Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Gezamenlijke mededeling lacunes defensie-investeringen (Kamerstuk 22112-3449)
2022D27770 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Defensie over het fiche: Gezamenlijke mededeling lacunes defensie-investeringen.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het EU-voorstel over Europese
defensie-investeringen en de bijbehorende kabinetsappreciatie. De leden zijn erg tevreden
dat de Europese landen de komende periode naar verwachting meer dan 200 miljard euro
in defensie gaan investeren. De leden hebben daar een aantal opmerkingen en vragen
over.
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de plannen van de Europese Commissie
om gezamenlijke aankopen te stimuleren via een financiële prikkel en de mogelijkheid
tot het vormen van een European Defence Capability Consortium. Deze leden hebben kennisgenomen
van de aankondiging van het op korte termijn oprichten van een Defence Joint Procurement
Task Force. Deze leden erkennen het belang van het stimuleren van gezamenlijke inkoop
van militair materieel. De leden van de VVD-fractie worden graag nader geïnformeerd
over de mogelijke toegevoegde waarde voor Nederland, zodra duidelijk is hoe de betreffende
Task Force exact wordt vormgegeven.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af in welke mate Nederland aanspraak kan maken
op de 500 miljoen euro die door de Europese Commissie beschikbaar wordt gesteld voor
de aanschaf van militair materieel. Deze leden ontvangen daarover graag een toelichting
van het kabinet. Ook hebben de leden van de VVD-fractie vernomen dat de Europese Commissie
met een voorstel komt om Btw-vrijstelling mogelijk te maken voor de aanschaf van capaciteiten
die gezamenlijk zijn ontwikkeld. Deze leden ontvangen graag een toelichting van het
kabinet in welke mate de aanschaf van nieuw materieel onder de betreffende Btw-vrijstellingsregeling
zou kunnen komen te vallen.
De leden van de VVD-fractie vernemen graag hoe de nieuwe initiatieven zich verhouden
tot bestaande instrumenten zoals PESCO en de Coordinated Annual Review on Defence.
Zij vragen in hoeverre er al gebruik wordt gemaakt van de bestaande instrumenten en
welke meerwaarde de nieuwe voorstellen bieden.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de besluitvormingsprocedure voor de verschillende
voorstellen in de mededeling van de Europese Commissie eruit zal zien, zowel voor
besluitvorming over eventuele inwerkingtreding van het voorstel, als voor de besluitvorming
binnen de mechanismen zelf.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd welke concrete voorstellen het kabinet gaat
doen om ervoor te zorgen dat de Nederlandse defensie-industrie, waaronder ook en veel
MKB-bedrijven, een goede toegang hebben tot deze consortia, ook als zij toeleverancier
zijn van producten van hoofdwapensystemen. Daarbij vragen de leden van de VVD-fractie
hoe wordt voorkomen dat enkele grote bedrijven uit grote lidstaten deze consortia
en de financieringsinstrumenten domineren, en er geen ruimte meer is voor innovatieve
kleinere samenwerkingsverbanden waarin ook MKB-bedrijven met nieuwe initiatieven kunnen
komen.
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat slechts 11 procent van de defensie-investeringen
in Europa in samenwerking met andere landen wordt gedaan. Deze leden vragen hoeveel
procent van de Nederlandse defensie-investeringen momenteel in samenwerking met andere
landen worden gedaan en zij vragen een reactie van het kabinet hierop. In de defensienota
valt te lezen dat Defensie samen met partners concrete stappen uitwerkt voor de gezamenlijke
ontwikkeling en aanschaf van materieel en middelen. Deze leden vragen een brief op
korte termijn over welk materieel volgens het kabinet in aanmerking komt voor gezamenlijke
aanschaf en ontwikkeling met andere landen. Deze leden vragen hoe ervoor wordt gezorgd
dat lidstaten zelf over de samenstelling van hun krijgsmacht blijven gaan, en welke
capaciteitsdoelstellingen leidend zullen zijn bij de prikkels voor gezamenlijke aanschaf.
In het bijzonder willen zij weten hoe ervoor wordt gezorgd dat deze doelstellingen
bijdragen aan het wegwerken van capaciteiten die Europese landen ten behoeve van de
NAVO-taken hebben.
