC een laatste waarschuwing door niet voor vier jaar, maar
voor twee jaar derogatie te verlenen. En nu wijst alles erop dat er na zestien jaar
een einde komt aan deze uitzonderingspositie voor Nederland. Maar nog altijd lijkt
de Minister de kop in het zand te steken en tegen beter weten in in te zetten op onmogelijke
voorwaarden. Zo is zijn inzet om de omvang van de derogatie voor 2022 op hetzelfde
niveau te houden als de afgelopen jaren en om weer een beschikking te krijgen voor
de periode van vier jaar. Hoe kijkt de Minister naar de huidige gang van zaken, nu
Nederland geen derogatie heeft sinds begin dit jaar, de bemestingsperiode voor grasland
inmiddels ver gevorderd is en boeren mogelijk toch te veel mest hebben uitgereden?
Heeft de Minister overleg gehad met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over
wat dit betekent voor de waterkwaliteit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de Minister
de uitkomsten van dit gesprek delen? Hoe kan de Minister zijn inspanningen om de derogatie
te verkrijgen verklaren in het licht van de stikstof- en watercrisis? Is de Minister
het met deze leden eens dat het uitrijden van (te veel) mest een negatief effect heeft
op het halen van de stikstof-, natuur- en waterkwaliteitsdoelen?
Antwoord
Voor de beantwoording van de vraag over (de achtergronden van) mijn inzet in de onderhandelingen
met de Europese Commissie over het Nederlandse derogatieverzoek en over de betrokkenheid
van IenW verwijs ik naar de beantwoording op soortgelijke vragen van de leden van
de fracties van GroenLinks en PvdA.
Het kabinet werkt aan een ingrijpende en integrale transitie van het landelijk gebied
gericht op water-, klimaat- natuur- en stikstofdoelen. Een derogatie voor de komende
vier jaar kan deze transitie ondersteunen.
De nog voortdurende onzekerheid over de derogatie in 2022, terwijl het bemestingsseizoen
al ver is gevorderd, is onwenselijk, maar bleek onvermijdelijk gelet op het verloop
van de procedure om tot derogatieverlening over te gaan. Zoals aangegeven is de verwachting
dat de Europese Commissie begin september een conceptderogatiebeschikking zal voorleggen
aan het Nitraatcomité dat bijeenkomt op 15 september 2022.
22
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat er intussen niets is
gedaan om te anticiperen op de situatie die iedereen al van mijlenver aan kon zien
komen. Met als resultaat dat Nederland straks kampt met een acuut mestoverschot, waarbij
de kosten voor het afvoeren van grote hoeveelheden mest op het bordje komen van de
individuele melkveehouder. Erkent de Minister dit? De afgelopen jaren weigerde de
Minister bovendien categorisch om «vooruit te lopen» op het verlies van derogatie
en schoof daarom de vraag van deze leden hoe hij gaat voorkomen dat grote aantallen
dieren vroegtijdig naar de slacht worden afgevoerd bij verlies van derogatie, telkens
terzijde.3
4
5
6 Daarom nogmaals de vraag: hoe gaat de Minister voorkomen dat een groot aantal koeien
vroegtijdig naar de slacht zal worden afgevoerd uit vrees voor de hoge kosten van
mestafzet?
Antwoord
Mijn inzet is erop gericht om een derogatie verleend te krijgen voor een termijn van
vier jaar, zodat voor langere tijd duidelijk is wat het perspectief is voor boeren.
23
En dit terwijl de Minister zelf ook verwacht dat de EC zal komen met een conceptderogatiebeschikking
die «significant anders» zal zijn, zoals hij schrijft. Kan de Minister deze verwachting
nader toelichten? Op welke manier houdt de Minister in zijn nieuwe perspectiefbrief
over de toekomst van de landbouw rekening met de verwachte nieuwe situatie, zonder
derogatie?
Antwoord
Ik verwacht begin september de Kamer nader te kunnen informeren over de inhoud van
de conceptderogatiebeschikking. In de septemberbrief over de toekomst van de landbouw
zal ik uiteraard ook ingaan op de derogatie. Ik kan daar nu niet op vooruitlopen.
