Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
36 123 Wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten (tegengaan huwelijkse gevangenschap en enige andere onderwerpen)
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
1. Aanleiding
Deze wijziging behelst het schrappen van een onderdeel van het bij koninklijke boodschap
van 25 november 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten (Huwelijkse
gevangenschap en enige andere onderwerpen) (Kamerstukken 35 348) (hierna: het wetsvoorstel), te weten artikel IIIA. Dat artikel omvat een uitbreiding
van de strafbaarstelling van artikel 449 Sr. naar partijen die vrijwillig, vóórdat
hun huwelijk ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand is voltrokken,
partij zijn bij een godsdienstige plechtigheid die op dat huwelijk betrekking heeft.
De uitbreiding omvat daarnaast een uitzondering op deze strafbaarstelling voor personen
die de andere partij hebben verzocht tot medewerking aan de ontbinding van dat religieuze
huwelijk, opgenomen in een nieuw derde lid bij artikel 449 Sr. Beide elementen zijn
eerder bij wijze van amendement aan het wetsvoorstel Huwelijkse gevangenschap en enige
andere onderwerpen toegevoegd.1 Daarnaast wordt artikel I, onderdeel B, geschrapt uit het wetsvoorstel. Dat artikel
bevat twee artikelen waarmee voor familierechtelijke procedures wordt afgezien van
het niet in werking getreden artikel 30j Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering.
Nu artikel 30j niet meer in werking zal treden, kunnen deze artikelen worden geschrapt.
2. Adviesronde op verzoek Eerste Kamer
In het voorlopig verslag van de vaste Commissie voor Justitie en Veiligheid van de
Eerste Kamer2 is verzocht om de Raad voor de rechtspraak (Rvdr), de Nederlandse Vereniging voor
Rechtspraak (NVvR), Stichting Slachtofferhulp, het Openbaar Ministerie (OM) en eventueel
andere relevante en deskundige derden om advies te vragen over artikel IIIa van het
wetsvoorstel. In dit verzoek is bewilligd, waarbij tevens advies is gevraagd aan Femmes
For Freedom, Slachtofferhulp Nederland en de Nationale Politie.
Advies is ontvangen van de Rvdr, de NVvR, het OM, Slachtofferhulp Nederland en Femmes
For Freedom3. De bevraagde partijen zijn unaniem negatief over de strafbaarstelling van partijen
bij een religieus huwelijk dat aan een burgerlijk huwelijk vooraf gaat. Algemeen wordt
opgemerkt dat de strafbaarstelling ingaat tegen het doel van het wetsvoorstel en de
positie van een slachtoffer van huwelijkse gevangenschap verzwakt in plaats van versterkt.
De regering onderschrijft deze opmerkingen. Om de positie van slachtoffers van huwelijke
gevangenschap niet onnodig te verzwakken daarmee wordt middels deze novelle voorgesteld
de strafbaarstelling te schrappen uit het wetsvoorstel. Hierna wordt kort meer specifiek
ingegaan op de inhoud van de gegeven adviezen.
De Rvdr heeft aangegeven dat de formulering van de strafbaarstelling niet aansluit
bij de doelstelling van het wetsvoorstel. De Raad merkt op dat het onduidelijk is
op welke wijze huwelijkse gevangenschap en/of huwelijksdwang bestreden wordt. Hierbij
wordt opgemerkt dat het logischer zou zijn om de persoon specifiek strafbaar te stellen
die de ontbinding van het huwelijk in de weg staat. Verder werpt de strafbaarstelling
een onwenselijke drempel op voor personen die uit het religieuze huwelijk willen stappen,
aldus de Raad. De betrokkene zal daarvoor immers het begaan van een mogelijk strafbaar
feit onder de aandacht moeten brengen van de autoriteiten. Dat dit feit onvrijwillig
is begaan, zal voor de betrokkene lastig aangetoond kunnen worden. Het voorgestelde
derde lid bij artikel 449 Sr, dat de strafbaarheid van personen moet voorkomen die
slachtoffer zijn van huwelijkse gevangenschap, is daarbij te ongericht: een enkel
verzoek is voldoende, ongeacht wanneer dit wordt gedaan. Volgens de Raad zijn er daardoor
verschillende scenario’s denkbaar waarbij het de vraag is of de strafbaarstelling
dan wel de vrijstelling het beoogde doel, tegengaan van huwelijkse gevangenschap,
wel dient.
De Wetenschappelijke Commissie van de NVvR stelt dat nut en noodzaak van de aanpassing
van artikel 449 Sr onvoldoende is aangetoond. Bovendien brengt het voorgestelde gewijzigde
artikel 449 Sr tal van problemen mee, aldus de NVvR. Het territoriaal bereik van de
bepaling is onduidelijk. En ook de term «vrijwillig» is niet eenduidig in een context
waar huwelijksdwang voorkomt. Als het bruidspaar of een van de huwelijkspartner in
spe niet veel heeft in te brengen, kan hen moeilijk een verwijt worden gemaakt, terwijl
onduidelijk blijft of het huwelijk in zo’n geval als niet-vrijwillig zal gelden. Daarbij
constateert ook de NVvR dat voor de vervolging noodzakelijk is dat een van de partijen
het begaan van een mogelijk strafbaar feit onder de aandacht zal brengen van de autoriteiten.
Het voorgestelde artikel 449 Sr is volgens de NVvR voor de strafrechter en het OM
moeilijk uitvoerbaar en handhaafbaar en zal daarom in de rechtspraktijk vooral een
dode mus blijken.