Daarnaast roepen de leden van de VVD-fractie in herinnering dat de Nederlandse krijgsmacht
ook belangrijke strategische partners heeft die wel lid van de NAVO maar niet van
de EU zijn. Zij vragen daarom welke ideeën er zijn om het gezamenlijke wegwerken van
capaciteitstekorten open te stellen voor niet-Europese leden van de NAVO. Zal het
ook mogelijk zijn deze landen mee te laten doen aan consortia, en welke criteria zullen
er gelden voor de herkomst van (delen van) materieel dat via een European Defence
Capability Consortium wordt ingekocht? Gelden hiervoor de criteria van het Europees
Defensiefonds, of worden er soepeler criteria gehanteerd? Zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie hebben een vraag over de mogelijkheid om een European
Defence Capability Consortium uit te zonderen van Europese aanbestedingsregels. Zij
vragen in hoeverre dat een nieuwe mogelijkheid is, en in hoeverre zich dat verhoudt
tot de bestaande uitzonderingsmogelijkheid onder artikel 42, lid 7, van het EU-verdrag.
De leden van de VVD-fractie vragen welke inzet er is om te zorgen dat de nieuwe plannen
voor meer samenwerking en interoperabiliteit zorgen, en niet verstorend werken voor
bestaande samenwerking en interoperabiliteit waar ook niet EU-leden van de NAVO bij
betrokken zijn.
De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen over coördinatie om gezamenlijk
voorraden aan te vullen en materieel op korte termijn aan te kopen. Hoe verhoudt deze
coördinatie zich tot de levering van materieel aan Oekraïne, en ook de betalingen
daarvoor via de Europese vredesfaciliteit? Welke afstemming is hierbij voorzien?
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het fiche over
de kabinetsappreciatie van het EU-voorstel Europese defensie-investeringen. Deze leden
hebben nog enkele vragen aan de Minister.
De leden van de D66-fractie kijken met grote belangstelling naar de ontwikkelingen
rondom het EU-voorstel Europese defensie-investeringen. Tegelijkertijd zijn deze leden
ook kritisch over de politieke wil van de verschillende EU-lidstaten aangaande de
gezamenlijke EU-defensie investeringen op middellange- en lange termijn. Deze leden
vragen welke concrete samenwerkingen er mogelijk zullen plaatsvinden op de middellange
termijn, specifiek als het gaat om uitbreiding en modernisering van bestaande capaciteiten,
waaronder luchtverdediging, luchttransport, artillerie, satellietcommunicatie, cyber
en communicatie- en informatiesystemen. Deze leden vragen welke concrete samenwerkingen
er mogelijk zullen plaatsvinden op de lange termijn, specifiek als het gaat om focus
op de ontwikkeling van volgende generatie defensiesystemen. Hoe verhouden deze gezamenlijke
defensie-investeringen zich tot de benodigde militaire capaciteiten om het eigen Europese
grondgebied op lange termijn te kunnen verdedigen? Hoe verhouden deze investeringen
zich verder tot de benodigde capaciteiten, zoals beschreven in het Strategisch Kompas?
Vindt er in dit proces van gezamenlijk investeren taakspecialisatie plaats? Zo ja,
hoe zal dit er concreet uit gaan zien? Zo nee, waarom niet? Hoe spelen elementen als
comparatieve voordelen of geografische ligging hier bijvoorbeeld een rol in? Zo vragen
de leden van de D-66 fractie.
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar het Europese krachtenveld aangaande
het EU-voorstel Europese defensie-investeringen. Deze leden lezen met genoegen dat
er op basis van de eerste bespreking positieve geluiden klinken wat betreft de gezamenlijke
aanpak van het op korte termijn herbevoorraden als gevolg van de wapenleveranties
aan Oekraïne. Echter lezen deze leden niets over het krachtenveld in verhouding tot
de voorstellen die gericht zijn op de middellange en lange termijn. Kan de Minister
hier verder over uitweiden? Deelt de Minister de mening dat juist ook deze gerelateerde
voorstellen belangrijk zijn in het kader van de benodigde gezamenlijke Europese investeringen
die nu moeten worden gedaan om de Europese militaire slagkracht en de daarbij horende
capaciteiten zo snel als mogelijk op orde te krijgen? Zo ja, wat is de inzet van het
kabinet op dit punt? Hoe denken andere lidstaten hierover? Hoe wordt er verder ingezet
op gezamenlijke inkoop om de benodigde strategic enablers binnen de EU op orde te
krijgen? Zo vragen de leden van de D-66 fractie.
