Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de uitwerking aanpak verbetering ventilatie in scholen
31 293 Primair Onderwijs
31 289
Voortgezet Onderwijs
25 295
Infectieziektenbestrijding
Nr. 631
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 30 juni 2022
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de
brief van 3 februari 2022 over uitwerking aanpak verbetering ventilatie in scholen
(Kamerstukken 31 293 en 31 289 en 25 295, nr. 609).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 maart aan de Minister voor Primair en Voortgezet
Onderwijs voorgelegd. Bij brief van 29 juni 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
00
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
00
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
00
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
00
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
00
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
00
•
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
00
•
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
00
II
Reactie van Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
00
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de uitwerking van
de aanpak verbetering ventilatie in scholen en hebben hierover nog enkele vragen.
De pilot in Staphorst werd voortgezet na brede steun in de Kamer en de leden zouden
de Minister willen verzoeken bij het vervolg van de pilot een breed scala van technologieën
(ventilatie en luchtreiniging) te onderzoeken en wetenschappers en het bedrijfsleven
hierbij te betrekken zodat we optimaal gebruik maken van alle beschikbare kennis en
kunde. Het is belangrijk om onderzoek naar ventilatie op scholen te stimuleren. Het
lijkt de leden verstandig dat hierbij meerdere bedrijven worden betrokken, omdat het
mogelijk marktverstorend werkt om onderzoek voor één enkele technologie en ook nog
eens één enkel merk/bedrijf te stimuleren. De leden vragen de Minister daarom of hij
voornemens is meerdere organisaties/bedrijven bij dit onderzoek te betrekken.
Ventilatiesystemen gaan naar verloop van tijd achteruit en moeten periodiek gecontroleerd
worden. In de praktijk functioneren ventilatieroosters en ventilatiekanalen op scholen
niet goed, zijn ze vervuild en worden ze niet altijd correct gebruikt. De leden vragen
hoe de Minister gaat borgen dat hiervoor in de (nabije) toekomst een adequate aanpak
komt, waarbij bijvoorbeeld het gebruik van onderhoudscontracten, controle en monitoring
bij ventilatiesystemen op scholen wordt bevorderd.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de
uitwerking aanpak verbetering ventilatie in scholen Zij hebben nog enkele vragen en
opmerkingen.
Extra inzet
De leden van de D66-fractie zijn positief dat de Minister extra inzet op het in orde
brengen van de ventilatie op scholen. Zij steunen extra inzet, gezien het zeer belangrijk
is dat alle leerlingen les krijgen en leraren lesgeven in een gezonde omgeving. Zij
hebben nog enkele vragen over de precieze inzet van de maatregelen. Hoe vaak is inmiddels
contact opgenomen met de hulplijn waardoor een school direct in contact komt met experts?
Op hoeveel scholen zijn deze experts (hulpteams) langsgegaan? Tevens vragen zij wat
deze hulpteams precies doen. Hoeveel scholen hebben (inmiddels) een CO2-meter? Deze leden zijn bovendien benieuwd welk proces de Minister voor ogen heeft
omtrent het plaatsen van CO2-meters. Wat kunnen scholen doen als blijkt dat een CO2-meter aangeeft dat de luchtkwaliteit niet op orde is? Worden scholen dan geholpen
de luchtkwaliteit op orde te brengen? Of zijn deze meters alleen om informatie te
geven over de luchtkwaliteit, zonder dat daar vervolgstappen aan verbonden zijn, zo
vragen de voornoemde leden.
Maatwerk
De leden van de D66-fractie constateren dat het Ministerie van OCW1 gaat inzetten op maatwerk bij de verdere inzet van de 140 miljoen euro beschikbaar
voor ventilatie. Kan de Minister uiteenzetten hoe hij dit maatwerk voor zich ziet?
Welke criteria worden gesteld aan het uitgeven van de resterende gelden? Ook vragen
zij hoeveel procent van de scholen nog geholpen kan worden met dit bedrag.
Percentage scholen
De leden van de D66-fractie vragen tot slot een update over op hoeveel scholen de
ventilatie wel en niet op orde is. Is dit percentage inmiddels gezakt naar aanleiding
van de aangekondigde extra inzet, zo vragen de voornoemde leden.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de uitwerking aanpak verbetering
ventilatie in scholen. De leden vinden het een goede stap dat scholen middelen krijgen
om CO2-meters aan te schaffen voor hun klaslokalen. Wel zijn de leden verbaasd dat dit bijna
twee jaar heeft moeten duren, zelfs na herhaaldelijke vragen en verzoeken vanuit de
Kamer. De leden van de SP-fractie hebben nog enkele opmerkingen en vragen.
Allereerst vragen de leden van de SP-fractie dus waarom het zolang heeft moeten duren
voordat de Minister dit besluit nam. De financiering voor de CO2-meters zal verlopen via de lumpsumbekostiging. Klopt het dat het verplicht wordt
om in elk klaslokaal een CO2-meter op te hangen? Worden scholen dan ook gevraagd om achteraf te verantwoorden
hoeveel CO2-meters zij van dit geld gekocht hebben? Zo nee, waarom wordt dit geld dan niet geoormerkt
ingezet voor dit doel? Tevens vragen de leden van de SP-fractie of er een escalatieladder
wordt opgesteld indien de CO2-meter doorslaat, zoals ook de AOb2 voorstelt in haar brief. En worden scholen ook aangemoedigd het onderwijspersoneel
en onderwijsondersteunend personeel voor te lichten over de werking van de melder,
zodat zij weten hoe ze de melder moeten aflezen en wat zij moeten doen indien de melder
afwijkende waarden laat zien? De leden van de SP-fractie vragen tevens waarom de Minister
dit ook niet meteen regelt voor het mbo3 en hoger onderwijs, aangezien dit ook daar nog niet goed geregeld is.
Ten slotte vragen de leden of het kabinet al tot nieuwe inzichten is gekomen of het
wel zo verstandig is om de verantwoordelijkheid voor schoolgebouwen bij gemeenten
te laten liggen, gezien de staat waarin veel onderwijsgebouwen verkeren onder andere
wat betreft ventilatie.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de onderhavige brief.
Weliswaar komen er expertteams langs om de scholen op locatie te helpen, vindt de
Minister dat er in alle klaslokalen een CO2-meter moet komen en wil hij via de vierde incidentele suppletoire begroting 20 miljoen
euro hiervoor aanwenden, maar als de Minister schrijft over «gedeelde verantwoordelijkheid»
en gemeenten die met de schoolbesturen de ventilatie op de scholen in kaart moeten
brengen, dan schenkt hij juist partijen die op afstand staan van de dagelijkse lespraktijk
wel erg veel vertrouwen. Voor de gemeenten vormen noodzakelijke aanpassingen aan de
schoolgebouwen een kostenpost, die zij zullen willen beheersen en ook de schoolbesturen
bevinden zich vaak fysiek op afstand van de schoolgebouwen, zodat deze de problematiek
op die veilige afstand ernstig kunnen onderschatten. Onderkent de Minister dat docenten
en scholieren die dagelijks in de leslokalen samenkomen de werkelijkheid van het binnenklimaat
op de scholen vaak beter kunnen beoordelen dan de gemeente of het schoolbestuur?Tevens
vragen zij of hij onderkent dat sommige individuele docenten en scholieren eerder
last kunnen ervaren van een gebrekkige ventilatie dan de meeste anderen, bijvoorbeeld
doordat zij lijden aan luchtwegallergieën (astma). Docenten denken bij toezicht op
het onderwijs vaak alleen maar aan de Onderwijsinspectie, die zich hierbij afzijdig
houdt. Vindt de Minister ook dat de Inspectie SZW4 (voorheen Arbeidsinspectie) een nadrukkelijker rol zou moeten oppakken bij de veiligheid
van individuele docenten in verband met het binnenklimaat in de leslokalen? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, wat gaat hij dan in dezen ondernemen?Welke andere mogelijkheden
ziet de Minister nog om de positie van het onderwijspersoneel bij deze problematiek
te versterken? Zouden docenten op grond van artikel 29 van de Arbowet aanspraak moeten
maken op het recht van personeel om het werk neer leggen, als er sprake is van slechte
ventilatie in de ruimten waarin zij moeten lesgeven? Hoe wil de Minister tevens de
scholieren een rol geven bij deze problematiek, die kan verschillen per schoolgebouw,
maar daarom zeker nog niet minder ernstig is, zo vragen de eerder genoemde leden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat er eindelijk voortgang wordt gemaakt
om de ventilatie op scholen te verbeteren. De voornoemde leden hebben daar de afgelopen
twee jaar steeds aandacht voor gevraagd en vinden het jammer dat het zo lang heeft
moeten duren voordat er verdere concrete actie werd ingezet.
De leden zijn benieuwd hoeveel geld er nog beschikbaar is van de tweede SUVIS5-tranche? De sluitingstermijn is verlengd tot en met 30 april 2022, blijft de regeling
langer open als er nog geld beschikbaar is? Is bekend hoeveel scholen inmiddels gebruik
hebben gemaakt van de SUVIS-regeling? Hebben alle scholen inmiddels geïnventariseerd
of de ventilatie op orde is? De SUVIS-regeling is een samenwerking tussen schoolbesturen
en gemeenten. Verloopt die samenwerking goed? Tevens vragen zij of alle gemeenten
de kosten kunnen dragen voor hun deel. Zo niet, worden die gemeenten ondersteund?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat uit verdiepend onderzoek van het kenniscentrum
Ruimte-OK blijkt dat op 27% van de schoollocaties de ventilatie niet op orde is (niet
aan de wettelijke norm voldoet). Heeft dit met een kennisachterstand te maken of heeft
dit ook financiële redenen? De leden vragen wat de wettelijke norm is waar scholen
aan moeten voldoen. Klopt het dat deze wettelijke norm afwijkt van de normen bij de
kinderopvang? Tevens vragen zij of de Minister kan uitleggen waarom de normen op schoollocaties
minder streng zijn.Wie is er verantwoordelijk voor de luchtkwaliteit in schoolgebouwen?
Zij vragen of dat het bevoegd gezag is, of dat dit valt onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid.
