Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2021 (Kamerstuk 36100-IX-1)
36 100 IX Jaarverslag en slotwet Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2021
Nr. 8
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 24 juni 2022
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
van Financiën over het Jaarverslag Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2021
(Kamerstuk 36 100 IX, nr. 1).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2022. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Lips
Vraag 1
Gebruikt uw ministerie of uitvoeringsinstanties algoritmen bij de uitvoering van het
werk? Zo ja, kunt u daarvan een limitatieve lijst geven?
Antwoord op vraag 1
Het ontbreekt momenteel aan een gestandaardiseerd overzicht per Ministerie van welke
algoritmen worden gebruikt bij de uitvoering van het werk.
Op dit moment wordt de inzet van een algoritmeregister verkend in lijn met de moties
van de leden Klaver (Kamerstuk 35 510, nr. 16) en Dassen (Kamerstuk 35 925 VII, nr. 26). Hierover zal voor het zomerreces een brief aan de Kamer worden aangeboden.
De afgelopen periode zijn via diverse onderzoeken en naar aanleiding van WOB/WOO verzoeken
lijsten van algoritmen openbaar gemaakt en aan de Kamer verzonden. De uitvoering van
Motie21, de inventarisatie van gebruik van afkomstgerelateerde gegevens en het opruimen
van vervuilde data levert binnenkort een rapportage op over het gebruik van afkomstgerelateerde
gegevens in risicomodellen, algoritmen en verwerkingen. Deze rapportage zal voor het
zomerreces worden aangeboden aan de Kamer.
Vraag 2
Zijn er op ICT-systemen en het verwerken van data binnen uw ministerie en/of bij uitvoeringsinstanties
een Privacy Impact Analyses (PIA) of een Gegevensbeschermingeffectbeoordeling (GEB)
uitgevoerd in 2021? Zo ja, kunt u deze rapportages naar de Kamer zenden?
Antwoord op vraag 2
Voor meerdere verwerkingen met persoonsgegevens zijn er door de organisatieonderdelen
van het Ministerie van Financiën in 2021 data protection impact assessments (DPIA’s)
uitgevoerd.
Het Ministerie van Financiën onderzoekt of het mogelijk is om, in het kader van transparantie
en draagvlakvergroting, (delen van) de uitkomsten van DPIA’s openbaar te maken. Daarbij
wordt rekening gehouden met het afwegingskader van de Wet open overheid en informatie
over beveiligingsrisico’s of concurrentiegevoelige informatie.
Vraag 3
Hoeveel extern advies is er ingewonnen door uw ministerie in 2021?
Vraag 6
Hoeveel heeft het extern advies uw ministerie en/of haar diensten gekost in 2021?
Antwoord op vraag 3 en 6
In de beantwoording is gekeken naar advies ingewonnen door externe inhuur en door
middel van uitbesteding. In bijlage 3 van het jaarverslag van het Ministerie van Financiën
zijn de uitgaven aan externe inhuur opgenomen. Deze komen in totaal uit op circa € 468
miljoen. De post extern advies is hierbinnen niet expliciet gedefinieerd. In de tabel
hieronder zijn de posten opgenomen die het meest duidelijk linken aan advies. De uitgaven
hieraan bedragen € 294 miljoen. Daarnaast is er voor € 23 miljoen uitgegeven aan uitbestede
adviezen binnen de apparaatsuitgaven. Uitbestede advieskosten binnen de programma-uitgaven
zijn lastiger te herleiden uit de systemen en daarom niet meegenomen.
De kosten van extern advies door middel van externe inhuur zijn voor het Ministerie
van Financiën in het verslagjaar 2021 € 294 miljoen. Dit bedrag vindt u terug op regel
2 t/m. 6 van tabel 90 van Bijlage 3 inhuur externen.
Externe advieskosten inhuur*
(x € 1.000)
2. Organisatie- en Formatieadvies
€ 801
3. Beleidsadvies
€ 1.075
4. Communicatieadvisering
€ 7.482
5. Juridisch Advies
€ 44.334
6. Advisering opdrachtgevers automatisering
€ 240.326
€ 294.018
Vraag 4
Welke onderzoeken zijn extern uitgevoerd in 2021 en door wie?
Antwoord op vraag 4
In Bijlage 2 (pagina 164) van het Jaarverslag van het Ministerie van Financiën en
Nationale Schuld 2021 staan (onder meer) de afgeronde evaluaties en overige onderzoeken
die in 2021 zijn uitgevoerd. De onderzoeken die door een externe partij zijn uitgevoerd
zijn in onderstaande tabel weergegeven met daarbij vermelding van de onderzoekers.
Onderzoek:
Uitgevoerd door:
Evaluatie grenseffecten tabaksaccijnsverhogingen
RIVM
Commissie Draagkracht
Commissie bestaande uit o.a. externe leden; Henk Don (zelfstandig adviseur en toezichthouder),
Arjan Lejour (CPB / Tilburg University), Arjan Vliegenhart (NIBUD) en Marike Knoef
(Universiteit Leiden).
Onderzoek belasting op plastic
CE Delft
Commissie doorstroomvennootschappen
Commissie bestaande uit o.a. externe leden; dr. B. ter Haar (ABDTOPconsult), mr. M.
Bergwerff (onafhankelijk belastingconsulent), Prof. Dr. H. Vording (Universiteit leiden),
dr. F. Weyzig (Centraal Planbureau).