Het OM stel dat artikel 449 Sr in de praktijk een slapend bestaan leidt. Dat zal niet
veranderen met de voorgestelde verruiming van dit artikel, aldus het OM. Alles afwegende
komt het OM tot het oordeel dat de strafbaarstelling geen rol van betekenis zal gaan
spelen.
Slachtofferhulp Nederland merkt op dat zij geen voorstander is van het voorgestelde
Artikel IIIa. De voorgestelde strafbaarheid zal drempelverhogend werken voor slachtoffers
van huwelijkse gevangenschap. Onduidelijkheid over de vraag of een slachtoffer met
succes een beroep kan doen op een strafuitsluitingsgrond zal een drempel vormen voor
slachtoffers om een beroep te doen op hulpverlening. Essentiële behoeften van slachtoffers
zijn duidelijkheid en voorspelbaarheid, aldus Slachtofferhulp Nederland. De organisatie
vraagt zich af of deze strafbaarstelling niet een averechts effect zal hebben in de
gewenste voorlichting en bewustwording over dit onderwerp. Een juridisch lastig uitlegbare
strafbepaling zal het niet makkelijker maken om slachtoffers met bijvoorbeeld een
niet-westerse achtergrond hier goed over voor te lichten.
Femmes For Freedom stelt dat de strafbaarstelling ingaat tegen het doel van het wetsvoorstel.
De wijziging is onvoldoende doordacht en laat veel vragen open, aldus Femmes For Freedom.
Ten onrechte wordt de nadruk gelegd op illegale huwelijken, terwijl voor het beter
tegengaan van huwelijkse gevangenschap de voorstellen om artikel 1:68 BW en artikel
827 Rv te wijzigen voldoende zijn. Met de toevoeging van lid 2 aan artikel 449 Sr
wordt de huwelijkse gevangenschap juist in stand gehouden en verliest het voorstel
voor de wijziging van artikel 1:68 aan betekenis. Femmes For Freedom concludeert dat
het de positie van slachtoffers verslechtert.
3. Inhoud voorstel ten aanzien van artikel IIIA
De in de vorige paragraaf genoemde organisaties wijzen terecht op de mogelijkheid
dat de strafbaarstelling zoals geïntroduceerd met artikel IIIA een drempel kan vormen
voor de hulpvraag van slachtoffers. Dat averechtse effect, samen met de uitgesproken
verwachtingen over de onuitvoerbaarheid en de verwachting dat het artikel voor de
vervolging geen rol van betekenis zal spelen, brengt de regering tot het oordeel dat
artikel IIIA, bij nadere beschouwing, niet wenselijk is. Met deze novelle wordt dan
ook voorgesteld dat artikel te schrappen uit het wetsvoorstel tot wijziging van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten
(Kamerstukken 35 348).
Voor de inwerkingtreding van deze novelle wordt aangesloten bij de inwerkingtreding
van het voornoemde wetsvoorstel.
4. Inhoud voorstel ten aanzien van artikel I, onderdeel B
Artikel I, onderdeel B, omvat twee bepalingen die zien op de mondelinge behandeling
in familierechtelijke zaken. Deze artikelen zijn opgenomen ter afwijking van het nog
niet in werking getreden artikel 30j van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
In het licht van de wet van 3 juli 2019 tot verruiming van de mogelijkheden van de
mondelinge behandeling in het civiele procesrecht (Stb. 2018, 241) en het gegeven dat niet langer de verwachting bestaat dat artikel 30j Rv
in werking zal treden,4 kunnen deze artikelen worden geschrapt. Daarmee wordt ook recht gedaan aan de discussie
over de briefprocedure rond het afzien van de mondelinge behandeling bij onder andere
de verlenging van een ondertoezichtstelling en een machtiging uithuisplaatsing.5 In de TK brief van 11 mei jl.6 en het debat over uithuisplaatsingen van 12 mei jl. is aangekondigd dat zal worden
onderzocht op welke wijze opvolging kan worden geven aan de aanbevelingen genoemd
in de factsheet. Het is niet opportuun dat vooruitlopend hierop een wettelijke verankering
van deze procedure plaatsvindt.
5. Internetconsultatie
Van 13 december 2021 tot 10 januari 2022 kon het publiek reageren op het ontwerp van
deze novelle via de website internetconsultatie.nl. Dat heeft geleid tot twee reacties,
waarvan een in algemene zin steun uitsprak voor het wetsvoorstel tegengaan huwelijkse
gevangenschap. De tweede reactie sprak steun uit voor het uitgangspunt dat het burgerlijk
huwelijk voorgaat op een religieus huwelijk, en stelde dat strafbaarheid van het afwijken
van deze volgorde niet onredelijk is omdat betrokkenen weten of hadden kunnen weten
dat eerst het burgerlijk huwelijk plaats dient te vinden. De beide reacties hebben
niet geleid tot een andere afweging dan genoemd in paragraaf 3. De regering acht het
voorkomen van drempels voor een hulpvraag van slachtoffers van doorslaggevend belang,
mede gelet op de beperkte betekenis die een strafbaarstelling in de vervolgingspraktijk
zou hebben.
6. Uitvoeringsaspecten
Gelet op de aard van het voorstel, leidt deze niet tot wijzigingen voor burgers of
uitvoeringsorganisaties. De novelle is toegezonden aan het Adviescollege toetsing
regeldruk (ATR). Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies,
omdat het voorstel naar verwachting geen directe (omvangrijke) gevolgen voor de regeldruk
heeft.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.