En wie houdt hier toezicht op? Valt goede ventilatie wat het kabinet betreft onder
de zorgplicht voor fysieke veiligheid op scholen zoals die neergelegd is in de wet
op het Primair onderwijs en de wet op het Voortgezet onderwijs? Zo niet, waarom niet?
Tevens vragen zij wat er wel valt onder de zorgplicht voor fysieke veiligheid.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief over het plan om alle klassen te
voorzien met een CO2-meter. Wel vragen de leden waarom er niet is gekozen voor een verplichting. Het geld
wordt beschikbaar gesteld via de lumpsumbekostiging, scholen kunnen het geld dus ook
voor andere zaken inzetten. Op welke manier wordt gecontroleerd dat het geld ook echt
naar CO2-meters gaat? Wordt bijgehouden welke scholen wel of niet een meter hebben aangeschaft?
Tevens vragen zij of bekend is hoeveel scholen op dit moment al een CO2-meter in de klas hebben en of het personeel ook inzicht heeft in de metingen.De leden
lezen dat de abonnementskosten voor een monitoringssysteem voor de CO2-meters niet vergoed worden vanuit het Rijk vanwege de verantwoordelijkheid van schoolbesturen
voor een gezonde werkomgeving inclusief binnenklimaat. Wat als schoolbesturen deze
abonnementskosten niet betalen, is een CO2-meter dan nog bruikbaar? Ook vragen zij waarom het kabinet ervoor kiest om wel de
meter te vergoeden maar niet de abonnementskosten.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er 2,7 miljoen euro wordt ingezet voor
hulpteams. Deze experts kunnen scholen van deskundig advies voorzien en scholen op
locatie helpen. Hoe worden deze hulpteams aangeboden? Kan elke school hier gebruik
van maken? Moeten scholen hier zelf om vragen? Is bekend hoeveel scholen zo’n team
nodig hebben? De leden vragen of 2,7 miljoen euro hiervoor genoeg is en zo ja, hoe
dit is berekend.
Tevens zijn de leden benieuwd of deze plannen rondom de verbetering van de luchtkwaliteit
ook worden uitgebreid naar het mbo en ho6. Is bekend hoe het daar staat met de luchtkwaliteit? Zijn daar CO2-meters aanwezig? Tot slot vragen zij in hoeverre daar in de gaten wordt gehouden
of het binnenklimaat aan de wettelijke eisen voldoet.
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat in dit schriftelijk overleg de
nadere uitwerking van de aanpak ter verbetering van ventilatie in scholen voor ligt.
De leden hebben zich altijd uitgesproken voor het belang van goede ventilatie. Zo
vroegen deze leden in het debat over de ontwikkelingen van het coronavirus, deze zomer
om een snelle uitwerking van kabinetsplannen waarmee scholen goed geventileerd open
konden. Tevens pleitten deze leden om het zo goed mogelijk inzetten van de specifieke
uitkering ventilatie in scholen. Een schone lucht is zo ontzettend belangrijk voor
een goed en gezond leerklimaat. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn dan ook
blij dat er een nadere uitwerking ligt om dit te bewerkstelligen. Deze leden hebben
nog wel enkele vragen.
Ten eerste lezen de leden dat er voor sommige scholen een meer integraal plan moet
komen voor de huisvesting. De leden herkennen dat uit het interdepartementaal beleidsonderzoek
onderwijshuisvesting. Tegelijkertijd constateren de leden ook dat juist oplossingen
voor goede ventilatie enerzijds en meer ingrijpende aanpassingen aan de huisvesting
anderzijds, leiden tot spanningen tussen schoolbesturen en gemeenten over wie wat
moet betalen en waar eventueel subsidie voor beschikbaar is. De leden lezen dat er
in sommige gevallen maatwerkoplossingen geboden kunnen worden door het ministerie.
Het is goed dat daar middelen voor worden vrijgemaakt, maar de leden vragen de Minister
hoe wordt voorkomen dat vanwege dat spanningsveld heel veel scholen beroep moeten
doen op een maatwerkoplossing.
Tevens lezen de leden dat omwille van de tijd er besloten is om Kenniscentrum Ruimte-OK
in te schakelen zonder correcte aanbestedingsprocedure. Hier wordt urgentie en tijd
als argument aangehaald. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben hier hun vraagtekens
bij. Waarom heeft de Minister er niet eerder voor gekozen om te starten met een aanbestedingsprocedure?
Bijvoorbeeld na de aankondiging in de brief van 14 januari jl. dat het kabinet met
stevigere maatregelen komt? Zij vragen waarom er specifiek is gekozen voor het Kenniscentrum
Ruimte-OK. Welke andere opties heeft de Minister overwogen? Waarom is er bijvoorbeeld
niet gekozen voor een versnelde aanbestedingsprocedure of voor het clusteren van meerdere
kenniscentra, zo vragen de voornoemde leden.
Tot slot vragen de leden naar ruimte in de uitwerking voor eventuele experimenten.
Vanwege de coronacrisis is er veel onderzoek gedaan naar nieuwe manieren van goed
ventileren. Een goed voorbeeld is de speciale luchtfilters in klaslokalen in Staphorst
en enkele scholen in Zeeland. De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het belangrijk
dat er ruimte is voor nieuwe innovaties. Zij lezen hierover niets terug in de voorliggende
uitwerking. De leden vragen de Minister daarom hoe hij van plan is om ruimte voor
innovatie te behouden in de nadere uitwerking.
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
Inleiding
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het actieplan
en de andere inspanningen inzake ventilatie.
Aanpak ventilatie
De leden van de SGP-fractie constateren dat in de ondersteuning van scholen een belangrijke
rol is weggelegd voor het Kenniscentrum Ruimte-OK. Deze leden vragen hoe ook gebruik
gemaakt wordt van andere expertise, bijvoorbeeld als het gaat om het voldoen aan de
normen van het Bouwbesluit. Zij wijzen op organisaties als het Expertisecentrum regelgeving
bouw, dat in coronatijd ook betrokken is geweest bij de ventilatiecampagne vanuit
het Ministerie van VWS7. De leden vragen of de Minister contact wil leggen met dergelijke organisaties om
de opgebouwde ervaringen te benutten en de uitwerking te verrijken.
De leden van de SGP-fractie constateren dat op aanvraag ondersteuning en expertise
beschikbaar zijn voor scholen. Deze leden wijzen erop dat de motie van de leden Van
der Staaij/Paternotte8 ook spreekt over het landelijk aanjagen van het verbeteren van ventilatie. Zij vragen
hoe scholen ook proactief worden benaderd wanneer er indicaties zijn dat verbeteringen
noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld op basis van de uitgevoerde inventarisatie van het
scholenbestand.
De leden van de SGP-fractie hebben kritiek vernomen dat de navigator van het hulpteam
van Ruimte-OK te strikt zou zijn en daar mee bij scholen te snel de indruk kan wekken
dat de ventilatie niet op orde is. Zo zouden de getallen voor de referentiewaarden
van de meters in de Regeling Bouwbesluit 2012 enkel gelden voor scholen gebouwd na
april 2015. Ook is voor het beoordelen van de ventilatie van wezenlijk belang om uit
te gaan van de verschilconcentratie met de buitenlucht. Deze leden vragen hoe in de
uitwerking en advisering aan zulke uitgangspunten uitwerking wordt gegeven en in hoeverre
het mogelijk is om hiermee in de navigator duidelijker rekening te houden om scholen
optimaal te bedienen.
De leden van de SGP-fractie vragen wanneer de uitwerking verwacht kan worden van de
mogelijkheden om maatwerk te bieden in de financiering, in aanvulling op de mogelijkheden
op grond van de SUVIS-regeling.
Inzet op korte termijn
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat voor een goede meting de positionering
van een CO2-meter van cruciaal belang is. Het kan voorkomen dat bijvoorbeeld onnodig maatregelen
moeten worden getroffen. Zij vragen of de stap een vast onderdeel is van de advisering
van scholen.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Minister benadrukt dat onderwijshuisvesting
primair decentraal belegd is. Ook constateren zij dat de Minister eerder in reactie
op de aangenomen motie van het lid Bisschop9 stelde dat gemeenten met een bovengemiddeld aantal vo10-leerlingen meer geld krijgen11. Deze leden vragen een reactie op het signaal uit deze gemeenten dat de vergoeding
per leerling echter niet dekkend is, waardoor het tekort oploopt. Hoe neemt de Minister
dit aspect mee in de financiële ondersteuning? En hoe gaat de Minister specifiek de
150-plus gemeenten met een grote regionale onderwijsfunctie ondersteunen om ook te
kunnen voldoen aan hun onevenredig grote onderwijshuisvestingsvraagstuk?
De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre de Minister juridische procedures verwacht
van andere partijen als gevolg van het onrechtmatig verstrekken van de opdracht aan
het Kenniscentrum Ruimte-OK.
II Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden
van de fracties van de VVD, D66, SP, PvdA, GroenLinks, ChristenUnie en SGP inzake
de op 3 februari 2022 toegezonden Kamerbrief «Uitwerking van de aanpak verbetering
ventilatie in scholen» (Kamerstukken 31 293, 31 289 en 25 295, nr. 609).
Bij de volgorde van de beantwoording is de volgorde van de inbreng van het schriftelijk
overleg aangehouden.
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De pilot in Staphorst werd voortgezet na brede steun in de Kamer en de leden zouden
de Minister willen verzoeken bij het vervolg van de pilot een breed scala van technologieën
(ventilatie en luchtreiniging) te onderzoeken en wetenschappers en het bedrijfsleven
hierbij te betrekken zodat we optimaal gebruik maken van alle beschikbare kennis en
kunde. Het is belangrijk om onderzoek naar ventilatie op scholen te stimuleren. Het
lijkt de leden verstandig dat hierbij meerdere bedrijven worden betrokken, omdat het
mogelijk marktverstorend werkt om onderzoek voor één enkele technologie en ook nog
eens één enkel merk/bedrijf te stimuleren. De leden vragen de Minister daarom of hij
voornemens is meerdere organisaties/bedrijven bij dit onderzoek te betrekken.