24
Tot slot vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie of de Minister kennis
heeft genomen van het plan van Rabobank, FrieslandCampina en Lely om met leningen
en subsidie melkveehouders te laten investeren in mestverwerkers van Lely.7 Melkveehouders worden zo opnieuw nog dieper in de schulden gelokt. Met grote minachting
voor dit kabinet en haar plannen stelt de hoge baas van FrieslandCampina dat dit in
hun ogen «een duurzamere en toekomstbestendigere oplossing is voor Nederland dan een
dure uitkoopregeling». Kan de Minister bevestigen dat de Minister voor Natuur en Stikstof
nu juist duidelijk heeft gemaakt dat maatregelen die nu worden genomen, vooruitlopend
op de gebiedsgerichte aanpak, «no-regret» moeten zijn en niet moeten leiden tot lock-in
effecten?8 Op welke manier gaat de Minister melkveehouders waarschuwen voor het doen van grote
investeringen en het aangaan van nieuwe leningen, terwijl nog onduidelijk is of en
hoe deze kunnen worden terugverdiend dan wel afgelost?
Antwoord
Ik heb kennisgenomen van de plannen van genoemde bedrijven. De Minister voor Natuur
en Stikstof heeft in haar brief van 15 juli 2022 (Kamerstuk 35 925-XIV, nr. 161) gewezen op het belang van het voorkomen van lock-ineffecten bij (nieuwe) voorstellen
die de uitvoering van het gebiedsprogramma later bemoeilijken. Dat neemt echter niet
weg dat om de grote veranderopgaven het hoofd te bieden perspectiefvolle innovaties
op het boerenerf nodig zijn en dat daar ook een versnelling op gewenst is. Het programma
Innovatie op het Boerenbedrijf draagt hier aan bij door het stimuleren van kennisoverdracht;
niet alleen over de technische aspecten maar ook over de financiële aspecten die samenhangen
met die innovaties.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief over de stand van zaken
onderhandelingen met de EC over derogatie van de Nitraatrichtlijn en heeft daarover
nog enkele vragen.
25
Derogatieverlening is volgens het lid van de BBB-fractie uiterst belangrijk om te
voldoen aan alle eisen die er tegenwoordig gesteld worden aan de landbouwsector. Het
mogen inruilen van gebruiksruimte van kunstmest voor dierlijke mest draagt bij aan
het sluiten van kringlopen, minder gasverbruik door minder kunstmestproductie, minder
afvoer van bedrijven en dus minder vervoersbewegingen. Door de derogatievoorwaarden
hebben derogatiebedrijven overwegend betere prestaties op het gebied van waterkwaliteit
dan landbouwbedrijven zonder derogatie. De Nitraatrichtlijn schrijft voor dat er voorkomen
moet worden dat drinkwaterbronnen verontreinigd worden met nitraten waarbij de nitraatnorm
50mg/l water is. Derogatiebedrijven voldoen in grote mate (95%) aan deze norm. In
die zin kan gesteld worden dat het doel van de Nitraatrichtlijn grotendeels behaald
wordt, dankzij derogatie(voorwaarden). Heeft de Minister in beeld wat de verwachte
gevolgen zijn voor de waterkwaliteit op het moment dat derogatie verloren zou worden
en de 80% graslandeis vervalt?
Antwoord
Voor de milieukundige gevolgen van het verlies van derogatie verwijs ik het lid van
de BBB-fractie naar mijn brief van 26 april jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 439).
26
Het lid van de BBB-fractie vindt het ook opmerkelijk dat doelen die buiten de scope
van de Nitraatrichtlijn vallen nu gekoppeld worden aan derogatieverlening. Zijn er
wettelijke grondslagen om andere opgaven die verder gaan dan de nitraatnorm van 50mg/l
te koppelen aan de derogatie van de Nitraatrichtlijn? Of is het mogelijk dat iedere
Europese richtlijn voorwaarden gaat stellen op gebieden waar die richtlijn niet voor
ontworpen is?
Antwoord
Lidstaten kunnen een verzoek doen voor een derogatie. De Europese Commissie beoordeelt
of een derogatie geen afbreuk doet aan de doelen van de Nitraatrichtlijn. De Nitraatrichtlijn
heeft tot doel de waterverontreiniging die wordt veroorzaakt of teweeggebracht door
nitraten uit agrarische bronnen te verminderen, en verdere verontreiniging van dien
aard te voorkomen.9 Op de positie van de Europese Commissie ben ik ingegaan in mijn antwoord op een soortgelijke
vraag van de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA.
27
De onderhandelingen met de EC en het Nitraatcomité verlopen de afgelopen jaren erg
moeizaam. Het lid van de BBB-fractie vraagt daarom of er meer inzage gegeven kan worden
in het verloop van de gesprekken van die onderhandelingen. Zijn er gespreksverslagen
van deze gesprekken? Is de Minister bereid om deze, als ze er zijn, te delen met de
Kamer? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De correspondentie van gesprekken met de Europese Commissie kunnen niet openbaar worden
gemaakt. Op de correspondentie met de Europese Commissie zijn de openbaarheidsregels
van de Europese Unie van toepassing, alsook de geheimhoudingsverplichtingen die voortvloeien
uit de Procedureverordening (EU-verordening 1049/2001 («Eurowob») en (artikel 30 van
de) Verordening (EU) 2015/1589 («Procedureverordening»).