De leden van de D66-fractie zijn bezorgd over het feit dat er momenteel slechts 11%
van de defensie-investeringen in Europa in samenwerking met andere landen zijn gedaan.
Deze leden hebben de volgende vragen. Hoe oordeelt de Minister over dit feit? Hoe
neemt de Minister hierin mee dat dit volgens een schatting van de Europese Commissie
Europa jaarlijks tientallen miljarden euro’s kost? Welke concrete stappen gaat Nederland
zetten om deze samenwerking te verbeteren? Met welke landen, naast Duitsland en België,
zal dit gebeuren? Hoe helpen de voorstellen uit het EU-voorstel Europese defensie-investeringen
hierbij? In hoeverre wordt hierbij de focus bij de defensie investeringen verlegd
van een bottom-up benadering naar een top-down benadering om deze samenwerking en
de efficiëntie verder te bevorderen? Deelt de Minister de mening dat zoveel mogelijk
gezamenlijk investeren vanuit een top-down benadering efficiënter is en bijdraagt
aan de Europese militaire slagkracht? Zo ja, hoe gaat het kabinet zich inzetten om
deze focus nog meer in het gezamenlijke Europese defensiebeleid te verwerken?
De leden van de D66-fractie zijn tevreden met de poging van de Europese Commissie
tot meer coördinatie aangaande defensie-investeringen in de EU. Zij hebben de volgende
vragen. Hoe oordeelt het kabinet over een mogelijk grotere rol van de Europese Commissie
in dit proces? Is Deelt het kabinet de mening dat de Europese Commissie een waardevolle
rol kan spelen in dit proces aangezien de Europese Commissie het gezamenlijke belang
van alle lidstaten en niet de nationale belangen dient? Hoe oordeelt het kabinet over
de in het voorstel beschreven constatering dat de toegenomen investeringen zonder
coördinatie en samenwerking de versnippering van de Europese defensiesector vergroten,
het potentieel voor samenwerking gedurende de gehele levenscyclus van de uitrusting
beperken, de externe afhankelijkheid versterken en de interoperabiliteit waarschijnlijk
belemmeren?
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar het voorstel van de Europese Commissie
aangaande een verordening waarin voorwaarden en criteria voor het vormen van een European
Defence Capability Consortium (EDCC) worden voorgesteld. Over welke soorten voorwaarden
en criteria zou het kabinet positief oordelen en welke niet? Op welke manier en met
welke lidstaten is er diplomatiek contact geweest met andere lidstaten over dit onderwerp?
Wat waren de uitkomsten van deze diplomatieke gesprekken? Wordt er bijvoorbeeld nagedacht
over een wijze waarop de verschillende nationale defensie-industrieën verder geharmoniseerd
zouden kunnen worden met het oog op het voorkomen van onnodige concurrentie en duplicatie?
Deelt het kabinet de mening dat een dergelijk consortium zou kunnen bijdragen aan
het bevorderen van de gezamenlijke Europese defensie-industrie? Hoe denkt Nederland
verder bij te kunnen dragen aan het stimuleren van de integratie van de verschillende
nationale defensie-industrieën tot één Europese defensie-industrie? Zo vragen de leden
van de D-66 fractie.
De leden van de D66-fractie steunen de dringende boodschap van de Europese Commissie
voor een taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied. Hoe oordeelt
het kabinet over een dergelijke taskforce? Gaat Nederland dit initiatief steunen?
Zo ja, op welke manier? Hoe denkt het kabinet verder over de aanbeveling in het voorstel
om de Europese Commissie te verzoeken een EU-instrument voor te stellen, gericht op
de korte termijn ter versterking van de industriële capaciteit op het gebied van defensie
door middel van gezamenlijke aanbesteding? Kan de Minister hiernaast uitweiden hoe
zij tegenover de aanbeveling in het voorstel staat wat aanbeveelt de EIB te verzoeken
na te gaan of zij in het licht van de huidige markt- en geopolitieke omstandigheden
haar ondersteuning van de Europese defensie kan uitbreiden? Zo vragen de leden van
de D-66 fractie.