Ik ben in overleg met de betrokken wethouder, het bedrijf en de scholen zodat de pilot
op basisscholen in de gemeente Staphorst zo goed mogelijk wordt uitgevoerd. Luchtreiniging
kan een waardevol instrument zijn om de verspreiding van infectieziekten te voorkomen
en de pandemische paraatheid te vergroten. Om luchtreinigers breed in te zetten, is
het belangrijk om vast te stellen dat zij geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengen.
Daarom voer ik een interdepartementaal overleg met de ILT, het RIVM en de NVWA om
de veiligheid van luchtreinigers vast te stellen en gezondheidsrisico’s uit te sluiten.
Ik streef ernaar hier rond de zomer meer duidelijkheid over te hebben en met uw Kamer
te delen. Hierop voortbouwend volgt een departementaal overleg over de doorontwikkeling
van de pilot in Staphorst en de mogelijkheden voor breder onderzoek. Daarnaast loopt
er ook een onderzoek van de TU Eindhoven naar luchtreinigers. Ik sta in contact met
de onderzoekers en zodra de resultaten van dit onderzoek academisch getoetst zijn
worden die met ons gedeeld. Mijn inzet is om de expertise van de onderzoekers die
betrokken zijn bij zowel de pilot in Staphorst, als die in Eindhoven met elkaar te
bundelen. Als de bevindingen van deze onderzoeken positief zijn en de veiligheid van
de luchtreinigers op orde zijn, dan wordt de pilot zo spoedig mogelijk op een verantwoorde
manier uitgebreid. Het is niet mijn streven om een monopolie bij één bedrijf te leggen;
naarmate de pilot breder kan worden getrokken zal ik in gesprek gaan met meerdere
organisaties en bedrijven om marktverstoring te voorkomen en zo het proces van de
pilot te versnellen.
Ventilatiesystemen gaan naar verloop van tijd achteruit en moeten periodiek gecontroleerd
worden. In de praktijk functioneren ventilatieroosters en ventilatiekanalen op scholen
niet goed, zijn ze vervuild en worden ze niet altijd correct gebruikt. De leden vragen
hoe de Minister gaat borgen dat hiervoor in de (nabije) toekomst een adequate aanpak
komt, waarbij bijvoorbeeld het gebruik van onderhoudscontracten, controle en monitoring
bij ventilatiesystemen op scholen wordt bevorderd.
De adviseurs van Ruimte-OK informeren de scholen over gebruik en onderhoud van de
ventilatiesystemen. Ook stelt Ruimte-OK handreikingen beschikbaar waarin het belang
van onderhoud en goed gebruik wordt benadrukt. Ruimte-OK wijst de schoolbesturen erop
dat monitoring van het binnenklimaat onderdeel dient te zijn van het arbobeleid door
deze op te nemen in de risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E). Verder adviseren
ze het op te nemen in onderhoudscontracten met de leveranciers en het reinigen van
ventilatiesystemen op te nemen in het meerjaren onderhoudsplan. Hiermee blijft het
functioneel presteren van ventilatiesystemen structureel op de agenda staan. Ruimte-OK
is zowel online als telefonisch bereikbaar voor vragen. We hopen dat docenten zich
via deze kanalen laten informeren over de werking van de CO2-meters in elke klas en aan de bel trekken als er problemen zijn.
De schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor onderhoud en exploitatie van het schoolgebouw.
Daarvoor ontvangen zij bekostiging. Veel gemeenten overleggen met schoolbesturen over
de huisvesting van de scholen en dus ook over de ventilatie. De VNG heeft gemeenten
opgeroepen om met de schoolbesturen na te gaan hoe de ventilatie er voor staat. In
de toekomst wordt het overleg over het meerjarig onderhoud dat schoolbesturen uitvoeren
en het integraal huisvestingsplan van de gemeenten met de nieuwbouw- en renovatieprojecten
wettelijke verplicht. Dat borgt een planmatige aanpak van de schoolgebouwen, waaronder
de ventilatie.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
Extra inzet
Hoe vaak is inmiddels contact opgenomen met de hulplijn waardoor een school direct
in contact komt met experts? Op hoeveel scholen zijn deze experts (hulpteams) langsgegaan?
Tevens vragen zij wat deze hulpteams precies doen. Hoeveel scholen hebben (inmiddels)
een CO2-meter? Deze leden zijn bovendien benieuwd welk proces de Minister voor ogen heeft
omtrent het plaatsen van CO2-meters. Wat kunnen scholen doen als blijkt dat een CO2-meter aangeeft dat de luchtkwaliteit niet op orde is? Worden scholen dan geholpen
de luchtkwaliteit op orde te brengen? Of zijn deze meters alleen om informatie te
geven over de luchtkwaliteit, zonder dat daar vervolgstappen aan verbonden zijn, zo
vragen de voornoemde leden.
Sinds 3 februari 2022 kunnen scholen aanspraak maken op ondersteuning van het hulpteam
ventilatie. Tot 25 mei zijn er voor 477 schoollocaties aanvragen voor een dagprogramma
ingediend, waarvan er 298 zijn ingepland Dat betekent dat er een datum afgesproken
is dat een expert het dagprogramma uitvoert op die locatie. Van de 298 afspraken die
zijn ingepland, zijn er op 25 mei jl. 130 uitgevoerd. De overige 168 dagbezoeken die
zijn gepland vinden hoofdzakelijk voor de zomervakantie plaats. Na de aankondiging
op 3 februari zijn de fysieke schoolbezoeken gestart in de week van 21 februari. Aanvullend
zijn er 403 helpdeskvragen ontvangen en afgehandeld en zijn de kennisdocumenten meer
dan 2.000 keer gedownload. De resterende 179 aanvragen moeten nog ingepland worden.
Dit is veelal afhankelijk van de mogelijkheden van scholen om een expert voor een
dag te ontvangen en alle leraren die dag aanwezig te hebben voor een instructie. Er
zijn ook grotere schoolbesturen die voor een deel van de locaties de afspraken na
de zomervakantie willen inplannen.
Scholen, leraren en gemeenten die voor de ventilatie hulp en advies nodig hebben,
kunnen gebruik maken van hulpteams via het telefoonnummer 0800–0224402 en de website
www.ventilatiehulp.nl. Scholen die advies nodig hebben worden bezocht door een expert die helpt met goede
ventilatie op de korte termijn en een plan om de ventilatie op de langere termijn
verder te verbeteren. Schoolbesturen kunnen van deze expertise kosteloos gebruikmaken.
Over de inzet van het hulpteams zijn contractuele afspraken gemaakt, onder meer over
de precieze personele inzet die nodig is om de helpdesk en hulpteams te bemannen.
Aan het ministerie wordt wekelijks gerapporteerd over het aantal meldingen en de status
van de meldingen. Het hulpteam levert daarnaast een beeld op van de totale staat van
ventilatie in schoolgebouwen.
Wij willen weten of er in alle klaslokalen CO2-meters zijn geplaatst. Er is voor gekozen de middelen voor CO2-meters via de lumpsum te verstrekken. Dat voorkomt aanvraagprocedures en bovendien
worden zo ook de schoolbesturen die de meters al hadden aangeschaft gecompenseerd.
Doordat de middelen worden verstrekt via de lumpsum, is er echter geen wettelijke
bepaling waarop de Inspectie van het Onderwijs of de instellingsaccountants van schoolbesturen
de aanschaf van CO2-meters achteraf kunnen controleren. Daarom monitort mijn ministerie of in de schoolklassen
een CO2-meter staat. Dit doet mijn ministerie op diverse manieren. Zo is er een meldpunt
waar leraren kunnen melden dat er geen CO2-meter in de klas is. Er zal daarnaast worden onderzocht of de scholen daadwerkelijk
een CO2-meter hebben opgehangen en of dit de gewenste inzichten oplevert. Ik ben begonnen
met de peiling, er wordt op dit moment onderzocht of de scholen daadwerkelijk een
CO2-meter hebben opgehangen en of dit de gewenste inzichten oplevert. Ik deel rond het
begin van het zomerreces de cijfers van de CO2-meter peiling met uw Kamer.
Daarnaast wordt er ook ingezet om ouders, leraren en leerlingen te bereiken. Vanuit
het ministerie is er al middels uitgebreide communicatie ingezet op de werking van
het horizontale toezicht binnen scholen, de ouderraad en de medezeggenschap. Het belangrijkste
is dat ouders en leerlingen op de hoogte zijn dat er specifiek geld is gegeven voor
een CO2-meter per klas. En er is een meldpunt dus als er geen CO2-meter in de klas is kan men dat melden. Er zijn enkele meldingen bij Ruimte-OK binnengekomen,
maar die hadden geen betrekking op CO2-meters.
Ik doe nogmaals een groot beroep op schoolbesturen om voor elke klas een CO2-meter aan te schaffen, gezien de urgentie van de ventilatiesituatie en het feit dat
schoolbesturen door het Rijk voor de aanschaf worden gecompenseerd. Schoolbesturen
zijn verantwoordelijk voor de aanschaf. Ter ondersteuning van de inzet van CO2-meters in de klas heeft Ruimte-OK een instructiekaart en handreiking opgesteld. Ruimte
OK geeft informatie over de eisen waar een CO2-meter aan moet voldoen. Hoeveel installateurs er nodig zijn om centraal te regelen
dat er in elke klas meters hangen, is uiteraard afhankelijk van het aantal scholen
waar nog geen meters hangen. Stel dat er 2.000 scholen zijn waar dat nog niet het
geval is, dan zouden er 20 installateurs een half jaar aan het werk moeten om dat
te regelen. Dat kost ongeveer € 0,5 miljoen, als er tenminste mensen beschikbaar zijn.
Maatwerk
De leden van de D66-fractie constateren dat het Ministerie van OCW12 gaat inzetten op maatwerk bij de verdere inzet van de 140 miljoen euro beschikbaar
voor ventilatie. Kan de Minister uiteenzetten hoe hij dit maatwerk voor zich ziet?
Welke criteria worden gesteld aan het uitgeven van de resterende gelden? Ook vragen
zij hoeveel procent van de scholen nog geholpen kan worden met dit bedrag.