28
Wat zegt de EC over het feit dat de nitraatnorm juist onder derogatiebedrijven gehaald
wordt? Als het doel van de richtlijn gediend is met derogatie, wat is dan de onderbouwde
argumentatie om er geen uitzondering op te verlenen?
Antwoord
De doelen van de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water zijn ondanks de verbetering
van de waterkwaliteit in de afgelopen decennia nog niet bereikt. Bovendien wordt de
door de leden van de BBB-fractie genoemde norm gemiddeld niet gehaald op derogatiebedrijven
op zandgronden in Oost- en Zuid-Nederland en lössgronden in Zuid-Limburg (RIVM-rapportage,
«Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie
in 2020», bijlage bij Kamerstuk 33 037, nr. 445).
Op de positie van de Europese Commissie ben ik ingegaan in mijn antwoord op een soortgelijke
vraag van de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA.
29
Kan de Minister wellicht een overzicht geven van de landen die op dit moment gebruik
maken van derogatie, de voorwaarden waar zij aan moeten voldoen en een overzicht van
de waterkwaliteitsnormen aldaar?
Antwoord
Voor het antwoord van deze vraag verwijs ik naar een soortgelijke vraag gesteld door
de leden van de PVV-fractie.
30
In eerdere antwoorden van de Minister staat: «De uitgevoerde Nationale analyse waterkwaliteit
(Kamerstuk 27 625, nr. 497) en de Ex ante-analyse waterkwaliteit (Kamerstuk 27 625, nr. 555) wijzen uit dat dit van grensregio tot grensregio varieert. In het derde kwartaal
van dit jaar zal de Minister van Infrastructuur en Water, zoals toegezegd tijdens
het Wetgevingsoverleg Water van 22 november 2021, uw Kamer hier uitgebreider over
informeren.»,10 dit impliceert dat er wel degelijk verschillende normen voor waterkwaliteit gehandhaafd
worden binnen lidstaten en dat er dus binnenstromend water vanuit grensregio’s in
Nederland níet aan de norm voldoet, waardoor dit bij de opgave van de Nederlandse
landbouw wordt opgeteld. Is de Minister het met dit lid eens dat dit een ongewenste
situatie oplevert? Wat gaat de Minister eraan doen om te voorkomen dat verontreiniging
in water, dat vanuit grensregio’s ons land binnenkomt, op conto van onze landbouw
komt? Dit verdient volgens dit lid de hoogste prioriteit, zeker als derogatieverlening
door het gedifferentieerd hanteren van normen in gevaar komt.
Antwoord
Het is juist dat er verschillende normen voor waterkwaliteit gehanteerd worden in
lidstaten. Dat komt vooral omdat het over verschillende wateren gaat. Er horen andere
vissen thuis in een meer dan in een rivier en dat stelt andere voorwaarden aan ondersteunende
parameters, zoals nutriënten. Voor vergelijkbare wateren zijn de doelen voor vissen
en waterplanten geharmoniseerd tussen lidstaten. Het klopt ook dat er desondanks verschillende
normen voor ondersteunende parameters worden gehanteerd. Daarbij mag er geen afwenteling
van problemen optreden en dient er voor bijvoorbeeld de concentratie nutriënten rekening
gehouden te worden met de vereisten benedenstrooms. Dat is in aanvulling op de normen
die een lidstaat zelf stelt. In de stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027 voor de Kaderrichtlijn
Water (bijlage bij Kamerstuk 35 325, nr. 5) zijn daarom de grenswateren vermeld met de actuele concentratie voor nutriënten
in het water bij de grens en de norm die voor de Nederlandse waterlichamen geldt.
De Minister van IenW heeft de Kamer afgelopen najaar geïnformeerd over de wijze waarop
hier de komende jaren aan gewerkt zal worden (Kamerstuk 27 625, nr. 555).
31
Is de Minister het met dit lid eens dat de EC een afgebakende ruimte zou moeten hebben
waarbij er niet voortdurend extra voorwaarden buiten de scope van de richtlijn worden
toegevoegd?