De leden van de fractie van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie
van het EU-voorstel betreffende Europese defensie-investeringen.
Zij vinden het een zeer onwenselijke ontwikkeling dat de EU ook op het gebied van
Defensie steeds meer invloed krijgt. Deze leden roepen het kabinet op om dit tegen
te gaan, in plaats van om erin mee te gaan.
Daarbij merken de leden van de PVV-fractie op dat het NAVO-bondgenootschap alle activiteiten
op het gebied van Defensie in EU-verband overbodig maakt. De leden van de PVV-fractie
zien zelfs een risico van een verzwakking van de trans-Atlantische band, nu er sprake
is van (teveel) EU-inspanningen op Defensie- gebied. Zij vragen het kabinet in het
verlengde hiervan hoe wordt voorkomen dat wordt gedupliceerd wat de NAVO nu al doet.
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat het EU-voorstel betreffende Defensie-
investeringen in strijd lijkt te zijn met art. 41, lid 2, van het Verdrag van de Europese
Unie. Deze leden vragen wat volgens het kabinet «operaties die gevolgen hebben op
militair of defensiegebied» zijn en hoe het kabinet in dit licht de rechtsbasis van
onderliggende voorstellen verdedigt.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie van het
EU-voorstel defensie investeringen. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet ervanuit gaat dat gezamenlijke aankoop
het gelijke speelveld op de Europese defensiemarkt en de toegang van Nederlandse bedrijven
tot toeleveringsketens moet bevorderen. Deze leden vragen of de Minister erkent dat
het van groot belang is om op nationaal niveau te investeren in kennis van strategische
defensiebedrijven alvorens deze van betekenis kunnen zijn in gezamenlijke materieel
ontwikkeling. Deze leden vragen of de Minister ervan op de hoogte is dat andere EU
lidstaten een ruimere interpretatie hebben van exportvergunningen. Kan de Minister
toelichten hoe deze ongelijkheid past in het licht van de gezamenlijke ontwikkeling?
Erkent de Minister dat deze ongelijkheid tot gevolg heeft dat een Nederlandse OEM’er
nooit een consortium kan leiden en daarmee ook geen exportvoordeel uit deze ontwikkelingen
kan halen? Zo vragen deze leden.
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie of de Minister erkent dat er binnen de
defensie industrie van de Europese Unie private bedrijven uit kleinere landen moeten
concurreren met veelal «stateowned» bedrijven uit grotere lidstaten. Voorts vragen
deze leden een toelichting op hoe gezamenlijke aankoop van materieel bijdraagt aan
een betere positie van Nederlandse private bedrijven ten opzichte van de staatsbedrijven.
De leden van de SP-fractie hebben het voorstel over de Europese Defensie investeringen
kritisch gelezen. De leden hebben hierover nog een aantal vragen.
Deze leden begrijpen uit het voorstel dat er op korte termijn een budget van 500 miljoen
euro uit de EU-begroting wordt gehaald voor het realiseren van de plannen uit dit
voorstel. Deze leden vragen welke post(en) dit betreft. Kan de Minister verzekeren
dat er niet extra geld vanuit Nederland naar deze plannen gaat, los van de huidige
middelen uit het MFK 2021–2027?
De leden van de SP-fractie vinden het teleurstellend te lezen dat het kabinet positief
is over het opzijschuiven van Btw- en aanbestedingsregels voor de Defensie-industrie
en over het opzetten van een Consortium voor de Defensie Industrie. Deze leden vragen
hoe het mogelijk is dat vrijwel iedereen Btw moet betalen, dat iedereen zich aan de
aanbestedingsregels van de EU moet houden en ook de EIB zich doorgaans aan strikte
regelgeving moet houden, maar dat dit nu wordt uitgezonderd voor de Europese Defensie
industrie Kan de Minister een reflectie geven op de gevolgen van al deze vrijstellingen?
Is de Minister het met de leden eens dat het ongewenst is om de defensie-industrie
al deze voordelen te geven? Kan de Minister aangeven voor welke periode de defensie-industrie
uitgezonderd zal zijn van deze regelgeving? Zo vragen de leden van de SP-fractie.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister aan te geven of de defensie-industrie
momenteel in dusdanig zwaar weer verkeert, dat het nodig zou maken dat zij door vrijstelling
op de Btw en aanbestedingen moet worden geholpen. Deze leden vragen of het momenteel
niet al gouden tijden zijn voor de defensie-industrie vanwege de oorlog in Oekraïne.