Momenteel werk ik samen met de sectorraden en de VNG aan een maatwerkoplossing voor
de € 140 miljoen die beschikbaar is voor ventilatie. Onderdeel hiervan is het uitwerken
van de criteria voor het toepassen van maatwerk. Mijn doel is om met de maatwerkoplossing
de meest urgente gevallen te helpen. Uitgangspunt is dat het maatwerk oplossingen
biedt waarvoor de bestaande regelingen niet toereikend zijn. De regeling wordt naar
verwachting nog in juni gepubliceerd en in juli opengesteld.
Percentage scholen
De leden van de D66-fractie vragen tot slot een update over op hoeveel scholen de
ventilatie wel en niet op orde is. Is dit percentage inmiddels gezakt naar aanleiding
van de aangekondigde extra inzet, zo vragen de voornoemde leden.
Op 1 oktober 2020 heeft het Landelijk Coördinatieteam Ventilatie op Scholen (LCVS)
een «foto» opgeleverd met een stand van de ventilatiesituatie in schoolgebouwen in
het funderend onderwijs. Uit een landelijke extrapolatie van deze cijfers door kenniscentrum
Ruimte-OK wordt geschat dat op dat moment in 27% van de schoolgebouwen de ventilatie
niet op het gewenste niveau was, circa 2.300 schoolgebouwen. Het verdiepend onderzoek
van Ruimte OK van augustus 2021 bevestigt het beeld van het LCVS. Er is € 200 miljoen
beschikbaar gesteld voor de aanpak van de ventilatie in scholen via de SUVIS regeling.
Dit bedrag is volledig uitgeput. Als de projecten waarvoor via de SUVIS regeling aanvragen
zijn ingediend zijn afgerond, zal naar verwachting nog in 16% van de schoolgebouwen
de ventilatie niet op orde zijn. Na de sluiting van de Maatwerkregeling (31 december
2022) is er een nieuw beeld van de stand van zaken te geven.
In totaal worden met de SUVIS-regeling momenteel circa 1.200 schoollocaties geholpen
(stand 21 maart 2022). Hoewel veel scholen voortvarend aan de slag zijn gegaan met
het verbeteren van de ventilatie, al dan niet met hulp vanuit de SUVIS en Ruimte-OK,
heeft het Ministerie van OCW diverse signalen ontvangen dat er scholen en gemeenten
zijn die knelpunten ervaren bij deze opgave. In februari 2022 zijn daarom afspraken
over extra hulp bij ventilatie gemaakt tussen OCW, PO-Raad, VO-raad en VNG. De al
aanwezige ondersteuning is hiermee grootschaliger opgezet in de vorm van een hulpteam
met experts, een telefoonnummer (0800–0224402) en de website www.ventilatiehulp.nl. Op deze manier worden nog eens 477 schoollocaties (stand 25 mei) op maat geholpen
met hun specifieke hulpvraag. Eén van de afspraken is dat schoolbesturen door hun
gemeente worden gevraagd informatie over de huidige stand van de ventilatie in het
schoolgebouw te delen met Ruimte-OK. Zodra deze informatie bekend is, zal dit worden
gedeeld met uw Kamer. Om aanvullend ook die scholen te helpen waar maatwerk nodig
is, werk ik momenteel samen met de VNG, de PO-Raad en de VO-raad aan een maatwerkoplossing.
Daarmee zijn de huisvestingsproblemen niet opgelost. Om de scholen goed, gezond, toegankelijk
en duurzaam te maken is een integrale lange termijn aanpak nodig. Daarover worden
afspraken gemaakt met de PO-Raad, VO-raad en de VNG. Tevens heb ik in de eerste helft
van juni een brief gestuurd naar de scholen en de colleges van B&W om hen op te roepen
te zorgen voor goede en klimaatbestendige onderwijshuisvesting en hen te wijzen op
de subsidieregelingen waar ze gebruik van kunnen maken om dit te verbeteren.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
Allereerst vragen de leden van de SP-fractie dus waarom het zolang heeft moeten duren
voordat de Minister dit besluit nam.
Het vorige kabinet heeft ook stappen gezet. Zo is er in de aanloop naar de heropening
van de scholen medio 2020 het Landelijk Coördinatieteam Ventilatie op Scholen (LCVS)
opgericht. Het LCVS heeft als eerste een opname gemaakt van de stand van de ventilatie.
Vervolgens is er met de SUVIS een subsidieregeling van € 200 miljoen opgezet. Er is
echter meer nodig, juist ook op de plekken waar dat nu het moeilijkst is. Daarom heb
ik direct na mijn aantreden met het actieplan ventilatie extra stappen gezet, met
onder meer CO2-meters en een hulpdienst. Om juist op die plekken waar de situatie het meest urgent
is de ventilatie te verbeteren, werk ik momenteel samen met de PO-Raad, VO-raad en
de VNG een maatwerkoplossing uit.
De financiering voor de CO2-meters zal verlopen via de lumpsumbekostiging. Klopt het dat het verplicht wordt
om in elk klaslokaal een CO2-meter op te hangen? Worden scholen dan ook gevraagd om achteraf te verantwoorden
hoeveel CO2-meters zij van dit geld gekocht hebben? Zo nee, waarom wordt dit geld dan niet geoormerkt
ingezet voor dit doel?
Om scholen zo snel mogelijk van duidelijkheid en voldoende financiële middelen te
voorzien, is er voor gekozen om het geld via de lumpsum beschikbaar te stellen. Via
een subsidieregeling of maatwerkregeling konden scholen niet tijdig over deze financiële
middelen beschikken vanwege de duur en arbeidsintensiteit van het opstellen van zulke
regelingen, daarom is er voor de lumpsum gekozen in plaats van een geoormerkte aanpak.
Doordat de middelen worden verstrekt via de lumpsum, is er geen wettelijke bepaling
waarop de Inspectie van het Onderwijs of de instellingsaccountants van schoolbesturen
de aanschaf van CO2-meters achteraf kunnen controleren. Ik monitor echter wel of in de schoolklassen
een CO2-meter staat. Er zal worden onderzocht (middels een aparte evaluatie) of de scholen
daadwerkelijk een CO2-meter hebben opgehangen en of dit de gewenste inzichten oplevert. Op basis van de
uitkomsten van dit onderzoek kan ik vervolgens in gesprek gaan met scholen die niet
over een CO2-meter beschikken en met hen afspraken maken hoe we er voor kunnen zorgen dat zij zo
snel mogelijk werkende CO2-meters hebben hangen in elk klaslokaal. Ik ben van plan om in september met hen in
gesprek te gaan om een plan van aanpak te maken omtrent het aanschaffen van CO2-meters. Mijn inzet was om het geld voor het aanschaffen van de CO2-meters geoormerkt in te zetten, maar wegens de complexiteit en tijd van het opzetten
van een maatwerkregeling werd toch besloten om het zo spoedig mogelijk via de lumpsum
ter beschikking te stellen.
Tevens vragen de leden van de SP-fractie of er een escalatieladder wordt opgesteld
indien de CO2-meter doorslaat, zoals ook de AOb13 voorstelt in haar brief. En worden scholen ook aangemoedigd het onderwijspersoneel
en onderwijsondersteunend personeel voor te lichten over de werking van de melder,
zodat zij weten hoe ze de melder moeten aflezen en wat zij moeten doen indien de melder
afwijkende waarden laat zien?
Het schoolbestuur moet zorgen dat hun schoolgebouwen voldoen aan de bestaande wettelijke
normen uit het Bouwbesluit én aanvullende richtlijnen voor een gezond binnenklimaat.
Voldoende verversen van de binnenlucht conform de eisen uit het Bouwbesluit en aanvullende
richtlijnen is volgens het RIVM voldoende om de blootstelling aan voor de gezondheid
nadelige binnenmilieufactoren te beperken. Het Landelijk Coördinatieteam Ventilatie
op Scholen (LCVS) heeft in 2020 vooral de capaciteitseisen van 6dm3/sec/p – met een
grenswaarde van 1200ppm CO2 (bestaande bouw van voor 1 april 2012) of 8,5dm3/sec/p – met een grenswaarde van
950ppm CO2 (nieuwbouw vanaf 1 april 2012) benoemd, naar de afspraken in de arbocatalogi van
het po en vo. Als de ventilatie niet voldoet aan de capaciteitseisen, kan dit verschillende
oorzaken hebben. Alleen de aanwezigheid van een voorziening voor luchtverversing (bijvoorbeeld
natuurlijke of mechanische ventilatie, of een combinatie hiervan) is niet voldoende.
Scholen moeten deze voorziening ook op de juiste manier gebruiken. Ook zijn de voorzieningen
voor ventilatie niet altijd goed. Het Programma van Eisen (PvE) Frisse Scholen helpt
scholen eisen te formuleren voor het ontwerp van energiezuinige en gezonde gebouwen
en installaties.
Scholen worden zeker aangemoedigd om onderwijspersoneel voor te lichten over de werking
van de melder. De Handreiking Optimaal Ventileren op Scholen van kenniscentrum Ruimte-OK14 bevat handzame adviezen om de werking van het ventilatiesysteem vast te stellen.
Zo is het soms afdoende om de werking van het bestaande systeem te optimaliseren.
Er kunnen verdergaande maatregelen nodig zijn, zoals aanpassing of vernieuwing van
het systeem, waarbij het kortgeleden geactualiseerde Programma van Eisen Frisse Scholen
behulpzaam kan zijn. Via de hulpteams die langs gaan op locatie worden scholen aangemoedigd
onderwijspersoneel te instrueren, wordt een analyse gemaakt van de situatie en worden
scholen aangemoedigd om een verdergaand Plan van Aanpak op te stellen voor structurele
verbetering waar nodig.
De leden van de SP-fractie vragen tevens waarom de Minister dit ook niet meteen regelt
voor het mbo15 en hoger onderwijs, aangezien dit ook daar nog niet goed geregeld is.