Antwoord
De EU-Nitraatrichtlijn heeft tot doel de nitraatuitspoeling uit de landbouw en de
eutrofiëring van oppervlaktewater door de landbouw te verminderen, en een verdere
verontreiniging van grondwater en oppervlaktewater met nitraat uit de landbouw te
voorkomen. De Europese Commissie beoordeelt of een derogatieverzoek van een lidstaat
geen afbreuk doet aan de doelen van de Nitraatrichtlijn en kan in dat kader voorwaarden
stellen aan de derogatie.
32
Het lid van de BBB-fractie constateert dat binnen de verschillende lidstaten verschillende
omstandigheden heersen op het gebied van klimaat en bodem. Is de Minister het met
dit lid eens dat één generieke norm in heel Europa vanuit landbouwkundig oogpunt vrijwel
onverdedigbaar is? Zijn hier gesprekken over met de EC? Is de Minister bereid om te
pleiten voor gedifferentieerde bemestingsnormen in de EU, afgestemd op lokale omstandigheden?
Antwoord
Lidstaten hebben verschillende bemestingsnormen voor fosfaat en stikstof afhankelijk
van onder andere grondsoort en gewas. Enkel voor stikstof uit dierlijke mest bevat
de Nitraatrichtlijn een algemene gebruiksnorm (maximaal 170 kg nitraat uit dierlijke
mest per ha). Een lidstaat kan een onderbouwd verzoek indienen bij de Europese Commissie
om daarvan af te wijken (derogatieverzoek).
33
Het lid van de BBB-fractie vraagt of de Minister bekend is met het praktijkonderzoek
naar aanleiding van de literatuurstudie «Nitrate leaching from liquid cattle manure
compared to synthetic fertilizer applied to grassland or silage maize in the Netherlands»?
Uit het praktijkonderzoek blijkt dat uitspoeling van stikstof uit dierlijke mest (op
uitspoelinggevoelige gronden) aanzienlijk lager is dan dat van kunstmest, zelfs bij
een nog veel hogere stikstof uit dierlijke mest gift. Heeft de Minister dit onderzoek
bij de EC onder ogen gebracht? Zo ja, wat is de reactie? Zo nee, gaat de Minister
dit nog doen?
Antwoord
Het genoemde rapport betreft een literatuurstudie die voornamelijk ingaat op het verschil
in werking tussen stikstofkunstmest (KAS) en runderdrijfmest. De studie geeft de seizoensverschillen
in uitspoeling tussen stikstofkunstmest (KAS) en runderdrijfmest. Stikstofkunstmest
wordt gebruikt tijdens het groeiseizoen zodat het meteen kan worden opgenomen. De
studie geeft aan dat op dat moment, op korte termijn tijdens het groeiseizoen, kunstmest
meer risico heeft om uit te spoelen dan runderdrijfmest. De reden hiervoor is dat
runderdrijfmest organisch gebonden stikstof bevat dat pas later vrij kan komen en
mogelijk uitspoelen na omzetting. Nog steeds kan de uitspoeling van runderdrijfmest
verder in het seizoen optreden. De studie doet geen vergelijkende uitspraken over
de algehele uitspoeling van kunstmest en runderdrijfmest. Dit onderzoek is niet aangeboden
aan de Europese Commissie omdat het niet bijdraagt aan de onderbouwing van de derogatieaanvraag.
34
Is de Minister het eens met het lid van de BBB-fractie dat verlies van derogatie kostprijsverhogend
zou werken voor de bedrijven die gebruikmaken van derogatie en dit derhalve haaks
staat op alle ambities met betrekking tot grondgebondenheid en andere opgaven?
Antwoord
Voor de gevolgen voor de mestmarkt van het verlies van derogatie verwijs ik het lid
van de BBB-fractie naar mijn brief van 26 april jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 439).
35
Het verdienvermogen van de agrarische sector zou een speerpunt zijn van dit kabinet
en het vorige, in de praktijk zien we regeling na regeling die dit verdienvermogen
verder onderuit haalt, het GLB is ook slechts een herverdeling van geld en een sigaar
uit eigen doos. Wanneer kan de Minister de eerder toegezegde impact-analyse overleggen
aan de Tweede Kamer?
Antwoord
Op 15 oktober 2021 is uw Kamer een economische analyse toegestuurd ten aanzien van
het ontwerp 7e AP (Bijlage bij Kamerstuk 33 037, nr. 404). Ik heb toegezegd uw Kamer in september te informeren over de invoering van grondgebondenheid
en dan zal ik u eveneens informeren over de impactanalyse die ik uw Kamer daarover
heb toegezegd. Ik ga bij dit antwoord ervan uit dat het lid van de BBB-fractie doelt
op één van deze impactanalyses.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.L. Geurts, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
S.F.F. Meijer, adjunct-griffier