Het kabinet geeft aan dat Nederland met België samen wil werken aan korte afstand
onbemande vliegtuigen (SRT-UAV). Kan de Minister aangeven wat de toegevoegde waarde
is van dit project en waar deze voor kunnen worden ingezet? Wat vindt de Minister
van de lange-termijnplannen om EU Battle Tanks te ontwikkelen en via de EU in te zetten?
Wat is de toegevoegde waarde van een Battle Tank? Zo vragen de leden van de SP-fractie.
De leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen over de extra bevoegdheden die
de Europese Commissie met dit voorstel en een aantal andere toekomstige voorstellen
op het gebied van Defensie naar zich toe wilt trekken. Hoe interpreteert de Minister
Artikel 41, lid 2, van het Verdrag van de Europese Unie? Wat zijn volgens het kabinet
«operaties die gevolgen hebben op militair- of defensiegebied»? Wordt er ook kritiek
geuit op de rechtsbasis van dit voorstel en de komende voorstellen, zoals het voornemen
om in wetgeving vast te leggen dat de defensie-industrie in crisistijd met voorrang
toegang krijgt tot deze grondstoffen? Zo vragen de leden van de SP-fractie.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het EU-voorstel inzake Europese
defensie-investeringen. Zij hebben de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de SGP-fractie vragen allereerst hoe het EU-voorstel zich verhoudt tot
artikel 2 tot en met 6 VWEU waarin bepaald is dat de EU niet bevoegd is inzake defensie,
en artikel 41, lid 2 VEU, waarin uitgaven verboden worden «die voortvloeien uit operaties
die gevolgen hebben op militair of defensiegebied». Deze leden vragen of het EU-voorstel
dus niet simpelweg strijdig is met deze bepalingen in de Europese Verdragen, omdat
de implicaties van deze defensievoorstellen veel principiëler en fundamenteler zijn
dan dat het louter zou gaan om voorstellen op het gebied van onderzoek, technologische
ontwikkeling en de ruimte (artikel 4, 3 VWEU), interne markt (artikel 4, lid 2, onder
a VWEU) en industrie (artikel 6, onder b, VWEU).
Voorts vragen de leden van de SGP-fractie wat de uiteindelijke ambities zijn van de
Europese Commissie op dit punt. Momenteel gaan de voorstellen over een budget van
«slechts» 500 miljoen euro, maar wat is het verwachte (of door de Commissie gewenste)
budgettaire groeipad? Beaamt de Minister dat het naar verwachting niet bij het huidige
budget zal blijven, wanneer de Raad eenmaal met dit voorstel instemt? Kan de Minister
deze leden, en de Kamer, zo volledig mogelijk informeren over de toekomstscenario’s?
Zo vragen de leden van de SGP-fractie.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de voorstellen van de Europese Commissie zich
verhouden tot samenwerking in NAVO-verband. Hoe coördineert het kabinet de Europese
en internationale defensiesamenwerking wanneer dit naast de NAVO in toenemende mate
ook in EU-verband plaatsvindt? Hoe bewaart het kabinet het overzicht? Hoe wordt bepaald
welke defensiecapaciteiten worden aangeschaft of ingezet? Hoe wordt voorkomen dat
onnodige organisatorische en operationele doublures tussen EU en NAVO ontstaan? Zo
vragen deze leden.
Ook vragen de leden van de SGP-fractie wat binnen de Europese Raad het krachtenveld
is. Zij vragen welke lidstaten het voorstel van de Europese Commissie steunen, welke
niet, en waarom.
Ten slotte vragen de leden van de SGP-fractie of de Minister beaamt dat de gewenste
interoperabiliteit van defensiematerieel ook op andere wijze bereikt kan worden dan
met gezamenlijke inkoop via het voorgestelde EU-mechanisme, en of de Minister vanwege
alle onduidelijkheden en kritiekpunten die de basis vormen van de hierboven door de
leden van de SGP-fractie gestelde vragen niet wil instemmen met deze EU-voorstellen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
F.H. Mittendorff, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.