Onderzoek box 3 heffen werkelijk rendement
PWC
Onderzoek box 3 tegenbewijsregeling
Deskundigen; mr C.B. Bavinck, mr. dr. S.M.H. Dusarduijn, prof mr. Dr. M.B.A. van Hout
Onderzoek uitsplitsing bedrijfsmatig energieverbruik
CBS
Commissie praktische rechtsbescherming
Commissie bestaande uit externe leden; prof mr. Dr. M.B.A. van Hout, prof. Dr. M.L.M
Hertogh, dr. A. Zuurmond
Evaluatie eenmalige vrijstelling schenk- en erfbelasting t.b.v. de eigen woning
SEO Economisch Onderzoek
Evaluatie fiscale regelingen energiebelasting
CE Delft
Evaluatie Pilot CW3.1
Instituut Bestuurskunde Universiteit Leiden, KWINK groep en NSOB
ZBO-evaluatie AFM en DNB
Kwink Groep
Evaluatie Brexit
Deloitte
Ex-ante onderzoek carbon border adjustment mechanism
Trinomics
Onderzoek autonome vergroening BPM 2022–2025
TNO
Keuzewijzer autobelastingen
Revnext
Externe evaluatie op het mvo-beleid voor de ekv
Steward Redqueen
Onderzoek inventarisatie taken Belastingdienst
EY
Van idee tot en het uitvoeringstoets – Doorontwikkeling van samenspel tussen beleid
en uitvoering in beleidsontwikkeling
Andersson Elffers Felix (AEF)
Evaluatie van specifieke aspecten van de Nederlandse implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn
EY
Evaluatie implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten
SEO Economisch Onderzoek
Evaluatie afwikkelingsproces rentederivaten
ABDTOPconsult
Toepassing witte loontabel op uitkeringen van structureel bezwarende functies
Prof dr A.O. Lubbers en Prof mr. G.C. Boot
Vraag 5
Wat is de verhouding in FTE als het gaat om externe krachten, vaste contracten en
tijdelijke contracten op uw ministerie en bij uw diensten?
Antwoord op vraag 5
• De bezetting van het Ministerie van Financiën per 31 december 2021 is 33.196 fte.
Dit komt neer op 35.114 medewerkers.
• De verhouding inhuur externen ten opzichte van de bezetting wordt bepaald aan de hand
van de uitgaven inhuur externen ten opzichte van de totale personele uitgaven, zoals
opgenomen in het Jaarverslag 2021 Financiën en Nationale Schuld.
Percentage Inhuur
Beleidsdepartement
7,8%
Belastingdienst
15,5%
Douane
2,4%
Toeslagen
48,7%
MinFin
15,1%
De externe inhuur als percentage van de totale uitgaven aan personeel komt daarmee
voor het Ministerie van Financiën in 2021 uit op 15,1%, waarmee de Roemer-norm van
10% wordt overschreden. Deze hogere uitgaven voor externe inhuur houden met name verband
met de behoefte aan tijdelijk personeel, specifieke kennis die noodzakelijk was en
krapte op de arbeidsmarkt. Bij de Belastingdienst vindt de externe inhuur vooral plaats
bij de dienstonderdelen Informatie Voorziening en Klantinteractie- en Service. Behoudens
de reguliere inzet van Uitzendkrachten bij Directie Toeslagen vindt bij DG Toeslagen
vooral inhuur plaats voor de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen. Deze tijdelijke
organisatie maakt de inzet van tijdelijke extern personeel passend.
• De verhouding vast, tijdelijk met uitzicht op vast en tijdelijk gaat uit van het aantal
medewerkers met desbetreffende contracten en ziet er als volgt uit:
Verhouding
Vast
Tijdelijk
Tijdelijk
(uitzicht op vast)
Beleidsdepartement
79,3%
12,1%
8,5%
Belastingdienst
91,9%
6,1%
2,0%
Douane
89,7%
2,1%
8,2%
Toeslagen
88,0%
4.9%
7,1%
MinFin
90,6%
5,7%
3,7%
Vraag 6
Hoeveel heeft het extern advies uw ministerie en/of haar diensten gekost in 2021?
Antwoord op vraag 6
Zie vraag 3.
Vraag 7
Hoe analyseert uw ministerie zogenaamde «burgersignalen» die bij publieksvoorlichting
binnenkomen?
Antwoord op vraag 7
Het team publieksvoorlichting beantwoordt het overgrote deel van de vragen en signalen
die mensen per mail en per brief aan het Ministerie van Financiën stellen. Daarvoor
onderhoudt het team een netwerk van contacten binnen de organisatie, die de inhoudelijke
onderdelen van het antwoord aanleveren.
Als over een specifiek onderwerp meer dan gewoonlijk vragen worden gesteld, geeft
het team publieksvoorlichting dat door aan de beleidsafdeling die verantwoordelijk
is voor de inhoud van het beleid en/of de collega’s die verantwoordelijk zijn voor
de inhoud van de website over dat specifieke onderdeel.
Daarnaast deelt team publieksvoorlichting periodieke de rode lijnen van de binnengekomen
vragen – uiteraard geanonimiseerd – met het departement.
Vraag 8
Krijgt en bespreekt de bewindspersoon de «burgersignalen»?
Antwoord op vraag 8
Indien mensen vragen stellen die specifiek gericht zijn aan de persoon en niet aan
de functie van de Minister en/of de staatssecretarissen, dan legt team publieksvoorlichting
het antwoord voor verzending ter accordering voor aan de bewindspersonen.
Vraag 9
Hoe bepaalt uw ministerie welke contacten en afspraken van de bewindspersonen publiek
worden gemaakt? Welke handreiking ligt daarvoor bij de communicatie-afdeling?
Antwoord op vraag 9
Het ministerie gebruikt bij het openbaar maken van de agenda’s de rijksbrede handleiding
rondom het openbaar maken van de agenda op rijksoverheid.nl.
Vraag 10
Welke kosten heeft uw ministerie gemaakt aan juridische procedures?
Antwoord op vraag 10
Als uitgangspunt geldt dat de Staat en zijn bestuursorganen ervoor zorg dragen dat
voldoende juridische deskundigheid aanwezig is binnen de rijksoverheid, zodat gepaste
terughoudendheid kan worden betracht bij het inschakelen van de landsadvocaat en andere
externe juridische bijstandsverleners in zaken waarin bijstand niet in de wet is voorgeschreven.
Vertegenwoordiging in bestuursrechtelijke procedures of in civiele procedures waarvoor
geen verplichte vertegenwoordiging geldt, wordt dan ook in beginsel door eigen ambtenaren
uitgevoerd. Van de in die procedures betaalde griffierechten en/of proceskostenveroordelingen
wordt binnen mijn ministerie geen registratie bijgehouden.
Vraag 11
Wat heeft de inzet van de Landsadvocaat namens uw ministerie gekost?
Antwoord op vraag 11
In de brief van 16 mei jl. van de Minister van Justitie en Veiligheid aan uw Kamer
(Kamerstuk 35 925 VI, nr. 148) is aangegeven dat de kosten die door de Staat worden gemaakt voor de inzet van de
landsadvocaat voor de verschillende adviezen en juridische procedures jaarlijks gepubliceerd
zullen worden. In de herziene overeenkomst met de landsadvocaat is daartoe opgenomen
dat de landsadvocaat jaarlijks een overzicht aanlevert van het totaalbedrag dat de
Staat in verband met de advocatuurlijke dienstverlening aan zijn kantoor heeft voldaan.
De Staat kan met dit overzicht de eigen beschikbare cijfers ten aanzien van de kosten
controleren zodat een volledig beeld ontstaat. Voor de verantwoording over het jaar
2021 is dit traject al ingezet. Zodra de geverifieerde cijfers over 2021 beschikbaar
zijn, zal de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer hierover informeren.
Vraag 12
Hoeveel geld heeft uw ministerie uitgegeven aan extern juridisch advies in zijn algemeenheid?
Antwoord op vraag 12
In de beantwoording is gekeken naar advies ingewonnen door externe inhuur en door
middel van uitbesteding. In bijlage 3 bij het jaarverslag van het Ministerie van Financiën
zijn de kosten aan extern ingehuurd juridisch advies opgenomen. Deze bedragen € 44,3
miljoen. Daarnaast is er voor circa € 0,5 miljoen aan juridisch advies via uitbesteding
ingewonnen. In totaal komen de kosten van daarmee op € 44,9 miljoen. Uitbestede juridische
advieskosten binnen de programma-uitgaven zijn lastiger te herleiden uit de systemen
en hierbij daarom niet meegenomen.
Vraag 13
Hoe is tot nu toe uitvoering gegeven aan de aanbevelingen/conclusies van het rapport
van extern onderzoeksbureau over het traject van beleidsinitiatief tot uitvoeringstoets?
Antwoord op vraag 13
In het AEF-rapport «Van idee tot en met uitvoeringstoets» wordt geconcludeerd dat
het beleidsproces zoals deze nu is vormgegeven in de kern logisch is opgezet, maar
dat er wel ruimte is om het proces en de samenwerking verder te optimaliseren. Er
zijn aanbevelingen gedaan, waarbij een betere, eerdere en bredere samenwerking tussen
beleid en uitvoering als een rode daad door het rapport loopt. Beleid, uitvoering
en eigenaar werken aan verbeterstappen en bijbehorende randvoorwaarden naar aanleiding
van de aanbevelingen in het rapport. Een mooi voorbeeld van deze betere samenwerking
is dat tijdens de formatie van het kabinet Rutte IV de Belastingdienst in nauwe samenwerking
binnen het Ministerie van Financiën de eerste beoordelingen heeft gedaan van de uitvoerbaarheid
van (fiscale) formatievoorstellen.
Vraag 14
Waar op dit moment nog tekorten zijn met betrekking tot FTE? Op welke gebieden zijn
dat voornamelijk?
Antwoord op vraag 14
Bij het Ministerie van Financiën zijn met name bij de Belastingdienst, Toeslagen en
Douane tekorten met betrekking tot FTE. Dit is vooral merkbaar in het primair proces.
De moeilijkst vervulbare doelgroepen zijn fiscalisten, ICT-ers, data analisten, accountants
en fysieke toezichthouders. Er is – in een steeds krappere arbeidsmarkt – onverminderd
aandacht om de benodigde instroom te realiseren en nieuwe medewerkers in te werken.
Vraag 15
Hoe zullen de werknemers die op dit moment werkzaam zijn voor de Uitvoeringsorganisatie
Herstel Toeslagen (UHT) worden ingezet na afronding van de hersteloperatie? Zijn daarvoor
al plannen?
Antwoord op vraag 15
UHT heeft op dit moment een beperkte vaste- en tijdelijke formatie. De meeste medewerkers
van UHT zijn externen. Er zijn plannen om conform het O&F rapport 300 fte vast personeel
aan te nemen. De vaste medewerkers van UHT zullen na afronding van de hersteloperatie
in eerste instantie beschikbaar komen binnen het Ministerie van Financiën (in praktijk
waarschijnlijk de uitvoerende delen). In nauw overleg met Toeslagen en de Belastingdienst
zal bekeken worden hoe deze medewerkers een volgende functie kunnen vervullen. In
tweede instantie zal binnen het Rijk worden gezocht naar een passende functie.
Vraag 16
Wat is precies de definitie van «technische schuld»? Kunt u een verloop van de technische
schuld van de afgelopen jaren weergeven? Wat voor risico's zijn er met betrekking
tot de continuïteit van verschillende IT-applicaties? Hoe groot zijn deze risico's?
Wat is ervoor nodig om dit te adresseren in middelen, financiering en tijd?
Antwoord op vraag 16
Technische schuld is een in de ICT gebruikt begrip om achterstallig onderhoud aan
te duiden, bijvoorbeeld in de applicaties of in het platform waarmee de applicatie
is ontwikkeld.
De technische schuld is een in de IT-wereld gebruikte indicator van het achterstallig
onderhoud van applicaties, of wanneer een applicatie gebruik maakt van een verouderd
platform, de basis waarmee de applicatie ontwikkeld. De technische schuld van het
IV landschap is gedefinieerd als het aantal reguliere applicaties met technische schuld
ten opzichte van het totaal aantal reguliere applicaties.
De technische schuld kent een dalende lijn over de afgelopen jaren:
Eind 2018: 52%
Eind 2019: 44%
Eind 2020: 36%
Eind 2021: 30%
Risico’s voor de continuïteit van applicaties met technische schuld ontstaan vooral
doordat er steeds minder medewerkers beschikbaar zijn die de programmeertaal van deze
applicaties nog kennen. Indien daarnaast het gebruikte platform verouderd is, zal
de support van de leverancier afnemen en uiteindelijk stoppen. Als de ondersteuning
voor een platform wegvalt, kan het zelfs voorkomen dat een mogelijk probleem in het
geheel niet meer kan worden opgelost. Het directe risico is relatief laag, deze applicaties
werken al jarenlang relatief foutloos. De impact van een probleem neemt echter toe,
omdat we steeds minder kennis hebben om een dergelijk probleem op te lossen. Ten slotte
is er een effect op de wendbaarheid van het landschap. We kunnen wijzigingen niet
meer doorvoeren bij dit soort applicaties en daarmee is er een rem op nieuwe wetgeving.
Het programma Moderniseren IV (MIV) heeft tot en met 2022 € 105 miljoen aan middelen
ter beschikking om de technische schuld terug te brengen van 52% tot maximaal 30%.
Dit is gemeten in het percentage van het aantal applicaties t.o.v. het totaal. Aandachtspunt
is dat een paar grote applicaties gebruik maken van verouderde platformen. Zoals gemeld
in de technische briefing aan de Tweede Kamer en Eerste Kamer is de verwachting dat
modernisering van deze systemen zoals voor omzetbelasting, loonheffingen en inkomensheffing
nog zeker 5 tot 6 jaar doorloopt.
In het commissiedebat op 24 maart jl. is aangegeven dat de verwachting is dat het
ICT-systeem in 2025, bij een volgende kabinetsformatie, al zodanig geëquipeerd is
dat er meer mogelijk is in wetgeving dan bij eerdere formaties. Tegelijkertijd is
hierbij wel de waarschuwing dat nog goed bezien moet worden wat het effect is van
nieuwe wetgeving, projecten die uitlopen en herstelbeleid op de noodzakelijke modernisering
van systemen. Indien vertraging van de noodzakelijke modernisering niet wenselijk
is, dan kan het ook leiden tot een vertraging van invoering van nieuwe wetgeving.
Vraag 17
Waarom zorgt het lenen tegen een lagere rente door de Europese Commissie voor een
verhoging van de Nederlandse garanties?
Antwoord op vraag 17
De garanties voor SURE (Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency) en NGEU (Next Generation EU) worden aangepast als er een wijziging plaatsvindt in het Nederlandse aandeel in het
Europese bni of als er een wijziging optreedt in de uitstaande schuld met bijbehorende
renteverplichtingen. Het Nederlandse aandeel in het Europese BNI in 2021 is als gevolg
van de jaarlijkse update van de economische ramingen van de lidstaten door de Commissie,
gestegen van 5,7% naar tot 5,9%, wat leidt tot een hogere garantie. Daarentegen heeft
de Europese Commissie nieuwe leningen uitgegeven tegen lagere rentes dan voorheen
geraamd, wat leidt tot een lagere garantie. Per saldo leiden deze twee effecten tot
een verhoging van de garantie aan SURE met € 62,5 mln. en een verhoging van de garantie
aan NGEU met € 254 mln.
Vraag 18
Hoeveel geld aan leningen staat nu uit onder SURE en wanneer vervallen de Nederlandse
garanties op dit instrument?
Antwoord op vraag 18
SURE is ingesteld in reactie op de COVID-19-crisis en bedoeld om lidstaten te ondersteunen
bij het financieren van hoofdzakelijk werktijdverkortingsregelingen of soortgelijke
maatregelen ter bescherming van werknemers en zelfstandigen. Om zo werkloosheid en
inkomensverlies te verminderen, en in aanvulling daarop, voor de financiering van
sommige maatregelen op gezondheidsgebied, met name op de werkplek (op basis van artikel
122 VWEU). Via SURE kan de Europese Unie maximaal 100 mld. euro leningen aan lidstaten
verstrekken. De leningen kunnen tot het eind van 2022 worden verstrekt, tenzij de
Raad besluit om de duur van het instrument te verlengen.
Totaal is er momenteel 94,3 mld. euro toegezegd en 92,1 mld. euro uitgegeven aan lidstaten.
Het is niet uitgesloten dat er voor het overige bedrag nog additionele aanvragen zullen
komen (het committeren van middelen kan tot 31 december 2022).
De Nederlandse garanties op dit instrument vervallen wanneer de laatste leningen zijn
afgelost door de Unie. De looptijd van de garantie is daarom afhankelijk van de looptijd
van de door de Unie uitgegeven leningen. De uiterste terugbetaaldatum van leningen
uit hoofde van SURE is vastgesteld op 31 december 2053.
Vraag 19
Waarvoor is de extra inhuur van 35 miljoen euro met betrekking tot de Fraudesignaleringsvoorziening
(FSV) en dergelijken geweest en waarvoor was deze externe inhuur precies nodig? Wilt
u dit graag per onderwerp uiteenzetten?
Antwoord op vraag 19
De hogere uitgaven aan externe inhuur van 35 mln. euro bestaat uit vier grote dossiers.
Het betreft middelen voor o.a. dossieronderzoek voor de Fraude Signalering Voorziening
(ca. 6,5 mln. euro), de werkzaamheden voor e-commerce (ca. 10 mln. euro), vermindering
van de achterstanden in de bezwaarafhandeling (ca. 6 mln. euro) en verbetering van
de dienstverlening naar aanleiding van het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie
Kinderopvangtoeslag (ca. 10 mln. euro). Gegeven de krappe arbeidsmarkt en het flexibel
inspelen op ontwikkelingen is de inzet van inhuur in sommige gevallen nodig.
Vraag 20
Waarom is het percentage tijdige aangiften vennootschapsbelasting (VpB) in 2021 gedaald
ten opzichte van de eerdere jaren? Waar ligt dat aan?
Antwoord op vraag 20
Tot en met 2020 zijn de percentages voor tijdige aangiften VpB en IH gecombineerd
gemeten. Vanaf 2021 zijn deze percentages separaat inzichtelijk gemaakt. In onderstaande
tabel is het verloop van het percentage tijdige aangiften 2019–2021 VpB en IH afzonderlijk
opgenomen. Hieruit blijkt dat het percentage tijdige aangiften VpB sinds 2019 juist
is toegenomen.
Het verloop over de jaren is:
Percentage tijdige aangiften
2019
2020
2021
IH
92,5
92,9
92,6
Vpb
83,2
84,9
86,5
Totaal
91,9
92,4
Vraag 21
Waarom is de bereikbaarheid van Webcare (relatief) laag (80 procent)? Hoe komt dit?
Wat betekent dit precies? Hoe kan dit worden verbeterd? Is of wordt hierbij ook gekeken
naar lessen uit het bedrijfsleven?
Antwoord op vraag 21
De Belastingdienst hanteert bij Webcare de KPI dat 80% van de antwoorden binnen 2
uur worden gegeven. Het streven is om burgers en bedrijven zo snel mogelijk antwoord
te geven op hun vragen of opmerkingen. In een beperkt aantal gevallen lukt dat niet.
Dit heeft een aantal redenen:
1. Complexiteit van het antwoord.
Sommige reacties vergen interne afstemming en dit vergt meer tijd. Het gaat dan om
inhoudelijke afstemming of afstemming met woordvoering. Dit is in een aantal gevallen
noodzakelijk om de klant met zekerheid het juiste antwoord te kunnengeven.
2. Aard van de vraag.
Social media is een asynchroon communicatie kanaal. Er is niet bij alle vragen de
verwachting dat er direct rechtstreeks wordt gereageerd op de berichten vanuit de
Belastingdienst, zoals wel gebeurt bij telefonie of live chat. Klanten krijgen een
notificatie zodra de Belastingdienst heeft gereageerd.
3. Capaciteit.
Een nog hogere bereikbaarheid is te behalen met een ruimere bezetting en hoger geschoold
personeel. Het aanbod van werk is echter onvoorspelbaar als gevolg van bijvoorbeeld
nieuws over de Belastingdienst in de media waardoor bij een te ruime bezetting deze
mensen ook niet planbaar inzetbaar zijn op ander werk.
Om de KPI te verbeteren wordt continue gekeken naar het efficiënter maken van het
operationele proces binnen de mogelijkheden. De Belastingdienst heeft voor corona
bij diverse andere organisatie werkbezoeken gehad om te leren van hun operationele
en organisatorische inrichting. Hieruit bleek dat de inrichting van het Webcare team
bij de Belastingdienst zich prima kan meten met die van commerciële organisaties.
Maar ook nu blijven we ons extern oriënteren om te leren van andere organisaties.
Helaas is ook voor de Belastingdienst de krapte op de arbeidsmarkt een ontwikkeling
die invloed heeft op de KPI.
Vraag 22
Wat zijn de resultaten van de informatiecampagnes om de financiële weerbaarheid van
huishoudens te bevorderen in termen van bereikte personen of geconstateerde verbetering
van de financiële weerbaarheid van huishoudens?
Antwoord op vraag 22
Het is van belang om te blijven werken aan de financiële weerbaarheid van Nederlanders.
Het Ministerie van Financiën doet dat, samen met partners in de publieke en private
sector, onder meer via het platform Wijzer in geldzaken.1 Zo werden in 2021 allerlei instrumenten en informatie over geldzaken op de website
Wijzeringeldzaken.nl 2,3 miljoen keer bezocht. Ook onderwijs speelt een belangrijke
rol in het financieel weerbaar maken van de samenleving. Jong geleerd is immers oud
gedaan. Daarom organiseert Wijzer in geldzaken al meer dan tien jaar de Week van het
geld. Met alle activiteiten tijdens de Week van het geld in 2021 werden zo’n 3,3 miljoen
mensen bereikt en 25 procent van de bovenbouw (groepen 6, 7 en 8) deed mee aan de
Week van het geld.
Om Nederlanders te wijzen om zich op tijd te verdiepen in hun eigen pensioensituatie
wordt al 10 jaar de Pensioen3daagse georganiseerd. Twee op de vijf werkenden (30–67
jaar) heeft rondom de campagne van 2021 iets gehoord, gezien of gelezen over pensioenen
in de media. Een derde van de beroepsbevolking (30–67 jaar) heeft actie ondernomen
rondom de Pensioen3daagse (bijvoorbeeld pensioenbedrag gecheckt op mijnpensioenoverzicht.nl).
Als mensen in financiële problemen dreigen te komen, dan moeten zij de weg kunnen
vinden naar adequate ondersteuning of hulpverlening. Om die reden heeft Wijzer in
geldzaken in het najaar van 2021 met een campagne werkgevers gemotiveerd om een helpende
hand uit te steken naar werknemers met geldzorgen. Diverse radiospotjes en een reeks
BNR-radio uitzendingen leverden circa 70.000 extra bezoekers naar de website financieelfittewerknemers.nl.
Vraag 23
Hoe is de ontwikkeling van het werknemersbestand van staatsdeelnemingen verlopen sinds
het uitbreken van de coronacrisis? Kan hiervan per bedrijf een overzicht worden verstrekt?
Antwoord op vraag 23
In het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen rapporteer ik jaarlijks over het aantal
medewerkers per staatsdeelneming. In onderstaande tabel is de ontwikkeling van het
aantal medewerkers per staatsdeelneming (uitgedrukt in fte) tussen 2019 en 2021 weergegeven.
FTE 2021
FTE 2020
FTE 2019
AirFrance-KLM
74.721
75.861
86.138
BNG Bank
353
330
309
COVRA
69
66
60
FMO
579
599
574
Gasunie
1.616
1.558
1.482
Havenbedrijf Rotterdam
1.238
1.247
1.232
Holland Casino
2.713
2.833
2.992
Invest-NL
78
63
40
Invest International
90
n.v.t.
n.v.t.
KLM
27.444
30.740
33.026
Nederlandse Loterij
394
323
282
NS
32.729
36.655
36.673
NWB Bank
89
72
63
Schiphol
2.474
2.711
2.519
SRH
5
5
5
TenneT
4.586
3.927
3.526
Thales
2.129
1.964
1.834
UCN
1
1
1
Vraag 24
Welke staatsdeelnemingen kampen met personeelstekorten en om welke beroepsgroepen
gaat dit voornamelijk?
Antwoord op vraag 24
Net als veel andere bedrijven hebben ook vrijwel alle staatsdeelnemingen te maken
met personeelstekorten. De oorzaken hiervoor zijn veelal ziekteverzuim, uitstroom
van personeel en krapte op de arbeidsmarkt. De beroepsgroepen verschillen per deelneming.
Zo is er bij veel deelnemingen behoefte aan technisch geschoold personeel. Bij NS
is er daarnaast bijvoorbeeld ook een tekort aan machinisten en hoofdconducteurs en
bij Schiphol gaat het onder andere ook om beveiligingspersoneel.
Vraag 25
Hoeveel externe inhuur heeft er plaatsgevonden bij de staatsdeelnemingen?
Antwoord op vraag 25
Het inhuren van extern personeel is een verantwoordelijkheid van de staatsdeelnemingen
zelf. Als aandeelhouder beschik ik niet over deze informatie.
Vraag 26
Wanneer worden de realisatiecijfers uit tabel 29 bekend gemaakt?
Antwoord op vraag 26
De realisatiecijfers van de bijdrage van de exportkredietverzekeringen aan het bbp
worden jaarlijks door het CBS gepubliceerd rondom september. De realisatiecijfers
uit tabel 29 worden na publicatie in het jaarverslag 2022 verwerkt.
Vraag 27
Wat is precies de categorie donkergroen? Welke categorieën zijn er nog meer naast
groen, donkergroen?
Antwoord op vraag 27
Binnen de meetmethodiek groen bestaan de categorieën lichtgroen, groen en donkergroen.
Het Groene Label inclusief Groenlijst is op 14 januari 2021 met Uw Kamer gedeeld in
Kamerstuk 35 570 IX, nr. 42, waarin de drie categorieën worden toegelicht.
Vraag 28
Hoeveel cocaïne heeft de Douane de afgelopen jaren in beslag genomen? Kunt u hiervan
graag een overzicht sturen?
Antwoord op vraag 28
In onderstaand overzicht is weergegeven hoeveel cocaïne de Douane afgelopen jaren
in beslag heeft genomen.
2017
2018
2019
2020
2021
Vondsten verdovende middelen
Cocaïne (in aantallen bevinding)
1.146
1.251
1.109
1.426
3.586
In beslag genomen goederen
Cocaïne (in kg)
10.219
21.188
40.095
48.891
71.796
Vraag 29
Wat is er gebeurd met de 7,5 en 35 miljoen euro aan vrijgevallen middelen? Waaraan
is dat besteed?
Antwoord op vraag 29
De in het jaarverslag genoemde bedragen van 7,5 en 35 miljoen euro op artikel 10 zijn
in 2021 niet tot besteding gekomen en daardoor vrijgevallen. Dat houdt in dat deze
bedragen per ultimo 2021 als onderuitputting ten gunste komen van de Rijksbrede algemene
middelen en daarmee ten gunste van de schatkist en het EMU-saldo 2021.
Vraag 30
Welke stappen heeft Toeslagen gezet om als organisatie verder in control te komen?
Wat zijn hierbij de resultaten?
Antwoord op vraag 30
Na goedkeuring van de organisatorische inrichting als zelfstandig Directoraat Generaal
Toeslagen met bijbehorende formatie is in het najaar van 2021 gestart met het verder
versterken en invullen van een vaste tweedelijnscontrol organisatie op stafniveau
die toeziet op het verder versterken van de (financiële) beheersing, risicomanagement
en het verder in control brengen van de organisatie. Dit in aanvulling op het versterken
van de eerstelijnscontrol-organisaties van de directies zelf.
Inmiddels is er een stevige vastere formatie beschikbaar die stapsgewijs invulling
aan het geven is aan het oplossen van de door de ADR en de Algemene Rekenkamer benoemde
tekortkomingen. Waar nodig worden aanvullende zelfstandige controles ingericht en
in grotere frequentie uitgevoerd zodat eerder in beeld is waar verdere versterking
benodigd is. Tevens wordt door de control organisatie pro-actiever aandacht gegeven
aan het borgen van de rechtmatigheidsvereisten bij zowel de reguliere toeslagvoorzieningen
als bij de diverse regelingen die betrekking hebben op de hersteloperatie voor gedupeerde
ouders.
De strategische risicoanalyse wordt geactualiseerd evenals de onderliggende risicoregisters,
die waar nodig ook worden uitgebreid of aangescherpt.
Vraag 31
Wat is precies het toetsingskader ten behoeve van fiscale regelingen? Hoe wordt deze
toegepast?
Antwoord op vraag 31
Het toetsingskader fiscale regelingen, model 4.55 uit de Rijksbegrotingsvoorschriften,
wordt gebruik om de haalbaarheid en wenselijkheid van fiscale regelingen te toetsen.
Het toetsingskader bestaat uit zeven opvolgende vragen. Alleen als alle vragen bevestigend
en bevredigend beantwoord kunnen worden, komt een fiscale regeling aan de orde. Het
doel is om met deze vragen tot een heldere afweging te komen over overheidsuitgaven
in het algemeen en specifiek het instrument fiscale regelingen.
Zowel bij het toetsen van nieuwe fiscale regelingen als bij de periodieke evaluaties
van al bestaande fiscale regelingen wordt het toetsingskader toegepast. Sinds eind
vorig jaar zijn er stappen gezet om het toezicht op de toepassing van het toetsingskader
te verbeteren. De werking hiervan moet vooral dit jaar zichtbaar worden. Zo is het
toetsingskader doorlopen voor de vrijstelling in de overdrachtsbelasting voor de verkoop
onder voorwaarden.
Vraag 32
Kunt u een overzicht aanleveren van alle fiscale regelingen met eventuele bijkomstige
informatie (hoeveel levert/kost deze regeling, sinds wanneer is de desbetreffende
regeling actief, enzovoort)?
Antwoord op vraag 32
Een dergelijk overzicht wordt gepresenteerd in bijlagen 9 en 10 van de Miljoenennota.
Bijlage 9 geeft een overzicht van het budgettaire belang van de diverse regelingen.
Bijlage 10 bevat voor elke regeling een korte beschrijving, informatie over de laatst
uitgevoerde en/of geplande beleidsevaluatie en een toelichting op onder andere de
doelstelling en ramingsgrond. Daarnaast bevat bijlage 6 van het Financieel Jaarverslag
Rijk bevat een update voor een beperkt aantal regelingen waarvoor in mei al realisatiecijfers
beschikbaar zijn. De volgende volledige update van bijlage 9 en 10 volgt bij Miljoenennota
2023.
Vraag 33
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het wijzigingsbeheer van de IT-systemen
Belastingdienst? Kunt u, gelet op het feit dat staat vermeld dat uit het toezicht
blijkt dat het testproces nog onvoldoende verloopt, daarover (uitgebreid) meer toelichten?
Hoe verloopt deze test(en) precies? Wanneer verwacht u dat de testen wel voldoende
zijn? Wat is daarvoor eventueel nog nodig?
Antwoord op vraag 33
Het gaat in deze om de aantoonbare beheersing van het wijzigingsbeheer, onder meer door de documentatie rondom het testen
op orde te hebben. De Belastingdienst heeft de processen en de procedures, de opzet,
met betrekking tot wijzigingsbeheer verder beschreven en aangescherpt. Op korte termijn
zal de Auditdienst Rijk een onderzoek gaan uitvoeren of de beschrijving van deze processen
en procedures afdoende is. Daarna zal er gecontroleerd worden of er volgens de beschreven
processen en procedures wordt gewerkt. Het vaststellen van deze werking vindt plaats
door middel van het uitvoeren van (verbijzonderde) interne controles op wijzigingsbeheer,
door de uitvoerende directie Informatievoorziening. Plannen voor het uitvoeren van
deze controles zijn opgesteld. De controles zullen medio dit jaar gaan plaatsvinden.
De verwachting is dat deze werking in 2023 op orde zal zijn.
Binnen de Belastingdienst vindt het toezicht hierop plaats vanuit de concerndirectie
IV- en Databeheersing (IV&D) onder leiding van de Chief Information Officer (CIO).
Resultaten vanuit de (verbijzonderde) interne controles door de uitvoerende directie
Informatievoorziening (IV) zullen aan IV&D kenbaar worden gemaakt. IV&D kan dan aan
de hand van de gerapporteerde resultaten desgewenst bijsturen.
Testen vindt binnen de Belastingdienst op verschillende niveaus, risicogebaseerd plaats.
Hiervoor is binnen de uitvoerende directie Informatievoorziening een handreiking opgesteld.
Deze handreiking is niet vrijblijvend en heeft als focus het beschrijven van de belangrijkste
testaspecten. Uitgangspunt is om in een zo vroeg mogelijk stadium bevindingen te signaleren
en zo mogelijk te herstellen. In het kader van de aantoonbaarheid wordt er in de handreiking
veel belang gehecht aan het volledig en juist documenteren van de testresultaten.
Daarnaast worden er via het netwerk van professionals en de Vakgroep Testen, good
practices ter beschikking gesteld, zodat kennis en kunde hergebruikt kan worden.
Voor het aantoonbaar op orde krijgen van het testen is het belangrijk dat testresultaten
volledig en juist worden gedocumenteerd. Om het controlepad compleet te maken is het
daarnaast van belang dat er vastlegging plaatsvindt welke wijzigingen zijn doorgevoerd
en voldoen aan de eisen en welke wijzigingen niet zijn doorgevoerd, omdat niet aan
de eisen wordt voldaan en wat hiervan de redenen zijn. De voorwaarden voor het aantoonbaar
maken van uitgevoerde testen staan beschreven in de processen en aangescherpte procedures.
Vraag 34
Hoe vaak komen situaties voor zoals bij de erfbelasting dat aanslagen niet tijdig
opgelegd kunnen worden (dus ook bij andere aanslagen)? Wat wordt precies bedoelt met
«dat ICT functionaliteiten niet beschikbaar waren»? Hoe kan dit worden voorkomen in
de toekomst?
Antwoord op vraag 34
Voor ieder nieuw belastingjaar moet het automatiseringssysteem voor de erfbelasting,
Successie Erfbelasting Applicatie (SEA) worden aangepast; de zogenaamde jaaraanpassing.
Na technische oplevering van de desbetreffende functionaliteiten worden deze in de
praktijk getest voordat ze worden vrijgegeven voor productie. De vrijgave voor productie
heeft, door het oplossen van tijdens de test ontdekte problemen, niet zoals gepland
op 8 juni 2021 maar op 25 oktober 2021 plaatsgevonden. Deze vertraging in het opleveren
van de IV-functionaliteit hangt samen met grote wijzigingen in het model dat de basis
is van de aangifteproducten voor de schenk- en erfbelasting. Dit model was namelijk
nog ingericht op papieren aangiften. Door de wijzigingen maakt het model nu optimaal
gebruik van de mogelijkheid tot digitale aangiften onder SEA.
De gevolgen van de vertraging, die zijn ontstaan samenhangend met het berichtenmodel
2021, werken gedeeltelijk door bij het belastingjaar 2022.Voor 2022 zijn er echter
geen wijzigingen gepland in dit model die impact hebben op de IT-systemen voor de
schenk- en erfbelasting. Een dergelijke grote vertraging zoals in 2021 wordt daarom
niet verwacht.
Het komt vaker voor dat nieuwe functionaliteiten SEA en Ondersteuning Schenkbelasting
Applicatie (OSA) later worden opgeleverd dan gepland, of dat uit het testtraject blijkt
dat een functionaliteit nog niet naar behoren werkt. Dit levert vertraging op in de
uitvoering. Wij proberen dit samen met de keten Schenk- en erfbelasting en de directie
Informatievoorziening te voorkomen door standaard een analyse uit te voeren om de
impact voor de systemen bij wijzigingen in de processen of het berichtenmodel vroegtijdig
in beeld te brengen.
Vraag 35
Kunt u een overzicht geven van het aantal boekenonderzoeken en bedrijfsonderzoeken
van de afgelopen jaren? Zijn het aantal onderzoeken bij grote ondernemingen en MKB
op dit moment weer op peil?
Antwoord op vraag 35
Onderstaande tabel geeft voor de periode 2016 – 2021 inzicht in de ontwikkeling van
de aantallen boekenonderzoeken en bedrijfsbezoeken
2016
2017
2018
2019
2020
2021
Boekenonderzoeken
MKB
27.013
23.302
19.911
16.932
9.376
6.597
Grote Ondernemingen
917
828
713
654
489
454
Bedrijfsbezoeken
MKB
8.360
6.874
4.978
4.114
1.716
969
Grote Ondernemingen
1.563
1.381
1.745
1.842
1.180
1.735
De sterke daling in zowel boeken als bedrijfsonderzoeken in 2020 en 2021 komt onder
meer doordat het buitentoezicht tijdelijk stilgelegen heeft vanwege Corona. Vanaf
25 februari 2022 zijn de beperkende maatregelen voor het buitentoezicht behoudens
de basisregels opgeheven en wordt het reguliere toezicht weer volledig uitgevoerd,
Zie ook het antwoord op vraag 15 bij het Verantwoordingsonderzoek Jaarverslag 2021
IX (Kamerstuk 36 100 IX, nr. 9)
Vraag 36
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het «actieplan»?
Antwoord op vraag 36
De uitvoering van het actieplan is nog niet gestart omdat het plan bestuurlijk nog
moet worden vastgesteld. Over de hoofdlijnen van het actieplan wordt uw Kamer medio
juni geïnformeerd in de fiscale beleids- en uitvoeringsagenda.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier