Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda JBZ-Raad op 9 en 10 juni 2022 (Kamerstuk 32317-760)
2022D23011 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd over de volgende stukken:
• Voorstel aanpassing mandaat Eurojust inzake bewijsverzameling internationale misdrijven
(Kamerstuk 22 112, nr. 3398)
• Fiche: Richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Kamerstuk
22 112, nr. 3394)
• Reactie op het BIT-advies van het Adviescollege ICT-toetsing over «Realisatie JBZ-systemen
Ketenvoorzieningen» (Kamerstuk 32 317, nr. 754)
• Antwoorden op resterende vragen commissie over o.a. de geannoteerde agenda JBZ-Raad
3-4 maart 2022 (Kamerstuk 32 317, nr. 752).
• Reactie op verzoek commissie inzake de brief van de commissie Meijers over het regeerakkoord
(Kamerstuk 35 925 VI, nr. 138)
• Verslag van de formele JBZ-Raad van 3-4 maart 2022 (Kamerstuk 32 317, nr. 751)
• Verslag van de ingelaste JBZ-Raad van 28 maart 2022 (Kamerstuk 32 317, nr. 757)
• Geannoteerde agenda JBZ-Raad op 9 en 10 juni 2022 (Kamerstuk 32 317, nr. 760)
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Nouse
Inhoudsopgave
Blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
9
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
10
II
Antwoord / Reactie van de Minister
11
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de verslagen
van de JBZ-raden, de kwartaalrapportage van het eerste kwartaal 2022 en de geannoteerde
agenda van de JBZ-raad van 9 en 10 juni. Deze leden maken graag van de gelegenheid
gebruik de Minister nog enkele vragen te stellen over een aantal onderwerpen.
Digitale informatie-uitwisseling in terrorismezaken
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het streven
van de Raad om de aankomende JBZ-raad een onderhandelingsmandaat te bereiken over
het voorstel van 1 december. In aanvulling op de vragen die deze leden bij de vorige
JBZ-raad over dit onderwerp hebben gesteld, vragen zij de Minister in hoeverre de
tekst die nu voorligt tegemoet komt aan de bezwaren van Nederland en welke aanpassingen
van het voorstel de Minister noodzakelijk acht om instemming te kunnen verlenen. Ook
vragen deze leden welke oplossingen zijn getroffen om doublures met Europol te voorkomen.
In het verlengde van de vorige vragen zijn zij ook benieuwd wat het voorstel is dat
nu voorligt met betrekking tot de verplichting om biometrische gegevens te delen en
onder welke voorwaarden de Minister uiteindelijk zou kunnen instemmen met deze verplichting.
Verordening terroristische online inhoud
De leden van de VVD-fractie lezen dat op 7 juni 2022 de Verordening Terroristische
online inhoud (TOI-verordening) van kracht zal worden, dat op die datum de autoriteit
operationeel moet zijn en de uitvoeringswet in werking moet zijn getreden. De autoriteit
richt zich zowel op het tegengaan van verspreiding van terroristisch- als van kinderpornografisch
online materiaal. Deze leden zien dat de Afdeling advisering van de Raad van State
op 30 maart 2022 advies heeft uitgebracht over dit wetsvoorstel. Kan de Minister toelichten
waarom het wetsvoorstel nog niet is ingediend en welke gevolgen er zijn in de praktijk
als op 7 juni 2022 de nieuwe autoriteit nog niet operationeel is?
Verordening en richtlijn digitalisering justitiële samenwerking en toegang tot het
recht
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de antwoorden op
de vragen bij het voorstel voor een verordening en richtlijn digitalisering justitiële
samenwerking en toegang tot het recht. Gelet op de importantie van het onderwerp stellen
deze leden hier nog enkele vragen over, ondanks dat zij hebben gezien dat dit onderwerp
niet voor de JBZ-raad van 9-10 juni 2022 is geagendeerd. Zij vragen naar de laatste
stand van zaken met betrekking tot deze verordening en richtlijn en vragen wanneer
wordt verwacht dat dit onderwerp weer op de JBZ-raad wordt geagendeerd.
Tevens vragen de leden van de VVD-fractie wanneer de verkenning naar de voorziene
uitvoeringsaspecten op basis van het huidige voorstel gereed is en of deze verkenning
tijdig met de Kamer kan worden gedeeld, voorafgaand aan nieuwe besprekingen in de
JBZ-raad. Ook vragen zij in hoeverre de Minister optrekt met gelijkgestemde landen
zoals Italië, Duitsland en Frankrijk, waar onder andere geen instemmingvereiste van
verdachten is voor de toepassing van videoconferenties en ook geen zelfstandig rechtsmiddel
openstaat tegen een beslissing om van videoconferentie gebruik te maken.
Voorstel aanpassing mandaat Eurojust inzake bewijsverzameling internationale misdrijven
De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorstel van
de Commissie om het mandaat van Eurojust aan te passen naar aanleiding van ernstige
schendingen van het humanitair oorlogsrecht in Oekraïne. Kan de Minister nog nader
en concreter toelichten hoe wordt voorkomen dat er in de praktijk doublures ontstaan
tussen de taken en bevoegdheden van Eurojust en andere organisaties? Voornoemde leden
vragen of bij het antwoord op deze vraag specifiek kan worden ingegaan op mogelijke
doublures met Europol, het Internationaal Strafhof en het Joint Investigation Team
(JIT) dat Polen, Litouwen en Oekraïne gezamenlijk hebben opgericht.
(Mogelijk) Raadsbesluit hate crime/hate speech
De leden van de VVD-fractie constateren dat bij het schriftelijk overleg over de vorige
JBZ-raad een aantal vragen met betrekking tot het raadsbesluit door de Minister niet
inhoudelijk kon worden beantwoord, omdat het besluit haatmisdrijven toevoegen aan
artikel 83, lid 1, VWEU volgens de Minister geheel los moet worden gezien van (mogelijke)
initiatieven die daarop volgen. Voornoemde leden verzoeken de Minister alsnog alle
vragen die zij hebben gesteld op 28 februari 2022 over hate crimes/hate speech inhoudelijk
te beantwoorden, op het moment dat er een vervolgvoorstel verschijnt voor een richtlijn.
Kan de Minister dat toezeggen?
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het standpunt van de Minister dat een eventueel
vervolgvoorstel ten aanzien van hate speech geen nadelige gevolgen mag hebben voor
het in Nederland geldende recht op vrijheid van meningsuiting en voor andere grondrechten.
In aansluiting op de vragen die deze leden hebben gesteld bij de vorige JBZ-raad,
vragen zij welke argumenten in de Raad de afgelopen jaren zijn aangevoerd om haatmisdrijven
niet toe te voegen aan artikel 83 lid 1 VWEU en waarin een deel van de lidstaten nu
een expliciete aanleiding ziet om hatecrimes toe te voegen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat het belangrijk
is om geen «kerstboom» te maken van de lijst van artikel 83 lid 1 VWEU, in de zin
dat het toevoegen van misdrijven inherente inflatoire risico’s kent. Erkent de Minister
dit risico en zal de Minister dit inbrengen bij discussie over het voorgenomen Raadsbesluit?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie achten het van groot belang ook in Europees verband blijvend
aandacht te besteden aan het bestrijden van de handel in zwaar illegaal vuurwerk.
Hoe gaat de Minister de toezegging waarmaken die zij deed tijdens het commissiedebat
Jaarwisseling op 12 mei 2022, om in de JBZ-raad aandacht te vragen voor politiesamenwerking
of andere vormen van Europese samenwerking in de strijd tegen illegale vuurwerkhandel?
Kopgroepontbijt terrorisme
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het feit dat
ministers van België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Oostenrijk, Spanje, Zweden en
de EU zullen bespreken hoe de verschillende landen omgaan met (de dreiging van) uitreizigers
en het belang van vervolging en berechting. Is de Minister bereid daarin ook te verkennen
hoe, in gevallen waarin vrouwelijke uitreizigers waarvan de rechter in Nederland dreigt
de zaak te zullen beëindigen, die vrouwen samen met hun kinderen in samenwerking met
deze landen gerepatrieerd zouden kunnen worden? Is zij eveneens bereid te verkennen
hoe samengewerkt kan worden om Nederlandse weeskinderen te repatriëren?
Besluit haatzaaien-haatmisdrijven toevoegen aan Verdrag als EU-misdrijf: nieuwe poging
De leden van de D66-fractie onderschrijven het initiatief van de Europese Commissie
voor een wetgevende procedure om de lijst van EU-misdrijven uit te breiden met haatzaaiende
uitlatingen en haatmisdrijven. Deze leden vinden de vrijheid van meningsuiting een
groot goed, maar achten het van belang dat deze nooit gebruikt wordt als excuus of
rechtvaardiging voor haatzaaiende uitlatingen. Met de directeur van het EU-grondrechtenagentschap
Michael O» Flaherty zijn zij van mening dat er dan grenzen moeten worden gesteld aan
deze vrijheid. Deze leden begrijpen dat het tijdens de vorige JBZ-Raad niet gelukt
is om een akkoord te bereiken. Zij betreuren dat. Zij lezen evenwel ook dat het Voorzitterschap
tijdens deze Raad een nieuwe poging zal wagen. Kan de Minister aangegeven hoe kansrijk
zij deze poging acht? Mocht zij deze kans niet groot achten, wat wordt dan haar houding
ten aanzien van de lidstaten die kritisch zijn?
Toetreding EU tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM): voortgangsverslag
De leden van de D66-fractie lezen dat er sinds 202 meerdere onderhandelingsronden
zijn geweest tussen de EU en de Raad van Europa (RvE). Op enkele thema’s (baskets)
is voortgang geboekt, maar dat geldt niet voor alle thema’s, waaronder het Gemeenschappelijk
Buitenland – en Veiligheidsbeleid (GVBV). Het kabinet heeft aangegeven voorstander
te zijn van een spoedige toetreding van de EU tot het EVRM. Deze leden onderschrijven
dat en achten het daarom opportuun dat de onderhandelingen op alle thema’s vorderingen
boeken. Deze leden vragen de Minister in hoeverre zij de ingeslagen weg, waarbij er
hoofdzakelijk wordt onderhandeld over technische onderwerpen, de juiste acht om het
toetredingsproces spoedig te voltooien. Op welke termijn verwacht de Minister dat
er concrete stappen kunnen worden gezet op dit dossier?
Reactie op verzoek commissie inzake de brief van de commissie Meijers over het regeerakkoord
De leden van de D66-fractie lezen in de reactie van de Minister dat zij de mediavrijheid
en pluriformiteit in de Europese Unie van belang acht. In dat kader stippen zij de
Conceptrichtlijn verbod SLAPP-litigation (Strategic Lawsuits Against Public Participation)
aan. Deze leden stellen zich op het standpunt dat het voeren van strategische rechtszaken
tegen publieke inspraak, tegen kritische journalisten of mensenrechtenactivisten om
hen er van te weerhouden hun belangrijke werk te doen, de EU-waarden en het rechtssysteem
ondermijnen. De persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting zijn fundamentele rechten,
en de toegang tot informatie voor burgers is een onmisbaar element voor een gezonde
democratie. Deze leden zijn dan ook groot voorstander van de conceptrichtlijn om deze
praktijk aan te pakken en achten het van het grootste belang dat de Minister een voortrekkersrol
neemt om tot instemming te kunnen komen binnen de Raad. Kan de Minister uiteenzetten
hoe zij het wetgevingsproces voor de conceptrichtlijn zal bevorderen? Kan de Minister
uiteenzetten hoe zij, ondanks invloeden van lidstaten die de persvrijheid minder hoog
in het vaandel hebben staan, zal bepleiten dat het huidige voorstel niet afgezwakt
mag worden? Althans, in ieder geval met betrekking tot de belangrijkste minimale standaarden
zoals de mogelijkheid tot een vroegtijdige niet-ontvankelijkheidsverklaring, omkering
van de bewijslast, de mogelijkheid dat derde partijen zich in een procedure kunnen
voegen (waardoor de verweerder, bijvoorbeeld een journalist, een sterkere positie
heeft), regels om «forum shopping» tegen te gaan en de mogelijkheid tot schadevergoeding.
Binnen welke tijdsspanne voorziet de Minister instemming en implementatie van de richtlijn?
De richtlijn geldt op dit moment alleen voor grensoverschrijdende zaken, maar de bijbehorende
Recommendation schrijft voor dat deze regels ook voor nationale zaken zou moeten gelden.
Hoe zal de Minister zich inzetten om te zorgen dat deze Recommendation ook daadwerkelijk
wordt geïmplementeerd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben diverse vragen over de thema’s die de JBZ-raad aangaan.
Tevens hebben deze leden enkele vragen over diverse EU-voorstellen op het terrein
van de JBZ-raad.
Voorstel aanpassing mandaat Eurojust inzake bewijsverzameling internationale misdrijven
De leden van de SP-fractie onderschrijven het voorkomen van straffeloosheid in Nederland,
Europese lidstaten en derde landen. Vooral bij ernstige misdrijven zoals genocide,
misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven is het cruciaal dat de daders
bestraft worden. Dat de Europese Commissie ambities heeft om die straffeloosheid te
bestrijden en zelfs de samenwerking met het Internationaal Strafhof aan te gaan wordt
verwelkomd door deze leden.
Desondanks hebben deze leden toch diverse vragen over het voorstel van de Europese
Commissie (EC).
De leden van de SP-fractie lezen in het voorstel dat het mandaat van Eurojust fors
wordt uitgebreid. Hebben deze leden goed begrepen dat Eurojust voorheen alleen een
coördinerende taak had wanneer minstens twee lidstaten een strafrechtelijk onderzoek
hadden lopen naar zogenaamde Eurocrimes en dat Eurojust door dit voorstel voortaan
ook zelfstandig bewijsmateriaal mag gaan verzamelen, analyseren, bewaren en delen?
Klopt het dat deze bevoegdheden zeer strak zijn beperkt tot vervolging van genocide,
misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven of laat het voorstel ook enige
ruimte over om het nieuwe mandaat op andere misdrijven toe te passen? Is het vernieuwde
mandaat om voortaan ook geluidsopnamen, video- en satellietbeelden en foto’s te verwerken
alleen beperkt tot genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven
of ziet dit ook toe op de zogenaamde Eurocrimes? Is het correct dat er een nieuwe
technische faciliteit ontwikkeld moet worden om uitvoering te geven aan dit nieuwe
mandaat? Kan de Minister een stand van zaken geven van het voorstel?
De leden van de SP-fractie zijn ook benieuwd naar de overweging voor alternatieven.
Waarom werkt de route via een zogenaamde Joint Investigation Team (JIT) niet, waar
toch goede ervaringen mee zijn, zoals bijvoorbeeld rondom het neerhalen van de MH17?
Waarom is er niet voor gekozen het werken via JIT’s laagdrempeliger en effectiever
te maken?
Deze leden spreken in het bijzonder hun bezorgdheid uit over de grondslag voor het
verwerken van (persoons)gegevens. In het voorstel wordt er gesproken over «an automated data management and storage facility outside the case management system». Kan de Minister toelichten wat hiermee wordt bedoeld en waarom dit nodig is? Deze
leden vragen waarom deze route is gekozen. In de brief van de Minister, ter vervanging
van het gebruikelijke BNC-fiche, van 3 mei geeft de Minister aan dat zij geen voorstander
is van een Eurojust die zelfstandig opsporingshandelingen gaat verrichten of ruwe
informatie zou analyseren en dat zij met die inachtneming kan instemmen met het voorstel.
Maar is het niet zo dat het voorstel van de EC juist behelst dat Eurojust zelfstandig
een strafrechtelijk onderzoek gaat uitvoeren naar internationale misdrijven? Hoe kan
de Minister dan toch tot een positief oordeel over de uitbreiding van dit mandaat
komen? Deze leden bekruipt vaker het gevoel dat de EC crises aangrijpt om (vergaande)
bevoegdheden te centraliseren. Kan de Minister uitleggen of daar hier ook sprake is
en haar antwoord toelichten?
De leden van de SP-fractie zijn ook nieuwsgierig naar de gekozen procedure. Waarom
is deze zeer ongebruikelijke procedure gevolgd voor een dergelijk ingrijpend voorstel?
Hoe meent de Minister dat met deze procedure tegemoet is gekomen aan de controlerende
taak van de Tweede Kamer?
Europese plannen ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het voorstel van de EC om online
kinderporno te bestrijden. Deze leden onderschrijven het bestrijden van het maken
en verspreiden van kinderporno. Toch moet ook de Europese bestrijding van kinderporno
proportioneel en effectief zijn. Daarom hebben zij diverse vragen. Zij beseffen echter
dat het BNC-fiche er nog niet is en spreken hun hoop uit dat het er snel alsnog zal
komen. Immers, hoe sneller Nederland een standpunt inneemt hoe makkelijker het is
om de besluitvorming te beïnvloeden.
De leden van de SP-fractie willen daarom alvast meegeven om in het BNC-fiche in te
gaan op de volgende zaken. In welke mate het internet gefilterd gaat worden in de
zoektocht naar kinderporno en hoe de toepassing van kunstmatige intelligentie daarin
verwerkt gaat worden. Welke lessen heeft Nederland geleerd voor wat betreft kunstmatige
intelligentie en hoe worden deze betrokken bij de beoordeling van dit voorstel? Hoe
gaat voorkomen worden dat materiaal dat geen kinderporno is toch offline wordt gehaald
en daarmee een inbreuk maakt op de vrijheid van meningsuiting? Hopelijk kan de Minister
deze thema’s terug laten komen in het fiche.
Richtlijn aanpak geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de EU-richtlijn om seksueel en
huiselijk geweld te bestrijden. Hoewel deze leden het bestrijden van geweld tegen
vrouwen en huiselijk geweld volledig onderschrijven hebben zij diverse vragen rondom
de subsidiariteit van het beginsel. Kan de Minister toelichten wat de meerwaarde is
van dergelijke gedetailleerde en ingrijpende minimumvoorschriften ter bestrijding
van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld en de strafbaarstelling van de diverse
delicten die in de richtlijn worden beschreven? Waarom zou het niet aan de lidstaten
zijn om zelf te bekijken hoe en op welke wijze, passend bij de eigen juridische normen
en uitvoering, passende bescherming wordt geboden waarbij deze leden zeker van mening
zijn dat een zeker minimum of een passende bodem aan bescherming geboden is?
De leden van de SP-fractie vragen sinds wanneer het bijvoorbeeld de bevoegdheid van
de EU is om iets te regelen met betrekking tot de hoogte van het eigen risico in de
zorg. Waarom zou vanuit een Europese richtlijn dringend opgelegd moeten worden aan
lidstaten dat slachtoffers hulp moeten krijgen en hun gegevens gedeeld mogen worden,
ook als zij daar géén toestemming voor geven?
Dit vragen de leden van de SP-fractie vooral omdat ze in het BNC-fiche lezen dat de
Minister positief is over de subsidiariteit van het voorstel. Dat verbaast. De Minister
legt in haar toelichting de nadruk op de grensoverschrijdende aard van computercriminaliteit.
Maar deelt de Minister de mening van deze leden dat het voorstel veel verder gaat
dan het bestrijden van computercriminaliteit zoals in dit geval het openbaar maken
van beeldmateriaal van seksuele aard? Kan de Minister daarom toelichten waarom het
oordeel dan toch positief is over het gehele voorstel, waar niet de voorwaarde aan
zit dat het om grensoverschrijdende situaties moet gaan? Waarom zet dit de deur niet
open om voor alle misdrijven op Europees niveau strafbaar te stellen aan de hand van
minimumvoorschriften?
Kan de Minister toelichten welke alternatieven de EC heeft overwogen om geweld tegen
vrouwen en huiselijk geweld te bestrijden en waarom die niet de voorkeur genieten
van de EC en daarbij tevens aangeven welke route de voorkeur van de Minister geniet?
Intra-Europese overlevering van verdachten en veroordeelden
De leden van de SP-fractie grijpen ook dit overleg aan om aandacht te vragen voor
het vraagstuk van overlevering van verdachten tussen lidstaten. De afbrokkeling van
de rechtsstaat in sommige lidstaten leidt tot zorgen over dit middel bij deze leden.
Kan de Minister bevestigen dat het aantal weigeringen van overleveringsverzoeken de
afgelopen jaren drastisch is afgenomen? Is er een causaal verband vast te stellen
tussen het aantal weigeringen van overleveringsverzoeken en de herziening van de Overleveringswet
vorig jaar?
De leden van de SP-fractie zijn met name geïnteresseerd in het strenge toetsingskader.
Deze leden vroegen hier eerder al veelvuldig aandacht voor. Kan de Minister daarom
reageren op het artikel «De scherpe randen van het overleveringsrecht» in Mr. Online
van 17 mei 2022? Erkent de Minister de spanning tussen rechtsbescherming van personen
aan de ene kant en het systeem van Europese Aanhoudingsbevelen aan de andere kant?
Wat ziet de Minister in het voorstel om de Internationale Rechtshulp Kamer (IRK) de
bevoegdheid te geven een uitvaardigende lidstaat te verzoeken een minder ingrijpend
middel in te zetten? Is de Minister bereid daarvoor te gaan pleiten bij de Europese
collega’s en om tevens de drempels van de Europese Toezichtsmaatregel en het Europees
Onderzoeksbevel tegen het licht te houden? Hoe kijkt de Minister aan tegen het pleidooi
om bagatel-EAB’s uit te zonderen?
In het verlengde hiervan hebben de leden van de SP-fractie ook een vraag over de Wederzijdse
erkenning en tenuitvoerlegging (WETS)-procedure met Polen. Klopt het dat Polen voorwaardelijke
invrijheidsstellingen niet (meer) uitvoert, zoals bij de inwerkingtreding van de WETS
het beeld was van de Nederlandse regering en wat betekent dit voor de straf van Poolse
verdachten die in het kader van de WETS hun strafrestant in Polen mogen uitzitten?
Is er hier in de praktijk niet alsnog sprake van strafverzwaring?
Toetreding van EU tot het EVRM
De leden van de SP-fractie zijn uitgesproken voorstander van toetreding van de EU
tot het EVRM omdat het de mensenrechten en het naleveren ervan bevordert. Kan de Minister
de nieuwste stand van zaken schetsen na de onderhandelingsronde van 10 tot en met
13 mei in Straatsburg? Wat kan de Minister doen om voortgang te maken?
Afbreuk van de rechtsstaat en het coronaherstelfonds
De leden van de SP-fractie blijven onverminderd bezorgd over de afbraak van de rechtsstaat
in de Europese Unie. Recent springen met name de onderhandelingen tussen Polen en
de EC over het coronaherstelfonds in het oog. Op 1 mei wisten de partijen een akkoord
te bereiken. Deze leden vrezen dat de EC is gevallen voor een cosmetische ingreep
in de Poolse rechtsstaat. Erkent de Minister dat er hier sprake is van een puur cosmetische
ingreep en dat het de onafhankelijkheid van Poolse rechters niet tot een acceptabel
niveau brengt? Is het inderdaad zo dat in feite dezelfde rechters de disciplinaire
Kamer blijven vormen?1 Klopt het bovendien dat de voorgestelde wijzigingen nog door Poolse senaat behandeld
moet worden? Welke consequenties verbindt de Minister aan de uitblijvende verbetering
van de rechtsstaat in Polen voor de toegang tot het coronaherstelfonds? Is de Minister
bereid Polen de toegang tot het coronaherstelfonds te ontzeggen in overeenstemming
met gelijkgezinde lidstaten? Kan de Minister het antwoord toelichten?
Prüm II verordening
De leden van de SP-fractie hebben vernomen dat de Raad een gezamenlijke positie over
de Prüm-II verordening in lijkt te gaan nemen. Kan de Minister toelichten hoe aan
het werken met persoonsgegevens voldoende waarborgen worden gesteld en of de Minister
niet vreest dat deze verordening een disproportionele inbreuk op de privacy van inwoners
vormt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ter voorbereiding
op het algemene deel van de JBZ-raad. Zij hebben enkele specifieke vragen ten aanzien
van het door het voorzitterschap beoogde principebesluit inzake haatzaaien. Deze leden
vragen ter inleiding of de Minister de antwoorden van dit schriftelijk overleg uiterlijk
maandag 6 juni aan de Kamer wil doen toekomen, zodat voldoende gelegenheid bestaat
voor eventuele vervolgstappen in aanloop naar de Raad.
Hate crime en speech
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Minister het principebesluit inzake
artikel 83, lid 1, VWEU los wil zien van de verdere uitwerking. Deze leden begrijpen
deze stellingname voor zover het de procedurele kaders betreft, aangezien de uitwerking
pas gerealiseerd kan worden nadat het principebesluit genomen is. Inhoudelijk gezien
kunnen deze leden de opstelling van de Minister echter niet volgen. Hoe kan de Minister
inhoudelijk een positief oordeel geven over noodzaak, subsidiariteit en proportionaliteit
als er geen begin van zicht is op hoe uitwerking vorm zal krijgen? Zij constateren
dat tot op heden in de stukken rond dit principebesluit volstaan wordt met de constatering
dat sprake is van een forse toename van online haatzaaien en de open deur dat online
haatzaaien een grensoverschrijdend aspect heeft, maar dat volstrekt onduidelijk blijft
welke praktische verbeteringen te verwachten zijn van het principebesluit. Ten overvloede
merken deze leden hierbij nog op dat het huidige instrumentarium in Nederland en andere
lidstaten volgens het kabinet voldoet. Kan de Minister in hoofdlijnen schetsen op
welke concrete punten de aanpak in de EU belemmerd wordt en welke specifieke oplossingen
als gevolg van het principebesluit tot substantiële versterking van de aanpak van
haatzaaien gaan leiden? Waarom is juist deze ongebruikelijke uitbreiding van de strafrechtelijke
route nodig, terwijl voor het tegengaan van online verspreiding toch meer verwacht
kan worden van EU-plannen inzake de verantwoordelijkheid van internetplatforms en
-bedrijven?
De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister meer zicht kan bieden op de verhoudingen
in de Raad ten aanzien van het principebesluit. In de stukken wordt gesproken van
een aantal landen dat bezwaren heeft tegen het principebesluit, al dan niet om inhoudelijke
redenen. Daarbij benoemt het kabinet enkel het thema LHBTI, terwijl het principebesluit
ook ziet op andere groepen die te lijden hebben onder haatzaaien. Waarom deze beperking?
Moeten deze leden uit het verslag opmaken dat de bezwaren zich concentreren op het
onderwerp LHBTI? Kan de Minister aangeven welke lidstaten om welke redenen terughoudend
zijn?
De lezen van de SGP-fractie wijzen op de eerdere opmerkingen van het kabinet dat er
binnen de EU problemen zouden zijn om tot een gezamenlijke definitie te komen op seksuele
gerichtheid en LHBTI+. Daarbij werd ook vermeld dat Nederland expliciet heeft opgeroepen
gezamenlijk te komen tot een definitie met oog voor de verschillen in de Europese
samenlevingen. Kan de Minister toelichten wat precies met deze opmerkingen is bedoeld
in het kader van het principebesluit? Is de bedoeling om bij het principebesluit en
de uitwerking ervan tot een aanpak te komen die past bij de uiteenlopende culturen
en overtuigingen in de verschillende lidstaten? En aan welke alternatieven denkt de
Minister als deze routes niet slagen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
I. Justitie
Gegevensbescherming in het kader van handelsovereenkomsten
De leden van de Volt-fractie lezen dat de Minister schrijft dat de Minister in de
Raad zal benadrukken dat een nieuw adequaatheidsbesluit alleen tot stand mag komen
als ten volle aan de uitspraak van het EU-Hof in de Schrems-II zaak tegemoet wordt
gekomen. Wat betekent dat concreet voor het huidige voorstel dat voorligt? Welke aanpassingen
moeten er volgens de Minister aan het voorstel worden gedaan? Moeten er buiten het
voorstel ook aanpassingen worden gedaan aan bestaande juridische kaders? Zo ja, welke?
Mogelijk Raadsbesluit hate crime/hate speech
De leden van de Volt-fractie lezen dat de Minister ervoor waakt dat vervolgwetgeving
geen nadelige gevolgen heeft voor het in Nederland geldende recht op vrijheid van
meningsuiting en voor andere grondrechten. Hoe interpreteert de Minister het in Nederland
geldende recht op vrijheid van meningsuiting. Is dat beperkt tot de rechten in de
Grondwet of worden daar ook rechten uit internationale verdragen zoals het EVRM en
het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie bedoeld? Welke potentiële nadelige
gevolgen ziet de Minister, mede gelet op het feit dat hate speech en hate crime ook
nu al verboden zijn in Nederland?
Raadsconclusies kinderrechtenstrategie
De leden van de Volt-fractie constateren dat Nederland het belang van kwetsbare groepen
zoals LHBTI-kinderen heeft benadrukt door een verwijzing naar beleid dat genderinclusief
is. Nu blijkt dat twee lidstaten niet konden instemmen met de ontwerpconclusies vanwege
andere interpretaties van het begrip gender. Inmiddels verwacht de Minister dat alle
lidstaten kunnen instemmen. Is de verwijzing naar beleid dat genderinclusief is uit
de ontwerpbesluiten gehaald? Zijn de rechten van deze kwetsbare groep nu wel voldoende
geborgd? Zal de Minister ook instemmen indien dit niet het geval is?
II. Binnenlandse zaken
Oekraïne; voortgang 10-puntenplan
De leden van de Volt-fractie vragen waaruit de personele en materiële capaciteit van
Frontex in Estland en aan de grens tussen Moldavië en Roemenië bestaat. Waar wordt
de capaciteit voor ingezet? En welke inspanningen gaat de Minister leveren om tegemoet
te komen aan het belang dat lidstaten waar nodig financiële steun krijgen voor de
opvang van ontheemden? De Minister geeft aan het 10-puntenplan te steunen en dat het
houvast heeft geboden. Zijn er onderdelen van het plan die de Minister minder geslaagd
vindt? Gaat zij daarop acteren?
Versterking samenwerking CT-autoriteiten
De leden van de Volt-fractie lezen dat binnen de Counter Terrorism Group (CTG) de
afzonderlijke veiligheidsdiensten samenwerken op het gebied van terrorismebestrijding.
Tegelijkertijd is nationale veiligheid een nationale aangelegenheid. Kan de Minister
onderzoeken, aan de hand van de presentatie, welke onderdelen van het veiligheidsbeleid
beter op EU-niveau aangepakt kunnen worden? Zijn er aanwijzingen dat bepaalde onderdelen
van het nationale veiligheidsbeleid niet beter in EU-verband kunnen worden aangepakt?
Graag een toelichting.
Strijd tegen radicalisering
De leden van de Volt-fractie vragen aan de Minister of Nederland onderdeel van de
RAN-werkgroep (Radicalisation Awareness Network) is die het onderwerp ongewenste financiering
uitwerkt? Zo ja, wat is de Nederlandse inzet in de RAN-werkgroep? Kan de Minister
terugkoppelen wat het Voorzitterschap op dit traject heeft toegelicht en hoe daar
door de Minister op is gereageerd?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
L.L. Nouse, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.