De bekostiging van huisvesting po en vo is anders dan de systematiek in het mbo en
ho. In het po en in het vo is de huisvesting een gedeelde verantwoordelijkheid van
gemeente en van school. De gemeente is verantwoordelijk voor de nieuwbouw en de school
is verantwoordelijk voor het (groot) onderhoud en aanpassingen aan het gebouw. Gemeenten
en schoolbesturen zullen voor het verbeteren van het binnenklimaat in schoolgebouwen,
maar ook voor de verduurzaming op lange termijn, nauw moeten samenwerken. Gemeenten
en schoolbesturen hebben elk verantwoordelijkheden aangaande schoolgebouwen. (bron:
toelichting bij Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 23 november 2020, nr. 2020–000066691, houdende regels voor het verstrekken van
specifieke uitkeringen voor de verbetering van het binnenklimaat in scholen)
In het mbo en ho ligt de verantwoordelijkheid voor een gezond werk- en leerklimaat
bij de instellingen zelf. Zij zijn verantwoordelijk voor het voldoen aan het bouwbesluit
en de adviezen van het RIVM betreffende ventilatie in onderwijsruimtes 16 (zie: https://lci.rivm.nl/ventilatie-en-covid-19). Om de luchtkwaliteit te meten zetten instellingen onder meer klimaatbeheersingssystemen
of CO2-meters in. Door de sectoren zijn de afgelopen periode tevens extra acties ondernomen
om de ventilatie waar nodig te verbeteren. De sectorraden in het mbo en ho hebben
aangegeven met de werknemersorganisaties in gesprek te blijven over eventuele zorgen
die leven rondom ventilatie of luchtkwaliteit en hoe deze kunnen worden weggenomen.
Graag verwijs ik ook naar de antwoorden van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 10 maart 202217 op vragen van uw kamer.
Ten slotte vragen de leden of het kabinet al tot nieuwe inzichten is gekomen of het
wel zo verstandig is om de verantwoordelijkheid voor schoolgebouwen bij gemeenten
te laten liggen, gezien de staat waarin veel onderwijsgebouwen verkeren onder andere
wat betreft ventilatie.
Er heeft een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar de onderwijshuisvesting
plaats gevonden. Het onderzoek heeft inzicht opgeleverd in de knelpunten die een voortvarende
aanpak in de weg staan. Een belangrijk probleem is dat de verantwoordelijkheid is
verdeeld. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor nieuwbouw, de schoolbesturen voor
onderhoud, aanpassingen aan het gebouw en exploitatie. Er is geen sprake van een kostenbenadering
voor de totale levensduur van het schoolgebouw (total-cost-of-ownership benadering).
Dat werkt vertragend en leidt niet tot de beste oplossing en is niet efficiënt. Een
mogelijke oplossing is dat de geldstromen naar de schoolbesturen en de gemeenten worden
gebundeld en geoormerkt en de verantwoordelijkheid bij één partij wordt belegd. Vanuit
het IBO onderwijshuisvesting wordt voorgesteld de verantwoordelijkheid voor nieuwbouw,
renovatie en onderhoud volledig bij de gemeenten te beleggen. Schoolbesturen krijgen
vervolgens onder voorwaarden het recht om die verantwoordelijkheid over te nemen.
Dit vraagt echter om wijzigingen in het stelsel. Een eerste stap hierin is het verplicht
stellen van een Integraal Huisvestingsplan (IHP). Hierover wordt naar verwachting
in maart 2023 een wetsvoorstel naar uw Kamer verstuurd.
Het Rijk, in ieder geval OCW, BZK, FIN, gaat samen met de PO-Raad, de VO-raad en de
VNG onderzoeken hoe en onder welke voorwaarden de middelen voor de onderwijshuisvesting
het beste zijn te bundelen en te oormerken. Door de verantwoordelijkheid en de middelen
bij één partij te beleggen kan vanuit het beginsel van total-cost-of-ownership worden
gehandeld. Die partij kan de gemeente zijn, het schoolbestuur, of een coöperatie van
schoolbesturen. Door te oormerken wordt voorkomen dat onderhoud, nieuwbouw of renovatie
wordt uitgesteld om tekorten op andere fronten aan te vullen. Het betreft wel een
ingrijpende operatie, er worden immers verantwoordelijkheden en financieringsstromen
gewijzigd. Daarvoor moeten verschillende wetten worden gewijzigd.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
Weliswaar komen er expertteams langs om de scholen op locatie te helpen, vindt de
Minister dat er in alle klaslokalen een CO2-meter moet komen en wil hij via de vierde incidentele suppletoire begroting 20 miljoen
euro hiervoor aanwenden, maar als de Minister schrijft over «gedeelde verantwoordelijkheid»
en gemeenten die met de schoolbesturen de ventilatie op de scholen in kaart moeten
brengen, dan schenkt hij juist partijen die op afstand staan van de dagelijkse lespraktijk
wel erg veel vertrouwen. Voor de gemeenten vormen noodzakelijke aanpassingen aan de
schoolgebouwen een kostenpost, die zij zullen willen beheersen en ook de schoolbesturen
bevinden zich vaak fysiek op afstand van de schoolgebouwen, zodat deze de problematiek
op die veilige afstand ernstig kunnen onderschatten. Onderkent de Minister dat docenten
en scholieren die dagelijks in de leslokalen samenkomen de werkelijkheid van het binnenklimaat
op de scholen vaak beter kunnen beoordelen dan de gemeente of het schoolbestuur?
Dat is precies de reden waarom in elk klaslokaal een CO2 meter moet hangen. De schoolbesturen krijgen geld om meters te kopen. Dan wordt de
beleving dat de kwaliteit van de lucht niet op orde is, ondersteund door objectieve
meetgegevens. Als uit de meting blijkt dat het niet goed is, kan de school Ruimte-OK
inschakelen. Als dan blijkt dat investeringen in maatregelen nodig zijn, kunnen gemeenten
samen met schoolbesturen 30% subsidie aanvragen. Om juist op die plekken waar de situatie
het meest urgent is de ventilatie te verbeteren, heb ik momenteel samen met de PO-Raad,
VO-raad en de VNG een maatwerkoplossing uitgewerkt. De juridische mogelijkheden voor
een verruiming van de rijksbijdrage zijn onderzocht. De maatwerkregeling voorziet
voor scholen die dat nodig hebben in een bijdrage van maximaal 60% van de projectkosten.
De aanpak is gericht op de situatie in de klas. Daar moet de lucht goed zijn, daar
gaan de adviseurs van Ruimte-OK naar toe. Om tot een sluitende aanpak te komen, is
ook een inventarisatie nodig van de ventilatiekwaliteit op alle scholen. Die wordt
gemaakt op het niveau van de gemeente. Gemeenten en schoolbesturen hebben zicht op
de kwaliteit van de onderwijshuisvesting, zij weten in welke schoolgebouwen de ventilatie
beter moet.
Tevens vragen zij of hij onderkent dat sommige individuele docenten en scholieren
eerder last kunnen ervaren van een gebrekkige ventilatie dan de meeste anderen, bijvoorbeeld
doordat zij lijden aan luchtwegallergieën (astma).
Ja, daarom is het belangrijk dat er binnen scholen goede afspraken worden gemaakt
tussen werknemer en werkgever, waarbij de instructiekaarten en handreikingen van Ruimte-OK
kunnen helpen om de ventilatiesituatie concreet te verbeteren. Ook is er de mogelijkheid
om de hulpdienst in te schakelen voor advies op maat. In ieder geval moet worden voldaan
aan de eisen van het Arbobesluit. De eisen die aan de luchtkwaliteit op de arbeidsplaats
worden gesteld staan in het Arbobesluit (artikel 6.2.: luchtverversing): Op de arbeidsplaats
is voldoende niet-verontreinigde lucht aanwezig. Luchtverversingsinstallaties zijn
altijd bedrijfsklaar. Luchtverversingsinstallaties functioneren zodanig dat werknemers
niet aan hinderlijke tocht worden blootgesteld. Luchtverversingsinstallaties zijn
voorzien van een controlesysteem dat storingen in de installatie signaleert voor zover
dat noodzakelijk is voor de gezondheid van de werknemers.
Docenten denken bij toezicht op het onderwijs vaak alleen maar aan de Onderwijsinspectie,
die zich hierbij afzijdig houdt. Vindt de Minister ook dat de Inspectie SZW18 (voorheen Arbeidsinspectie) een nadrukkelijker rol zou moeten oppakken bij de veiligheid
van individuele docenten in verband met het binnenklimaat in de leslokalen? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, wat gaat hij dan in dezen ondernemen? Welke andere mogelijkheden
ziet de Minister nog om de positie van het onderwijspersoneel bij deze problematiek
te versterken? Zouden docenten op grond van artikel 29 van de Arbowet aanspraak moeten
maken op het recht van personeel om het werk neer leggen, als er sprake is van slechte
ventilatie in de ruimten waarin zij moeten lesgeven? Hoe wil de Minister tevens de
scholieren een rol geven bij deze problematiek, die kan verschillen per schoolgebouw,
maar daarom zeker nog niet minder ernstig is, zo vragen de eerder genoemde leden.
Werkgevers zijn volgens de Arbowet verantwoordelijk voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden
voor hun werknemers. De Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) ziet hier op toe en werkt
daarbij programmatisch en risicogericht. Daarnaast neemt de inspectie onderbouwde
meldingen in onderzoek. In totaal zijn er tien meldingen van het type klacht & signaal
bij de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) binnengekomen over scholen, waarin het onderwerp
slechte/geen ventilatie werd genoemd. Geen van de klachten gaat uitsluitend over de
slechte ventilatie. Het zijn veelal verschillende klachten gebundeld in één melding.
Van de tien meldingen zijn er acht corona gelabeld. Er zijn vier meldingen in onderzoek
genomen. Hierbij zijn geen feiten geconstateerd. Er zijn mij verder geen meldingen
bekend dat onderwijspersoneel zich op grond van artikel 29 van de Arbowet genoodzaakt
zag het werk neer te legen vanwege slechte ventilatie in de ruimte waarin zij les
moesten geven. Beter dan het werk neerleggen is om met behulp van CO2 meters goed de luchtkwaliteit in het lokaal te volgen en bij overschrijding van waarden
passende maatregelen te nemen. Dat kan een kortstondige lesonderbreking inhouden.
Ouders van leerlingen in het po en leerlingen in het vo zijn vertegenwoordigd in de
medezeggenschapsraad. Ik raad iedereen aan hier echt een punt van te maken.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden zijn benieuwd hoeveel geld er nog beschikbaar is van de tweede SUVIS19-tranche? De sluitingstermijn is verlengd tot en met 30 april 2022, blijft de regeling
langer open als er nog geld beschikbaar is? Is bekend hoeveel scholen inmiddels gebruik
hebben gemaakt van de SUVIS-regeling? Hebben alle scholen inmiddels geïnventariseerd
of de ventilatie op orde is? De SUVIS-regeling is een samenwerking tussen schoolbesturen
en gemeenten. Verloopt die samenwerking goed? Tevens vragen zij of alle gemeenten
de kosten kunnen dragen voor hun deel. Zo niet, worden die gemeenten ondersteund?
30 april is het loket voor de SUVIS gesloten. In de laatste week van april zijn nog
134 aanvragen ontvangen. Op dit moment is de voorlopige prognose dat de 198 miljoen
euro volledig zal worden besteed.
Op 1 oktober 2020 heeft het Landelijk Coördinatieteam Ventilatie op Scholen (LCVS)
een «foto» opgeleverd met een stand van de ventilatiesituatie in schoolgebouwen in
het funderend onderwijs. Uit een landelijke extrapolatie van deze cijfers door kenniscentrum
Ruimte-OK wordt geschat dat op dat moment in 27% van de schoolgebouwen de ventilatie
niet op het gewenste niveau was, circa 2.300 schoolgebouwen. Sindsdien hebben veel
scholen en gemeenten werk gemaakt van het verbeteren van ventilatie, al dan niet via
subsidie uit de SUVIS-regeling.
In veel gevallen loopt de samenwerking goed. Circa 1.200 schoollocaties worden geholpen
met de SUVIS-regeling (stand 21 maart 2022). Hoewel veel scholen voortvarend aan de
slag zijn gegaan met het verbeteren van de ventilatie, al dan niet met hulp vanuit
de SUVIS en Ruimte-OK, heeft het Ministerie van OCW diverse signalen ontvangen dat
er scholen en gemeenten zijn die knelpunten ervaren bij deze opgave. In februari 2022
zijn daarom afspraken over extra hulp bij ventilatie gemaakt tussen OCW, PO-Raad,
VO-raad en VNG. De al aanwezige ondersteuning is hiermee grootschaliger opgezet in
de vorm van een hulpteam met experts, een telefoonnummer (0800–0224402) en de website
www.ventilatiehulp.nl. Op deze manier worden nog eens 422 schoollocaties (stand 7 april) concreet geholpen.
Eén van de afspraken is dat schoolbesturen door hun gemeente worden gevraagd informatie
over de huidige stand van de ventilatie in het schoolgebouw te geven, om lokaal prioriteiten
te stellen en om te delen met Ruimte-OK. Om aanvullend ook die scholen te helpen waar
maatwerk nodig is, werk ik momenteel samen met de VNG, de PO-Raad en de VO-raad aan
een maatwerkoplossing.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat uit verdiepend onderzoek van het kenniscentrum
Ruimte-OK blijkt dat op 27% van de schoollocaties de ventilatie niet op orde is (niet
aan de wettelijke norm voldoet). Heeft dit met een kennisachterstand te maken of heeft
dit ook financiële redenen?
Het niet op orde hebben van de ventilatie kan een scala aan oorzaken hebben. Een gebrek
aan financiële middelen is mogelijk. Ook kan het zijn dat een school binnenkort buiten
gebruik wordt gesteld en daarom ervoor wordt gekozen om de investering niet te doen.
Een ondeugdelijke werking van geïnstalleerde apparatuur is mogelijk. Ook kan het inderdaad
te maken hebben met gebrek aan kennis of onkundig gebruik van de apparatuur. De gedeelde
verantwoordelijkheid tussen scholen en gemeenten speelt ook mee. In welke mate er
sprake is van welke oorzaak verschilt.
De leden vragen wat de wettelijke norm is waar scholen aan moeten voldoen. Klopt het
dat deze wettelijke norm afwijkt van de normen bij de kinderopvang? Tevens vragen
zij of de Minister kan uitleggen waarom de normen op schoollocaties minder streng
zijn.
Een schoolgebouw en een kinderopvanglocatie dienen te voldoen aan de minimale luchtverversingsgraad
zoals benoemd in het Bouwbesluit. De normen zijn voor scholen niet minder streng,
maar voor de kinderopvang zijn de omrekenwaarden naar de CO2grenswaarden aanvullend opgenomen in het Bouwbesluit, omdat zeer jonge kinderen minder
handelingsmogelijkheden hebben als de luchtkwaliteit te ver daalt. Omdat jonge kinderen
(baby’s, peuters) in de kinderopvang minder zelfredzaam zijn, is in het Bouwbesluit
voor de kinderopvang een aanvullende bepaling opgenomen, uitgedrukt in CO2-grenswaarden die gerelateerd zijn aan de luchtverversingscapaciteit. Dat maakt toezicht
en handhaving eenvoudiger. Ook voor scholen kan een dergelijke omrekening van luchtverversingscapaciteit
naar CO2-grenswaarden worden gemaakt, maar die is niet aanvullend opgenomen in het Bouwbesluit.
Immers als de luchtverversingscapaciteit in scholen voldoet aan de gestelde normen,
zullen CO2-grenswaarden die gelden voor de kinderopvang in het algemeen ook niet worden overschreden.
Wie is er verantwoordelijk voor de luchtkwaliteit in schoolgebouwen? Zij vragen of
dat het bevoegd gezag is, of dat dit valt onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid.
En wie houdt hier toezicht op? Valt goede ventilatie wat het kabinet betreft onder
de zorgplicht voor fysieke veiligheid op scholen zoals die neergelegd is in de wet
op het Primair onderwijs en de wet op het Voortgezet onderwijs? Zo niet, waarom niet?
Tevens vragen zij wat er wel valt onder de zorgplicht voor fysieke veiligheid.
Het schoolbestuur is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de lucht in het schoolgebouw.
De gemeente heeft de verantwoordelijkheid om te voorzien in een passend schoolgebouw
voor een school. Dat gebouw moet voldoen aan de wettelijke bepalingen. Het schoolgebouw
moet bij oplevering dus zijn uitgerust met voldoende ventilatievoorzieningen voor
het dan geldende bouwbesluit. Voor het juiste gebruik en het onderhoud van die voorzieningen
is het schoolbestuur verantwoordelijk. Het schoolbestuur is ook verantwoordelijk voor
het welzijn van de leerlingen en het personeel. De arbeidsinspectie houdt toezicht
op de arbeidsomstandigheden waaronder de luchtkwaliteit.
De zorgplicht voor veiligheid op school is geregeld in artikel 4.c van de Wet op het
Primair Onderwijs en in artikel 3.b van de Wet op het Voortgezet Onderwijs. Deze artikelen
zijn in 2015 in de wet gekomen naar aanleiding van ernstige pestincidenten. In de
memorie van toelichting bij dit artikel staat: «Dit wetsvoorstel richt zich op sociale
veiligheid van leerlingen op school. Hieronder wordt ten minste verstaan: een school
is veilig als de psychische, sociale en fysieke veiligheid van leerlingen niet door
handelingen van andere mensen wordt aangetast.» Hieruit wordt duidelijk dat het bij
fysieke veiligheid gaat om geweld in de school. Ondeugdelijke ventilatie valt daar
niet onder. Het schoolbestuur heeft de plicht te zorgen voor een goede luchtkwaliteit
in de school op grond van het Arbobesluit.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief over het plan om alle klassen te
voorzien met een CO2-meter. Wel vragen de leden waarom er niet is gekozen voor een verplichting. Het geld
wordt beschikbaar gesteld via de lumpsumbekostiging, scholen kunnen het geld dus ook
voor andere zaken inzetten. Op welke manier wordt gecontroleerd dat het geld ook echt
naar CO2-meters gaat? Wordt bijgehouden welke scholen wel of niet een meter hebben aangeschaft?
Tevens vragen zij of bekend is hoeveel scholen op dit moment al een CO2-meter in de klas hebben en of het personeel ook inzicht heeft in de metingen.
Doordat de middelen worden verstrekt via de lumpsum, is er geen wettelijke bepaling
waarop de Inspectie van het Onderwijs of de instellingsaccountants van schoolbesturen
de aanschaf van CO2-meters achteraf kunnen controleren. Ik monitor of in de schoolklassen een CO2-meter staat. Dit doet mijn ministerie op diverse manieren. Zo is er een meldpunt
waar leraren kunnen melden dat er geen CO2-meter in de klas is. Als dit najaar uit de monitor blijkt dat te veel scholen geen
CO2-meter plaatsen, zal ik overgaan tot een plicht. Op dit moment onderzoek ik wat de
mogelijkheden voor een verplichting zijn. Er zal daarnaast worden onderzocht (middels
een aparte evaluatie) of de scholen daadwerkelijk een CO2-meter hebben opgehangen en of dit de gewenste inzichten oplevert. Ter ondersteuning
van de inzet van CO2-meters in de klas heeft Ruimte-OK een instructiekaart en handreiking opgesteld.
De leden lezen dat de abonnementskosten voor een monitoringssysteem voor de CO2-meters niet vergoed worden vanuit het Rijk vanwege de verantwoordelijkheid van schoolbesturen
voor een gezonde werkomgeving inclusief binnenklimaat. Wat als schoolbesturen deze
abonnementskosten niet betalen, is een CO2-meter dan nog bruikbaar? Ook vragen zij waarom het kabinet ervoor kiest om wel de
meter te vergoeden maar niet de abonnementskosten.
Scholen ontvangen bekostiging om elk klaslokaal van een CO2-meter te voorzien. Het is wenselijk, maar niet noodzakelijk om via een abonnement
de waarden online uit te kunnen lezen. Hiermee kan een school bijvoorbeeld tot een
jaar terug de meetgegevens zien en analyseren. Hiervoor betaalt een school maandelijks
abonnementskosten, circa € 12 per maand per schoolgebouw. Deze kosten kunnen scholen
betalen uit de reguliere lumpsum. Bij het gebruik van CO2-meters is het vooral van belang dat ter plekke de CO2-concentratie wordt gemonitord en daarnaar wordt gehandeld zodra daar aanleiding voor
is (bijvoorbeeld door het raam open te zetten). Er zijn daarnaast ook CO2-meters beschikbaar zonder abonnementskosten, maar die tot een week terug de meetgegevens
weergeven. Voor meer informatie over de mogelijkheden en het gebruik van CO2-meters kunnen leraren en schoolleiders terecht bij de hulpdienst.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er 2,7 miljoen euro wordt ingezet voor
hulpteams. Deze experts kunnen scholen van deskundig advies voorzien en scholen op
locatie helpen. Hoe worden deze hulpteams aangeboden? Kan elke school hier gebruik
van maken? Moeten scholen hier zelf om vragen? Is bekend hoeveel scholen zo’n team
nodig hebben? De leden vragen of 2,7 miljoen euro hiervoor genoeg is en zo ja, hoe
dit is berekend.
Scholen, leraren en gemeenten die voor de ventilatie hulp en advies nodig hebben,
kunnen gebruik maken van het telefoonnummer 0800–0224402 en de website www.ventilatiehulp.nl. Via het telefoonnummer kan een hulpteam van experts worden ingeroepen. Scholen die
advies nodig hebben worden dan bezocht door een expert die helpt met goede ventilatie
op de korte termijn en een plan om de ventilatie op de langere termijn verder te verbeteren.
De experts uit het hulpteam worden betaald uit dit budget. Schoolbesturen kunnen van
deze expertise kosteloos gebruikmaken.
De berekening voor de € 2,7 miljoen gaat ervan uit dat circa 1.554 schoollocaties
in het po en 155 schoollocaties in het vo bezocht kunnen worden door een expert vanuit
de hulpteams. Voor een bezoek van een expert in het po is acht uur gerekend, en een
bezoek in het vo veertien uur (beiden gespreid over meerdere dagdelen). Naar aanleiding
van het bezoek kan een advies tot verbetering van de ventilatie worden opgesteld met
een advies om daarvoor subsidie voor aan te vragen. Daarnaast wordt uit de 2,7 miljoen
euro de helpdeskfunctie, de ondersteuning van gemeenten, de coördinatie en begeleiding
van de hulpteams vanuit Ruimte-OK gefinancierd. Afrekening vindt per maand achteraf
plaats op basis van daadwerkelijke inzet.
Tevens zijn de leden benieuwd of deze plannen rondom de verbetering van de luchtkwaliteit
ook worden uitgebreid naar het mbo en ho
20
. Is bekend hoe het daar staat met de luchtkwaliteit? Zijn daar CO2-meters aanwezig? Tot slot vragen zij in hoeverre daar in de gaten wordt gehouden
of het binnenklimaat aan de wettelijke eisen voldoet.
De bekostiging van huisvesting po en vo is anders dan de systematiek in het mbo en
ho. In het po en in het vo is de huisvesting een gedeelde verantwoordelijkheid van
gemeente en van school. De gemeente is verantwoordelijk voor de nieuwbouw en de school
is verantwoordelijk voor het (groot) onderhoud en aanpassingen aan het gebouw. Gemeenten
en schoolbesturen zullen voor het verbeteren van het binnenklimaat in schoolgebouwen,
maar ook voor de verduurzaming op lange termijn, nauw moeten samenwerken. Gemeenten
en schoolbesturen hebben elk verantwoordelijkheden aangaande schoolgebouwen. (bron:
toelichting bij Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 23 november 2020, nr. 2020–000066691, houdende regels voor het verstrekken van
specifieke uitkeringen voor de verbetering van het binnenklimaat in scholen)
In het mbo en ho ligt de verantwoordelijkheid voor een gezond werk- en leerklimaat
bij de instellingen zelf. Zij zijn verantwoordelijk voor het voldoen aan het bouwbesluit
en de adviezen van het RIVM betreffende ventilatie in onderwijsruimtes (zie: https://lci.rivm.nl/ventilatie-en-covid-19). Om de luchtkwaliteit te meten zetten instellingen onder meer klimaatbeheersingssystemen
of CO2-meters in. Door de sectoren zijn de afgelopen periode tevens extra acties ondernomen
om de ventilatie waar nodig te verbeteren. De sectorraden in het mbo en ho hebben
aangegeven met de werknemersorganisaties in gesprek te blijven over eventuele zorgen
die leven rondom ventilatie of luchtkwaliteit en hoe deze kunnen worden weggenomen.
Graag verwijs ik ook naar de antwoorden van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 10 maart 2022 (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 2023).op vragen van uw kamer.
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
Ten eerste lezen de leden dat er voor sommige scholen een meer integraal plan moet
komen voor de huisvesting. De leden herkennen dat uit het interdepartementaal beleidsonderzoek
onderwijshuisvesting. Tegelijkertijd constateren de leden ook dat juist oplossingen
voor goede ventilatie enerzijds en meer ingrijpende aanpassingen aan de huisvesting
anderzijds, leiden tot spanningen tussen schoolbesturen en gemeenten over wie wat
moet betalen en waar eventueel subsidie voor beschikbaar is. De leden lezen dat er
in sommige gevallen maatwerkoplossingen geboden kunnen worden door het ministerie.
Het is goed dat daar middelen voor worden vrijgemaakt, maar de leden vragen de Minister
hoe wordt voorkomen dat vanwege dat spanningsveld heel veel scholen beroep moeten
doen op een maatwerkoplossing.
Vanuit goed werkgeverschap is het schoolbestuur verantwoordelijk voor een gezonde
en veilige werkomgeving. Daar hoort een goed binnenklimaat, waaronder goede ventilatie
bij. Bij het op orde brengen van de ventilatiesituatie, kan blijken dat het aanpassen
van het gebouw kosten met zich meebrengt. Deze kosten vallen dan primair onder de
verantwoordelijkheid van het schoolbestuur. Bij ingrepen die het karakter hebben van
een renovatie overleggen gemeenten en schoolbesturen over de verdeling van de kosten.
Echter Het Rijk heeft in tijden van Corona ook een verantwoordelijkheid in het verantwoord
fysiek openhouden van de scholen zodat leerlingen optimaal kunnen leren. In dit kader
is het op orde brengen van de ventilatie dus een gezamenlijke verantwoordelijkheid
van de schoolbesturen, gemeenten en OCW. Ook in de uitwerking van de maatwerkoplossing
zal dit het uitgangspunt blijven. Het doel van de maatwerkoplossing is waar nodig
de financiële middelen vanuit het Rijk áán te vullen en niet om deze over te nemen.
Tevens lezen de leden dat omwille van de tijd er besloten is om Kenniscentrum Ruimte-OK
in te schakelen zonder correcte aanbestedingsprocedure. Hier wordt urgentie en tijd
als argument aangehaald. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben hier hun vraagtekens
bij. Waarom heeft de Minister er niet eerder voor gekozen om te starten met een aanbestedingsprocedure?
Bijvoorbeeld na de aankondiging in de brief van 14 januari jl. dat het kabinet met
stevigere maatregelen komt? Zij vragen waarom er specifiek is gekozen voor het Kenniscentrum
Ruimte-OK. Welke andere opties heeft de Minister overwogen? Waarom is er bijvoorbeeld
niet gekozen voor een versnelde aanbestedingsprocedure of voor het clusteren van meerdere
kenniscentra, zo vragen de voornoemde leden.
De kosten voor uitvoering van de hulpteams en bijbehorende projectorganisatie zijn
geraamd op € 2,7 mln., zoals aan u medegedeeld is in de Kamerbrief van d.d. 3 februari
2022. Voor activiteiten van dergelijke omvang is het Rijk verplicht om een Europese
aanbestedingsprocedure te starten. Zo’n procedure neemt minimaal circa drie maanden
in beslag. De tijd om deze aanbestedingsprocedure op juiste wijze te doorlopen was
er niet gezien de urgentie van de ventilatiesituatie op de scholen. Toen deze beslissing
moest worden genomen waren de scholen net weer open na de laatste schoolsluiting.
Ik wilde er alles aan doen om een volgende schoolsluiting te voorkomen. Ik heb er
daarom voor gekozen om de opdracht aan Ruimte-OK te verstrekken omdat zij reeds ervaring
hebben met het ventilatievraagstuk en met het adviseren over onderwijshuishuisvesting
vanuit een onafhankelijke positie. Zo doen zij al enkele jaren projecten voor verduurzaming
van schoolgebouwen en ook op het gebied van ventilatie met subsidie van OCW. Ook hebben
zij het verdiepend onderzoek ventilatie uitgevoerd. De hulpteams zijn van start gegaan
in de eerste helft van februari 2022, deze vlotte start had op andere wijze niet gerealiseerd
kunnen worden. Ik realiseer mij dat het onwenselijk is af te wijken van de voorgeschreven
aanbestedingsprocedure, maar omdat het hier gaat om de gezondheid van leraren en leerlingen
heb ik in dit geval toch snel willen handelen.
Tot slot vragen de leden naar ruimte in de uitwerking voor eventuele experimenten.
Vanwege de coronacrisis is er veel onderzoek gedaan naar nieuwe manieren van goed
ventileren. Een goed voorbeeld is de speciale luchtfilters in klaslokalen in Staphorst
en enkele scholen in Zeeland. De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het belangrijk
dat er ruimte is voor nieuwe innovaties. Zij lezen hierover niets terug in de voorliggende
uitwerking. De leden vragen de Minister daarom hoe hij van plan is om ruimte voor
innovatie te behouden in de nadere uitwerking.
Lucht filteren is niet hetzelfde als ventileren, dus een luchtfilter kan niet in de
plaats van ventilatie komen. Ik deel de opvatting dat er ruimte moet zijn voor nieuwe
innovaties: ik vind het daarom ook belangrijk om in gesprek te blijven met wetenschappers
die onderzoek doen naar ventilatie en luchtreinigers. Daarnaast staat het ministerie
altijd open voor ideeënuitwisselingen met burgers omtrent dit thema. Verder ben ik
in overleg met de betrokken wethouder, het bedrijf en de scholen zodat de pilot op
basisscholen in de gemeente Staphorst zo goed mogelijk wordt uitgevoerd. Voorts voer
ik ook interdepartementaal overleg over de mogelijkheden voor een breder onderzoek
naar het instrument luchtreinigers en het effect ervan op infectieverspreidingen.
Ik zal uw Kamer rond de zomer informeren over de voortgang van de pilot in Staphorst
en de mogelijkheden voor breder onderzoek.
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
Aanpak ventilatie
De leden van de SGP-fractie constateren dat in de ondersteuning van scholen een belangrijke
rol is weggelegd voor het Kenniscentrum Ruimte-OK. Deze leden vragen hoe ook gebruik
gemaakt wordt van andere expertise, bijvoorbeeld als het gaat om het voldoen aan de
normen van het Bouwbesluit. Zij wijzen op organisaties als het Expertisecentrum regelgeving
bouw, dat in coronatijd ook betrokken is geweest bij de ventilatiecampagne vanuit
het Ministerie van VWS21. De leden vragen of de Minister contact wil leggen met dergelijke organisaties om
de opgebouwde ervaringen te benutten en de uitwerking te verrijken.
Ruimte-OK is een kenniscentrum dat speciaal in het leven is geroepen voor huisvesting
van scholen en kinderopvang. Ruime-OK participeert in het Kennis- en innovatieplatform
verduurzaming maatschappelijk vastgoed (KIP MV) waarin organisaties van de sectoren
zorg, sport, monumenten, musea, onderwijs en gemeenten hun krachten bundelen. De verschillende
organisaties binnen KIP MV onderhouden contacten met allerlei partijen die kunnen
bijdragen aan de verdere verbeteringen en ontwikkeling van het maatschappelijk vastgoed.
Bij de beleidsontwikkeling naar aanleiding van het IBO onderwijshuisvesting zal de
deskundigheid worden ingeschakeld die nodig is.
De leden van de SGP-fractie constateren dat op aanvraag ondersteuning en expertise
beschikbaar zijn voor scholen. Deze leden wijzen erop dat de motie van de leden Van
der Staaij/Paternotte22 ook spreekt over het landelijk aanjagen van het verbeteren van ventilatie. Zij vragen
hoe scholen ook proactief worden benaderd wanneer er indicaties zijn dat verbeteringen
noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld op basis van de uitgevoerde inventarisatie van het
scholenbestand.
Afgesproken is dat de VNG de wethouders onderwijs oproept zo snel als mogelijk in
overleg met de schoolbesturen na te gaan bij welke gebouwen het ventilatieprobleem
het meest urgent is. De VNG vraagt de gemeenten te inventariseren bij de schoolbesturen
hoe het staat met de ventilatie in de schoolgebouwen en deze informatie spoedig te
delen met Ruimte-OK. Daarbij kijkt Ruimte-OK ook naar hoe ze gemeenten kunnen helpen
met deze inventarisatie. De VNG vraagt de gemeenten om voor elke gemeente een ambtelijk
contactpersoon aan te melden bij Ruimte-OK om snel praktisch afspraken te kunnen maken
over de gezamenlijk aanpak door gemeenten en schoolbesturen van ventilatieproblemen
op scholen in hun gemeenten. Zo worden scholen proactief benaderd. Daarnaast heeft
de VNG een ledenbrief gestuurd naar al haar leden. N.a.v. deze ledenbrief hebben momenteel
50 gemeenten een contactpersoon doorgegeven. Ruimte-OK is in gesprek met de VNG over
een voorstel om dit aantal te verhogen.
De leden van de SGP-fractie hebben kritiek vernomen dat de navigator van het hulpteam
van Ruimte-OK te strikt zou zijn en daar mee bij scholen te snel de indruk kan wekken
dat de ventilatie niet op orde is. Zo zouden de getallen voor de referentiewaarden
van de meters in de Regeling Bouwbesluit 2012 enkel gelden voor scholen gebouwd na
april 2015. Ook is voor het beoordelen van de ventilatie van wezenlijk belang om uit
te gaan van de verschilconcentratie met de buitenlucht. Deze leden vragen hoe in de
uitwerking en advisering aan zulke uitgangspunten uitwerking wordt gegeven en in hoeverre
het mogelijk is om hiermee in de navigator duidelijker rekening te houden om scholen
optimaal te bedienen.
De Navigator Hulpteam Optimaal Ventileren kan door de school gebruikt worden om snel
inzichtelijk te maken of het nuttig is om het hulpteam in te schakelen, omdat de ventilatie
in de school geoptimaliseerd kan worden. In de navigator worden een paar korte vragen
gesteld over de ventilatie en binnentemperatuur. In de navigator wordt gevraagd of
de bouwvergunning voor of na 1 april 2012 is aangevraagd. Dat is bepalend voor de
wettelijke vereiste ventilatiecapaciteit. Voor schoolgebouwen met een vergunningsverlening
voor 1 april 2012 geldt een andere capaciteit voor luchtverversing dan voor gebouwen
met vergunningverlening vanaf april 2012. Als de grenswaarden die in de navigator
worden genoemd worden overschreden, is het advies het hulpteam in te schakelen. Het
hulpteam kan daarna de school ondersteunen met een bezoek aan de locatie, praktische
ondersteuning bij de vraagstukken en instructie van het schoolteam. De experts geven
daarbij tips voor optimaliseren van het gehele binnenklimaat. De navigator dient er
dus toe om scholen waar grenswaarden worden overschreden in gesprek te brengen met
deskundigen. Ik zal aan Ruimte-OK vragen het doel van de genoemde grenswaarden te
verduidelijken.
De leden van de SGP-fractie vragen wanneer de uitwerking verwacht kan worden van de
mogelijkheden om maatwerk te bieden in de financiering, in aanvulling op de mogelijkheden
op grond van de SUVIS-regeling.
Ik verwacht voor de zomer de uitwerking van de maatwerkoplossing met u te kunnen delen.
Inzet op korte termijn
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat voor een goede meting de positionering
van een CO2-meter van cruciaal belang is. Het kan voorkomen dat bijvoorbeeld onnodig maatregelen
moeten worden getroffen. Zij vragen of de stap een vast onderdeel is van de advisering
van scholen.
Het goed positioneren van CO2-meters is vanzelfsprekend onderdeel in de advisering van scholen omdat de goede positionering
cruciaal is voor een correcte bepaling van de CO2 waarden. Ter ondersteuning van de inzet van CO2-meters in de klas heeft Ruimte-OK een instructiekaart en handreiking opgesteld. Daarnaast
kunnen scholen gebruik maken van hulpteams via het telefoonnummer 0800–0224402 en
de website www.ventilatiehulp.nl. Scholen die advies nodig hebben worden bezocht door een expert die helpt met goede
ventilatie op de korte termijn en een plan om de ventilatie op de langere termijn
verder te verbeteren. Onderdeel van het bezoek van de expert is een instructie aan
het schoolteam (leraren, OOP, schoolleiding). Deze bestaat uit een algemeen kennisdeel
over optimaal ventileren op scholen en een deel dat specifiek ingaat op de locatie.
Tijdens de instructie worden ook de instructiekaarten besproken die in de klas aangebracht
kunnen worden. Na deze instructie zijn leraren in staat de CO2-meter goed te gebruiken en op tijd de juiste ventilatieacties te nemen voor het verbeteren
van de ventilatie op de werkplek. Ook weten zij wanneer en hoe ze problemen met betrekking
tot ventilatie kunnen signaleren in de organisatie
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Minister benadrukt dat onderwijshuisvesting
primair decentraal belegd is. Ook constateren zij dat de Minister eerder in reactie
op de aangenomen motie van het lid Bisschop23 stelde dat gemeenten met een bovengemiddeld aantal vo24-leerlingen meer geld krijgen25. Deze leden vragen een reactie op het signaal uit deze gemeenten dat de vergoeding
per leerling echter niet dekkend is, waardoor het tekort oploopt. Hoe neemt de Minister
dit aspect mee in de financiële ondersteuning? En hoe gaat de Minister specifiek de
150-plus gemeenten met een grote regionale onderwijsfunctie ondersteunen om ook te
kunnen voldoen aan hun onevenredig grote onderwijshuisvestingsvraagstuk?
De 150-plus gemeenten met een regiofunctie krijgen ook meer geld om scholen te bouwen.
De subsidieregelingen om klimaat- en duurzaamheidsmaatregelen te nemen vormen een
vast percentage van de totale projectkosten. De middelen die gemeenten ontvangen om
te zorgen dat elke school een passend schoolgebouw krijgt worden voor de scholen van
het voortgezet onderwijs en het speciaal onderwijs verstrekt op basis van het feitelijk
aantal leerlingen dat de scholen bezoekt. De reden is dat scholen van voortgezet onderwijs
en speciaal onderwijs vaak een regionale, gemeentegrens overschrijdende functie vervullen.
Door de noodzakelijke aanvullende investeringen in verband met klimaat- en duurzaamheidseisen,
kan de reguliere bekostiging ontoereikend zijn. Daar hebben alle gemeenten last van,
maar het is duidelijk dat gemeenten met een groot aantal leerlingen in het voortgezet
onderwijs of het speciaal onderwijs in verhouding tot de omvang van de gemeente, minder
mogelijkheden hebben om die ontoereikende bekostiging aan te vullen. De 150-plus gemeenten
krijgen dus ook geld voor de onderwijshuisvesting van leerlingen buiten hun gemeente.
De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre de Minister juridische procedures verwacht
van andere partijen als gevolg van het onrechtmatig verstrekken van de opdracht aan
het Kenniscentrum Ruimte-OK.
Ruimte-OK voorzag al in handreikingen, webpagina’s en overige informatievoorziening
over ventilatie. Het gaat om een uitbreiding van, en een aanvulling op bestaande activiteiten.
Tot nu toe hebben zich geen partijen gemeld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier